De uitspraak van het Ambtenaren-gerecht IEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Zaterdag 16 Juli 1938 GROOTE OPRUIMING Minister handelde niet in strijd met de wet WEERBERICHT. AGENDA De feiten. VOOR U MET VACANTIE GAAT FOTO- EN KINO-APPARATEN GFOTO en KINO EIJTENBEEK De overplaatsing der brigade. (Vervolg van pagina 1.) De overwegingen van het Ambtenaren gerecht betreffende Oss zijn in de ver schillende zaken gelijkluidend. De volgen de tekst is van de zaak-Curfs: Wat de feiten betreft. Overwegende dat verweerder (de mi nister van justitie - Red. L D.) op 1 April 1938 aan den procureur-generaal, fungee- rend directeur van politie, te 's-Hertogen- bosch een telegram heeft gezonden van den volgenden Inhoud: „Uit verbalen en rapporten blijkt mij, dat de brigade der Koninklijke marechaus see te Oss naar haar u bekende activiteit in een aanhangige belangrijke strafzaak bU haar opsporingsonderzoek ln andere gevallen den laatsten tijd een methode toepast, die zoo ernstige bedenking heeft, dat lk aanleiding vind u op te dragen den betrokken divisie-commandant na mens mij mede te deelen, dat de brigade tot nader order zich, behoudens uw uit- drukkelijken last, te onthouden heeft van ieder opsporingsonderzoek. Aangiften bij de brigade inkomende, zijn door te geven aan gemeentepolitie". overwegende dat klager, op 1 April 1938 opperwachtmeester bij de Kon. marechaus see en ingedeeld bij de brigade te Oss. den Inhoud van dit telegram opvattend als een besluit of handeling van den minister van justitie, waarbij hem zijn opsporingsbe voegdheid met ingang van 1 April 1938 werd ontnomen, tegen dit besluit of deze handeling bij (op April 1938 ter griffie in gekomen) klaagschrift bij dit gerecht be roep heeft Ingesteld en op de in zijn daar toe strekkend klaagschrift aangevoerde gronden, heeft verzocht dit besluit of deze handeling nietig te verklaren. overwegende dat verweerder bij contra memorie in den breede zijn standpunt te genover het door klager ingestelde beroep heeft uiteengezet en tot ongegrondverkla- ring daarvan heeft geconcludeerd. In rechte: overwegende dat dit gerecht hoewel partijen dienaangaande niet verschillen ln de eerste plaats de ontvankelijkheid van het beroep heeft te beoordeeler. overwegende dienaangaande dat het bo- Barometerstand. Gistermiddag 3 uur: 785. Hedenmiddag 3 uur: 786. 8INNENLAND8CH WEERBERICHT. Medegedeeld door het Kon. Ned. Meteorol Instituut te De Rilt. Hoogste barometerstond 768.4 te Valentie Laagste barometerstand 753.3 te Reykjavik. Verwachting tot morgenavond 7 uur: Matige tot zwakke Noordwestelijke tot Zuid westelijke wind. Gedeeltelijk bewolkt, weinig of geen regen, weinig verandering in temperatuur. BUITENLANDSCH WEEROVERZICHT. Medegedeeld door het Kon. Ned. Meteorol Instituut te De Bilt. Over de omgeving van de Oostzee bleef de luchtdruk hoog, evenals ln het Zuidwesten op den Oceaan. De storing over Zuid-Engeland ont wikkelde zich tot een afzonderlijke kern. welke thans over de Noordzee ligt. Bewesten IJsland nadert een nieuwe depressie, waarvan de In vloed tot ver ln het Zuiden reikt. Koelere Westenwinden drongen vannacht ook in onze omgeving door. hetgeen met regen gepaard ging. Op de Britsche eilanden en ln Frankrijk heerscht ook koel weer. met matigen Noordwestelijken wind In Duitschland en Oost-Europa hield het warme weer nog aan. WEERSOMSTANDIGHEDEN. HEDENOCHTEND 8 UUR. Parijs: West. 15 gr. C., zwaar bewolkt. Londen: West, 13 gr. C., betrokken. Berlijn: Oost. 22 gr. C.. fraai. Nice: windstil, 22 gr. C.. fraai. LUCHTTEMPERATUUR. 