H, Vreemdsoortige Voertuiger De Koning snelde ter hulp Paarden, honden, olifanten, struisvogels en menschen loopen ervoor ANEKDOTEN bloedrood onderging en het zand om hen heen wel vloeibaar goud leek, gingen de jongens de een na den ander naar huls. Alleen Nibbo bleef zitten tot ze allemaal weg waren en sloop toen ook stilletjes naar zijn hut tersluiks om zich heen kijkend of niemand hem zag. Weet je, wat het geval was? Nibbo s ouders waren heel erg arm en nu had hij vandaag juist een groote scheur gemaakt in zijn eenige broek, die tot op den draad toe versleten was. Hij wist, dat hij niet gauw eventjes een ander broekje kon gaan aantrekken! Ja, hij wist zelfs niet eens. of zijn moeder wel een lapje had om de broek te verstellen. Daarom schaamde Nibbo zich en sloop eerst in donker naar huis. „Moeder, toe. krijg lk nu een nieuwe broek?" vroeg Nibbo 's avonds „Onmogelijk, lieve jongen," zei zijn moe der. „Maar u kunt er toch wel precies zoo'n lapje opnaaien hè?" vroeg Nibbo weer. „Ik zal eens zoeken", beloofde moeder, maar toen ze de heele lappendoos over hoop gehaald had, kwamen er alleen blauwe lapjes uit en de broek was vuur rood. „Sneu!" zei moeder en er vielen twee groote tranen in den lappendoos. Maar toen Nibbo zijn moeder zag hullen, sloeg hij op eens beide armen om haar hals en zei: „Toe, lief moedertje, stil maar! Naait u er maar een blauw lapje op en dan ga ik morgen heel vroeg opstaan om te probee- ren, of ik niet wat verdienen kan! Goed?" Den volgenden morgen hield Nibbo woord: hij was al om zes uur uit zijn bed. Hij wilde eens kijken of de een of andere buur man niet een klein kar wijt je voor hem had Stil sloop hij de hut uit. het dorp door en toenwat zag N'bbo daar opeens, boven zijn hoofd? Een vreemd, wonderlijk ding was dat het leek welja, het leek net een groote tros druiven! Het zweefde door de lucht, het daalde langzaam en zeeg dan neer pre cies voor de voeten van het verbaasde negertje. Jullie begrijpen natuurlijk onmiddellijk snuggere kinderen als jullie zijn! dat dit de tweehonderd ballons waren van Kee- slng's warenhuis In Amsterdam. De ballons waren onderweg zooveel gas kwijtgeraakt, dat ze zoo klein als knikkers waren gewor den; maar het pakje hing er nog aan. Toen Nibbo van zijn verbazing bekomen was, raapte hij het op en maakte het open en.tien minuten later kwam een vree- selijk blij en opgewonden negerkind het dorp binnenstormen! Het matrozenpakje voor Jantje had hij achterstevoren aange trokken, het kettinkje van Betje om zijn hals en de strik voor Liesje in zijn haar gedaan, de boorden voor vader droeg hij om zijn enkels en van het stuk zeep had hij al een brokje afgebeten, maar het direct weer uitgespuwd. Je begrijpt, dat het dorp uitliep en dat er onmiddellijk een spoedvergadering van den gemeenteraad werd belegd. En hierin werd besloten, dat Nibbo alle goede gaven van het vreemde .natuurverschijnsel" mocht houden, omdat hij zoo'n beste jon gen was en zoo lief voor z'n moeder. Nu. Nibo had het matrozenpakje ook meer verdiend dan Jantje. En daarom ben ik écht blij, dat dit verhaal zoo goed af loopt. En jullie? R. DE RUYTER—v. d. FEER. Frederik de Groote was een uitstekend landsvader. Steeds was hij er op uit, de belangen van zijn onderdanen te behar tigen en overal, waar hij leed of onrecht zag. greep hij persoonlijk in. Het is dan ook geen wonder, dat „de oude Frits", zooals hij genoemd werd, door het volk op de handen werd gedragen en dat er tal van^necdotes over hem in om loop zijn, die getuigenis afleggen van zijn goedig en doortastend karakter. Zoo wordt o.a verteld, hoe eens ln een dorpje een boerenzoon zeer tegen den zin van zijn ouders getrouwd was met een mooi, maar doodarm meisje. Het tweetal, dat geen cent bezat, was ln een klein plaggehutje op de hel gaan wonen en leed bittere ar moe en vooral toen hun na eenigen tijd een kindje werd geboren, was het jonge gezin er treurig aan toe. Een enkele teer hartige buurvrouw waagde het soms stil letjes. hun wat eten te brengen, maar de meeste dorpelingen waren doodsbang voor den boozen vader van den Jongen man en bemoeiden zich niet met hen. Behalve de gewone middelen van ver voer. die we allemaal kennen als treinen, schepen auto's, vliegmachines, zijn nog op allerlei plaatsen ter wereld bijzondere voertuigen in gebruik. In Noorwegen, het land van de midder nachtzon, Is de auto niet half zoo populair bij de gewone dorpelingen als de „stolk- jaerre", een rijtuigje zonder veeren op twee hooge wielen en getrokken door een paard of pony. De koetsier zit op de achter, bank en de teugels loopen tusschen de twee