Spelende Diertjes Al wat jong is, speelt graag, maar ook de volwassen dieren doen mee RAADSELS Klein breistertje bill ant VAN J.MR De katje* vormen geen nitsondering! Natuurlijk heb je weieens jonge katjes rien spelen met een klosje ol een kluwentje, dat moeder had laten vallen, óf eenvoudig maar met eikaars staart. En dan heb je er zeker wel een heelen tijd naar staan kijken, omdat het zoo'n allerschattigst gezicht was! Nu, de katjes vormen geen uitzondering op den regel! Alles wat jong is, speelt traag, maar bij de dieren doen ook de vol- assenen aan de spelletjes mee, hoewel nét als bij ons natuurlijk! niet zoo uit gelaten en wild als de kleintjes. Prof. Schmidt, die jarenlang in een eigen dierentuintje dat hij bezat, het spelen der dieren heeft bestudeerd, vertelt de volgende leuke dingen hierover: ,,Ik sta bij een oude schuur en kijk naar het spelen van jonge ratjes. Een moederrat met zes tot acht kinderen kruipt voorzich- tig uit een der vele holletjes, die uitloopen :1J.° ta een netwerk van onderaardsche gangen. :IJ' De kleintjes hollen, rollen zich op den rug, poetsen zich met de pootjes op, beginnen opeens heel wild krijgertje te spelen, maken la klauteroefeningen, volgen dc moeder zelfs bij het klimmen langs een paar slangen die itell tegen den wand staan, klimmen van daar op het dak, buitelen er weer af en lijn plotseling verdwenen Dat is zoo het gewone rattenspel. Jonge atjes daarentegen besluipen en bespringen elkaar, maar ook een bal, een kluwen, een bewegend blaadje. Dit alles does dienst als ehijnbuit. Het wordt gepakt, rondgesleept, os gelaten en weer gepakt. Hetzelfde doen enge vosjes, alleen met dit verschil, dat dj( ie de voorwerpen na het spel verstoppen :J En ze dan na een poosje weer voor den dag iaz De honden, als echte jachtdieren. spelen Keer heel anders. Hier is het een wild jagen En rennen; spelend probeeren ze elkaar te omsingelen of den pas af te snijden. Jonge ondjes spelen echter ook wel met een tj schoen of een prop papier, doch heel an- N (tiers dan katjes. Ze bespringen de voorwer- >en niet, maar oefenen er hun tanden op. leertjes worstelen met elkaar, eekhoorntjes spelen krijgertje door de boomen, geitjes maken de dolste sprongen en probeeren Ikaar te stooten, veulens galoppeeren en leven elkaar zachte beetjes; bij jonge vo- ït leitjes zien we spelletjes In de lucht of in water. Iedere diersoort heeft dus zijn eigen ma- lier van spelen. nde Heel grappig is de manier, waarop die- en elkaar kunnen plagen, niet kwaadaar dig gemeend, maar enkel als een spelletje. In een dierentuin zag ik eens een orang tëtang, die een groot stuk linnen als een apzak over zich heen trok, telkens als op den grond ging liggen Meestal fwam dan na een poosje een chimpansé langeloopen en sprong er bovenop of gaf ?i c*r e€n harden klap tegen, waarop de orang _<tang onmiddellijk te voorschijn sprong, de menschaap deze plagerij als een spelletje beschouwde en erg leuk vond, be wijst het volgende: Bleef de chimpansé weg, dan keek de orang telkens met een teleurgesteld gezicht om het hoekje van zijn slaapzak en duurde het hem al te lang dan stond hij op, nam het kleed mee en ging het op een ander plekje probeeren. Ook andere dieren plagen elkaar en wil len geplaagd worden. Ik denk b.v. aan hon den, wolven, vossen, katten, dassen, wasch- beren, veulens en sommige vogels. Een jong wolfje plaagde me door aan mijn broek te trekken net zoo lang tot ik met hem be gon te spelen en telkens opnieuw. Onder de vogels komen vooral bij kraaien, eksters en jonge spechten plaagspelletjes voor. Een van mijn kraaien kon het niet uitstaan, als het jonge wolfje aan mijn voeten lag. Hij trippelde dan naderbij, pikte hem plotseling in den staart of in de poo- ten en vloog dan als een