9 uur voorm.: 12 gr. C. (62 gr. F.). 12 uur 'smldd.: 13 gr. C. (64 gr. F.). TOOGWATERTIJDEN TE KATWIJK a. ZEE Voor Zondag. Voorm. te 8 u. 11 min.; nam. te 19 u. 42 min. Voor Maandag. Voorm. te 6 u. 48 min.; nam. te 9 u. 18 min. WATERTEMPERATUUR. Zweminrichting „Poelmeer". 's Middags 12 uur: 20 gr. C. Zweminrichting „De Zijl", 'sMiddags 12 uur: 19 gr. C. LICHl OP VOOR FIETSERS e.a. Zondag: 21.46 n.m. tot 4.26 v.m. Maandag: 21.45 n.m. tot 4.20 v.m. MAANS- OP- EN ONDERGANG. Zondag op: 22 u. 22: onder: 9 u. 13. Maandag op: 22 u. 41; onder: 10 u. 22. venvermeld ministerieel telegram o.m. in hield een beslissing van verweerder, dat klager en de overige, met opsporingsbe voegdheid in strafzaken bekleede militai ren der te Oss gestationneerde brigade der Kon. marechaussee zich tot nader or der. behoudens ultdrukkelijken last van den procureur-generaal bij het gerechts hof te 's-Hertogenbosch, hadden te ont houden van ieder opsporingsonderzoek en inkomende aangiften hadden door te ge ven aan de gemeentepolitie. overwegende dat klager, opperwacht meester bij de Kon maréchaussée en als zoodanig aangesteld ln militairen open baren dienst bij de landmacht hier te lan de en derhalve militair ambtenaar ln den zin van artikel der militaire ambtenaren wet 1931. overeenkomstig het bepaalde bij de artt. 24. lid 1, en 58, lid 1, der ambte narenwet 1929 Jo artikel 2 der militaire ambtenarenwet 1931. tegen de voormelde beslissing beroep kan bistellen, indien hij in zijn kwaliteit van militair ambtenaar door de mlnisterieele beslissing recht streeks in zijn belang is getroffen, overwegende dat het gerecht de laatst- vermelde voorwaarde aanwezig acht, aan gezien aan klagers militaire functie van onderofficier der maréchaussée ingevolge het bepaalde bij art. 141. sub 5. van het wetboek van strafvordering de bevoegdheid tot opsporing van strafbare feiten onaf- scheidenlijk verbonden is in een ten aan zien van hem als opsporingsambtenaar in den zin van gemeld wetboek genomen be sluit, waarbij tijdelijk de uitoefening van zijn opsporingstaak aanzienlijk werd be perkt, hem rechtstreeks heeft getroffen ln zijn ondeelbare kwaliteit van onder officier der Koninklijke maréchaussée, dus als militair ambtenaar, en tevens in zijn belang als zoodanig, moetende toch het belang, bedoeld ln artikel 24 der ambte narenwet 1929 geacht worden ook niet di rect materleele factoren te bevatten, zoo als ln casu klagers reputatie als opspo ringsambtenaar en de mogelijkheid van achterdultgang ln promotiekansen, overwegende dat klager derhalve ln zijn beroep ontvankelijk ls te achten, overwegende, wat betreft de gegrond heid van het beroep, dat het gerecht ingevolge het bepaalde bij artikel 58, lid 1, der ambtenarenwet 1929 jo. ar tikel 2 der militaire ambtenarenwet 1931 de meergemelde beslissing van verweerder slechts kan nietig verkla ren, indien deze zou strijden met eenig toepasselijk algemeen verbindend voor schrift, of, voor het geval verweerder zonder in strijd te komen met een der gelijk voorschrift tot het nemen van een beslissing als de onderhavige be voegd zou zijn, bij het nemen daarvan van zijn bevoegdheid kennelijk een an der gebruik zou hebben gemaakt dan tot de doeleinden, waartoe die bevoegd held gegeven is. overwegende wat betreft de eerstvermel- de vernietlgingsgrond, dat klager als toe passelijke algemeen verbindende voor schriften waarmede de beslissing ln strijd zouz ljn, bij klaagschrift heeft aangegeven de artt. 141, 154, 163 en 140 van het wet boek