LUXOR-THEATER (/ehutocM: Het Tsjecho-Slowaaksche vraagstuk Bestaat de mogelijkheid van een bevredigend compromis in Tsjecho-Slowakije %te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 25 Mei 1938 Derde Blad No. 23976 PARLEMENTAIR OVERZICHT Hf i« een weg - als er een wil is FINANCIEN Pessimisme en optimisme VI. (Van onzen speciaJen verslaggever). Praag, Mei. In den strijd om de positie van de Su- ceten-Duitschers wordt van beide zijden menig beroep gedaan op de geschiedenis. De historie is altijd gul met haar argu menten: zij heeft „voor elck wat wils", en zoo beleven wij het dan ook, dat Tsje chen zoowel als Duitschers een reeks van irgumenten aan het grijze verleden ont- ieenen Dat is monnikenwerk. De een grijpt tot op de zevende eeuw terug en betoogt dat toen de Slaven Bohemen bin nendrongen, dat door de Germanen was ontruimd. De ander wijst op de beslissen de overwinning van de Habsburgers in den M l>U den Witten Berg 1620ten be- tooge dat sindsdien de Tsjechen dan toch geen meesters van Bohemen meer' zijn ge mest. En om wat dichter bij den huldigen dag te komen: de Tsjechen verklaren Uliet hetzelfde als rechtvaardigen!) de inti-Duitsche houding van menlgen Tsjech uit de onderdrukking van den Habsburgschen tijd, de Duitschers zeggen dit de Tsjechen door niet minder dan misleiding en feiten-verdraaiing erin ge daagd zijn, de mogendheden in 1918 tot de toewijzing hunner gebieden aan den Tsjechischen staat te bewegen. Zoo vloeit C: uit talrijke vulpennen een stroom van inkt die booze woorden schrijft met de geschiedenis als bewijsstuk. „Daarmee moesten wij ophouden", zei mij een Tsjech die zelf van het pro bleem der Sudeten-Duitschers uitne mend op de hoogte is, „want wij ko men er niet verder meer. Het zou nut tiger zijn, den huidigen toestand als punt van uitgang te nemen en dan de toekomst te bekijken". Helaas: zóó ver is men hier nog lang niet! Voor- loopig gaat het gevecht met de argu- i mcnten der historie voort en het zal nog wel lang dnren vóór het anders wordt. Praag is trouwens voor het opdoen van bewijzen uit het verleden al een bijzonder rschikte stad. Is niet het oude paleis Sernin, in 1914 nog een Oostenrijksche tarne. thans de plaats waar Tsjecho- Kowakije's bultenlandsche politiek ge maakt wordt? Woont niet President Be- nesj in hetzelfde slot waarin eens de Bo heemsche koningen resideerden? Herin-, strt niet de paleiswacht, die afwisselend Itallaansche, Fransche en Russische uformen paradeert, aan de dagen van Tsjechische legioenen in de geallieerde ten? Spreekt niet een lange reeks van itige gebouwen van den tijd waarin sag als hoofdstad van het Boheemsche ar.d deel uitmaakt van de Donaumonar- (hle? Is niet het Ministerie van Justitie f-n voormalige Oostenrijksche cadetten school? Neen, in Praag leven zonder voort durende bewustheid van zijn duizendjarige (tschiedenis is niet mogelijk. De stad Jnet de honderd torens", de stad waar ÜB leefde en werkte, waar eens Nepomuk ja de Mold au werd geworpen omdat hij let biechtgeheim niet schenden wilde, de did die Beethoven en Smetana onder haar inwoners telde, de stad waar na den dag bij den Witten Berg 27 Boheemsche edelen op het raadhuisplein onthoofd wer den deze stad i s geschiedenis. Haar fieenen zijn de hoofdstukken, haar torens (aar getuigen. En toch zooals de Duit- tters alleen dan tot een reëele oplos- wig van het Sudeten-Duitsche vraagstuk billen bijdragen indien zij hun delven in de historie opgeven voor een houding van hetVelijkheidszin en toekomstbegrip, zoo Men de Tsjechen de laatste resten van iiiiii historischen wrok moeten uitsnijden •m te