De uitspraak van
het Ambtenaren-gerecht
IEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
Zaterdag 16 Juli 1938
GROOTE OPRUIMING
Minister handelde niet in strijd met de wet
WEERBERICHT.
AGENDA
De feiten.
VOOR U MET
VACANTIE GAAT
FOTO- EN KINO-APPARATEN
GFOTO en KINO
EIJTENBEEK
De overplaatsing
der brigade.
(Vervolg van pagina 1.)
De overwegingen van het Ambtenaren
gerecht betreffende Oss zijn in de ver
schillende zaken gelijkluidend. De volgen
de tekst is van de zaak-Curfs:
Wat de feiten betreft.
Overwegende dat verweerder (de mi
nister van justitie - Red. L D.) op 1 April
1938 aan den procureur-generaal, fungee-
rend directeur van politie, te 's-Hertogen-
bosch een telegram heeft gezonden van
den volgenden Inhoud:
„Uit verbalen en rapporten blijkt mij,
dat de brigade der Koninklijke marechaus
see te Oss naar haar u bekende activiteit
in een aanhangige belangrijke strafzaak
bU haar opsporingsonderzoek ln andere
gevallen den laatsten tijd een methode
toepast, die zoo ernstige bedenking heeft,
dat lk aanleiding vind u op te dragen
den betrokken divisie-commandant na
mens mij mede te deelen, dat de brigade
tot nader order zich, behoudens uw uit-
drukkelijken last, te onthouden heeft van
ieder opsporingsonderzoek. Aangiften bij
de brigade inkomende, zijn door te geven
aan gemeentepolitie".
overwegende dat klager, op 1 April 1938
opperwachtmeester bij de Kon. marechaus
see en ingedeeld bij de brigade te Oss. den
Inhoud van dit telegram opvattend als een
besluit of handeling van den minister van
justitie, waarbij hem zijn opsporingsbe
voegdheid met ingang van 1 April 1938
werd ontnomen, tegen dit besluit of deze
handeling bij (op April 1938 ter griffie in
gekomen) klaagschrift bij dit gerecht be
roep heeft Ingesteld en op de in zijn daar
toe strekkend klaagschrift aangevoerde
gronden, heeft verzocht dit besluit of deze
handeling nietig te verklaren.
overwegende dat verweerder bij contra
memorie in den breede zijn standpunt te
genover het door klager ingestelde beroep
heeft uiteengezet en tot ongegrondverkla-
ring daarvan heeft geconcludeerd.
In rechte:
overwegende dat dit gerecht hoewel
partijen dienaangaande niet verschillen
ln de eerste plaats de ontvankelijkheid
van het beroep heeft te beoordeeler.
overwegende dienaangaande dat het bo-
Barometerstand.
Gistermiddag 3 uur: 785.
Hedenmiddag 3 uur: 786.
8INNENLAND8CH WEERBERICHT.
Medegedeeld door het Kon. Ned. Meteorol
Instituut te De Rilt.
Hoogste barometerstond 768.4 te Valentie
Laagste barometerstand 753.3 te Reykjavik.
Verwachting tot morgenavond 7 uur:
Matige tot zwakke Noordwestelijke tot Zuid
westelijke wind. Gedeeltelijk bewolkt, weinig of
geen regen, weinig verandering in temperatuur.
BUITENLANDSCH WEEROVERZICHT.
Medegedeeld door het Kon. Ned. Meteorol
Instituut te De Bilt.
Over de omgeving van de Oostzee bleef de
luchtdruk hoog, evenals ln het Zuidwesten op
den Oceaan. De storing over Zuid-Engeland ont
wikkelde zich tot een afzonderlijke kern. welke
thans over de Noordzee ligt. Bewesten IJsland
nadert een nieuwe depressie, waarvan de In
vloed tot ver ln het Zuiden reikt. Koelere
Westenwinden drongen vannacht ook in onze
omgeving door. hetgeen met regen gepaard ging.
Op de Britsche eilanden en ln Frankrijk heerscht
ook koel weer. met matigen Noordwestelijken
wind In Duitschland en Oost-Europa hield het
warme weer nog aan.
WEERSOMSTANDIGHEDEN.
HEDENOCHTEND 8 UUR.
