Zaterdag 4 Juni 1938 No. 14 LEIDSCH DAGBLAD m een dik speelgoedkonijn 'roevig avontuur van De Ida een levend konijntje kreeg Fikkie in de duinpan wife ,r gaan we heen. Frits?" vroeg kleine an haar grooten broer, ker een heel eind wandelen de dui- n Het is nu zulk reuzefijn weertje, eens kijken of ik een konijntje kan n". deed Frits gewichtig. „Maar. oof, dat ik jou toch eigenlijk maar neeneem; je bent pas vier jaar. je ■vast direct moe en dan begin je ren van dragen en zoo". Frits meende its van. maar hij kon niet laten om te plagen. Hij keek schuin met chje naar die groote ronde oogen van ije, die dadelijk erg verdrietig keken, voor er tranen in kwamen want u hij heelemaal niet kunnen verdra- - begon hij hardop te lachen en zei: kun je heel. héél ver loopen?" il een heelen dag", zei Ida. vooruit dan maar!" ilapte in de handjes sloeg haar ar- h z'n hals en kuste hem. dat het En toen huppelde ze weg om door haar manteltje te laten aantrek- h haar groot, dik speelkonijn nam ze den arm. iepen een heel. heel eind de duinen was prachtig zoel weer en de zon Groote witte bloemiwolken dreven hun hoofd en in de ver' hoorden zee ruischen. Een zacht windje over het helm van de duintoppen, asschen allerlei kleine bloemetjes tjo plukte naar hartelust en toen ze samen in een duinpan zitten om rusten. Maar bij Frits duurde de looit zoo lang. Hij sprong al weer nd en zei: „Blijf jij hier maar even dan ga ik konijntjes zoeken", t. konijntjes?" te, levende. Niet zulke dooie als maar van die lieve kleintjes met Dluimstaartjes, die zoo hard rennen! er eentje vangen!" kie is niet dooi. Fikkie is lief" zei ze drukte het dikke beest, dat Ik Frits heette, maar Fikkie ge werd. teeder tegen zich aan. maar de levende konijntjes zijn nog icver. Ik ga er eentje voor je van- ioed?" ïjn! jubelde het kindje. En Frits was Dat was nu écht zijn hartewensch, send konijn te vangen voor zijn Hij zag er nu natuurlijk geen een. toch wist hij dat ze er waren en i honderden. Heel vaak had hij uit ie hun gespeel en gedraaf gezien en te Dluimstaartjes in een holletje zien ijnen. En nu dacht hij: als ik mijn ths héél ver in zoo'n gang steek en iet m'n andere hand tegen de t klop. dan moeten ze me zoo in togers loopen. Kan gewoonweg niet schreeuwde hard en sloop dan weer zoo zachtjes als een heele Indianenstam of een dozijn padvinders bij elkaar, maar alles tevergeefs. En natuurlijk ging Ida ook meehelpen; haar bloemetjes en haar Fikkie legde ze zoolang wel ergens neer. Nu. het eind van het liedje was. dat ze na een uurtje, zonder konijn natuurlijk, doodmoe in een duinpan een heel an dere als daarnet neervielen. ..Wat nu?" zei Frits. „Ik wil naar Moeder zuchtte Ida. En toen opeens barstte ze in snikken uit. „Wat is dat nou. wat hèb je?" „M'n Fikkie, o mijn lieve Fikkie is weg. En mijn bloemen! Mijn bouquetje en mijn Fikkie Nu en toen was Frits niet zóó moe of hij sprong toch weer direct op om te gaan zoeken Maar.... hoe het kwam weet ik niet. Fikkie was weg en bleef weg. En teleurgesteld en verdrietig gingen de kin deren naar den kant van den grooten weg uit naar huis terug. Het groote. dikke konijn zal. met het kleine bosje bloemen naast zich, vlak voor den ingang van een konijnenhol. Hij zat daar plechtig en gewichtig met een zuur konijnengezicht, één oor stijf omhoog en één dat een beetje kapot was. slap omlaag, en zei niets (hoe zou dat ook kunnen, hij was immers maar een speelgoedkonijn!). En toen hij daar zoo zat. kwam er al g»uw beweging om hem heen. Een snuffel- snuitje werd voorzichtig uit het holle, je gestoken, een paar lange ooien volgde, één konijntje wipte naar buiten en een tweede en een derde. Toen een vierde en een vijfde en tenslotte stond het heele konijnengezin om Fikkie heen; vader, moeder en twaalf jonge konijntjes. „Wat is hij groot!" zei vader vol eerbied. „Zou hij ook kunnen praten?" vroeg moeder nieuwsgierig. „Natuurlijk? lieve mensch. wat dacht jij dan? Maar het zal waarschijnlijk wel een heel voornaam deftig konijn zijn. een ko ning misschien!" „Tja, daar heb je wel kans van. En hij spreekt natuurlijk niet. omdat hij ons veel te laag van afkomst vindt. Kijk nu knipt hij met zijn eene oog. dat beteekent dat Lk gelijk heb". Juist toen moeder was uitgesproken, kwamen uit alle holletjes in den om4rek konijnenfamilies te voorschijn en in oog wenk was de heele duinpan één gekrioel van flapperende ooren, snuffelende neu zen en wippende staartjes. „Het is een koning!" zei de een. „Een heel deftig voornaam heer. Een keizer", zei de ander. „Ja. of een dictator" fluisterde 'n derde. „Wat is dat?" vroeg een dom kind konijntje. „Houd je mond Dat weet niemand, daarom is het juist zoo gewichtig". „Maar waarom is hij dan zoo deftig?" „Zie je dat dan niet? Omdat hij niets zegt natuurlijk". ..Maar waarom zegt hü dan niets?" ..Ook een vraag! Natuurlijk omdat hij zoo deftig is". „O. ja natuurlijk", zei het konijntje. „Hoe dom van me!" En het zweeg verle gen. Ida drukte het dikke beest teeder tegen zich aan..,.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 15