Ontvangst ten Paleize Huis ten Bosch - Geschenk Sultan van Deli
79 iie Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
SI MARGAGA
FEUILLETON
GISTERMIDDAG BEZOCHTEN MINISTER DR. H. COLIJN EN MI
NISTER DE WILDE het gerestaureerde paleis op den Dam te Am
sterdam. De ministers en de restauratiocommissie betreden het paleis.
DE PARADE VOOR ADMIRAAL HORTHY TE BERLIJN.
IN EEN AUTO GEZETEN RIJDEN HORTHY
EN HITLER LANGS DE TROEPEN.
GISTERAVOND HEEFT DE VER
LICHTING VAN DEN MONTELBAANS-
TOREN te Amsterdam proef gebrand.
Een fraaie foto van den verlichten toren
GISTERMIDDAG ZIJN DE GEZANTEN DOOR H.M. DE KONINGIN OP HET PALEIS HUIS TEN BOSCH
ONTVANGEN, waar zij H.M. gelukwensdhen hebben aangeboden met Haar 40-jarig Regeeringsjubileum. Het
Corps Diplomatique verlaat Het Paleis.
GESCHENK VOOR H.M. DE KONINGIN. De zilveren plaquette die de Sultan van Deii
heden aan H.M. de Koningin heeft aangeboden. Op de plaquette, gemonteerd op coromandeï-
hout, staan de beeltenissen van H.M. de Koningin, wijlen H.M. Koningin Emma, H.K.H.
Prinses Juliana, Z.K.H. Prin9 Bernhard en wijlen Z.K.H. Prins Hendrik. Op de reliëfkaart
I van Ned. Indië is het landschap Deli door een safier aangegeven.
Een avontuurlijk verhaal uit de
binnenlanden van Sumatra's Oostkust.
door GERT HARTENAU—THIEL.
29)
Met 2eldzamen eetlust viel ik op die ba-
aan en kreeg daarbij gelegen-
r oonstateeren, dat Ik er tot dusver
swn idee van had gehad hoe voortreffelijk
S, ^ohten smaken. In den kortst mo-
SfUjken tijd had ik de gulle gave van mijn
°™aker verorberd, zoodat nog slechts de
riren van mijn goeden eetlust getuigden.
yP dit oogenblik werd het buiten weer
™t levendiger. Eenige van de bandieten
i ,!?r!jen afzonderlijk terug, spoedig ge-
o'td door den geheelen troep. Tarimo, die
t® druk gesprek was gewikkeld met
®{j bijzonder ongunstig uitziend Individu,
iïï®11 id011 over diens wederspannigheld
rjeop te winden. Hij brulde als een dier,
™elSde hem herhaaldelijk met zijn vuist
I id.Efbep tenslotte naar zijn wapens. Dit
I r*"» manuaal scheen den kerel tnder-
I ontzag in te boezemen, want hij
omp ineen en zijn toon veranderde
"wkoaar.
®chtbaar vermoeid, half struikelend en
'mnspireerend kwam de aanvoerder
Jj" de bende de hut binnen. Vloekend
va? z'in ^ware wapens op den grond,
"«tna hij met een verre van schoonen lap
zijn verhit gezicht afveegde. .Allah moge
de heele bende vernietigen!" mompelde hij
tandenknarsend. In hevige opwinding liep
hij het kleine vertrek op en neer, waarbij
hij af en toe een donkeren blik wierp op
zijn trawanten, die bulten voor de hut
lagen.
Plotseling bleef hij met een ruk voor mij
staan. .Die vervloekte honden!" snauwde
hij. ,Den gieren mogen die schijnheiligen
tot aas dienen!"
Hoewel tegen mijn wil moest ik lachen
om deze onverwachte uitbarsting. „Ik
dacht, dat de moeftles je vrienden waren,
Tarimo?"
lrPah. vrienden!" hoonde hij. „Net als Ik
zei: zoolang ze me noodig hebben! Nu
hitsen ze jouw soldaten tegen mij op.
Overal doorzoeken ze de jungle en zelfs de
voetsporen, die veraf in het bosch zijn
uitgezet, hebben ze gezien. Maar het zal
lang duren voor ze hier zijn! Het hol van
den tijger kennen slechts enkele ingewij
den en iemand, die gevaarlijker is dan
de profeet, iemand die. De rest slikte
hij in.
„Die Si Margaga heet", meende Ik
den zin te mogen afmaken.
Hij stoof op. „Ah? Wat weet jij van
hem?"
Ik haalde mijn schouders op. .Diets",
antwoordde ik voorzichtig.
..Het doet er ook niet toe. Maar dit kan
ik je wel zeggen", vervolgde hij. terwijl hij
mij dreigend aankeek, „als ze mij met zijn
hulp hier zouden vinden, dan is er nie
mand meer. die deze plaats levend ver
laat! Saja!"
Wederom moest ik lachen om de kinder
lijke wijze, waarop hij zich zelf verried.
„Wie liegen wil, moet een goed geheugen
hebben, Tarimo," zei lk. „Ik dacht, dat
alle officieren en soldaten dood waren?
Dan behoef Je je toch niet ongerust te
maken?"
Verward tastte hij naar zijn voorhoofd
,Dood? Heb lk dat gezegd?"