Parijs: West. 15 gr. C., zwaar bewolkt.
Londen: West, 13 gr. C., betrokken.
Berlijn: Oost. 22 gr. C.. fraai.
Nice: windstil, 22 gr. C.. fraai.
LUCHTTEMPERATUUR.
9 uur voorm.: 12 gr. C. (62 gr. F.).
12 uur 'smldd.: 13 gr. C. (64 gr. F.).
TOOGWATERTIJDEN TE KATWIJK a. ZEE
Voor Zondag.
Voorm. te 8 u. 11 min.; nam. te 19 u. 42 min.
Voor Maandag.
Voorm. te 6 u. 48 min.; nam. te 9 u. 18 min.
WATERTEMPERATUUR.
Zweminrichting „Poelmeer".
's Middags 12 uur: 20 gr. C.
Zweminrichting „De Zijl",
'sMiddags 12 uur: 19 gr. C.
LICHl OP VOOR FIETSERS e.a.
Zondag: 21.46 n.m. tot 4.26 v.m.
Maandag: 21.45 n.m. tot 4.20 v.m.
MAANS- OP- EN ONDERGANG.
Zondag op: 22 u. 22: onder: 9 u. 13.
Maandag op: 22 u. 41; onder: 10 u. 22.
venvermeld ministerieel telegram o.m. in
hield een beslissing van verweerder, dat
klager en de overige, met opsporingsbe
voegdheid in strafzaken bekleede militai
ren der te Oss gestationneerde brigade
der Kon. marechaussee zich tot nader or
der. behoudens ultdrukkelijken last van
den procureur-generaal bij het gerechts
hof te 's-Hertogenbosch, hadden te ont
houden van ieder opsporingsonderzoek en
inkomende aangiften hadden door te ge
ven aan de gemeentepolitie.
overwegende dat klager, opperwacht
meester bij de Kon maréchaussée en als
zoodanig aangesteld ln militairen open
baren dienst bij de landmacht hier te lan
de en derhalve militair ambtenaar ln den
zin van artikel der militaire ambtenaren
wet 1931. overeenkomstig het bepaalde bij
de artt. 24. lid 1, en 58, lid 1, der ambte
narenwet 1929 Jo artikel 2 der militaire
ambtenarenwet 1931. tegen de voormelde
beslissing beroep kan bistellen, indien hij
in zijn kwaliteit van militair ambtenaar
door de mlnisterieele beslissing recht
streeks in zijn belang is getroffen,
overwegende dat het gerecht de laatst-
vermelde voorwaarde aanwezig acht, aan
gezien aan klagers militaire functie van
onderofficier der maréchaussée ingevolge
het bepaalde bij art. 141. sub 5. van het
wetboek van strafvordering de bevoegdheid
tot opsporing van strafbare feiten onaf-
scheidenlijk verbonden is in een ten aan
zien van hem als opsporingsambtenaar in
den zin van gemeld wetboek genomen be
sluit, waarbij tijdelijk de uitoefening van
zijn opsporingstaak aanzienlijk werd be
perkt, hem rechtstreeks heeft getroffen
ln zijn ondeelbare kwaliteit van onder
officier der Koninklijke maréchaussée, dus
als militair ambtenaar, en tevens in zijn
belang als zoodanig, moetende toch het
belang, bedoeld ln artikel 24 der ambte
narenwet 1929 geacht worden ook niet di
rect materleele factoren te bevatten, zoo
als ln casu klagers reputatie als opspo
ringsambtenaar en de mogelijkheid van
achterdultgang ln promotiekansen,
overwegende dat klager derhalve ln zijn
beroep ontvankelijk ls te achten,
overwegende, wat betreft de gegrond
heid van het beroep, dat het gerecht
ingevolge het bepaalde bij artikel 58,
lid 1, der ambtenarenwet 1929 jo. ar
tikel 2 der militaire ambtenarenwet
1931 de meergemelde beslissing van
verweerder slechts kan nietig verkla
ren, indien deze zou strijden met eenig
toepasselijk algemeen verbindend voor
schrift, of, voor het geval verweerder
zonder in strijd te komen met een der
gelijk voorschrift tot het nemen van
een beslissing als de onderhavige be
voegd zou zijn, bij het nemen daarvan
van zijn bevoegdheid kennelijk een an
der gebruik zou hebben gemaakt dan
tot de doeleinden, waartoe die bevoegd
held gegeven is.