van strafvordering, artikel 13 van het reglement voor de militaire ambte naren der Koninklijke landmacht en ar tikel 3 van het rijkspolltlebesluit, vastge steld bij Kon. )3esluit van 8 Augustus 1935, s. 497, overwegende dat artikel 13 van het reg lement voor de militaire ambtenaren der Kon. landmacht door de beslissing niet is geschonden, aangezien dit artikel de schorsing van een militair ambtenaar re gelt, terwijl de bestreden beslissing geen schorsing van klager bevat noch-kon be vatten, zijnde verweerder tot schorsing van klager niet het bevoegde orgaan, overwegende ten aanzien van den door klager beweerden strijd met artikel 141 van het wetboek van strafvordering, be palende dat de daarin genoemde ambte naren, w.o. de onderofficieren der maré chaussée, met de opsporing der strafbare feiten zijn belast, dat dit artikel niet op zich zelf en bulten verband met andere bepalingen mag worden beschouwd en niet aldus mag worden opgevat, dat bedoelde ambtenaren steeds en overal opsporings onderzoeken zouden moeten kunnen ver richten en daarin niet evengoed als door wettelijke administratieve voorschriften nopens ressort, werkverdeellng, regeling van rusttijden en vacantle en dergelijke geschiedt, ook door directe bevelen van hun justitieele chefs in het belang van den dienst zouden kunnen worden beperkt, hetzij ln hun bepaaldelijk aangewezen ge vallen, hetzij meer in het algemeen, bijv. Indien, bij ernstige tekortkoming of wan gedrag bij de uitvoering der opsporings taak. van de zijde van het bevoegde ad ministratief orgaan vaak een ander dan het justitieele dadelijke schorsing of ontslag achterwege blijft, dat het tegendeel reeds volgt uit de be palingen van het wetboek van strafvorde ring als de artt. 140, lid 2, 143, lid 2, 148, lid 2, 155, 158, waarin de hiërarchische or dening van het geheel der opsporings ambtenaren tot uiting komt en de onder werping van den lageren aan de bevelen van den hoogeren ten aanzien van het op sporingsonderzoek wordt voorgeschreven, dat de beslissing van verweerder, waar bij aan klager zijn kwaliteit van opspo ringsambtenaar niet is ontnomen, doch hem slechts tijdelijk het instellen van op sporingsonderzoeken wordt verboden, voor zoover daarmede niet door den procureur- generaal bij het gerechtshof belast, op grond van het hiervoren overwogene der halve niet geacht kan worden të strijden met genoemd artikel 141 van het wetboek van strafvordering, Niet in strijd met aangevoerde "bepalingen. Overwegende dat het gerecht op de gronden in de voorafgaande overweging aangegeven in de bestreden beslissing evenmin strijd met artikel 154 van het wetboek van strafvordering aanwezig acht, overwegeende dat aan de bewering van klager, dat de bestreden beslissing zou strijden met artikel 163 vün het wetboek van strafvordering, de feitelijke grondslag ontbreekt, aangezien bij de beslissing aan klager het ontvangen van aangiften van strafbare feiten niet is verboden, doch hem slechts ls opgedragen, deze, kennelijk na ontvangst, door te geven aan de gemeen tepolitie, overwegende ten slotte, wat betreft den door klager beweerden strijd van de beslis sing met artikel 140 van het wetboek van strafvordering en artikel 3 van het Rijks polltlebesluit, dat het gerecht ook ln dit opzicht het standpunt van klager, volgens hetwelk krachtens genoemde bepalingen, indien een beslissing als de ln dit geding bestredene al toelaatbaar ware, slechts de procureur-generaal bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch en niet de minister van