Het vliegongeluk onder Rijswijk - Wals stayerkampioen van Nederland I SI MARGAGA LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad 79sfe Jaargang :.v m FEUILLETON HÉ MAJOOR GARDNER DEMONSTREERDE OP DE BROOKLANDS-BAAN ZIJN NIEUWE RACE-AUTO, WAARMEDE HIJ NIEUWE SNELHEIDSRECORDS WIL VESTIGEN. DE WAGEN IN VOLLE VAART. - -■ DE BOUW VAN DEN RIJKSAUTOWEG AMSTERDAM—LEEUWARDEN Brengt een groote bedrijvigheid met zich mede. Een kijkje op het werk nabij Het Schouw, waar men met een groote graafmachine bezig is. GROOTE GOLVEN —sloegen tegen de kust bij het dorp Amroth in Wales (Eng.) en richtten groote schade aan. Een deel van de ingestorte rotskust. DE HAAGSCHE DIERENTUIN - ontving een twee tal paardherten uit Sumatra. HET VLIEGTUIGONGELUK ONDER RIJSWIJK. Links het wrak van het militaire lesvliegtuig, dat na het uitvoeren van een stunt zoo ongelukkig terecht kwam. Rechts de omgekomen luitenant-vlieger J. L. J. Swartjes. FELLE BRAND te Amsterdam in een sigarenwinkel. Het pand brandde geheel uit. Tijdens het blusschingswerk. DE SULTAN VAN DELI die met zijn beide zoons hier te lande vertoeft om de a.s. regeeringsjubileumfeesten bij te wonen, maakte gisteren een gondelvaart op den Amstel. Het hooge gezelschap in de boot. WALS behaalde het stayer kampioenschap van Nederland. Jhr. v. d. Bergh van Heemstede trekt hem de kampioenstrui aan Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden van Sumatra's Oostkust, door GERT HARTENAU—THIEL. 8) Nog had ik niet tot een besluit kunnen tomen, toen uit het struikgewas een man '®n de voorhoede opdook en ons een tee- *j® gaf langzaam voorwaarts te sluipen. "IJ brachten onze geweren in den aan slag, legden ons plat op den grond en kro- Pen voetje voor voetje, elk geruisch zorg vuldig vermijdend, vooruit. Het was een «er onaangenaam karwei, waarbij we onze banden en gelaat open reten aan venijnige oorens en met onze kleeren aan takken, "■ruiken en luchtwortels bleven hangen, •negen, muskieten en andere insecten welden ons en met zweet liep ons in ™alen langs het voorhoofd en verblindde onze oogen. Ik vloekte en steunde van in spanning. h«Vagen we niet ver van den inSan® van net hol. Het was een open terrein na- uurlijk met boschbedekking waarop we "slotte aangeland waren. Geruischloos dopen we naderbij. Het hoofd en daarna ook het bovenli- tnaam van een koelie kwamen voorzichtig wven den rand van het hol uit. Spiedend. een slak, die gedeeltelijk uit haar huls is gekropen, gluurde hij in het rond en zijn hand omklemde krampachtig een ge weer. Wij durfden nauwelijks adem te ha len en lagen onbeweeglijk achter onze dek king. Daar als een panter op zijn buit, sprong een van mijn manschappen, slechts met een mes gewapend, van achteren op den koelie toe. Een huiveringwekkende doodskreet en de bandiet viel als een zak op den grond. Deze kreet van den overval- lene was echter tevens het signaal voor den strijd. Een kluwen van bruine lijven wrong zich door de opening van het hol, woeste kreten weerklonken, schoten knal den. menschen rolden in doodsstrijd of in een hevig gevecht gewikkeld over den grond en in het stille bosch werden al deze angstwekkende geluiden honderdvoudig weerkaatst. Een reus van een kerel had zich bovenop me geworpen en als vastgebeten rolden we tc zamen door de modder. Met inspanning van al mijn krachten trachtte ik mijn hand vrij te maken om mijn mes te kunnen trekken, maar mijn tegenstander om klemde mijn lichaam als een stalen schroef en ik had beide handen noodig om den kerel te beletten met zijn tanden bij mijn keel te komen. Zijn bezweet, verwrongen gezicht was slechts enkele centimeters van het mijne verwijderd en steunend en hij gend worstelde ik om hem van mij af te schudden. Eindelijk gelukte het me al- liians een arm uit zijn ijzeren greep vrij le maken. Gillend van woede probeerde hij mij weer in zijn macht te krijgen, maar het volgende oogenblik viel hij krachteloos ter zijde, want een van mijn mannen, die le hulp was gesneld, had hem zijn mes tot aan het heft tusschen de ribben gestoken. Slap vielen zijn ijzersterke armen langs zijn lichaam en nog geheel buiten adem van inspanning sprong ik overeind. Ook de anderen bleken goed werk te hebben verricht. Rond het hol lagen de roovers gedood of zwaar geboeid. Wij