De bouw van de Maastunnel te Rotterdam - Draverijen te Stompwijk SI MARGAGA 79 ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON DE CAISSON VAN HET VENTILATIEGEBOUW VAN DE MAASTUNNEL TE ROTTERDAM welke 20 m. diep is, is gereed. Thans kan met het ventilatie gebouw woTden begonnen. ALS ER GRAANMARKT IS TE MIDDENMEERin den WieringeTmeerpolder, komen de graankoopers van heinde en ver toegestroomd. Reeds thans is deze graanmarkt een der belangrijkste van ons land. De autoparkeerplaats. OP HET EMPLACEMENT VAN IIET STATION TE EINDHOVEN kwam een locomotief in bot sing met een rangeerlocomotief en (kantelde. Met behulp van een kraan wordt de locomotief weeT op de rails geplaatst. DE NIEUWE „ZILVEREN BAL" voor ihet weer binnen kort te Rotterdam te houden jaarlijksche voetbaJtournooi. OP HET VLIEGVELD SCEÖPHOL heeft men thans in hangar A een aanvang ge maakt met den bouw van de K.L.M.-jubileumtentoonstelling, ter gelegenheid van het 40-jarig regeeringgjubileum van H. M. de Koningin. Tijdens den opbouw van de tentoonstelling. ïis* GROOTE KORTEBAAN-DRAVERIJEN TE STOMPWIJK, uitgeschreven door de Stompwijksche Harddraverij vereeniging Nooit Gedacht". Overzicht tijdens de wedstrijden. EMIR SAOUD (rechts), oudste zoon van Ibn Saoud, met zijn broeder Emir Mahomed te Londen. DE SCHOOLVACANTIE IN DEN WIERINGERMEERPOLDER IS GEËINDIGD. Te Middenmeer neemt de juffrouw haar klantjes weer in ontvangst, die vol trots de door hen verzorgde plantjes toonen. Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden van Sumatra's Oostkust, door GERT HARTENAU—THIEL. SI) tt vouwde het papier open en las: „Als bet oog van den dag breekt, als de lichten den nacht den avond aankondigen, som dan in mijn huls, toean besar. Bat- ia, die u vereert, zal u leiden; u kunt haar vertrouwen Ik mag niet naar u toe gaan, want ik ben een moskeedienaar en de moefti's weten, dat ik vroeger bij u in wenst was. Kom daarom bij mij in mijn otderige woning. Niemand mag u verge len. geen toean, geen soldaat. U moet u n ht als een Maleier. Verberg uw ge- p t; niemand mag bemerken, dat een opeaan mij komt bezoeken. Kariromo". Peinzend staarde ik op het schrijven van m'Jn vroegere bediende. Kariromo had en jaar geleden nog deel uitgemaakt van ™in huishoudelijk personeel en daarbij VT0 hij zich onderscheiden door zijn trouw vanr,n eoede zorgen. Natuurlijk was hij ^hetgeen zich hier had afgespeeld even toed op de h00gte als de moefti's, die ln in tegenwoordigheid zeker geen biad voor ."mond zouden hebben genomen, Daai- w waren hem misschien dingen bekend, <oor ons gevaarlijk zouden kunnen wor den, dingen, welke hem vrees hadden In geboezemd en hem er toe hadden doen be sluiten een mogelijkheid te zoeken om mij te waarschuwen voor de fanatieke bende op mijn hoede te zijn. Het leek mij volko men begrijpelijk, dat hij zichzelf niet ln gevaar wilde brengen door mij persoonlijk in het hoofdkwartier op te zoeken, reeds daarom niet, omdat het gerechtsgebouw omringd werd door tallooze spionnen, maar waarom had hij mij niet eenvoudig direct in dezen brief meegedeeld, wat mij be dreigde? Want schrijven kon Kariromo toch wel. Voor een inlander wist hij zelfs behoorlijk een brief In elkaar te zetten en ik moest dus wel aannemen, dat het zeer bijzondere redenen waren, welke hem weerhielden mij alles schriftelijk mee te deelen. Overigens leek mij zijn voorstel om hem te gaan opzoeken een zeer gewaagd avontuur. Tenslotte verlangde hij niets meer of minder dan dat ik mij verkleed, zonder eenlg geleide van soldaten in een opgewonden menschenmenlgte zou wagen om midden in den nacht een mij volkomen vreemd huls op te zoeken. Goed be schouwd, was dat toch eigenlijk een on vergeeflijke lichtzinnigheid! Toen ik echter aan Kariromo's huis dacht, ging het me door het hoofd, dat dit niet veel meer was dan een bijgebouw van de moskee, waarin de fanatieke moef ti's hun bijeenkomsten hielden. Misschien wilde Kariromo mij in de gelegenheid stel len ongezien getuige te zijn van deze con ferentie der priesters, zoodat ik tijdig de noodige afweermaatregelen zou kunnen treffen. In dat licht bezien, had het avon tuur, toch ook weer Veel aantrekkelijks want ongetwijfeld was het van belang op de hoogte te zijn van de plannen der moefti's, die onder deze omstandigheden tot alles in staat waren. „Ja, Batta," wendde Ik mij tot het meisje, dat mij rustig met mijn gedachten alleen had gelaten, „dan zullen we maar doen wat je broer voorstelt. Ik zal me dus ge heel op jou moeten verlaten en als je je een goede gids toont, zal lk je niet alleen rijkelijk beloonen, maar tevens Je wensch vervullen en je als hulp van de nonja naar mijn bungalow meenemen". Haar gelaat straalde van blijdschap. „O, toean besar, saja, saja!" Maar wederom keek zij schuw om zich heen, terwijl zij haastig fluisterde; .Maar de toean besar moet alleen komen, verkleed als Maleier zonder soldaten!" Ik knikte. ,Ja, ja, dat ligt ook in mijn bedoeling. Maar waar kan ik je vinden? Je wilt me zeker liever hier komen af halen?" Ze aarzelde een oogenblik, stond op, bond omstandig haar hoofddoek vaster om het volle haar en zei eindelijk: „Dat is te ge vaarlijk, toean besar. Bij de moskee zal lk op u wachten. De toean besar kent mij en zal me dan aanspreken: „Ini Batta? Dan weet lk, dat het de toean besar is, die spreekt." Ik wierp haar een gulden toe, dien zij weliswaar handig opving, maar onmiddel lijk daarna weer op tafel legde. „Tlda. heer," zei zij bijna smeekend, „geen geld! Wat ik voor den toean doe, doe lk niet voor geld! Alstublieft geen geld. laat me het plezier!" Grappig kind, dacht lk geroerd. En dan wordt er zoo vaak beweerd, dat de zonne kinderen geen Idealen hebben en materia listen zijn. Grif ging ik op haar voorstel in en zij lachte over het geheele gezicht. „Zoo en maak nu, dat je wegkomt, kleine Batta", zei ik, even haar wang stree- lend. „Zeg maar tegen Kariromo, dat ik kom „Saja, toean besar!" Zij liep naar de deur, maar bleef, zich blijkbaar plotseling bedenkend, even staan. „Heb je nog Iets op je hart, Batta?" „Toean commandant", antwoordde ze ge heimzinnig, „buiten staan zooveel men- schen op straat. Zij hebben mij naar bin nen zien gaan. Ze rijn nieuwsgierig en zul len me vragen, wat ik hier wilde. Het is beter, dat de toean mij door een soldaat naar buiten laat gooien en mij daar een pak slaag laat geven. Dan zullen ze me alleen maar uitlachen en niets vragen. Dat ls beter voor Batta, voor den toean besar en ook voor Kariromo!" Ik moest lachen om de vrouwelijke ge raffineerdheid van het meisje. „Zoo, zoo, je wilt dus een pak slaag hebben?" „Saja, saja maar geen klappen, die pijn doen, ik bedoel zoo net alsof. Ik drukte op de bel en Sodikromo ver scheen. „Heb je den brief verzonden?" vroeg lk. „Saja, toean commandant. Een sauspan met vier roeiers ls onderweg naar Djawi- Djawi." „Mooi!" Ik wees lachend op Batta. „Hier, Sodikromo, die kleine jongen heeft in lang geen pak ransel gekregen en zou dat nu zoo graag willen hebben. Maar het mag geen pijn doen, want dat heeft hij nu weer liever niet." De lange adjudant staarde me verbaasd aan. „Een pak slaag doet toch altijd pijn?" Ik knikte. „Gewoonlijk wel, ja. Maar deze jongeman behoeft alleen maar voor den schijn te worden gestraft, want hij heeft allerminst een pak slaag verdiend. Integendeel, Batta heeft me een dienst be wezen, maar dat behoeft niemand te we ten. Pak hem dus kwasl woedend in rijn nek, gooi hem er uit en scheld hem maar rustig de huid vol. Als ja dan met hem bui ten bent, zoodat de menschen ze zien, geef je hem maar een paar draaien om zijn ooren en een schop, zoodat hij op straat rolt. Begrepen, Sodikromo?" „Saja, kap'tein! Ik behoef dus maar te doen alsof." Hij nam het meisje bij den arm en bracht haar naar buiten. „Wees maar niet bang", lachte hij, „ik zal wel een beetje voorzichtig zijn." Ik was nieuwsgierig hoe het tweetal het er af zou brengen en ging derhalve naar het raam, waar lk een goed uitzicht had over het plein voor het gebouw. Weldra verscheen de onderofficier, die de hevig tegenspartelende Batta nu ln den nek had gepakt en een regen van scheldwoorden op haar deed neerdalen. Het duurde dan ook niet lang of de scène trok de aandacht van de verzamelde menigte, die, voor zoo ver de ter plaatse geposteerde soldaten dat althans toelieten, begonnen op te dringen, teneinde toch maar niets van het schouw spel te missen. Beiden speelden hun rol uitstekend en toen Sodikromo haar tot be sluit nog een paar oorvijgen en een schop toediende, zoodat ze midden tusschen de menigte rolde, weerklonk een luid gelach, waar eerst een eind aan kwam. toen Batta haastig overeind krabbelde en als een pijl uit den boog verdween, (Nadruk verboden), (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5