Justitie deze beslissing had kunnen nemen, niet deelt, aangezien ingevolge het bepaalde bij artikel 5 van de wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der Justitie, de minister van Justitie bevelen kan geven aan het openbaar ministerie, dus ook aan den procureur-generaal, en derhalve een maat regel dien de procureur-generaal op bevel van den minister van Justitie moet nemen, ook direct door den minister van Justitie zelf kan worden genomen, terwijl, wanneer zooals ln casu de uitvoering van den maat regel aan den procureur-generaal wordt op gedragen, het verschil tusschen dezen en eenzelfden maatregel door den procureur- generaal op last van den minister genomen geen wezenlijke beteekenls heeft; dat deze opvatting geen bestrijding, doch volledige bevestiging vindt in artikel 3 van het rijks- politlebëslult, waarbij de voorziening ln de rijkspolitiezorg, waartoe ook de opsporing van strafbare feiten behoort, en de uitoefe ning van het gezag over de rijkspolitie, dat ingevolge artikel 2 van hetzelfde besluit bij den minister van Justitie berust, aan den procureur-generaal bij het gerechtshof, als zoodanig fungeerend als directeur van po litie, voor zijn ressort wordt opgedragen, zulks echter onder de bevelen van den mi nister van Justitie; overwegende dat verweerder derhalve door het nemen der bestreden beslissing niet in strijd ls gekomen met de door klager aangevoerde bepalingen; overwegende dat dit gerecht ook ove rigens niet van strijd met eenlg ander toepasselijk algemeen verbindend voor schrift is gebleken; overwegende dat derhalve de beslis sing niet kan worden nietig-verklaard op den grond, dat zij feitelijk of rech tens met toepasselijke algemeen verbin dende voorschriften zou strijden; overwegende dat het gerecht thans heeft te beantwoorden de vraag of verweerder die, zooals hiervoren overwogen, zonder ln strijd te komen met eenig toepasselijk alge meen verbindend voorschrift, een beslissing als de ln dit geding bestredene mocht ne men, van zijn bevoegdheid daartoe in het onderhavige geval kennelijk een ander ge bruik heeft gemaakt dan tot de doelein den, waarvoor hem die bevoegdheid ls ge geven; Geen onredelijk of onolrbaar motief. overwegende dat het antwoord op deze vraag bevestigend zal moeten lulden voor het geval kan worden aangenomen, dat verweerder bij het nemen van de bestreden beslissing rich heeft laten lelden door een onredelijk of onolrbaar motief, overwegende dat dit noch uit de gedingstukken of het verhoor der door klager ter terechtzitting opgeroepen getuigen noch overigens uit het onder zoekt ter terechtzitting ia gebleken, doch wel het tegendeel, namelijk dat verweerder door het nemen der bestre den beslissing uitsluitend heeft beoogd de richtlge opsporing van strafbare feiten te bevorderen, overwegende dat wat er zij van deze op vatting, zij toch ln elk geval slechts dan zou kunnen lelden tot nietigverklaring der beslissing op grond van meergemeld be- voeg'heidsmlsbruik, indien zou zijn komen vast te staan, dat de beslissing van ver weerder, getoetst aan de nader gebleken werkelijkheid, eiken feitelijken grond zou missen, Overwegende dat het gerecht dit laat ste op grond van de gedingstukken en het onderzoek ter openbare terechtzitting ech ter niet aanneemt., Brigadeleden zijn tekort geschoten. Overweende toch dat zonder af te dalen ln een gedetailleerde beoordee ling van het optreden der Ossche bri gade in de voormelde opsporingson derzoeken, waaromtrent op verschil lende punten een uiteenloopende ap preciatie mogelijk is, het gerecht als zijn overtuiging uitspreekt dat in be paalde opzichten de betrokken briga deleden kennelijk zijn tekort gescho ten in het voor opsporings-ambtena- ren verelschte inzicht en beleid. Zondag. Evang Oemeenschap: Middelstegracht 3, de heer v. d. Horst. 