STADSNIEUWS
Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde
79sfe Jaargang
WOENSDAG 15 JUNI 1938
No. 23991
HET VOORNAAMSTE NIEUWS
VAN HEDEN
De Bilt
Jaarvergadering
Leiden
te
Dr. C. J. Wijnaendts Francken
benoemd tot eerelid.
Schietpartij in een café
te Hilvarenbeek
Dit nummer bestaat uit DRIE bladen
EERSTE BLAD
verwacht
LEIDSCH
DAGBLAD
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
PRIJS DER ADVERTENTIES:
3D ets. per regel voor advertenties uit Lelden en plaatsen waar
agentschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle andere
advertenties 35 ets. per regel. Voor zakenadvertenties belangrijk
lager tarief. Kleine advertenties uitsluitend bij vooruitbetaling
Woensdags -en Zaterdags 50 ets. bij maximum aantal woorden
van 30. - Incasso volgens postrecht. Voor opzending van brieven
10 ets. porto te betalen. - Verplicht bewijsnummer 5 ets.
Bureau Noordeindsplein Telefoonnummer* voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Lelden en gemeenten, waar agentschappen gevestigd 2l]m
per 3 maanden f.2 39
per week f. 0.19
Franco per post f. 2:35 per 3 maanden 4* portokosten]
(voor binnenland f.O.SO pet 3 mnd^j
Heden hield de Maatschappij der Neder
landsche Letterkunde in het Nutsgebouw
haar jaarvergadering.
In de gisteravond gehouden vergadering
van de commissie voor geschied- en oud
heidkunde heeft kapitein ter zee J. C. M.
Warnsinck een voordracht gehouden geti
teld: „Van de navigatiën der Portuga-
loysers in Orienten".
Voordracht van kolonel Warnsinck.
De titel is ontleend aan het in 1935 ver
schenen „Reysgheschrift" van Jan Huy-
ghen van Linschoten, een der drie deelen,
waaruit diens beroemd „Itinerario" be
staat. Twee dier deelen, „De voyage olte
schipvaert naer Oost ofte Portugaels In
dien" en „De beschry vinghe van de gant-
sche custe van Guineaen van West
Indien" zijn in 1910 en in 1934, door Kern
en door Burger en Hunger,, in de serie
werken der Linschoten-vereeniging uitge
geven. Het „Reysgheschrift" werd echter
na 1644 niet herdrukt en geniet dienten
gevolge minder algemeene bekendheid.
Toch is het volgens velen het belangrijk
ste der drie en reeds menigeen drong aan
op een met inleiding en toelichtende no
ten voorziene heruitgave. Spr. heeft de
verzorging hiervan op zich genomen en
gaf reeds nu eenige beschouwingen over
den inhoud van deze merkwaardige verza
meling van 67 zeilaanwijzingen en reisbe
schrijvingen van Portugeesche zeevaarders
zooals Jan Huyghen, die had verzameld en
gebundeld. Hoewel volkomen overtuigd, dat
de vele opgaven van te zeilen koersen en
afstanden en de eindelooze vermelding
van verbasterde geografische namen van
eilanden en klippen zullen verhinderen,
dat deze herdruk een der meest verkoch
te boeken van 1939 zal worden, meende
spr. toch, dat het boek zulk een helder
beeld geeft van den stand der zeevaart
en aardrijkskundige kennis op het einde
der 16e eeuw en dat de Linschoten-veree
niging een goede daad verricht, door dit
werk van haar peter, doch thans uitvoerig
toegelicht, opnieuw te laten verschijnen.
Met een beschouwing over het moeilijke
vraagstuk der Portugeesche mijl in Lin-
schoten's tijd, besloot spr. zijn voordracht.
De Voorzitter prof. dr. J J. L. Duyven-
dak opende hedenmorgen de vergadering
met het houden van een toespraak over:
China in de Nederlandsche Letterkunde.
missionaris werkzaam was geweest, en die
in 1654 te Amsterdam een groote atlas
van China liet drukken, heeft was. bij
Vondel belangstelling voor China en de
missie aldaar opgewekt, zoodat hij ertoe
werd gebracht zijn Chineesch tooneelspel
Zungchin te schrijven. Spr. toont aan dat
er alle grond is voor de veronderstelling,
dat Vondel dezen Martini en zijn Chi-
neeschen dienaar moet hebben ontmoet.
Vergelijking van Vondel's Chineesch
drama met dat van Johannes Antonides,
Trazil valt zeer ten nadeele van den laat
ste uit. Vruchtbaar was eveneens het be
zoek aan Nederland van een anderen Je-
zuiet uit China, pater Couplet, ook verge
zeld van een Chinees, aan wier hulp Nico-
laas Witsen veel verschuldigd is voor de
samenstelling van zijn beroemde kaart van
Noord-Azië.