overwegende wat betreft de eerstvermel-
de vernietlgingsgrond, dat klager als toe
passelijke algemeen verbindende voor
schriften waarmede de beslissing ln strijd
zouz ljn, bij klaagschrift heeft aangegeven
de artt. 141, 154, 163 en 140 van het wet
boek van strafvordering, artikel 13 van
het reglement voor de militaire ambte
naren der Koninklijke landmacht en ar
tikel 3 van het rijkspolltlebesluit, vastge
steld bij Kon. )3esluit van 8 Augustus 1935,
s. 497,
overwegende dat artikel 13 van het reg
lement voor de militaire ambtenaren der
Kon. landmacht door de beslissing niet is
geschonden, aangezien dit artikel de
schorsing van een militair ambtenaar re
gelt, terwijl de bestreden beslissing geen
schorsing van klager bevat noch-kon be
vatten, zijnde verweerder tot schorsing van
klager niet het bevoegde orgaan,
overwegende ten aanzien van den door
klager beweerden strijd met artikel 141
van het wetboek van strafvordering, be
palende dat de daarin genoemde ambte
naren, w.o. de onderofficieren der maré
chaussée, met de opsporing der strafbare
feiten zijn belast, dat dit artikel niet op
zich zelf en bulten verband met andere
bepalingen mag worden beschouwd en niet
aldus mag worden opgevat, dat bedoelde
ambtenaren steeds en overal opsporings
onderzoeken zouden moeten kunnen ver
richten en daarin niet evengoed als door
wettelijke administratieve voorschriften
nopens ressort, werkverdeellng, regeling
van rusttijden en vacantle en dergelijke
geschiedt, ook door directe bevelen van
hun justitieele chefs in het belang van den
dienst zouden kunnen worden beperkt,
hetzij ln hun bepaaldelijk aangewezen ge
vallen, hetzij meer in het algemeen, bijv.
Indien, bij ernstige tekortkoming of wan
gedrag bij de uitvoering der opsporings
taak. van de zijde van het bevoegde ad
ministratief orgaan vaak een ander dan
het justitieele dadelijke schorsing of
ontslag achterwege blijft,
dat het tegendeel reeds volgt uit de be
palingen van het wetboek van strafvorde
ring als de artt. 140, lid 2, 143, lid 2, 148,
lid 2, 155, 158, waarin de hiërarchische or
dening van het geheel der opsporings
ambtenaren tot uiting komt en de onder
werping van den lageren aan de bevelen
van den hoogeren ten aanzien van het op
sporingsonderzoek wordt voorgeschreven,
dat de beslissing van verweerder, waar
bij aan klager zijn kwaliteit van opspo
ringsambtenaar niet is ontnomen, doch
hem slechts tijdelijk het instellen van op
sporingsonderzoeken wordt verboden, voor
zoover daarmede niet door den procureur-
generaal bij het gerechtshof belast, op
grond van het hiervoren overwogene der
halve niet geacht kan worden të strijden
met genoemd artikel 141 van het wetboek
van strafvordering,
Niet in strijd met aangevoerde
"bepalingen.
