lly en het huiskaboutertje
Zaterdag 20 Augustus 1938
No. 25
LEIDSCH DAGBLAD
'aarom het bij tante
?s zoo gezellig was
LEWI
nichtje haar Tante hielp
was altijd een groot feest voor Elly,
vacantie weer was aangebroken, en
tante Wies mocht gaan logeeren!
at vind je daar nu aan, zoo heelemaal
eentje bij een oude dame?" vroegen de
es op school weieens, in die heerlijke
a vóór de vacantie, als er in de klas
niets anders werd gepraat dan over
mende genoegens en genoeglijkheden.
Iga dit jaar naar een waterkamp" had
gebluft.
ik met Vader en Moeder naar Zwit-
ïd" straalde Annie. Maar Elly was
maal niet jaloersch hoor! „Geef mij
Wies maar" zei ze, „een vacantie bij
Wies is zóó fijn, daar haalt niets bij!"
iar wat doe je dan allemaal?"
alles wat Tante doet en dat is juist
enig. We ruimen samen alles op, ne-
stof af, doen boodschappen in het
en koken ook samen. En bij tante
is het zoo reuze gezellig, daar hebben
geen idee van! Het is net of alles
glimt van vroolijkheid", zei Elly. En
ze het gezegd had, kreeg ze eventjes
leur, want het was misschien erg gek,
nu ja, het was toch zoo! Ze kon het
anders uitdrukken.
n Elly 's middags uit school kwam,
r een brief van tante Wies. Moeder
em haar dadelijk en Elly jubelde,
rook den brief al", zei ze. „u had niets
ven te zeggen!" „Malle meid", zei
ruikt u zelf maar", en Elly hield
er den brief onder den neus.
ja, je hebt gelijk. Het is lavendel",
et u wel?" zei Elly. „Tante droogt de
delbloemetjes uit den tuin. Naast het
irtje staat een heele bos en dan gaan
zakjes en worden overal tusschen
d. ook in de doos met postpapier. O,
Wiesnee, zoo bestaat er geen
le! Zoo netjes, zoo lief, zoo gezellig.,
chat gewoon!"
at schrijft de schat?" lachte moeder,
eve. Elly. Fijn dat je weer komt logee-
"e bedje ligt al gespreid met de geblok-
LLssensloopen. Mijn huiskaboutertje
erde me in, dat jij die zoo gezellig
En laatst zag ik op de markt in het
zoo'n aardigen hoofddoek liggen en
zei het kaboutertje weer „net iets voor
Dus kocht ik hem gauw en ook een
leuke roode pantoffeltjes, voor een
dag als je met natte voeten thuis-
En, Elly. de pruimen zijn bijna rijp
kruisbessen heelemaal. Die moeten
ig geplukt. Mijn jonge poesjes zijn al-
haast. groot, maar toch nog heel lief
lee te spelen en Gerrit de ekster ver-
al naar je. Ook heb ik erg veel wol,
Pgewonden moet worden, want ik ga
i leuke dingen breien,
fa dus maar gauw, hoor kind!
veel liefs voor allemaal van tante
n de brief uit was, zei Moeder. „Je
gelijk, Elly, tante Wies is een echte
schat! Wat ben ik toch blij, dat we zoo'n
tante hebben!"
Op den avond van haar tweeden vacan-
tiedag kwam Elly in het dorp aan. Het re
gende dat het goot, maar dat was niets.
„Ik ben lekker toch blij, want ik ga lo
geeren bij mijn Tante en die is toch zoo'n
schat" vertelde Elly aan een meneer in de
autobus en toen veegde die met een groo-
ten rooden zakdoek een ruitje voor haar
schoon, zoodat ze gauw zien kon, of tante
Wies bij de halte stond.
,,Ik denk wel van niet", zei de meneer,
„als je Tante al zoo oud is. Met dit weer.