komen tot de erkenning der Duit- Jchers als een „tweede Staatsvolk". Toen e huidige Minister van Buitenlandsche jsken. prof. dr, Kamil Krofta die aan duiding onlangs voor het eerst bezigde, kekte zij eenige opschudding. Toch is zij luist en gerechtvaardigd. Wie meenen bocht dat de quantitatieve verhouding hn Duitschers tot Tsjecho-Slowaken togeveer 3 10 die aanduiding niet tMhtvaardigt zal moeten erkennen dat de (ualitatleve dat wél doet. D» SdJ". heeft gelijk wanneer zij er op wijst dat de economische en cul- lureele betcekenis van de Duitsche minderheid in dit land grooter is dan die van eenige minderheid in eenig ander land. Daaruit de consequentie te 'rekken dat die minderheid op een bijzondere tegemoetkomendheid aan spraak mag maken is de taak der Tsjechische autoriteiten. Wie hier met scrantwoordelijke menschen spreekt, krijgt den bemoedigenden indruk dat men van hoogerhand die consequentie aanvaarden wil. laar het kan niet van één kant komen. W Duitschers, het „tweede Staatevolk", «den niet mandor dan de Tfejpchen tieread :r*ten zijn om te erkennen dat die Tsje- getoond hebben, een eigen Staat -romer waardig te zijn. Zij zullen niet alléén negatieve critiek moeten oefe- doch den opmerkelijken vooruitgang, orde, den socialen vrede, de cultureele nraienstelijkheid van den Tsjechischen ■Bat de volle maat hebben te geven. Men zou zeggen? Zou het niet een klein kunstje zijn om van eiken deelnemer aan de vre desconferentie uitspraken op te diepen, die hem vandaag zouden geneeren? En is er iets begrijpelijker dan dat de roes der overwinning den over winnaar een toon doet aansjkan dien hij twintig Jaar nadien ongaarne zou la ten hooren? Men zou waarlijk wenschen dat de Sudeten-Dultschers zich eens in gemoede afvroegen hoe het vonnis over Frankrijk en Engeland zou hebben ge klonken indien Berlijn het te dlcteeren had gekregen Terzijde van het paleis waar President Benesj nu woont Benesj wiens levens loop, als die van Masaryk, meer „thrill" bevat dan een stapel romans staat een granieten zuil, 16 meter hoog, en uit één stuk. Hij is het vrijheidssymbool van den Tsjecho-Slowaakschen Staat, en tevens het symbool der Staats-éénheld. Dat stuk nieuw graniet, fel contrasteerend met de prachtige Gothische kathedraal, de barok paleizen en de stokoude lilliput-huisjes van zijn naaste omgeving, verbeeldt ook den nieuwen tijd die in het oude Bohemen is aangebroken. De vraag is of allen die in dien nieuwen tijd leven, bereid zijn hun hoffelijke bewondering voor een grootsch verleden te verbinden met de aanvaarding van het even grootsche he den Zoo ja, dan zal ook het Sudeten- Duitsche probleem tot rustige oplossing kunnen komen. Dan zal het mogelijk zijn dat het eerste en het tweede Staatsvolk van Tsjecho-Slowakije samen arbeiden aan den oubouw van den gemeenschappelijken Staat, zonder wrok aan Tsjechische, zon der haat aan Duitsche zijde. Dan kunnen de wonden van het verleden geheeld wor den en zal er geen gevaar meer zijn dat de eene of de andere partij ze telkens weer openrijt. Masaryk placht te zeggen: de democra tie is niet slecht, maar de democraten zijn vaak slecht. Er zou niets tegen zijn, de stelling op elk systeem toe te passen. Maar de grijze president ging verder. Aan zijn autobiografie, in den vorm van gesprekken met Karei Capek uitgegeven, ontleen ik deze wijze vermaningen: „Wij moeten ons patriottisme thans uiten in den vorm van staatsmanschap De Staat moge dan van ons zijn, zoowel naar historisch recht als door het meerderheidsbeginsel als omdat wij het zijn die hem hebben gesticht in ons midden wonen belangrijke minderhe