De haarlok van Napoleon
Waar blijft de haring?
De stoute eendjes
f Een guitenstreek van Jan van Griet,
den Uilenspiegel van den Neder-Rijn.
In het begin van de vorige eeuw woonde
in een klein dorpje in het hertogdom Ba
den een barbier, die heel gewoon op z'n
Hollandsch Jan heette. Dezen naam had
hij te danken aan zijn moeder, die een
rasechte Hollandsche was en luisterde naar
den naam Griet. Het zal je dus heelemaal
niet verbazen, als ik je vertel, dat dit ke
reltje eenvoudig Jan van Griet genoemd
werd, (want met achternamen maakte men
zich in dien tijd, zooals je misschien wel
weet, nog heelemaal niet druk!)
Behalve Jan van Griet had de man nóg
een naam en die luidde: de Uilenspiegel
van den Neder-Rijn. En deze laatste beti
teling had hij heelemaal alleen aan zich
zelf te danken. Jan was nJ. een guit, zoo
als er geen tweede rondliep. Altijd had hij
wat geks of wat bijzonders en daarbij ver
stond hij uitstekend de kunst, den braven
boeren uit zijn dorp het geld uit den zak
te kloppen!
Eens op een dag echter kreeg Jan een
doodelijken schrik: hij ontving de plech
tige mededeeling, dat binnen een half uur
de groote Napoleon zich door hem wilde
laten scheren.
De Keizer stond toen op het toppunt
van zijn macht, maakte een reis door zijn
veroverde gebieden en wilde zich naar het
huis van een voorname dame begeven, die
hem had uitgenoodigd. En dus moest
hij er netjes uitzien! En aangezien Jan
van Griet de eenige barbier in het dorp
was nu, je begrijpt al wel, dat het wer
kelijk waar was en dat Jan erg schrok!
Nauwelijks echter was het belletje van
zijn barbierswinkel, dat het bezoek van
den boodschapper des keizers had aange
kondigd, uitgeklonken, of het begon weer
opnieuw te klingelen. Ditmaal kwam er een
Engelschman binnen, die al langen tijd
achter Napoleon aanreisde omde be
roemde haarlok, die den keizer over het
voorhoofd viel, te bemachtigen voor zijn
rariteitenverzameling.
Hij was eenvoudig bezeten door de ge
dachte aan die lok en geen prijs was hem
te hoog ervoor! En dus bood hij Jan van
Griet een ongelooflijke som, als hij hem
den haarlok van Napoleon in handen kon
spelen, natuurlijk ingeval hij zijn haar zou
moeten knippen. En Jan was slim genoeg
om op het zaakje in te gaan.
Nooit in zijn leven maakte Jan van Griet
een diepere buiging.
Daar klinkt paardengetrappel voor de
deur: het rijtuig van den keizer! Jan ziet
den grooten man op zijn winkel toekomen
en het hart klopt hem in de keel. De En
gelschman verdwijnt vlug in een zijkamer
en Napoleon treedt over den drempel. Nooit
in zijn leven maakte Jan van Griet een
diepere buiging: zijn neus raakt bijna den
grond. En de keizer gaat zwijgend in een
stoel zitten, kijkt Jan met doordringende
oogen aan en zegt kortaf: „Scheren".
Jan maakt schuim. En dan zegt de kei
zer: ..Als je me snijdt, laat ik je opsluiten."
Maar Jan van Griet heeft intusschen al
weer moed gevat. Hij scheert er dapper op
los en als het keurig netjes gebeurd is,
zegt Napoleon, even kort: „Haarknippen".
..Tjonge, jonge", denkt Jan, „ik heb ge
luk! Zal ik mijn hoofd op het spel zetten?
Ja. ik doe het: die niet waagt, die niet
v/int". Opeens hij weet later niet eens
meer te vertellen, hoe het kwam! houdt
hij de beroemdste lok ter wereld in zijn
hand; Napoleon kijkt in den spiegel en
Wonderlijke ervaringen van haring-
visschers, vroeger en nu.
Toen de haringschepen uit Wiek, de be
kende visschersplaats aan de Noord-Oost
kust van Schotland, dit voorjaar evenals
ieder jaar in zee staken om het „zeeban
ket" te gaan binnenhalen, beleefden de
visschers iets wonderlijks, dat zelfs de al
leroudste Opa onder hen zich niet kon her
inneren ooit eerder te hebben meegemaakt!
Op de plaatsen, waar anders ieder jaar de
zee wemelde van zilverglanzende haringen,
was.... geen enkele visch te zien. Men
praatte, maakte gissingen, praatte nogcens
en wachtte toen maar rustig af, wat er ge
beuren zou.
Het werd uli en daarna Augustus,
maar er veranderde niets; de haringscho
len, die sinds menschenheugenis op hun
weg van den Atlantischen Oceaan juist dit
gedeelte van de zee passeerden, bleven weg
en de anders zoo levendige stad Wick met
haar honderden haringvisschers werd stil
en uitgestorven. Zelfs de vele vliegtuigen,
die werden uitgezonden om te kijken, waar
de haring bleef, keerden onverrichterzake
terug!
Gek. hè? Ja, liet was een groot raadsel,
maar toch is dit niet de eerste keer in de
geschiedenis van de haringvisscherij, dat
.1e haringscholen opeens een anderen kant
uitgaan.