10 uur voorm en 6 uur 30 nam. de heer Heeresma. Jeruël: le Groenesteeg, de heer Jac. Spieren burg, 10 uur voorm, W. de ZwUgerkerk: de heer Perkins, 8 u. nam. Maandag. Jeruël: le Groenesteeg, Bidstond. DAGELIJKS. Lakenhal: Tentoonstelling collectie Boender maker ten bate van OarlUon-comlté. DIVERSEN: overwegende dat dit laatste uitkomt in de motiveering der beslissing, volgens welke de brigade der Koninklijke Maré chaussée te OS6 naast haar activiteit ln een belangrijke strafzaak bij haar opspo ringsonderzoek ln andere gevallen dein laatsten tijd een methode zou hebben toe gepast. die ernstige bedenking ondervindt en voorts in de bij contra-memorie nader gegeven mededeellng van de feiten en om standigheden, die verweerder tot zijn be slissing hebben geleid, in hoofdzaak hier op neerkomende dat de tot de brigade Oss behoorende opsporingsambtenaren ln de periode October 1937 tot 1 April 1938 op onjuiste wijze zouden rijn opgetreden ln de opsporingsonderzoeken, Ingesteld 1. tegen een tweetal oprichters bij het jeugdontwlkkellngswerk der gemeente Oss, 2. tegen v. d. H. 3. tegen een tweetal geestelijken, 4. tegen B., 5. tegen W„ van welke feiten en omstandigheden kla ger niet heeft aangetoond en ook overigens niet ls gebleken, dat zij bij het nemen der beslissing niet als met de werkelijkheid overeenstemmend aan verweerder hebben voor oogen gestaan, overwegende dat klagers raadsman blij kens zijn ter openbare terechtzitting ge geven toelichting blijkbaar aanneemt.dat het verkeerde bevoegdheidsgebrulk als be doeld in artikel 58. lid 1, der ambtenaren wet 1929 jo. artikel 2 der militaire ambte narenwet 1931. reeds aanwezig zou zijn, wanneer verweerder zonder behoorlijk on derzoek naar de daaraanten grondslag llg- overwegende dat het gerecht te dezen met name de volgende punten wil noe men: De zaak tegen de beide opzichters Dat ln het onderzoek tegen de beide op zichters het hoofdzakelijk contact met den burgemeester niet voldoende Is ge zocht, zelfs niet dadelijk nadat door den betrokken substituut-officier van justitie opdracht was gegeven, dat tot verzeke ringstelling van beide opzichters is over gegaan, nadat gedurende het onderzoek ernstige twijfel had moeten rijzen omtrent de strafbaarheid der onderzochte feiten, dat voorts het op zich zelf reeds zoo om vangrijke onderzoek door den betrokken wachtmeester nog is voortgezet, nadat te zijner kennis was gekomen, dat een straf vervolging door de boven hem geplaatste justitieele autoriteiten te dezer zake niet op haar plaats werd geacht. Het onderzoek tegen de bankiers. Dat in het onderzoek tegen v. d. H. tot ln verzekeringstelling van dezen was over gegaan op grond van een feit van finan cieel geringen omvang, dat 6 jaar tevoren had plaats gehad, waarvan de strafbaar heid aan ernstigen twijfel onderhevig ls en waarvan de geldelijke gevolgen destijds reeds vrijwel dadelijk waren vereffend, dat eveneens op onvoldoende gronden bij v. d. H. tot huiszoeking en Inbeslagneming van diens geheele administratie ls overgegaan. De gevangen-houding van B. dat in het onderzoek tegen B. terzake van een vermeende, doch zeer twijfelach tige verduistering van een gering geldbe drag, deze niet na rijn verboor ln vrijheid is gesteld doch, nog wel mede gedurende