Overwegende dat het gerecht op de
gronden in de voorafgaande overweging
aangegeven in de bestreden beslissing
evenmin strijd met artikel 154 van het
wetboek van strafvordering aanwezig acht,
overwegeende dat aan de bewering van
klager, dat de bestreden beslissing zou
strijden met artikel 163 vün het wetboek
van strafvordering, de feitelijke grondslag
ontbreekt, aangezien bij de beslissing aan
klager het ontvangen van aangiften van
strafbare feiten niet is verboden, doch hem
slechts ls opgedragen, deze, kennelijk na
ontvangst, door te geven aan de gemeen
tepolitie,
overwegende ten slotte, wat betreft den
door klager beweerden strijd van de beslis
sing met artikel 140 van het wetboek van
strafvordering en artikel 3 van het Rijks
polltlebesluit, dat het gerecht ook ln dit
opzicht het standpunt van klager, volgens
hetwelk krachtens genoemde bepalingen,
indien een beslissing als de ln dit geding
bestredene al toelaatbaar ware, slechts de
procureur-generaal bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch en niet de minister van
Justitie deze beslissing had kunnen nemen,
niet deelt, aangezien ingevolge het bepaalde
bij artikel 5 van de wet op de rechterlijke
organisatie en het beleid der Justitie, de
minister van Justitie bevelen kan geven aan
het openbaar ministerie, dus ook aan den
procureur-generaal, en derhalve een maat
regel dien de procureur-generaal op bevel
van den minister van Justitie moet nemen,
ook direct door den minister van Justitie
zelf kan worden genomen, terwijl, wanneer
zooals ln casu de uitvoering van den maat
regel aan den procureur-generaal wordt op
gedragen, het verschil tusschen dezen en
eenzelfden maatregel door den procureur-
generaal op last van den minister genomen
geen wezenlijke beteekenls heeft; dat deze
opvatting geen bestrijding, doch volledige
bevestiging vindt in artikel 3 van het rijks-
politlebëslult, waarbij de voorziening ln de
rijkspolitiezorg, waartoe ook de opsporing
van strafbare feiten behoort, en de uitoefe
ning van het gezag over de rijkspolitie, dat
ingevolge artikel 2 van hetzelfde besluit bij
den minister van Justitie berust, aan den
procureur-generaal bij het gerechtshof, als
zoodanig fungeerend als directeur van po
litie, voor zijn ressort wordt opgedragen,
zulks echter onder de bevelen van den mi
nister van Justitie;
overwegende dat verweerder derhalve
door het nemen der bestreden beslissing
niet in strijd ls gekomen met de door
klager aangevoerde bepalingen;
overwegende dat dit gerecht ook ove
rigens niet van strijd met eenlg ander
toepasselijk algemeen verbindend voor
schrift is gebleken;
overwegende dat derhalve de beslis
sing niet kan worden nietig-verklaard
op den grond, dat zij feitelijk of rech
tens met toepasselijke algemeen verbin
dende voorschriften zou strijden;
overwegende dat het gerecht thans heeft
te beantwoorden de vraag of verweerder die,
zooals hiervoren overwogen, zonder ln
strijd te komen met eenig toepasselijk alge
meen verbindend voorschrift, een beslissing
als de ln dit geding bestredene mocht ne
men, van zijn bevoegdheid daartoe in het
onderhavige geval kennelijk een ander ge
bruik heeft gemaakt dan tot de doelein
den, waarvoor hem die bevoegdheid ls ge
geven;
Geen onredelijk of onolrbaar
motief.
overwegende dat het antwoord op deze
vraag bevestigend zal moeten lulden voor
het geval kan worden aangenomen, dat
verweerder bij het nemen van de bestreden
beslissing rich heeft laten lelden door een
onredelijk of onolrbaar motief,
overwegende dat dit noch uit de
gedingstukken of het verhoor der door
klager ter terechtzitting opgeroepen
getuigen noch overigens uit het onder
zoekt ter terechtzitting ia gebleken,
doch wel het tegendeel, namelijk dat
verweerder door het nemen der bestre
den beslissing uitsluitend heeft beoogd
de richtlge opsporing van strafbare
feiten te bevorderen,
overwegende dat wat er zij van deze op
vatting, zij toch ln elk geval slechts dan
zou kunnen lelden tot nietigverklaring der
beslissing op grond van meergemeld be-
voeg'heidsmlsbruik, indien zou zijn komen
vast te staan, dat de beslissing van ver
weerder, getoetst aan de nader gebleken
werkelijkheid, eiken feitelijken grond zou
missen,
Overwegende dat het gerecht dit laat
ste op grond van de gedingstukken en het
onderzoek ter openbare terechtzitting ech
ter niet aanneemt.,
Brigadeleden zijn tekort geschoten.
Overweende toch dat zonder af te
dalen ln een gedetailleerde beoordee
ling van het optreden der Ossche bri
gade in de voormelde opsporingson
derzoeken, waaromtrent op verschil
lende punten een uiteenloopende ap
preciatie mogelijk is, het gerecht als
zijn overtuiging uitspreekt dat in be
paalde opzichten de betrokken briga
deleden kennelijk zijn tekort gescho
ten in het voor opsporings-ambtena-
ren verelschte inzicht en beleid.