den, en daarom moeten wij ons bewust zijn van het verschil tusschen volk en staat. Een volk is een cultureele, een staat een politieke eenheid. Wij hebben een taa'k jegens het volk en een jegens den Staat. Die twee kunnen onderling na tuurlijk niet strijdig zijn. Wij moeten onze minderheden voor de gedachte van de de mocratische republiek winnen. Hun sterk te en hun cultuur legt zoowel hun als ons de noodzaak van een democratische toe nadering op. Hoe wij Jegens onze minder heden moeten handelen hebben wij uit eigen Oostenrijksch-Hongaarsche ervaring kannen leeren: wat wij niet wilden dat ons geschiedde, zullen wij anderen niet aandoen. En het feit dat wij rondom door den grooten Duitschen buurman omgeven zijn noopt de denkende Tsjechen tot een omzichtige en wijze politiek." Ziedaar het „credo" van den grondves ter van den Tsjecho-Slowaakschen Staat. Wie het herleest zal licht denken aan het versje van De Genestet: „Ach waren alle menschen wijs en deden allen wel. deez' aarde ware een paradijs; nü is zij vaak een hel." Inderdaad in het vraagstuk der Duitsche minderheid in dit land zit min der zakelijks dan persoonlijks, minder po litiek dan psychologie, minder verstand dan gevoel. Maar daaruit volgt dan ook dat er. zoo de partijen willen, een brug geslagen kan worden, die Bohemens groote verleden verbindt met een niet minder groote toekomst. Dat daartoe óók voor waarde is dat Henlein en zijn medestan ders los blijven of moet ik zeggen: zich los maken? van Duitsche invloeden, behoeft wel geen betoog. Met een voor uitgeschoven post van Berlijn kan Praag kwalijk onderhandelen. Maar indien het ook de S.d.P. om eigen vrijheid binnen den Tsjechischen staat gaat is er een weg. als er maar een wil is. (Nadruk verbodenI. N.V. H.A.V. Bank. Dividend 28 procent. In de algemeene vergadering van aandeel houders van H.A.V. Bank te Schiedam is de balans en de verlies- en winstrekening goedge keurd, en het dividend bepaald op 28 pet. De aan de beurt van aftreding zijnde commissa rissen de heeren P. van Leeuwen Boomkamp en jhr. mr. F. G. W. J. Backer werden herko zen. In de vergadering van verzekerden werd herkozen, als commissaris uit en door verze kerden. de heer W. A. Hoek. Aan het Jaarverslag ontleenen wU het vol- gende: Het bedrijf had in 1937 weder een gunstig verloop. Aan nieuwe verzekeringen kwam tot stand ruim 14.6 millioen gulden. De winst bedraagt f. 343.406, zoodat ondanks de voortgaande rentedaling het financieele resultaat nog steeds gunstig genoemd kan worden. De totale productie inclusief renteverzekering tot kapitaal herleid bedroeg f. 14.611.695. De netto vooruitgang in eigen bedrijf bedroeg f. 6.988.039. Het totaal verzekerd kapitaal bedroeg 31 December 1937 f. 98.211.513. De wiskundige reserve steeg tot f. 16.330.114. Bovendien is een bedrag van f. 405.000 extra gereserveerd. N.V. NIEUWE H.A.V. BANK. SCHIEDAM. 20 Procent dividend. In de algemeene vergadering van aandeel houders der N v. Nieuwe H.a.v. Bank te Schie dam zijn de balans en de winst- en verlies rekening goedgekeurd en het dividend bepaald op 20 pet. Aan het Jaarverslag wordt het volgende ontleend Het afgeloopen jaar gaf wederom gunstiger bedrijfsresultaten dan het vorige. De totale premieontvangst bedroeg f. 429.299. Terwijl het bedrag der schadeuitkeerlngen iets lager was dan in 1936. De exploitatiewinst bedraagt netto f. 74.219. Ter verhooging van de extra reserve wordt f. 25.000.bestemd en voor versterking van de beleggingsreserve f. 9.023— waardoor de extra reserves dan tezamen f. 600.000 zullen bedragen. geen S.d.P.