Bezoeken als van deze Chineezen deden,
in navolging van Montesquieu's Lettres
Persanes, in het buitenland het genre ont
staan der „Chineesche brieven", waarin
fictieve reizende Chineezen hun critiek op
Europeesche toestanden geven, of anecdo-
ten opdisschen. Spr. gaf hiervan enkele
voorbeelden.
In de 18de eeuw daalt de echte belang
stelling voor China en is men tevreden
met Chinoiserie in gebruiksvoorwer
pen. Men schijnt dan zelfs de oude Ne
derlandsche literatuur over China niet
meer te kennen.
In de 19de en 20ste eeuw heeft men
Cliina vooral leeren zien als een land van
kunst, waar cultuurmoede geesten hun
ideaal zoeken. Imitaties van Chineesche
dichters komen tot stand. Gewoonlijk ech
ter is China hier slechts een decor of voor
wendsel. Spr. eindigt met de hoop uit te
spreken dat verbeelding, gevoed door de
gelijke kennis, nog eens een werk over het
nu zoo lijdende China zal voortbrengen,
dat even klassiek zal zijn als de vroegere
reisverhalen in hun soort waren.
Zich hierna tot dr. C. J. Wijnaendts
Francken wendend vervolgde de spr.:
Prof. dr. J. J. L. Duyvendak.
Openingsrede van prof.
Duyvendak.
Hieraan is het volgende ontleend:
In de eerste reisberichten der Oost-
Ir,die-vaarder.s wordt herhaaldelijk over
China gesproken. Aanvankelijk valt de
tadruk op het vreemde van die wereld,
®aar nadat een Hollandsch gezantschap
Peking heeft bezocht verschijnt daarvan
1665 een voortreffelijk verhaal, dat, in
de voornaamste Europeesche talen ver
taald, langen tijd één der meest gezag
hebbende boeken blijft over China. Ken
nisname van een andere beschaving dan
°e onze opende de oogen voor eigen te-
'wtkomingen en bereidde den bodem
'oor de philosophische ontwikkeling der
18de eeuw, die zich echter voornamelijk
"Uiten Nederland voltrok.
Het bezoek van den Jezuïetenpater Mar-
tao Martini, die lange jaren in China als
Dr. C. J. Wynaendts Frasicken,
Een man, wiens bibliographic in 1933
reeds 34 boekwerken en tegen de honderd
tijdschriftartikelen opsomde, en die sinds-
dien staag is voortgegaan dit aantal te
vermeerderen, mag zeker wel worden aan
geduid als minime illitteratus. doch wan
neer men kennis neemt van de verschei
denheid der onderwerpen, welke in deze
geschriften worden behandeld, dan wordt
men met verbazing en bewondering ver
vuld voor zulk een vir eraditissimus. Van
Afrika tot zelfmoord loopt de klapper op
uw bibliographie, en tusschen deze twee
uitersten liggen weinig onderwerpen, de
wereld of het menschelijk leven betref
fend. waarmede gij u niet hebt bezig ge
houden. Ieder die u kent weet, dat uw
weetgierigheid onverzadigbaar is; gij
tracht dien honger te stillen in uw om-
gang met menschen, uw studie van boe-
[ken. en. toen gij eenige jaren jonger
waart, door groote en degelijk voorbereide
reizen In onzen tijd zijn encyclopaedische
geleerden als gij zijt uiterst schaarsch.
Onwillekeurig moet spr denken aan twee
mannen over wie gij ook hebt geschreven.
Bayle en Voltaire. Gij zoudt u in hun, zij
zouden zich in uw gezelschap wél hebben
bevonden.
Nu zie ik u al glimlachen, aldus spr.,
en één van uw Aphorismen mompelen,
over lof. In de overtuiging dat de voor
zitter der Maatschappij van Letterkunde
niet behoort tot hen. van wie het Apho-
risme geldt: „Van sommige menschen is
het aangenamer een afkeuring dan een
loftuiting te bekomen", zet spr. zijn requisi
toir voort. Gij hebt jegens de Maatschap
pij groote verdiensten verworven. Lid al
van 1899 af, zijt gij een trouw bezoeker
van haar vergaderingen geweest en hebt
gij meermalen voordrachten gehouden.