Zondag.
Evang Oemeenschap: Middelstegracht 3, de
heer v. d. Horst. 10 uur voorm en 6 uur 30 nam.
de heer Heeresma.
Jeruël: le Groenesteeg, de heer Jac. Spieren
burg, 10 uur voorm,
W. de ZwUgerkerk: de heer Perkins, 8 u. nam.
Maandag.
Jeruël: le Groenesteeg, Bidstond.
DAGELIJKS.
Lakenhal: Tentoonstelling collectie Boender
maker ten bate van OarlUon-comlté.
DIVERSEN:
overwegende dat dit laatste uitkomt in
de motiveering der beslissing, volgens
welke de brigade der Koninklijke Maré
chaussée te OS6 naast haar activiteit ln
een belangrijke strafzaak bij haar opspo
ringsonderzoek ln andere gevallen dein
laatsten tijd een methode zou hebben toe
gepast. die ernstige bedenking ondervindt
en voorts in de bij contra-memorie nader
gegeven mededeellng van de feiten en om
standigheden, die verweerder tot zijn be
slissing hebben geleid, in hoofdzaak hier
op neerkomende dat de tot de brigade Oss
behoorende opsporingsambtenaren ln de
periode October 1937 tot 1 April 1938 op
onjuiste wijze zouden rijn opgetreden ln
de opsporingsonderzoeken, Ingesteld
1. tegen een tweetal oprichters bij het
jeugdontwlkkellngswerk der gemeente Oss,
2. tegen v. d. H.
3. tegen een tweetal geestelijken,
4. tegen B.,
5. tegen W„
van welke feiten en omstandigheden kla
ger niet heeft aangetoond en ook overigens
niet ls gebleken, dat zij bij het nemen der
beslissing niet als met de werkelijkheid
overeenstemmend aan verweerder hebben
voor oogen gestaan,
overwegende dat klagers raadsman blij
kens zijn ter openbare terechtzitting ge
geven toelichting blijkbaar aanneemt.dat
het verkeerde bevoegdheidsgebrulk als be
doeld in artikel 58. lid 1, der ambtenaren
wet 1929 jo. artikel 2 der militaire ambte
narenwet 1931. reeds aanwezig zou zijn,
wanneer verweerder zonder behoorlijk on
derzoek naar de daaraanten grondslag llg-
overwegende dat het gerecht te dezen
met name de volgende punten wil noe
men:
De zaak tegen de beide opzichters
Dat ln het onderzoek tegen de beide op
zichters het hoofdzakelijk contact met
den burgemeester niet voldoende Is ge
zocht, zelfs niet dadelijk nadat door den
betrokken substituut-officier van justitie
opdracht was gegeven, dat tot verzeke
ringstelling van beide opzichters is over
gegaan, nadat gedurende het onderzoek
ernstige twijfel had moeten rijzen omtrent
de strafbaarheid der onderzochte feiten,
dat voorts het op zich zelf reeds zoo om
vangrijke onderzoek door den betrokken
wachtmeester nog is voortgezet, nadat te
zijner kennis was gekomen, dat een straf
vervolging door de boven hem geplaatste
justitieele autoriteiten te dezer zake niet
op haar plaats werd geacht.
Het onderzoek tegen de bankiers.
Dat in het onderzoek tegen v. d. H. tot
ln verzekeringstelling van dezen was over
gegaan op grond van een feit van finan
cieel geringen omvang, dat 6 jaar tevoren
had plaats gehad, waarvan de strafbaar
heid aan ernstigen twijfel onderhevig ls
en waarvan de geldelijke gevolgen destijds
reeds vrijwel dadelijk waren vereffend, dat
eveneens op onvoldoende gronden bij v. d.
H. tot huiszoeking en Inbeslagneming van
diens geheele administratie ls overgegaan.
De gevangen-houding van B.
dat in het onderzoek tegen B. terzake
van een vermeende, doch zeer twijfelach
tige verduistering van een gering geldbe
drag, deze niet na rijn verboor ln vrijheid
is gesteld doch, nog wel mede gedurende
de nachturen, ls opgehouden en opgesloten
Dat ln het onderzoek tegen W. terzake
van betrekkelijk lichte delicten eenzelfde
handelwijze is gevolgd in het midden
gelaten of de bovendien door W, aange
geven mishandeling inderdaad heeft plaats
gehad.