-publicatie opslaan of zA) v. 6CCI1 r_g1 .1 het over de anti-Duitsche strrtéking de memoranda (vooral van No. HU v?' de Tsjechen (Masaryk en Benesj in bijzonder) aan de mogendheden in voorgelegd. Ik heb den tekst dier stuk- •|i nageslagen, en inderdaad: dat is hier i ,a?v „van dik hout zaagt men plan- Maar is het billijk te vergeten in «en lijd Europa toen leefde? Zou er J Staatsman zijn die in die dagen niet heeft gezegd, die hij nu andere (Van onzen speclalen verslaggever). Praag, Maandagmiddag. Gelukkig, de belangrijkste raadsverkiezingen as. Zondag kiezen wéér eenige gemeenten zijn achter den rug Een voelbare ont spanning is ingetreden Praag kan de ba lans opmaken, en het doet dait dok. Ik veronderstel dat de lezer zich voor die balans interesseert en laat daarom een en ander volgen over den toestand van dit oogenblik. Allereerst iets over den uitslag der verkiezingen. In Praag hebben de Su- deten-Duitschers een vooruitgang te boe ken, die zeer aanzienlijk is (van 1830 stem men in 1931 tot 5092 nu; daartegenover verloren de democratische Duitschers van 5930 in 1931 tot 1797 nu). Maar van groote politieke beteekenis is dat voor Praag niet; want dit is een Tsjechische stad waar niet meer dan 50.000 Duitschers op rond 1 000.000 inwoners vallen. Belangrijker is natuurlijk dat in Aussig, Böhmisch-Leipa, en Tetschen de S. d. P verreweg de abso lute meerderheid verwierf. In Aussig heeft gij in den raad voortaan 26 van de 41, in Tetschen 28 van de 36, en in Böhmisch- Leipa 25 van de 36 raadszetels. Dat Dux, zooals ik gisteren al schreef, een sterk Duitsch-Tsjechisch gemengd gebied is, blijkt uit den verkiezingsuitslag: de S. d. P krijgt er 16 (was 12) van de 36 zetels. Na tuurlijk loopen de Pragenaars vandaag allemaal met een courant onder den arm. Bij de bureaux der groote dagbladen we melt het van belangstellenden en in het „Arbeitsamt" waar de S, d. P. gevestigd is, heerscht een gerechtvaardigde verkiezings vreugde, Vanmiddag arriveert Henlein in Praag. Wij staan nu aan den vooravond van de onderhandelingen over het natio naliteiten-statuut. Vermoedelijk daórom is de S. d. P. in de laatste dagen aan het hooger en hooger opschroeven van haar eischen gegaan: er is dan meer ruimte voor concessies Het komt nu niet meer op massale demonstra ties en in het zakelijke vage verklaringen aan, meer op positieve reacties op posi tieve voorstellen. De Regeering heeft zich uitgesproken en de S. d. P. heeft nu het woord. Vandaar dat er de eerste dagen nog niet veel „teékentng" in de situatie zal komen. Ik heb in een eersten brief het probleem zoo gesteld: kan in het kader van een democratischen staat met behoud van de onontbeerlijke staatseenheld plaats worden ingeruimd aan een dictatoriale beweging die een autonoom te beheeren deel van dien staat opeiseht? En inderdaad: daarom gaat hét. Vanmorgen sprak ik lang en breed met Henlein's onmidellijken plaats vervanger Dr. Sebekovsky en ik stelde hem de vraag zooais ik die hierboven formu leerde. Zijn antwoord was een positief ja. „Wij zijn inderdaad nationaal-socialisten. In Karlsbad heeft Henlein dat met allen nadruk verkondigd. Maar indien wij de nationaal-socia listische wereldbeschouwing aanvaar den wil dat allerminst zeggen dat wij deDuitsche nationaal-socialistische partij aanhangen. Wij zijn autono- misten. geen separatisten. Wij hebben nu twintig jaar van onderdruking achter ons. Eerst waren wij zelf ver splinterd en daardoor machteloos. Nu zijn wij vereenigd en daardoor sterk. Maar wat wij eischen, eiscben wij binnen het kader van den nationalen Tsjechischen Staat. Vandaar dat wij ook heelemaal niet voornemens zijn