Aan uw belangstelling hebt gij in 1935
daadwerkelijk uiting gegeven door het in
het leven roepen van den Wynaendts Fran
cken prijs, en, toen de oorspronkelijke op
zet niet geheel aan uw verwachtingen be
antwoordde, hebt gij in het afgeloopen
jaar niet geaarzeld opnieuw een belang
rijke schenking te doen ter versterking
van het oorspronkelijk beschikbaar gestel
de fonds. Al deze overwegingen hebben
het bestuur der Maatschappij doen beslui
ten aan de jaarvergadering het voorstel te
doen u tot eerelid der Maatschappij te be
noemen, en spr. houdt zich overtuigd, dat
de vergadering zoo even haar instemming
daarmede met geestdrift heeft gegeven.
Dr. Wynaendts Francken. een geleerde
èn een Maecenas in één persoon te mo
gen begroeten, is een voorrecht dat de
Maatschappij slechts te zeiden te beurt
valt. U sieren beide eigenschappen, omdat
zij het bewijs zijn. dat gij met alle u ten
dienste staande middelen de Nederland
sche Letteren wilt bevorderen. Zulk een
toewijding ls zeldzaam en heeft haar vol
doening in zich zelve.
Indien zulk een philosoof als gij even
wel gevoelig zijt voor eenig eerbewijs,
dan hoopt spr., dat het hem niet ge
heel onverschillig zal laten, het eere
lidmaatschap van deze oude Maat
schappij te bekleeden.
Uit naam van de geheele vergadering
wenscht spr. hem daarmede van harte
geluk.
Hierna werden de verschillende jaarver
slagen uitgebracht en werd het resultaat
meegedeeld van de gehouden stemming
over de nieuw te benoemen leden.
Benoeming nieuwe leden.
Tot nieuwe leden werden benoemd ver
klaard' Dr A. J Bernet Kempers, dr. C.
C de Bruin. dr. J. J. Cornelissen, dr. L. J.
van Hoik. mr. L. Huizinga, mej. K. H. R.
de Josselin de Jong, dr. F. W. Grosheide,
dr A Kessen, dr. H. A. Kramers, dr. G. I.
Lieftinck, dr. J. D. Meerwaldt, Joh. Red-
dingius, dr. G. Stuiveling, dr. W. F. Stut-
terheim, dr. J. Theunisz, F. V. Toussaint
van Boelaere, B. Verhoeven, Gerard Wal
schap, dr. J. Waterink, dr. Th. Weevers,
P. Wiedijk en dr. G. A. Wumkes. Tot bui
tengewoon lid werden benoemddr. G.
Coedes en dr. Franz Petri.
De O. W. van der Hoogt-prijs 1938
toegekend aan S. Vestdijk.
Overeenkomstig het advies van de
Commissie voor Schoone Letteren be
sloot de vergadering den C. W.
van der Hoogtprijs toe te kennen
aan den dichter, romanschrijver en
criticus S. Vestdijk te Den Haag. zulks
naar aanleiding van zijn werk „Het
Vijfde Zegel".
In dit boek onderneemt de auteur, die
zich als verteller voordien meestal bepaalde
tot de gedetailleerde psychologische ana
lyse van den modernen mensch, een stoute
poging tot reconstructie van de geestelijke
problemen uit een bewogen tijdperk der
historie, welke hij den lezer voor oogen
stelt door het uitbeelden der bezieling en
aandriften van den schilder El Greco. De
verbeelding van diens in werkelijkheid
vrijwel onbekende levensgeschiedenis tot
een dramatischen strijd van soms bijna de
monische krachten en tegenkrachten, te
midden eener wereld, die zich door ver
uiterlijking en verleugening van alle gees
telijke waarden kenmerkt, wijst op een sterk
uitdrukkingsvermogen, gepaard aan een
oorspronkelijke en pakkende visie op de
spanningen, waaruit het werk van dezen
schilder is ontstaan.
Het komt de Commissie voor, dat deze
auteur, die in sommige letterkundige krin
gen reeds erkenning vond, in dezen roman
blijk heeft gegeven van nieuwe mogelijk
heden. die alleszins verdienen te worden
aangemoedigd. Dit jongste werk kan im
mers worden beschouwd als het bewijs
eener verruiming van zijn gezichtsveld.
Op uitdrukkelijk verlangen van het be
stuur. dat de Commissie vroeg nog een
tweeden candidaat voor den C. W. van der
Hoogt-prijs te benoemen, adviseerde de
Commissie als zoodanig voor te stellen den
dichter en romanschrijver Jan H. Eekhout,
op grond van zijn boek „Warden, een Ko
ning".