Veel erger was het nog, wat de Duitsche
Oostzeevisschers in de 17e eeuw moesten
beleven. Van de 13e eeuw af was het in
de kuststadjes en visschersdorpen aan dc
Oostzee de gewoonte geweest, dat ieder
jaar tal van mannen en vrouwen naar
Schonen in Zweden trokken. Ze namen een
groote hoeveelheid zakken zout en proviand
mee, en vestigden zich in tenten aan dc
Zweedsche kust om de komst van de ha
ringscholen af te wachten, die altijd precies
op den dag af verschenen. Er werden dan
millioenen haringen gevangen, die onmid
dellijk werden gezouten en naar Duitsch-
iand overgebracht. En daarmee werden
eeuwenlang jaar op jaar schatten ver
diend, totdat.... opeens omstreeks het
zijn oogen schieten vuur. Maar Jan van
Griet, ook niet op zijn mondje gevallen,
zegt met een stem, bevend van overtui
ging: ..De allernieuwste coupe, Sire, zoo
even uit Parijs ingevoerd".
De keizer kijkt hem zwijgend aan. Uit
Parijs? Ja, dan is er niets aan te doen,
want tegen de Parijsche mode kan zelfs
Napoleon niet op! Bovendien is het al lang
geleden, dat hij in Frankrijk was en kan
Jan van Griet hem das alles wijs maken.
Hij bekijkt nog eens zijn spiegelbeeld en
een tevreden glimlach vliegt over zijn ge
laat. Hij betaalt Jan met goud.
En de lok? Die kwam niet in de verza
meling van den Engelschman. Voor een
flmk sommetje verkocht Jan hem den lok
van een boer, dien hij dien morgen geknipt
had. De echte lok bewaarde hij zelf. Maar
toen het verhaal als een loopend vuurtje
door het land was gegaan en zich steeds
weer vurige verzamelaars bij hem aan
meldden, verkocht hij hun allemaal de
echte Napoleon's lok. Hoeveel van die lok
ken hij verkocht heeft, meldt de geschie
denis niet.
midden van de 17e eeuw de haring
kuur kreeg en wegbleef. Voortaan gin
de scholen niet meer door de Oostzee, ra
door de Noordzee.
Natuurlijk moeten deze koersverandt
gen een oorzaak hebben, doch zelden is
ze door menschen uit te visschen. Trous
tot op den huidigen dag weet ook nog g
mensch, waar de haringscholen eigen
precies vandaan komen. Men weet all
dat de plaatsen waar zij ieder jaar k
schieten d.wi. eitjes leggen, waa
weer jonge vischjes komen zich bei
den tusschen 54 en 56 gr. Noorderbrec
Vïór het kuitschieten leven dc hariu
waarschijnlijk veel dieper in den oce:
doch als het voorjaar nadert trekken ze
groote scholen naar het Noorden. Er.
is het wel zeker, dat een betrekkelijk 1:
ne hindernis voldoende is, om een h>
school van route te doen veranderen
hebben onlangs onderzoekingen aar
toond, dat soms een groote hoeveel!
algen in het water de visschen zood:
hindert, dat ze liever een grooten om
wiilen maken dan door die glibberige g:
nigheid heen te moeten breken. Een
gelijke oorzaak zal dit voorjaar ook we'
visschers te Wick van hun boterham i)
be.n beroofd.
In vroeger tijden werd het uitblij
van de haring niet zoo koeltjes en zakt
opgenomen als nu. Meestal zocht en v
men spoedig c-en bovennatuurlijke oor:
hiervoor. Zoo wisten in het jaar 1530
visschers van Helgoland, die tevergeef;
de haring gewacht hadden, een geheim
nig verhaal te vertellen. Een jaar tev<
hadden n.l. een paar jongelui bij de
ringvangst een haring opgehaald, met
2weepje geslagen en weer in zee gegooid
nu wreekten de visschen zich over
smaad hun soortgenoot aangedaan.
Een halve eeuw later werden aan de
van Bohuslan door Zweedsche visset
t*ee haringen gevangen, die een letter
kening op den rug droegen. Vele gelec-r
biaken er zich het hoofd over. wat die
heimzinnige letters beteekenden en t
slotte werden ze het er over eens, aai
stond „In deze zee zal niemand meer
nng vangen".
Dat de visch soms ook door heel gew
begrijpelijke oorzaken van broedplaats 1
andert. hebben we van zeer nabij in
eigen land kunnen zien. Toen de Zui:
zee van de Noordzee werd afgesloten,
gen de ansjovissen, die altijd bij gr»
massa's daar hadden kuitgeschoten, op i
naar een andere broedplaats. Sinds ee:
jaren komen langs de Duitsche kust en
tot de golf van Riga groote scholen an
vis voor.
Dr.e kleine eendjes
Kropen uit het ei.
Ze kwekkerden en kwakkerden
Zoo lustij en zoo blij!
Drie kleine eendjes
Scholen bij hun Ma.
Al onder haar warm veerenpak
Daar sliepen ze weldra.
Drie kleine eendjes
Zwommen in de sloot.
Maar op een dag. toen niemand 't s
Toen waanden zij zich groot:
Drie kleine eendjes
Gingen aan de haal!
Hun mammi zocht en vond ze ni«
O. wat een droef verhaal!
Drie kleine eendjes
Die klaagden luid hun nood!
Tot kleine Bram met het takje 1:«-
En joeg ze naar hun sloot!
MARIE MICHC