andersdenkende partijen wij zelf vormen geen partij maar een beweging te onderdrukken, indien ons autonomie wordt gegeven. En niets veraf schuwen wij meer dan een oorlog om Bohemen tusschen Duitschland en Tsje- choslowakije. Daarvan zouden wij zelf het allermeest de verschrikkingen ondervin den: want onze Sudeten-Duitsche gebieden zouden het slagveld vormen". Het zal den lezer duidelijk zijn dat hier inderdaad de mogelijkheid van een vreed zame oplossing kan liggen. Er zijn om het nu maar eens terwille van de duidelijkheid eenigszins scherp te stellen, tweeërlei krachten die op de S. d. P. werken: Duit sche. enBoheemsche De Duitsche trekken de S. d P.,mee in het kielzog van het fregat-Berlijn. beladen met de theo- riën van ras, bloed en bodem, met de ge dachte van een alle Duitschers omvattend Rijk, met de leer van de „as"-politiek. Naarmate de S. d. P. die krachten sterker op zich laat werken, maakt zij de oplossing van haar eigen vraagstukken moeilijker. Want deze theoriën trekken haar van den Tsjechoslowaakschen Staat af en maken het dg Regeering te Praag steeds moeilijker loyaliteit der S. d. P. buiten kijf te houden. Maar daartegenover werken andere, Bo heemsche. krachten. Tenslotte is het toch onmiskenbaar dat Duitschers en Tsjechen, in wisselende krachtverhoudingen, eeuwen lang in Bohemen samengeleefd hebben. Er is daardoor óók zoo iets als een ,,Bo- heemsch sentiment". Er zijn tallooze materieele en cultureele betrekkingen tusschen Duitschers en Tsjechen. De vraag is nu maar. welke van deze krachten op den duur de overhand zal hebben: de Duit sche of de Boheemsche. Hier is plaats voor optimisme en voor pessimisme. Wie zich rekenschap geeft van den loodzwaren moreeien druk dien het Rijk op Bohemen uitoefent, en let op de mate waarin momenteel, helaas, de gemoederen, aan beide zijden zoo wel in de S. d. P. als bij de nationalis tische Tsjechen zijn verhit, zal pes simistisch in de toekomst zien. Maar wie denkt aan wat Duitschers en Tsjechen op Boheemschen grond al lengs is gaan verbinden, en wie over weegt dat de exaltatie van de gemoe deren toch geen blijvend verschijnsel kan zijn zal voor een gematigd opti misme ruimte vinden. Het is inderdaad mogelijk dat het Boheemsche nationaal-socialisme zich tot iets eigens ontwikkelt, dat het niet .schlechthin" een Duitseh nationaal- socialisme wordt, dat het regionale besef op den duur sterker zal worden ten koste van het „al-Duitsche". 7,ülk een ontwikke ling, die nü onder het licht van de oogen- blikkelijke spanning in de verhoudingen, bijna onmogelijk schijnt, zou natuurlijk voor een vreedzame* oplossing van onge- meene beteekenis zijn. Maar zij heeft tot voorwaarde, dat aan beide zijden het ver trouwen terugkeert. Toen ik dezen kant van de zaak met Dr. Sebekovsky besprak gaf hij ruiterlijk tce: „Zeker, in de toe kenning van autonomie aan de Sudeten- Duitschers zit voor Praag een risico. Maar in de weigering steekt óók een risico, en dat is nog veel grooter. Want dan zou de mogelijkheid kunnen ontstaan dat de Su- deten-Duitschers zich principiëel van den Tsjechischen Staat afkeeren en naar den i Duitschen toe". j Bij de afweging van die twee risico's speelt natuurlijk een subjectief element I een voorname rol. De Tsjechen zien het risico der autonomie-toekenning als groo ter dan Dr Sebekovsky. en zij denken daarbij vooral aan den inhoud, dien naar de opvattingen der S, d. P. die autonomie zou moéten hebben. Tot de eischen van Henlein behoort óók „volle Freiheit des Bekenntnisses zum deutschen Volkstum imd zur deutschen Weltanschauung". Wie de rede leest die Henlein 28 Febr 1936 