Zaterdag 17 September 1938 No. 29 LEIDSCH DAGBLAD 79ste Jaargang Verhalen met een vraagt eeken De gestolen knoflook Voor oudere jongens, die van ge schiedenis houden. Bij de poort St. Antoine te Parijs ver hief zich de beruchte Fransche staatsge vangenis, de Bastille. Het werd in de twee de helft der 14de eeuw gebouwd en zou oorspronkelijk een bolwerk tegen de En- gelschen zijn, maar werd spoedig gebruikt om personen, die zich het misnoegen van den vorst op den hals gehaald hadden, te laten verdwijnen. Geen rechtelijk vonnis was noodig. een eenvoudige „lettre de cachet" (bevel tot inhechtenisneming) was voldoende om een mensch levenslang in dezen verschrikkeltfken kerker op te ber gen. „Op 18 September 1698. namiddags om 3 uur. hield monsieur de Saint-Mars. de gouveneur van de Bastille, zijn intocht in het gebouw. Hij keerde terug van een reis naar het eiland Saint-Marguerite-Honorat Hij bracht een gevangene mee, die in een gesloten draagstoel zal en altijd een mas ker moest dragen. Tot 's avonds werd deze man, wiens naam niet genoemd werd. in kamer no. 1 van den toren La Basinière opgeborgen. Om 9 uur heb ik hem met de Rosarge, een officier die den gouverneur vergezelde, naar kamer no 3 van den toren La Bertandiere overgebracht. De gevange ne wordt door de Rosarge persoonlijk be diend en bewaakt. De heer gouverneur zorgt voor alle benoodigdheden". Dit zijn de bijzonderheden van het ver blijf van dezen gehelmzinnigen persoon, in het journaal der Bastille vermeld. Hier op volgt alleen nog het bericht betreffen de het overlijden van den gevangene: „Op Maandag, 19 November 1703 is de onbekende, die steeds een zwart fluweelen masker dragen moest, omstreeks 10 uur 's avonds overleden, zonder tevoren ziek geweest te zijn. Alleen gisteren, na de mis had hij zich eenigszins onwel gevoeld. Ab- bé Giraut, de priester der Bastille, heeft hem gisteren de biecht afgenomen, maar omdat de dood hem verraste, heeft hij hem de heilige sacramenten niet meer toegediend. De zoo lang gekerkerde onbe kende werd op Dinsdag 20 Nov. op het kerkhof van Saint-Paul begraven". Verder bezitten wij nog een afschrift van de acte van overlijden, luidende: „Op 19 November 1703 is Marchioly, oud ongeveer 45 jaar, in de Bastille overleden. Het lichaam is op 20 November op het kerkhof van het Kerkspel St. Paul in te genwoordigheid van de heeren Rosarges, majoor der Bastille, en Reilhe, chirrug der Bastille, die mede onderteekend hebben, begraven geworen". Deze aanteekeningen zijn waarschijnlijk opzettelijk onjuist gegeven, in elk geval zijn naam en leeftijd verkeerd. De werkelijke naam en de levensgeschie denis van dezen man, wiens gelaat steeds met een fluweelen (geen ijzeren) masker bedekt was, zijn onbekend gebleven. Wie hij was, wist alleen de Koning Lode wijk VXI, op wiens bevel hij gevangen gehou den werd, de gouverneur der Bastille en zijn kerkermeester de Rosarges. Hoe streng het incognito van den ge vangene bewaard werd, blijkt uit een brief dien den neef van den gouverneur Saint- Mars aan een vriend schreef en waarin hij eenige bijzonderheden omtrent het transport van den geheimzinnige van het eiland Sa in te-Marguerite naar de Bastille vertelt: „Mijn oom en de gevangene hielden op het landgoed Paltenau een korte rust. De man met het masker kwam In een draag stoel aan, die gevolgd werd door den draagstoel van den gouverneur. Een paar zwaar gewapende ruiters vergezelden den stoet. De boeren gingen hun heer tege moet. Mijnheer de Saint-Mars zat met zyn gevangene in een kamer, waarvan de vensters op het achtererf uitkwamen. De gevangene zat met zijn rug naar het raam zoodat de boeren, die ik ondervraagde, niet konden zien, of hij ook bij het eten het masker droeg; maar zij merkten