Zij oordeelt, dat deze auteur, die in tal
rijke. waaronder vele gevoelige en gave ge
dichten. de gemoedsgesteldheid van den
godsvruchtigen Christen tot uitdrukking
bracht, in dezen roman een geslaagde po
ging leverde om de reeds dcor zeer talrijke
schrijvers gevestigde traditie van het ge
westelijke verhaal, te verrijken met een ge
zonde. landelijke vertelling, te boek ge
steld in eenvoudig en teekenachtig proza.
De heer Vestdijk verwierf evenwel 60
van de 98 uitgebrachte stemmen, de
heer Eekhout 16 (blanco 22). zoodat de
prijs aan eerstgenoemde werd toege
kend.
In de middagvergadering hield prof. dr.
G. van Hamel, hoogleeraar aan de Rijks
universiteit te Utrecht een voordracht
over „Het geheim der Kelten".
Voordracht van Prof. v. Hamel.
De moderne studie van de Letterkunde
der Keltische volken, inzonderheid die van
Een doode, twee zwaar en
vier licht gewonden.
Gisteravond is het in een café te Hil
varenbeek (N. Br.), waar op het oogen-
blik kermis wordt gevierd, tot een ern
stige vechtpartij gekomen, waarbij de
marechaussee van de revolver gebruik
moest maken. Hierbij werden een man
gedood, een vrouw en een der politie
mannen zwaar en vier anderen licht
gewond.
Omstreeks halfelf werd in het café
van den heer Goes aldaar de hulp van
de marechaussee ingeroepen voor het
verwijderen van een viertal Tilburge-
naars, die naar Hilvarenbeek waren ge
komen, om daar kermis te vieren. Kort
hierop verscheen assistentie. De politie
mannen, onder wie zich de opperwacht
meester bevond, probeerden de feest
vierenden met alle kalmte naar buiten
te krijgen, doch plotseling gaf een der
mannen den opperwachtmeester een
klap in het gezicht. Hierdoor ontstond
een vechtpartij, welke buiten het café
werd voortgezet. De marechaussees
trokken de sabel. Eén van de beschon
ken mannen zag kans het wapen af te
nemen en sloeg daarmede naar de ma
rechaussees, die hierop genoodzaakt
waren, hun revolvers te trekken.
Door de schoten werd een der Tïlbur-
genaars, een zekere Verhagen, onmid
dellijk gedood. Zijn vrouw en de wacht
meester Vlemingh, uit Hilvarenbeek,
werden zwaar gewond. Zij zijn naar het
ziekenhuis te Tilburg vervoerd. Hun
toestand is goed. Verder zijn nog vier
andere bezoekers licht gewond. Zij kon
den naar hun woningen terugkeeren.
Uit het onderzoek is gebleken, dat de
marechaussees uit zelfverdediging heb
ben gehandeld. Eenige mannen zijn
van hun bed gelicht.
Het slachtoffer Verhagen was vader
van acht kinderen.
BINNENLAND.
De enquête-Oss; memorie van antwoord
van mr. Wendelaar (3e Blad).
Ons parlementair overzicht. (3e Blad).
De economische toestand va„i Indië is on
gunstiger geworden (3e Blad).
BUITENLAND.
Chamberlain over de aanvallen op Britsche
schepen. (3e Blad).
Italië's eischen door het Permanente Hof
van Internationale Justitie afgewezen
(Buitenland, le Blad).
De dijkdoorbraken in China, (le Blad).
De besprekingen in Tsjecho-Slowakije.
(Buitenland, le Blad).
Program der Duitsche nationale Kerk. (Bui
tenland, le Blad).
ZIE VOORTS LAATSTE BERICHTEN
EERSTE BLAD.
Ierland, dagteekent van de verschijning
van Matthew Arnold's „Study of Celtic
Literature".
Deze hoogleeraar in de poëzie te Oxford
voelde zich gegrepen door de eigenaardige
schoonheid van het weinige, dat hij uit de
vertalingen van de oude Keltische ge
schriften had leeren kennen. Merkwaardig
is het. dat hij. ofschoon hij in het geheel
geen kennis bezat van de Keltische talen,
toch het karakter van de Keltische kunst
heeft weten te benaderen. Maar wij kun
nen nu, na een steeds dieper doordringen
de studie van driekwart eeuw, hetgeen hij
opmerkte juister definieeren. Daarbij blijkt
dat hij wel met veel te weinig overleg er
toe overging de kenmerkende eigenschap
pen van de Keltische poëzie ook aan de
Engelschen toe te schrijven: hij verklaart
dan de aangenomen verwantschap van
geest uit het Keltisch element, dat onge
twijfeld in de Engelsche natie opgenomen
is. In werkelijkheid is de zaak veel inge
wikkelder.