in Praag onder den titel „Die déutschen Kul- turaufgaben in der Tschechoslowakei" ge houden heeft kan min of meer begrijpen wat hij onder deze vrijheid verstaat. Ik noem: beheersching van de kunstproduc tie (tegengaan der „entartete" kunst), van de literatuur, die „völkisch" moet zijn, van het muziekleven, van de radio; bevor dering van „heroïsche" kunst, van de ..Duitsche" architectuur, omvorming van de wetenschap (ooleiding van juristen en medici in de „Weltanschauung" der natio naal-socialisten); afzetting van professo ren „die keinen inneren Zusammenhang mit unserem völkischen Leben haben". aanstelling van schoolopzieners van „wlrklich deutscher Gesinnung". vrijheid voor nationale ODvoeding zoo in als buiten de school, stichting eener Sudeten-Duit sche academie enz. enz. Dit alles stemt de Tsjechen nadenkend. Zij moeten er zich tenslotte rekenschap van geven dat in het gebied dat voor autonomie in aanmerking zou komen ook eenige honderdduizenden Tsjechen wonen, en waaraan zou deze ..minderheid in de minderheid" toe zijn indien al Henlein's wenschen in vervulling mochten gaan? Maar nog om andere redenen is Praag bedachtzaam. Het vraagt zich af, waarom de Sudeten-Duitschers, indien het hun om niets dan autono mie gaat, den cisch stellen, dat Tsjechoslowakije zich van Rusland los maakt. Zou daardoor de vervulling der autonomistische verlangens dan be vorderd worden? Of ligt het veeleer voor de hand in dezen eisch van principiëele koerswijziging in de Tsje- chosiowaaksche buitenlandsche poli tiek Rijks-Duitsche inspiratie te ver moeden? De verkiezingen van gisteren hebben ook op dit punt, met name in Praag, een merk waardig verschijnsel te zien gegeven. De communisten hebben op het platteland verliezen, en in de hoofdstad winsten ge boekt. Hier werkte een overigens poli- tiek-domme reactie op den eisch der S d. P Er zijn kiezers geweefet. goede vaderlan ders voor het overige, die een demonstratie van hun voorliefde voor het behoud van het bondgenootschap met Rusland wilden geven. Het is overigens niet noodig dat te doen. want op dit punt zal Henlein de Regeering doof vinden. Zij stelt zich op het standpunt dat het belang van den in Europa vooruitgeschoven Slavischen Tsje choslowaakschen Staat het behoud van dat bondgenootschap niet alleen rechtvaar digt, maar vandaag nog méér rechtvaar digt dan gisteren Geen enkele redert kan zij vinden tot vrijwillige ontknooping van den band met Rusland, tot welks bevolking de Tsjechoslowaaksche trouwens een volko men natuurlijke „Zuneiging" bezit, geheel afgezien van het Sovjet-régime. Dat Praag daarmee niets op heeft en dat de feitelijke invloed der communisten hier zeer gering is heb ik in een vorigen brief al geschreven Zoo staan wü dan nu aan den voor avond van de eigenlijke onderhande lingen. De strijd gaat zich verplaatsen van straat en spreekgestoelte naar ministerie en conferentiekamer. 1793 (Ingez. Med.) Tweede Kamer. Het is in het belang van alle partijen te hopen dat de ontspanning die vandaag is I ingetreden, verdei* zal toenemen. Het werk WIJZIGING VAN DE STUWADOORSWET. (Van onzen Parlementairen medewerker). De in 1931 gewijzigde Stuwadoorswet (over het havenbedrijf) is. als zoodanig, nimmer in werking getreden. Nu er ople ving is in het havenbedrijf wil de regeering tot die invoering overgaan, maar. met het oog od de toestanden, tot een geleidelijke invoering, d.wz. tot een invoering bh ge deelten. Dit mogelijk te maken is de be doeling van het gisteren behandelde ont werp van welke gelegenheid gebruik is ge maakt, om de wet nog on een enkel punt aan te vullen Tot de