De beide geestelijken
Overwegende ten slotte met betrek
king tot de onderzoeken tegen de beide
geestelijken: dat. vooral in het onder
zoek tegen pastoor B., werd uitgegaan
van de bedenkelijke misvatting dat ten
aanzien van bedienaren van den gods
dienst bet instellen van onderzoeken en
het opmaken van z.g. rapporten door
opsporingsambtenaren geoorloofd en
gewenscht zou zijn ook betreffende ge
dragingen, waarvan vaststaat, dat zij
niet van strafbaren aard zijn; dat
voorts in het onderzoek tegen pastoor V.
de fout ls begaan, dat aan den betref-
fenden substituut-officier van justitie
door den betrokken wachtmeester niet
zijn medegedeeld de hem bekende om
standigheden, dat reeds in 1931 een op
sporingsonderzoek terzake van hetzelf
de delict zonder resultaat was ingesteld
en dat de verklaringen van een twee
tal nu opnieuw gehoorde getuigen vol
komen in strijd waren met die destijds
door hem afgelegd;
overwegende dat de betrokken brigade
leden zich voor hun tekortkomingen slechts
ten deele kunnen verontschuldigen meteen
beroep op de medewerking, voor zoover
verleend, van den substituut-officier van
justitie, onder wiens leiding zij werkten,
aangezien uit den aard der zaak de offi
cier van justitie de feitelijke uitvoering van
het opsporingsonderzoek grootendeels aan
het Inricht en beleid der betrokken opspo
ringsambtenaren moet overlaten en van
hun voorlichting en voorstelling van za
ken omtrent hun bekende personen en toe
standen in hooge mate afhankelijk ls, ter
wijl een dergelijk beroep in ieder geval niet
opgaat ten aanzien van het opsporingson
derzoek tegen pastoor V., tegen wien het
vorig onderzoek vóór de ambtsaanvaarding
van den bovenbedoelden substituut-offi
cier van Justitie bij de arrondissements
rechtbank te 's-Hertogenbosch had plaats
gehad en aan dezen dus geheel onbekend
was;
Gerechtvaardigde maatregelen van
den minister.
overwegende dat het gerecht hoe ver
dienstelijk het werk der Ossche brigade
overigens moge zijn geweest voormelde
tekortkomingen van dien aard acht dat
maatregelen ter verbetering en voorkoming
daarvan op hun plaats moesten worden
geacht, waarbij het gerecht opmerkt, dat
de bij de behandeling ter terechtzitting
geopperde vraag, of te dezen ten aanzien
van de Ossche brigade ook met andere
maatregelen dan dien welken verweerder
heeft getroffen, had kunnen zijn opgetre
den, als een vraag van doelmatigheid niet
ter beoordeeling van dit gerecht staat;
overwegende dat, nu naar het oordeel
's Dinsdags, Mare 13: Medisch Opvoedkundig
Bureau. 0V411 uur voorm.
'sWoensdags: Inat. v. Praeventieve Genees
kunde. Consultatlebur. v. Alcoholisten 8 u. nam.
's Donderdags: Inst. voor Praeventieve Ge
neeskunde (lste Blnnenvestgr.. 32). Inenting
tegen dlphterie. 3',4 uur 's middags precies.
's Vrijdags: Inst. v. Praeventieve Genees
kunde. Consultatiebureau V. Beroepskeuze. 4—5
uur nam.
uur nam.;
BIOSCOOFEN.
Luxor-Theater, Stationsweg: 8
„Het meisje van gisternacht
Woensdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
3 uur. Zondag van 2—7 uur doorl. voorstelling
en 8 uur nam.
Trlanon-Theater. Brcestraat 31: 8 uur nam.
Woensdag- en Zaterdagnamiddag 3 uur;
„Hotel de la Poste".
Zondag van 37 uur doorl. vooratelllng.
Lido-Theater, Steenstraat 39: 8.15 uur nam.:
„Wee Willie Winkle".
Woensdag- en Zaterdagnam. 2,30 uur, Zon
dag doorl. voorstelling van 2—7 uur en 8.16 u.
Casino-Theater, Hoogewoerd 49: 8 uur nam.:
„De mlllloenenerfenia".