had den zonder verliezen gezegevierd. Welis waar was niemand er geheel ongedeerd afgekomen, maar de verwondingen waren gelukkig niet van ernstigen aard. Nadat we ons in een waterplas wat had den gereinigd, verschaften we ons toe gang tot het berenhol, om naar de gesto len schatten te zoeken. Een fakkel, dien we hadden meegebracht, werd ontstoken en daarmee belichtten we alle hoeken en gaten van het hol, dat jaren geleden wel licht een grimmigen Maleischen beer tot schuilplaats had gediend, doch nu met hetzelfde doel door smokkelaars en ander gespuis werd gebruikt. Weldra vonden wij nu ook de uit de moskee ontvreemde kist. Zij was zorgvul dig verstopt in een nis van boomwortels en met aarde en takken bedekt. Het was een zware zwarte kist, welke nauwelijks door een man kon worden gedragen, maar toen wij haar naar buiten hadden gebracht, ontdekten wij tot onzen niet geringen schrik, dat het deksel was open gebroken en het meest waardevolle stuk de groe ne tulband van den profeet verdwenen was. Ook de edelsteenen, welke op kundige wijze waren aangebracht, bleken met bei tel en hamer te zijn bewerkt. De dieven hadden kennelijk getracht deze kostbaar heden te verwijderen, naar het scheen echter zonder resultaat. Waarschijnlijk hadden wij hen bij dit werk gestoord, maar l.oe verheugend dit op zichzelf ook mocht zijn, wel zeer pijnlijk bleef het, dat wij het heiligste reliquie, den groenen tulband, niet vermochten te ontdekken. Noodgedwon gen moesten we tenslotte het zoeken sta ken. daar het tijd werd om aan den terug tocht te denken. Het bleek echter al spoedig, dat wij daarbij voor groote moeilijkheden zouden komen te staan. De gevangenen, die een nauwlettend toezicht vereischten. toonden zich weerspannig en trachtten zich her haaldelijk. wanneer het terrein daartoe een geschikte gelegenheid bood. uit de voe ten te maken. Slechts met groote moeite slaagden wij er in deze ontvluchtingspo gingen te verijdelen en de wederspannigen zij het soms wat hardhandig tot doorloopen te bewegen. De hoofdtroep, onder leiding van mijn adjudant was ons tenslotte ver voor; ik volgde met luitenant Karsten en twee sol daten op grooten afstand. Wij baanden ens een weg door het kreupelhout, over doornen en ijzersterke lianen dwars door poelen en moerasssen en wij slaakten een zucht van verlichting, toen wij eindelijk weer vasten grond onder de voeten voel den. Het was een open plek. waar de zon onbelemmerd kon doordringen, zoodat de grond gescheurd was van droogte. Een paar enorme boomen waren hier blijkbaar als slachtoffer van de natuurelementen ge vallen en daaromheen lagen takken, bla deren en wat groen. De plek noodde tot rusten en wij, achterblijvers, besloten hier wat van de vermoeienissen te bekomen en nieuwe krachten te verzamelen. Spoedig waren we het eens over een geschikte plaats en dus wikkelden we ons ln onze muskietnetten en strekten ons behaaglijk uit. Ik had het me gemakkelijk gemaakt op een hoop droge bladeren, waar ik heer lijk in weg zonk. Merkwaardig: mijn rust bed veerder als een springmatrasAls Ik mij er op bewoog, werd ik door een te gendruk weer omhoog geheven en dat spel letje beviel met zoo goed. dat lk het ecnige malen herhaalde. Tenslotte echter kreeg mijn vermoeidheid toch de overhand en viel ik in een diepen, droomloozen slaap. Hoe lang ik geslapen had, kon ik niet zeggen. Misschien was het een half uur, misschien slechts een paar minuten. ma3r hoe het zij, plotseling voelde ik mij door een onzichtbare macht omhoog geheven en het volgende oogenblik lag ik naast de bladerhoop. Ik sperde mijn oogen wijd open van verbazing, staarde slaapdronken naar mijn voormalige rustplaats en tot mijn groote ontzetting ontwaarde ik eensklaps een groote tijgerslang, die zich traag en blazend uit de bladerhoop bevrijdde. Waar schijnlijk was het dier daarin gekropen voor een siësta, waarin ik het door mijn lichaamsgewicht gestoord had. Zijn kop en hals bewogen zich roeiend en sissend voorwaarts, terwijl het zijn ongeveer vijf meter lange lichaam met schokken en rukken meesleepte. Het middelste deel van het slangenlijf was sterk gezwollen en Loonde de omtrekken van een klein hert, dat het reptiel kort tevoren moest heb ben verslonden. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5