deelen. die de re geering spoedig wil invoeren, behooren de werktijd-bepalingen (behalve voor opslag plaatsen en pakhuizen). Bezwaren waren er tegen dit ontwerp niet. dan alleen dit. vertolkt door de hee ren Kievit en de Visser, dat men liever de invoering der geheele wet had gezien. Mi nister Romme zette uiteen, dat dit om practtsche redenen thans nog niet moge lijk is. maar beloofde spoed, in het bijzon der ook wat de werktijd-bepalingen voor de Dakhuizen betreft. Een amendement van den heer Schilt- huizen. bedoelende te voorkomen dat de arbeid der bemanning van binnenvaartui gen incidenteel onder de wet zou worden gebracht, vond bij den minister genade na een redactie-verbetering en werd door de Kamer aangenomen, evenals het wetsontwerp zelf." WIJZIGING VAN DE BEDRIJFSRADENWET. Art. 22 van de Bedrijfsradenwet geeft aan de Bedrijfsraden bevoegdheid tot ad- viseeren inzake onderwerpen, od den ar beid in het bedrijf betrekking hebbend. Het nieuwe ontwerp wil deze bevoegd heid uitbreiden, door ze voortaan ook be trekking te doen hebben op alle economi sche zaken, met het bedrijf in verband staande De adviseerende bevoegdheid zal zoodoende niet meer beperkt zijn tot den bedrijfs-arbeid. maar tot alle economische onderwerpen, waarmee het bedrijf te ma ken krijgt. Een dergelijke verruiming heeft trouwens reeds plaats gehad in enkele wetten, na de Bedrijfsradenwet tot stand gekomen. Het debat, tot dusver gevoerd, wijst cr od dat het ontwerp er met groote meer derheid zal door gaan. Immers, alleen de heer Marchant et d'Ansembourg heeft er zich tegen ver klaard; hij verwacht er niets van en in de practiik zal volgens hem de zaak misluk ken. De liberale heer Wendelaar hield zich wat men noemt nog op de vlakte. In ieder geval liet hij zich niet geestdriftig over het ontwerp uit en hü opperde de mogelijk heid. dat deze uitbreiding van de bevoegd heden de animo tot het instellen van be drijfsraden niet zal versterken. Hij infor meerde voorts, of het soms de bedoeling was nu te geraken tot het toekennen van verordenende bevoegdheid, ook op econo misch terrein en tot het verleenen van medezeggenschap in de ondernemingen. Maar de andere sprekers verklaarden zich voor het ontwerp, zij het niet allen in denzelfden toonaard. De heer v. d. Goes van Naters wil verder gaan en meent, dat de raden moeten uit groeien tot economische organen met grootere bevoegdheden; de heer Posthumus Ziet in 't voorstel eveneens een klein stapje in de goede richting; de heer Smeenk be schouwt het als een logisch doortrekken van een,reeds bestaande lijn en is van oordeel, dat. hoe beter ook de arbeiders van economische zaken op de hoogte zijn, hoe kleiner de kans wordt op sociale con flicten; de heeren Back en Kuiper einde lijk erkennen in het ontwerp ook een ver betering en de laatste betoogde, dat so ciale en economische factoren vaak niet te scheiden zijn. Heden wordt het debat voortgezet. Verschillende andere ontwerpen werden in deze vergadering na kort debat aange nomen. o.a die betreffende een groot aan tal contingenteeringen. inzake de goed keuring van het handelsverd ag tusschen de Oslo-staten en inzake he, tariefverdrag me' Denemarken der toenadering is toch al moeilijk en de resultaten zullen in den eersten tijd broos zijn. Noch in het Tsjechische, noch in het Duitsche kamp ontbreekt het aan span ningen van binnen. In beide vindt men een wisselwerking van radicale en gema tigde elementen Heel Europa heeft er belang bij dat de komende onderhandelin gen niet door storende incidenten gekruist zullen worden. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 9