Ik knikte ernstig. „Ja en nog niet zoo
heel lang geleden."
„Allah en de profeten", vloekte hij geer
gerd. Jk wou, dat het waar was! Die bende
is taai. Daar is voorlooplg niet veel mee te
beginnen
„Ik dank Je, Tarimo! Dat is nog eens
een goed getuigschrift, dat je daar zij
het dan misschien ongewild van mijn
menschen geeft!"
„Pah! Desondanks geef lk jou, toean
commandant, mijn woord, dat ik ai je sol
daten stuk voor stuk zal overwinnen en
vernietigen!"
Ik wees naar zijn volgelingen, die nog
steeds in groepjes voor het huls stonden.
„Dacht Je het met zulk uitschot tegen goed
gedisciplineerde troepen te kunnen opne
men? Probeer het maar eens ik voor
spel je, dat je van een koude kennis zult
thuis komen!"
En toen hij, duister naar den grond sta
rend, bleef zwijgen, vervolgde ik: „Van de
heele bende ben jij de eenige, waar iets
mee te beginnen is. Zoo'n schurk als Je
bent. beschik Je tenminste toch nog over
een behoorlijke dosis wilskracht en door
zettingsvermogen, maar dat laffe gespuls
daar buiten is nog geen schot kruit waard.
Ja, als ze ongewapende, reizende kooplie
den kunnen overvallen en berooven dan
zijn het helden, maar als het gaat om een
eerlijken strijd met gelijkwaardige tegen
standers nemen zij de beenen. Je moet mij
die slampampers en dagdieven leeren ken
nen. Ik loop hier langzamerhand al heel
wat jaartjes mee en ik geef Je de ver
zekering. dat ik goed heb leeren onder
schelden."
Hoewel hij zich zichtbaar gestreeld voel
de door mijn compliment aan zijn persoon
lijk adres kon hij toch niet tolereeren, dat
lk me zoo'n scherpe critlek op zijn hand
langers aanmatigde. Hij keek me daarom
woedend aan en zei: „Hoe waag jij, als
mijn gevangene, mij dat alles te zeggen?"!
Ik haalde verachtelijk mijn schouders
op. „Gevangene! Ben lk je gevangene
geworden ln een eerlijken strijd? Hoe heb
je me gevangen genomen? Op een zeld
zaam gluiperige en achterbaksche manier
—.met een zak en verdoovende middelen.
Een slang gaat nog sportiever met haar
slachtoffers om! Als je trawanten, die hel
dendaad alleen hadden bedreven, zou het
me niets hebben verwonderd, maar jou
had ik toch hooger getaxeerd."
Hij siste nu werkelijk van woede, want
deze laatste beleediging trof hem persoon
lijk. Krampachtig omklemden zijn vingers
den dolk in zijn gordel en zijn oogen fon
kelden kwaadaardig. „Toean comman
dant", zei hij, zwaar adem halend, alsof
elk woord hem moeite kostte, „wie belet
me je nu in Mohammed's naam neer
te steken als een dollen hond? Wie zou
me dat beletten?"
De situatie was hachelijk, maar Intuïtief
voelde ik. dat ook dit hem geen ernst was.
Aan een dergelijke laffe daad zou hij zich,
na mijn woorden van zooeven. niet schul
dig maken en daaruit putte lk den moed
hem te antwoorden: „Mohammed niet,
Tarimo, want jij hebt allang opgehouden
een aanhanger van den profeet te zijn. Jij
bent even ongeloovig als de tijger zelf!
Mohammed heeft jullie nooit moord en
doodslag gepredikt, maar verlangt, dat je
vlijtig en eerlijk zult leven. Jij en je ben
den leven echter van roof en moord! Hoe
durf je het te wagen Mohammed's grooten
naam te misbruiken en je bij het plegen
van al je wandaden achter hem te ver
bergen? Maar de profeet zal zich wreken
en je op je verderen levensweg met zijn
heiligen toom vervolgen. Wees voorzich
tig, Tarimo! Denk steeds aan den sterkere
in den hemel; acht en eer hem door een
eerlijk leven."
Zijn opwinding maakte plaats voor een
grenzenlooze verbazing. Als een school
jongen, die op zijn vingers is getikt, stond
hij voor me: de dolk. welke hij zooeven
nog dreigend en strijdvaardig omklemd
had gehouden, ontgleed aan zijn vingers.
„Dat, dat zegt een Christen? Een
ongeloovige? Zoo'n hooge opvatting
hebben jullie van Mohammed?"
„Niet alleen ik, Tarimo", antwoordde ik
op denzelfden ernstigen toon, voelende,
dat ik terrein begon te winnen, „zoo denkt
en voelt elk fatsoenlijk mensch."
Zwijgend, zichtbaar getroffen, staarde
hij voor zich uit en daarna op zijn handen,
waarvan de lenige vingers zich kromden
als de klauwen van een roofvogel. Het was,
of zij iets wilden grijpen, wilden wurgen,
van zich af wilden schudden of misschien
ook zich van de zonden ontdoen, waarmee
zij bezoedeld waren.
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).
DE BURGEMEESTER VAN DEN HAAG, MR. S. J. R. DE MONCHK,
opende gistermiddag op Hontrust de tentoonstelling ,,'s-Gravenhage
1898". Het moment van de opening.