stouten kwajongen ijlings in een boom. Hier ging hij tot in het oneindige mee door, zoodat het wolfje rust noch duur had. Terwijl veel diersoorten elkaar plagen, ■komt het spelen met glinsterende voorwer pen slechts bij enkele soorten voor, b.v. bij kraaien en eksters. Mijn jong ekstertje is een heel grappdg dier, dat bizonder veel belangstelling voor de buitenwereld aan den dag legt. Of ik in den tuin werk of aan de schrijf machine zit, altijd is de ekster bij de hand. Met den kop schuin volgt hij al mijn bewe gingen. Daar staat de inktpot. Ik heb den deksel dichtgeklapt en onmiddellijk pro beert het ekstertje hem weer open te maken. Zijn scherpe oogjes hebben het bijna on zichtbare spleetje tusschen deksel en pot goed gezien en direct zet hij er zijn snavel tusschen. Opeens ziet hij iets bonts, Iets glinste- rends, een kraal b.v., een stopnaald of een zilveren lepeltje. Hij stuift erop af, neemt het in den bek en vliegt weg. Zelfs de ko peren pannespons uit de keuken, precies even groot als hij zelf, moet mee. Al die dingen worden ergens verstopt, weer voor den dag gehaald, nogmaals verstopt, enz. Hierbij heb ik opgemerkt, dat -hij voor be paalde dingen een voorkeur heeft, deze worden vaker dan de andere bekeken en weer weggestopt. Waarschijnlijk denkt het ekstertje: hoe bonter hoe mooier! Tenslotte wil ik nog iets vertellen over de jachtspelletjes van honden, wolven en vossen. Ik heb vaak gekeken naar twee honden, die elkaar nazitten. Wanneer de eene, op eens door een ren woede aangegrepen, een groote bocht maakt, dan stevent de andere direct op een snijpunt van deze bocht af om hem daar op te wachten. Dat is het be kende ..omsingelen", dat allen jachtdieren in het bloed zit. Ook bij vossen heb ik op gemerkt, hoe ze door omwegen te maken en bochten af te snijden, hun buit trachten te vangen. (In de raadsels wordt uitsluitend de nieuwe spelling gebruikt). voor allen om uit te kiezen; de groteren vier; de kleine ren drie goede oplossingen. i. Ingezonden door Janny van Groeningen. Een houten lijf met varkenshaar, Heel stug, toch veel in handen, Gij raadt gewis wat ik bedoel, En waar ik wil belanden. 'II Ingezonden door Jo Drabbe. Mijn naam heeft 14 letters. Ik ben nog klein, maar aan jullie allen bekend. 8, 9, i. 11 is de overtreffende trap van goed. 12, 10, 13 is een tentoonstellingsgebouw ln Am sterdam, 1, 2. 3. 14 de Franse vertaling van prijs. 5, 11, 6, 9, 4 is een voorwerp van gebakken klei. in Ingezonden door Bep Crama. Wie heeft vier poten en kan toch niet lopen? IV. Ingezonden door Drietal van Vliet. Op de kruisjes moet verticaal en hori zontaal hetzelfde woord komen te staan, x x X X X X X X X X X 1. een medeklinker 2. een roofdier 3. tegenstelling van stijgen 4. een ander woord voor Nederland 5. ziet men ln vele boeken 6. een verkorting van eind 7. een medeklinker. V. Ingezonden door Mientje de Neef. Wie kan uit deze letters een klein spreek woord maken? sszrrktttoooooe. VI. Ingezonden door Leendert Ravensbergen Welke traan huilt men niet? vn. Ingezonden door Nellie Meinema. Ik ben een voedzaam vocht. Keer men mij om, dan ben ik een foltertuig. VUI. Ingezonden door Elsa de la Rie. Mijn geheel van 11 letters is een vrucht. 9, 2, 11 komt uit de apotheek. De visser gebruikt 7, 5, 1. In een 8, 4, 3 kan men koken. De schoenmaker gebruikt een 10, 11, 6. Jetje zit maar steeds te breien Insteken, omslaan, af laten glijen Ze heeft het ook altijd zoo druk. Drie poppen, dat snap je. Het is heusch geen grapje, Die maken geweldig veel stuk! Ze breit er een jasje. Een mutsje, een dasje 't Wordt alles heel keurig en fijn! Wat zullen dan strakjes, In gloednieuwe pakjes, Haar poppen er netjes mee zijn! J. v, d. E.-3,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 17