Zondag van 4 tot 7 en van 8 tot 11 uur,
Woensdag- en Zaterdagnam. te 2.30 uur.
Rex-Theater, Haarl.straat: lederen werkdag
3 uur nam. en 8 uur nam.: „De mijnen van
Koning Salomo".
Zondag doorl. voorstelling van 27 uur.
Nova-Theater. iKatwijk-aan-Zee), nam. 8
uur: „De raadselachtige Mr. Moto".
De avond-, nacht- en Zondagdlenst der
apotheken te Lelden wordt van Zaterdag 16
t.m. Vrijdag 22 Juli a.s. waargenomen door de
apotheken O. H. Blanken, Hoogewoerd 171, tel.
502; O, F. Reyst, Steenstraat 35, tel. 136.
Te Oegstgeest: Oegstgeestsche Apotheek,
Wllhelmlnapark 8, tel. 274.
De apotheek Hooigracht 48 ls dag en nacht
geopend voor leden v. h. ziekenfonds „Tot Hulp
der Menschheld", echter van nam. 8 uur tot
voorm. 8 uur alleen voor epoedrecepten.
De geneeskundige Zondagsdienst te Lelden
wordt van Zaterdagavond 8 uur tot Maandag
morgen 8 uur waargenomen door de doctoren
van Drlesum, Lahr, van Alphen en Starck—
Loeber.
Te Oegstgeest wordt deze dienst dan waar
genomen door dr. Leemhuis. Tel. 2030.
kunt U nog profiteeren van onze
IN
VELE SPOTKOOPJES.
BREESTRAAT 79 - TELEF. 1851.
4570
(Ingez. Med.)
klagers raadsman voorgestane opvatting,
geen bevoegdheidsmlsbruik, als bedoeld ln
artikel 58. lid 1, der ambtenarenwet 1929,
Jo. artikel 2 der militaire ambtenarenwet
1931. ten opzichte van de bestreden beslis
sing ls aan te nemen;
overwegende dat voormeld bevoegdheids-
misbruik evenmin kan worden afgeleid uit de
omstandigheid, dat de beslissing is geno
men tegen de geheele brigade, voor zoover
met opsporingsbevoegdheid bekleed, aan
gezien verweerder zich kennelijk heeft laten
leiden door de gedachte, dat de geconsta
teerde tekortkomingen een zekere menta
liteit bij de geheele brigade verrieden, die
slechts door tegen allen te treffen maat
regelen konden worden verholpen;
overwegende dat het gerecht mitsdien
van oordeel is. dat bij gebreke van gronden
tot nietigverklaring, bedoeld in artikel 58,
lid 1, der ambtenarenwet 1929 jo. artikel
2 der militaire ambtenarenwet 1931, het
beroep van klager tegen de beslissing van
den minister van Justitie vervat ln diens
telegram dxl. 1 April 1938 ongegrond be
hoort te worden verklaard;
recht doende ln naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
gende feiten zijn beslissing zou hebben van dit gerecht, ook bil nadere toetsing,
genomen en deze feiten bij nader onder- i tekortkomingen bit de brigade te Oss zün
zoek niet aanwezig zouden blijiken., j vast te stellen, ook bil de voormelde door
In de zaak van het beroep tegen den
inspecteur der Koninklijke marechaussee
betreffende de overplaatsing) luidt de uit
spraak als volgt:
WAT DE FEITEN BETREFT:
Overwegende dat verweerder bij schrij
ven d.d. 6 April 1938 aan den commandant
der 2e divisie der Koninklijke marechaus
see, heeft opgedragen een aantal verplaat
singen te bewerkstelligen.
Overwegende dat klager tegen de in
voormeld schrijven te zijnen aanzien ge
nomen beslissing beroep hij dit gerecht
heeft Ingesteld en bij daartoe strekkend
klaagschrift o.m. heeft aangevoerd:
Dat deze verplaatsing kennelijk verband
houdt met de tijdelijke intrekking van de
opsporingsbevoegdheid van het personeel
der brigade Oss en dan ook na overleg tus
schen dc ministers van justitie en van
defensie heeft plaats gehad
Dat klager door dit besluit of deee han
deling van den Inspecteur der Kon. mare-
2—2