de nachturen, ls opgehouden en opgesloten Dat ln het onderzoek tegen W. terzake van betrekkelijk lichte delicten eenzelfde handelwijze is gevolgd in het midden gelaten of de bovendien door W, aange geven mishandeling inderdaad heeft plaats gehad. De beide geestelijken Overwegende ten slotte met betrek king tot de onderzoeken tegen de beide geestelijken: dat. vooral in het onder zoek tegen pastoor B., werd uitgegaan van de bedenkelijke misvatting dat ten aanzien van bedienaren van den gods dienst bet instellen van onderzoeken en het opmaken van z.g. rapporten door opsporingsambtenaren geoorloofd en gewenscht zou zijn ook betreffende ge dragingen, waarvan vaststaat, dat zij niet van strafbaren aard zijn; dat voorts in het onderzoek tegen pastoor V. de fout ls begaan, dat aan den betref- fenden substituut-officier van justitie door den betrokken wachtmeester niet zijn medegedeeld de hem bekende om standigheden, dat reeds in 1931 een op sporingsonderzoek terzake van hetzelf de delict zonder resultaat was ingesteld en dat de verklaringen van een twee tal nu opnieuw gehoorde getuigen vol komen in strijd waren met die destijds door hem afgelegd; overwegende dat de betrokken brigade leden zich voor hun tekortkomingen slechts ten deele kunnen verontschuldigen meteen beroep op de medewerking, voor zoover verleend, van den substituut-officier van justitie, onder wiens leiding zij werkten, aangezien uit den aard der zaak de offi cier van justitie de feitelijke uitvoering van het opsporingsonderzoek grootendeels aan het Inricht en beleid der betrokken opspo ringsambtenaren moet overlaten en van hun voorlichting en voorstelling van za ken omtrent hun bekende personen en toe standen in hooge mate afhankelijk ls, ter wijl een dergelijk beroep in ieder geval niet opgaat ten aanzien van het opsporingson derzoek tegen pastoor V., tegen wien het vorig onderzoek vóór de ambtsaanvaarding van den bovenbedoelden substituut-offi cier van Justitie bij de arrondissements rechtbank te 's-Hertogenbosch had plaats gehad en aan dezen dus geheel onbekend was; Gerechtvaardigde maatregelen van den minister. overwegende dat het gerecht hoe ver dienstelijk het werk der Ossche brigade overigens moge zijn geweest voormelde tekortkomingen van dien aard acht dat maatregelen ter verbetering en voorkoming daarvan op hun plaats moesten worden geacht, waarbij het gerecht opmerkt, dat de bij de behandeling ter terechtzitting geopperde vraag, of te dezen ten aanzien van de Ossche brigade ook met andere maatregelen dan dien welken verweerder heeft getroffen, had kunnen zijn opgetre den, als een vraag van doelmatigheid niet ter beoordeeling van dit gerecht staat; overwegende dat, nu naar het oordeel 's Dinsdags, Mare 13: Medisch Opvoedkundig Bureau. 0V411 uur voorm. 'sWoensdags: Inat. v. Praeventieve Genees kunde. Consultatlebur. v. Alcoholisten 8 u. nam. 's Donderdags: Inst. voor Praeventieve Ge neeskunde (lste Blnnenvestgr.. 32). Inenting tegen dlphterie. 3',4 uur 's middags precies. 's Vrijdags: Inst. v. Praeventieve Genees kunde. Consultatiebureau V. Beroepskeuze. 4—5 uur nam. uur nam.; BIOSCOOFEN. Luxor-Theater, Stationsweg: 8 „Het meisje van gisternacht Woensdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag 3 uur. Zondag van 2—7 uur doorl. voorstelling en 8 uur nam. Trlanon-Theater. Brcestraat 31: 8 uur nam. Woensdag- en Zaterdagnamiddag 3 uur; „Hotel de la Poste". Zondag van 37 uur doorl. vooratelllng. Lido-Theater, Steenstraat 39: 8.15 uur nam.: „Wee Willie Winkle". Woensdag- en Zaterdagnam. 