Maar Elly dacht zeker van wel en ze
drukte haar neusje haast plat tegen de ruit.
En toen de bus stopte, vergat ze van blijd
schap haast haar koffertje en sprong re
gelrecht in de armen van tante Wies, die
onder een groote paraplu aan de halte
stond.
„Is het bij u thuis nog zoo gezellig?" bab
belde Elly onderweg.
„Nog veel gezelliger kind", lachte Tante,
„het wordt alsmaar gezelliger, weet je.
Kijk zelf maar".
Ja, nu waren ze er al. Wat was het maar
een eindje, dacht Elly.
„Och, wat een kippe-eindjes, hier in het
dorp!" zei ze.
„Pas op jij, dat je mijn dorp niet be
lt edigt!"
„Kan nooit, want ik ben dol op het dorp"
zei Elly.
„Nu. dan is het goed".
Elly's mond stond geen oogenblik stil en
haar voeten ook niet. Alles moest ze be
kijken. „O, wat staan de bloemen in den
tuin prachtig, en wat ligt het huisje daar
toch gezellig middenin! En, Tante, u hebt
een nieuw kleedje in de serre en een an
der spiegeltje. O. wat een schattig mandje
voor de poesjes en wat zijn ze zelf lief,
vooral dat pikzwartje!"
„Doe nu eerst maar eens je cape'je af",
zei tante's rustige stem, „wasch je handen
en kom zitten. Want lk heb iets heel lek
kers klaargemaakt".
Den volgenden morgen was Eliy al heel
vroeg beneden. De zes dreunende slagen
van het kerktorentje vlak tegenover haar
raam hadden haar wakker gemaakt en
haar met een schokje van plezier doen be
grijpen, dat ze heusch bij Tante was! Ze
was nog wel erg slaperig, maar toch wilde
ze geen oogenblik langer in bed blijven!
Even nog snoof ze den heerlijken la
vendelgeur op van het geblokte kussensloop
en toen wipte ze het bed uit. Gauw was-
schen en aankleeden en dan ae pantof
feltjes aan en op haar teenen naar bene
den geslopen.
„Leuk", dacht Elly, „nu ga ik tante eens
verrassen, „wat zal ik doen? Wacht, ik ga
vast de tafel dekken voor het ontbijt".
Zoo gezegd zoo gedaan. In het buffet
vond ze alies wat ze noodig had: bordjes
bekers, eierdopjes, het gezellige jampotje in
den vorm van een appel en de eierwar-
mertjes die net bloemen leken. Z:ezoo, er
was niets vergeten.
Zou ze nu ook het aardige electrische
roos'ertje inschakelen en vast het brood
roosteren? Neen, toch maar niet, want het
was ju:st zoo heerlijk als het warm was en
Elly wist niet. of tante Wies dat wel goed
zou vinden!
Ze keek eens rond. O ia. daar bedacht
ze wat; ze zou tante's prach ige planten,
waar de serre vol mee stond, allemaal
water geven. Die planten waren tante's
trots en ze stonden dan ook altijd mooi
frisch. Het mooiste vond Elly altijd de Ster
van Be hlehem. d:e midden in de serre
hing en waar in den winter honderden
witte bloemen aan kwamen. En dan de
groote palm m het hoekje! Die stond met
zijn bruinen, harigen stam in een aarden
pot en die weer in een groenen s'erpot op
een laag tafeltje. Moest die nu veel of wei
nig water hebben? Elly besloot, maar flink
veel te geven, da' kon nooit kwaad, dacht
ze Vlug haalde ze tante's kleine gieter1: jo
uit de keuken, vulde het en begon voor
zichtig allen planten water te geven, flink
veel!
Het morgenzonnetje begon al in de serre
binnen te schijnen Het zou vast een warme
dag worden, dacht Elly. heel iets anders
dan gisteren. Hè, wat scheen die zon fel
en wat. werd ze warm! Elly geeuwde eens: