Prins Bertil van Zweden op Schiphol - De Rotterdamsche beurs in aanbouw LEiDSCH DAGBLAD Tweede Blad SI MARGAGA 79sfc Jaargang FEUILLETON Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden van Sumatra's Oostkust; door GERT HARTENAU—THIEL. 14) ..Wil je nog wat?" vroeg lk, daar hij bleef -wjêen. Hij zuchtte. „Toean commandant en en de tulband van den profeet en de ..eilige schriftrollen? De andere moef- 'es zullen er naar vragen .Als het volk wat kalmer is geworden, er nog eens ln het berenhol naar 'zten zoeken". ..Saja, toean commandant, We zullen uan nog eens naar de reliquiën zoeken, oahaja!". Hij kruiste de armen over el- Jzar, boog diep en deemoedig en verliet bet vertrek. IX. Buiten roffelde een trommel, men hoor- ?e dreunende soldatenpassen en het ge tetter van wapens. Ik liep naar het raam tn keek naar buiten. Bij het licht van een Sroot aantal fakkels liet luitenant Van "assen de inmiddels gelande soldaten na.t "aken en de geweren aan rotten zetten, "aarna ging hij het gerechtsgebouw bin nen en een oogenblik later stond hij te genover me. „Twee officieren, zes onderofficieren en vier- en-dertig man uit Medan en Kaloen- üang present, kapitein!" „Twee officieren? Wie zijn dat?" „Luitenant Lefèbre en luitenant Van Beek, kapitein!" De beide genoemden traden daarop even eens binnen en er volgde een hartelijke begroeting, daar wij op onze. vaak vrij een zame posten, elkaar zoo weinig zagen, dat het steeds een genoegen was, wanneer de dienst ons weer eens samen bracht. Na een verfrisschenden dronk, waaraan wij allen Behoefte hadden, namen we om de tafel plaats om te beraadslagen. Op een vel papier schetste ik in een paar vluch tige krabbels de residentie van den radja met de voornaamste straten en pleinen, welke het eerste voor bezetting in aan merking kwamen. Juist toen we het er vrij wel over eens waren op welke punten öc beschikbare manschappen dienden te wor den geconcentreerd, trad Sodikromo bin nen met de boodschap, dat de kapitein en de luitenant der Chlneezen gehoor ver zochten. Het is hier de plaats met betrekking tot deze zonen van het hemelsche rijk, die eigenlijk ten onrechte een militaire titel dragen, iets meer mee te deelen. Ze zijn ln werkelijkheid ambtenaren van het con sulaat. employé's van den Chineeschen consul-generaal. In geheel Indië en vooi- ai in die streken, waar zich plantages be vinden, heeft de Chineesche regeering ten behoeve van de werkende Chineesche koe lies ambtenaren aangesteld, die onderge schikt zijn aan den consul-generaal en den Chineeschen gezant. In kleine plaatsen en districten heeft reeds een „luitenant" vrij veel macht, terwijl een „kapitein" onge veer dezelfde functie bekleedt als een con sul. Deze regeeringsambtenaren verschij nen vaak geheel onaangemeld op de ver schillende plantages, waar zij dan de loon- staten der koelies controleeren en zich van eventueele klachten over de werkgevers op de hoogte stellen Zij treden dan als be middelaar op of dienen, wanneer hiermee geen resultaat wordt bereikt, een klacht in bij de regeering. Hun optreden is over het algemeen vrij aanmatigend en hun eeuwig queruleeren is voor de Indische ambtena ren een bron van voortdurende ergernis. Hieraan is echter weinig te veranderen, want tenslotte heeft elke buitenlandsche mogendheid het recht haar onderdanen hulp en bijstand te verleenen. De „kapitein" der Chineezen was geves tigd in Laboe en Batoe, eveneens de stand plaats van den Ned.-Indischen controleur, erwijl de luitenant" der Chineezen in Negri Lama zijn tenten had opgeslagen. Daar beide heeren eveneens herhaaldelijk met klachten bij de politie kwamen, ge beurde het meer dan eens, dat ik noodge dwongen met hen moest samenwerken. Vooral de „luitenant" viel ons schier on ophoudelijk lastig met alle mogelijke futi liteiten, waarvan hij dan een cause célébre 'rachtte te maken. Door velerlei ervarin gen wijs geworden, weigerde ik echter meestal aan hun verzoek om in te grijpen gevolg te geven en vaak ook verwees ik lien naar den controleur. Daar deze laat ste echter veel op reis was en zijn ambte naren zich eenvoudig niet lieten spreken, werden ontelbare klachten der Chineezen op de lange baan geschoven om later le worden vergeten. Over het algemeen was de verstandhouding dus niet zoo heel prettig. Gewoonlijk zag ik hen liever gaan dan komen, maar in dit geval was hun be zoek, ondanks het vooruitzicht, dat ik nen niet gemakkelijk kwijt zou raken, mij toch niet geheel onwelkom, omdat ik er een mo gelijkheid in zag, zonder strijd en noode- loos bloedvergieten, de rust en orde in NegTi Lama te herstellen. Wij groepeerden ons dus opnieuw rond de tafel, welke in allerijl werd opgeruimd en zetten ons gelaat in een zoo plechtig mogelijke plooi, zoodat de Chineezen een van ernst doortrokken college tegenover zich vonden, toen Sodikromo met een zwaai beide deuren voor hen opende. Hoffelijk verhieven we ons van onze plaatsen. Ik trad het tweetal tegemoet en stak hun de hand toe. die zij grijnzend en onophoudelijk buigend, schudden. Nadat ook de andere officieren op deze wijze wa ren begroet, namen zij, daartoe uitgenoo- dlgd, aan de groote tafel plaats. Beiden waren zij gekleed ln de gebrui kelijke witte tropenkleeding, waarop het onderscheidingsteeken van hun rang was aangebracht. Hun glad geschoren schedel van welks midden de keurig gevlochten staart afhing, geleek een biljartbal. Beide heeren, zoowel de „kapitein", een dikke, ietwat sluw glurende man van middelba ren leeftijd, als zijn ondergeschikte, de ma gere, tanige „luitenant", bewaarden een diep stilzwijgen. Zij verwachtten van mij. dat ik de bespreking zou openen en het leek mij verkieslijk het min of meer pijn lijke zwijgen zoo spoedig mogelijk te ver breken. Ik wendde mij dus rechtstreeks tot hen en zei zoo plechtig mogelijk: „Mag .k den heeren verzoeken het doel van hun bezoek mee te deelen? U zult in ons op merkzame toehoorders vinden, maar daar onze tijd uiteraard beperkt is, moet ik den heeren ambtenaren wel vriendelijk ver zoeken hun verzoeken in zoo beknopt mo gelijken vorm kenbaar te maken." De Chineezen rezen statig overeind en maakten een buiging. „Zeer gaarne, toean commandant", ant woordde de kapitein eerbiedig. „U komt met dit verzoek ook aan onze wenschen te gemoet, omdat het gebeurde veel woorden overbodig maakt en slechts zoo spoedig mogelijk een practische oplossing eischt. Naar onze meening ..Pardon", viel ik hem in de rede, „met alle respect voor uw meening, moet ik er toch op aandringen, dat we ons tot de fei ten bepalen!" „Goed, toean kapitein", knikte de Chi nees, „een feit is het dus. dat uit de mos kee een kostbare cassette, welke islamiti sche reliquieën bevatte, ontvreemd is. De daarover heerschende verontwaardiging beperkt zich niet tot de Mohammedanen, maar wordt in Chineesch-boeddhistische kringen gedeeld, vooral wel daarom, me neer de commandant, omdat u zonder eenig bewijs geachte en vredelievende Chi neesche onderdanen als de daders of aanstichters van dit misdrijf hebt laten arresteeren." (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). PRINS BERTIL TAN ZWEDEN vloog DE BOUW TAN HET NIEUWE RAADHUIS TE WA- van Malmö naar Parijs via Schiphol. Prins TERÏNGEN TORDERT SNEL. Exterieur van het in Bertil verlaat de machine op Schiphol. aanbouw zijnde raadhuis. DE BOUW TAN DE KOOPMANSBEURS TE ROTTERDAM. - Temidden van het kale betonskelet vordert de constructie van de stalen overkapping van de groote zaal goed. Niet minder dan een half millioen k.g. staal wordt hierin verwerkt. DE GROOTSTE DER TIJF LUI- EN SPEELKLOKKEN, bestemd voor de in aanbouw zijnde Rot- teTdamsche beurs en gegoten in de klokkengieterij van Petit en Flitsen te Aarle-Rixtel. De heer Fritsen oefent met zijn instrumenten de laatste controlo uit. DE GROOTE LEGERMANOEUTRES IN DE FRANSCUE ALPEN zijn in vollen gang. President Lebrun woont de oefeningen bij. Eenige Alpenjagers met hun trouwe kameraden. TE MEDEMBLIK wordt van ouda steenen, afkomstig van het thans geres taureerde kasteel „Radboud" een toe- gangsbrug tot dit kasteel gebouwd. ONGEVEER 200 RUITERS nemer ieel aan een toer van 100 mijl door En gland. Het vertrek van eenige deel nemers uit Epsom.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5