op, dat mijnheer de Saint-Mars. die recht tegenover hem zat, twee pistolen naast zijn bord neergelegd had. Wie was de „man met het ijzeren masker?" De vertrouwde knecht, die hen aan tafel bediende, sloot de kamerdeur steedszorg- vuldig, wanneer hij een schotel haalde. Toen de gevangene over het erf liep, had hij het zwarte masker voor het gelaat. De boeren konden slechts zijn tanden en lippen zien en merkten op, dat hij groot was en wit haar had". Wie was deze gevangene, wien indenti- teit zoo angstvallig geheim gehouden werd? Reeds in den tijd toen hij nog leef de, werden griezelige berichten omtrent zijn persoon verspreid. Uit het fluweelen masker maakte men een ijzeren masker. Voltaire was van meening dat de „Man met het ijzeren masker" een stiefbroer van den koning was. Napoleon beval alles in het werk te stellen om den sluier te lichten, tevergeefs. Steeds wildere geruch ten werden gefluisterd: De man met ijze ren masker zou de eigenlijke, rechtmatige erfgenaam van de kroon zijn, terwijl ïx>de- wijk XVI de later geboren zoon uit het geheime huwelijk van Koningin Anna met Mazarin was. Men ging zelfs nog verder en vertelde, dat de gevangene een zoon gehad had, die naar Corsika gevlucht was en wiens nakomelingNapoleon was, zoodat de groote Fransche Keizer feitelijk een Bourbon was. De meest waarschijnlijke theorie is, dat de gevangene een Italiaan genaamd Mat- thioli was. Deze Matthioli was in 1678 minister van Karei III van Mantua. Met Koning Lodewijk XIV had hij, tegen den wil van zijn vorst, een verdrag gesloten, om de stad Casale aan de Franschen uit te leveren. De Koning achtte het ge- wenscht dezen getuige van zijn knoeierijen te doen verdwijnen. Korten tijd daarna kwam Matthioli in het door de Franschen bezette stedeke Pinerolo. Sedert dien heeft men niets meer van hem gehoord of gezien. Opmer kelijk is ook. dat de naam Matthioli eenigszins herinnert aan den naam in de acte van overlijden Machioly. Toch blijft het onopgehelderd, waarom men zoo geheimzinnig met dezen gevan gene deed, wanneer hij werkelijk Matthi oli was, want Koning Lodewijk XIV was niet kieskeurig en zag er niet tegen op, een gevaarlijken tegenstander openlijk te laten verdwijnen, ook al moest hij zoo doende inbreuk maken op het volken recht. R- Een grappige geschiedenis uit China. Voor den rechter te Fong Ning. een boe rendorp in China verscheen eens op een morgen een man met een heel lang ver haal. dat hij na veel buigingen met wan hopige gebaren vertelde Wat was er voor vreeselijks gebeurd? Hij won zijn karig levensonderhoud door een akker met knoflook, een prachtakker! De planten waren de grootste en sappigste in heel Fong Ning en geen wonder, want hii verzorgde ze of het zijn eigen kinderen waren! Zelfs had hij zijn goede zorgen zoo ver gedreven, dat hii de laatste nachten zijn matrasje naar den akker had ge sleept om bij zijn planten te waken, opdat niet op het hoogtepunt van hun bloei een dief met de vruchten van zijn arbeid zou gaan strijken. Maar kijk. wat een pech: juist in dien nacht was hij in slaap geval len en toen hij wakker weTd.was zijnknof- lookveld zoo kaal. zóó kaal.... als de schedel van den eerwaardigsten mandarijn, ja, als dien van den edelen rechter Nij PI Yu zélf!" De klager zweeg en nu nam de rechter het woord. Hij kuchte eens heel gewichtig en zei: ..We zullen het geval morgen in de vroegte verder onderzoeken, „breng dus je getuige mee". De bestolene waagde het niet, voor den eerwaardigen rechter Nü Pi Yu te lachen: hij schudde dus slechts het hoofd en verklaarde onder veel diepe bui gingen. dat hij in het geheel geen getuigen had. .Je matras is je getuige" verklaarde de rechter kort en plechtig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 15