2,30 uur, Zon dag doorl. voorstelling van 2—7 uur en 8.16 u. Casino-Theater, Hoogewoerd 49: 8 uur nam.: „De mlllloenenerfenia". Zondag van 4 tot 7 en van 8 tot 11 uur, Woensdag- en Zaterdagnam. te 2.30 uur. Rex-Theater, Haarl.straat: lederen werkdag 3 uur nam. en 8 uur nam.: „De mijnen van Koning Salomo". Zondag doorl. voorstelling van 27 uur. Nova-Theater. iKatwijk-aan-Zee), nam. 8 uur: „De raadselachtige Mr. Moto". De avond-, nacht- en Zondagdlenst der apotheken te Lelden wordt van Zaterdag 16 t.m. Vrijdag 22 Juli a.s. waargenomen door de apotheken O. H. Blanken, Hoogewoerd 171, tel. 502; O, F. Reyst, Steenstraat 35, tel. 136. Te Oegstgeest: Oegstgeestsche Apotheek, Wllhelmlnapark 8, tel. 274. De apotheek Hooigracht 48 ls dag en nacht geopend voor leden v. h. ziekenfonds „Tot Hulp der Menschheld", echter van nam. 8 uur tot voorm. 8 uur alleen voor epoedrecepten. De geneeskundige Zondagsdienst te Lelden wordt van Zaterdagavond 8 uur tot Maandag morgen 8 uur waargenomen door de doctoren van Drlesum, Lahr, van Alphen en Starck— Loeber. Te Oegstgeest wordt deze dienst dan waar genomen door dr. Leemhuis. Tel. 2030. kunt U nog profiteeren van onze IN VELE SPOTKOOPJES. BREESTRAAT 79 - TELEF. 1851. 4570 (Ingez. Med.) klagers raadsman voorgestane opvatting, geen bevoegdheidsmlsbruik, als bedoeld ln artikel 58. lid 1, der ambtenarenwet 1929, Jo. artikel 2 der militaire ambtenarenwet 1931. ten opzichte van de bestreden beslis sing ls aan te nemen; overwegende dat voormeld bevoegdheids- misbruik evenmin kan worden afgeleid uit de omstandigheid, dat de beslissing is geno men tegen de geheele brigade, voor zoover met opsporingsbevoegdheid bekleed, aan gezien verweerder zich kennelijk heeft laten leiden door de gedachte, dat de geconsta teerde tekortkomingen een zekere menta liteit bij de geheele brigade verrieden, die slechts door tegen allen te treffen maat regelen konden worden verholpen; overwegende dat het gerecht mitsdien van oordeel is. dat bij gebreke van gronden tot nietigverklaring, bedoeld in artikel 58, lid 1, der ambtenarenwet 1929 jo. artikel 2 der militaire ambtenarenwet 1931, het beroep van klager tegen de beslissing van den minister van Justitie vervat ln diens telegram dxl. 1 April 1938 ongegrond be hoort te worden verklaard; recht doende ln naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. gende feiten zijn beslissing zou hebben van dit gerecht, ook bil nadere toetsing, genomen en deze feiten bij nader onder- i tekortkomingen bit de brigade te Oss zün zoek niet aanwezig zouden blijiken., j vast te stellen, ook bil de voormelde door In de zaak van het beroep tegen den inspecteur der Koninklijke marechaussee betreffende de overplaatsing) luidt de uit spraak als volgt: WAT DE FEITEN BETREFT: Overwegende dat verweerder bij schrij ven d.d. 6 April 1938 aan den commandant der 2e divisie der Koninklijke marechaus see, heeft opgedragen een aantal verplaat singen te bewerkstelligen. Overwegende dat klager tegen de in voormeld schrijven te zijnen aanzien ge nomen beslissing beroep hij dit gerecht heeft Ingesteld en bij daartoe strekkend klaagschrift o.m. heeft aangevoerd: Dat deze verplaatsing kennelijk verband houdt met de tijdelijke intrekking van de opsporingsbevoegdheid van het personeel der brigade Oss en dan ook na overleg tus schen dc ministers van justitie en van defensie heeft plaats gehad Dat klager door dit besluit of deee han deling van den Inspecteur der Kon. mare- 2—2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 6