Van de drie hoofdtrekken van de Kel
tische dichtkunst noemt hij als eerste den
zin voor stijl, welk woord hij dan op neo
classicistische wijze definieert De juiste
benaming voor het hier bedoelde ver
schijnsel zou traditionalisme geweest zijn.
Dat dit in de dichtkunst van Wales en
Ierland zoo sterk aanwezig is, vindt zijn
verklaring in het traditioneel karakter der
samenleving in deze landen en in de bij
zondere kaste, die de dichters of barden
daarin vormden.
Daarnaast spreekt Arnold van titanisme,
maar hij misbruikt ook dit woord, daar
hetgeen hij bedoelt niet een actief verzet
ten het lot. doch een passieve berusting
beteekent. Daarom is melancholie een nog
betere term. Deze eigenschap is een uit
vloeisel van het Keltische wereldbeeld, dat
al het bestaande ziet als een complex van
krachten, die mechanisch in elkaar grij
pen. Zoo ontstaat een bijzondere vorm van
fatalisme.
Een derde kenmerk van het Keltendom
zou een sterk gevoel voor de toovermacht
der natuur zijn. Inderdaad staat de Kelt
op een andere wijze tegenover de natuur
dan andere volken, omdat hij zich met
haar vereenzelvigt en geen grens tusschen
mensch en natuur trekt. Deze eigenschap
hangt direct met het genoemde wereld
beeld samen.
Wij kunnen deze drie trekken samen
vatten onder één formulehet persoon
lijkheidsbegrip is weinig tot ontwikkeling
gekomen. Dit is weer een symptoom van
de Keltische geestesgesteldheid in het al
gemeen, die dichter bij den primitief
complexen toestand is gebleven en het
analvtisch denken niet op den voorgrond
plaatst. Vandaar, dat perioden van ro
mantiek, die te verstaan zijn als reacties
tegen het analytisch denken en als uitin
gen van begeeren naar synthese (waar
voor zij de complexiteit in de plaats stel-
Het is te verwachten, dat de Noor
delijke luchtstroom in onze omge
ving zal aanhouden, met bewolkt
en koel weer, doch later eenige
opklaring.
len), naar de kunst van het Keltendom
grepen. Zoo ontstonden Arthurianisme en
Ossianisme, al zijn die dan ook slechts
caricaturen van het echte Keltendom. Als
cultureel relictgebied heeft de Keltische
wereld inderdaad een primitieveren vorm
van denken bewaard, zooals blijkt uit haar
bepaalde vormen van religiositeit, helden-
vereering en inrichting der samenleving.
Dit lichtte spreken met voorbeelden toe.
Het wordt nu begrijpelijk, wat het „ge
heim der Kelten" is en hoe de aantrek
king verklaard moet worden, die het Kel
tendom zoowel in bepaalde tijdperken als
op bepaalde personen uitoefende. Er ligt in
deze complexiteit van het geestesleven de
verlokking van een verloren paradijs. Ook
voor ons behoudt zij haar waarde, wan
neer door de ontrafeling van het bestaan
de het besef van een innerlijke eenheid
dreigt verloren te gaan.
De verzakkingen als gevolg
van den Stadhuisbouw.
Gedupeerde huiseigenaren doen
gemeente en aanneemster
dagvaarden.
Nadat gedurende 21/! jaar vruchte
loos onderhandelingen zijn gevoerd om
te komen tot een minnelijke schikking
van de schade, door de firma's Feld en
Zandvoort geleden als gevolg van de
verzakking hunner perceelen tijdens
den Stadhuisbouw, hebben de mrs. E.
A. Cosman en C. J. Goudsmit narpens
hun cliënten thans zoowel de ge
meente Leiden als de N.V. Aannemings
Mij. voorheen Hillen en Roozen en
Bouwonderneming „Trio" te Amster
dam gedagvaard om te verschijnen ter
zitting van de Rechtbank te 's Graven-
hage op 28 Juni a.s. ten einde te wor
den veroordeeld tot vergoeding van de
schade nader te bepalen bij staat en
te vereffenen overeenkomstig de wet.
De aanneemster wordt voor de aan
gerichte schade aansprakelijk gesteld,
o.m. omdat zij „het werk op een on
zorgvuldige en roekelooze wijze heeft
uitgevoerd"; de gemeente wordt aan
sprakelijk gesteld, omdat zij het werk
op deze wijze heeft doen uitvoeren en
geen aanwijzingen heeft gegeven om
het beschadigen van belendingen te
voorkomen.