personen, die voor hem zitten, door. De reis per „stolkjaerre" gaat niet zoo heel vlug. want Noorwegen is een heuvelachtig land. maar een reiziger in een „stolkjaerre" zou het ook niet vlugger wenschen, want dan zou hij vreeselijk door elkaar worden geschud. Net zoo'n soort wagentje Is de jaunttng- car". die in Ierland heel veel wordt ge bruikt. Ook deze heeft twee wielen en de menschen, (meestal slechts twee) zitten tegenover elkaar, op kleine bankjes, die gelijk met de wielen loopen Verder ls er nog één plaats voor den koetsier, maar die zit nu weer eens voorop. Mijlen en mijlen ver wordt in deze wagentjes gereden: de Ieren schijnen het erg prettig te vinden. Nog vreemdere vervoermiddelen vind je in het Oosten. Zoo heb je misschien alle maal wel eens gehoord van de .rickshaw", die in China en Japan wordt gebruikt, maar tegenwoordig in de groote steden hoe langer hoe meer begint te verdwijnen. Kleine eenpersoons wagentjes op twee wie len zijn het. met handvatten er aan en ze worden getrokken door koelies, die erg hard kunnen loopen en dat urenlang zonder moe te worden. Wij zouden het geen tien minuten uithouden! Het wooj;d ..rickshaw" is een Engelsche verbastemg van „jinri- kisha". wat beteekent: wagentje, door een man getrokken. Gelukkig begint de hond als trekdier overal te verdwijnen. Vroeger zag je ze maar al te vaak: magere, afgetobde trek honden. voortzwoegend onder een volge laden wagen met negotie, waarop dan meestal de koopman zelf ook nog had plaats genomen En heel dikwijls werd er niet goed op gelet, dat de honden voor hun taak berekend waren en goed aangespan nen. zoodat ze geen last hadden van het tuig enz. enz., zoodat dierenmisha op dat gebied veelvuldig voorkwa vereenigingen voor diefenbesci hebben in ons land echter hard om hieraan een eind te maken, dergelijke misstanden nu wel to uitzonderingen behooren. In België en Zwitserland wordt hond nog meer gebruikt dan bij ziet ze daar voor melkwagentjes, en broodkarren en zelfs voor van wasscherfjenvaak loopen honden samen in het gareel. En ln het hooge Noorden heeft wel een heel belangrijke taak te nl. als sledehond bij ontdekking: naar de Noordpool en voor vervi huiden enz. Heele rijen honden twee aan twee voor de sleden: moedige sterke dieren, die speciaa hun moeilijke taak geoefend moeii den. maar. kom er niet al te want het is een gevaarlijk soort In de schilderachtige dalen va en ook in Noord-Italie worden, voo de boeren, die ver van den groot wonen, nog ossenwagens gebruikt dikke trekossen loopen daar voor dige boerenkarren, ongeveer zooal ook bij ons ziet en dit herinnert on; dat ln vroeger eeuwen de os het bti uitnemendheid was. In de Afrlkaansche en Britse h wildernis, waar bijna geen be paden zijn en dus het gebruik va vrijwel ls uitgesloten, rijdt men olifant. Banken, voorzien van ku: leuningen, worden op den rug goedige Jumbo's vastgemaakt en vaarten heeten „kowdaks". Het zelfde zitplaatsen die in woestij: ■voor het kameelrijden worden geb Jullie kennen natuurlijk allemaa sleden, bespannen met rendieren den, die in de uitgestrekte sneeu van het Noorden worden gebruik! heb je ook wel eens gehoord van ee vogelkarretje? Een gek idee. hè? Toch is het Zuld-Afrika. waar veel struisvoge rijen zijn. worden deze groote. sterl voor karretjes gespannen, waarin soon kan plaats nemen. En het fijn. heb ik gehoord! Wij zouden het geen tien minuten uithouden voor zoo'n wagentje. Dit treurige geval kwam den koning ter oore. En wat deed hij? Hij stuurde den (jongen ouders een gewichtigen brief, zwaar gelakt, waarin alleen deze woorden ston den: „Ik kom over voor den doop. Fre- dericus Rex". En tegelijkertijd ontving de pastoor van het dorp een schriftelijk be vel van den koning om op een vastge- stelden dag het kind te komen doopen. De koning zelf zou het ten doop houden. En zoowaar verscheen op dien dag de hofkoets voor het heihutje, de koning stapte uit en woonde de eenvoudige plech tigheid bij. Een mooi cadeautje kreeg de baby ook ende koets was nog niet goed en wel weggerold, of alle dorpelingen beijverden zich, het goede voorbeeld van den koning te volgen. De jonge ouders werden overstroomd met goede gaven en behoefden voortaan geen gebrek meer te lijden. Ingezonden door Lydia Hoteru Petersen: „Als ik rook, kan ik n slapen". Jansen: „Bij mij is het warempel gekeerd; als lk slaap, kan ik niets ken!'' Ingezonden door Johanna Koeke Onderwijzer: „Waarom kom je dig op school, Jan?" Jan. „Geen kam, Mijnheer!" Onderwijzer: „Kun je die dan Je Vader leenen?" Jan: „Geen haar, Mijnheerl"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 20