LUXOR-THEATER
(/ehutocM:
Het Tsjecho-Slowaaksche
vraagstuk
Bestaat de mogelijkheid van
een bevredigend compromis in
Tsjecho-Slowakije
%te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 25 Mei 1938
Derde Blad
No. 23976
PARLEMENTAIR OVERZICHT
Hf i« een weg - als er
een wil is
FINANCIEN
Pessimisme en
optimisme
VI.
(Van onzen speciaJen verslaggever).
Praag, Mei.
In den strijd om de positie van de Su-
ceten-Duitschers wordt van beide zijden
menig beroep gedaan op de geschiedenis.
De historie is altijd gul met haar argu
menten: zij heeft „voor elck wat wils",
en zoo beleven wij het dan ook, dat Tsje
chen zoowel als Duitschers een reeks van
irgumenten aan het grijze verleden ont-
ieenen Dat is monnikenwerk. De een
grijpt tot op de zevende eeuw terug en
betoogt dat toen de Slaven Bohemen bin
nendrongen, dat door de Germanen was
ontruimd. De ander wijst op de beslissen
de overwinning van de Habsburgers in den
M l>U den Witten Berg 1620ten be-
tooge dat sindsdien de Tsjechen dan toch
geen meesters van Bohemen meer' zijn ge
mest. En om wat dichter bij den huldigen
dag te komen: de Tsjechen verklaren
Uliet hetzelfde als rechtvaardigen!) de
inti-Duitsche houding van menlgen
Tsjech uit de onderdrukking van den
Habsburgschen tijd, de Duitschers zeggen
dit de Tsjechen door niet minder dan
misleiding en feiten-verdraaiing erin ge
daagd zijn, de mogendheden in 1918 tot
de toewijzing hunner gebieden aan den
Tsjechischen staat te bewegen. Zoo vloeit
C: uit talrijke vulpennen een stroom van
inkt die booze woorden schrijft met de
geschiedenis als bewijsstuk.
„Daarmee moesten wij ophouden", zei
mij een Tsjech die zelf van het pro
bleem der Sudeten-Duitschers uitne
mend op de hoogte is, „want wij ko
men er niet verder meer. Het zou nut
tiger zijn, den huidigen toestand als
punt van uitgang te nemen en dan
de toekomst te bekijken". Helaas: zóó
ver is men hier nog lang niet! Voor-
loopig gaat het gevecht met de argu- i
mcnten der historie voort en het zal nog
wel lang dnren vóór het anders wordt.
Praag is trouwens voor het opdoen van
bewijzen uit het verleden al een bijzonder
rschikte stad. Is niet het oude paleis
Sernin, in 1914 nog een Oostenrijksche
tarne. thans de plaats waar Tsjecho-
Kowakije's bultenlandsche politiek ge
maakt wordt? Woont niet President Be-
nesj in hetzelfde slot waarin eens de Bo
heemsche koningen resideerden? Herin-,
strt niet de paleiswacht, die afwisselend
Itallaansche, Fransche en Russische
uformen paradeert, aan de dagen van
Tsjechische legioenen in de geallieerde
ten? Spreekt niet een lange reeks van
itige gebouwen van den tijd waarin
sag als hoofdstad van het Boheemsche
ar.d deel uitmaakt van de Donaumonar-
(hle? Is niet het Ministerie van Justitie
f-n voormalige Oostenrijksche cadetten
school? Neen, in Praag leven zonder voort
durende bewustheid van zijn duizendjarige
(tschiedenis is niet mogelijk. De stad
Jnet de honderd torens", de stad waar
ÜB leefde en werkte, waar eens Nepomuk
ja de Mold au werd geworpen omdat hij
let biechtgeheim niet schenden wilde, de
did die Beethoven en Smetana onder
haar inwoners telde, de stad waar na den
dag bij den Witten Berg 27 Boheemsche
edelen op het raadhuisplein onthoofd wer
den deze stad i s geschiedenis. Haar
fieenen zijn de hoofdstukken, haar torens
(aar getuigen. En toch zooals de Duit-
tters alleen dan tot een reëele oplos-
wig van het Sudeten-Duitsche vraagstuk
billen bijdragen indien zij hun delven in
de historie opgeven voor een houding van
hetVelijkheidszin en toekomstbegrip, zoo
Men de Tsjechen de laatste resten van
iiiiii historischen wrok moeten uitsnijden
•m te komen tot de erkenning der Duit-
Jchers als een „tweede Staatsvolk". Toen
e huidige Minister van Buitenlandsche
jsken. prof. dr, Kamil Krofta die aan
duiding onlangs voor het eerst bezigde,
kekte zij eenige opschudding. Toch is zij
luist en gerechtvaardigd. Wie meenen
bocht dat de quantitatieve verhouding
hn Duitschers tot Tsjecho-Slowaken
togeveer 3 10 die aanduiding niet
tMhtvaardigt zal moeten erkennen dat de
(ualitatleve dat wél doet.
D» SdJ". heeft gelijk wanneer zij er
op wijst dat de economische en cul-
lureele betcekenis van de Duitsche
minderheid in dit land grooter is dan
die van eenige minderheid in eenig
ander land. Daaruit de consequentie te
'rekken dat die minderheid op een
bijzondere tegemoetkomendheid aan
spraak mag maken is de taak der
Tsjechische autoriteiten. Wie hier met
scrantwoordelijke menschen spreekt,
krijgt den bemoedigenden indruk dat
men van hoogerhand die consequentie
aanvaarden wil.
laar het kan niet van één kant komen.
W Duitschers, het „tweede Staatevolk",
«den niet mandor dan de Tfejpchen tieread
:r*ten zijn om te erkennen dat die Tsje-
getoond hebben, een eigen Staat
-romer waardig te zijn. Zij zullen niet
alléén negatieve critiek moeten oefe-
doch den opmerkelijken vooruitgang,
orde, den socialen vrede, de cultureele
nraienstelijkheid van den Tsjechischen
■Bat de volle maat hebben te geven. Men
zou zeggen? Zou het niet een klein kunstje
zijn om van eiken deelnemer aan de vre
desconferentie uitspraken op te diepen, die
hem vandaag zouden geneeren?
En is er iets begrijpelijker dan dat
de roes der overwinning den over
winnaar een toon doet aansjkan dien
hij twintig Jaar nadien ongaarne zou la
ten hooren? Men zou waarlijk wenschen
dat de Sudeten-Dultschers zich eens in
gemoede afvroegen hoe het vonnis over
Frankrijk en Engeland zou hebben ge
klonken indien Berlijn het te dlcteeren
had gekregen
Terzijde van het paleis waar President
Benesj nu woont Benesj wiens levens
loop, als die van Masaryk, meer „thrill"
bevat dan een stapel romans staat een
granieten zuil, 16 meter hoog, en uit één
stuk. Hij is het vrijheidssymbool van den
Tsjecho-Slowaakschen Staat, en tevens
het symbool der Staats-éénheld. Dat stuk
nieuw graniet, fel contrasteerend met de
prachtige Gothische kathedraal, de barok
paleizen en de stokoude lilliput-huisjes
van zijn naaste omgeving, verbeeldt ook
den nieuwen tijd die in het oude Bohemen
is aangebroken. De vraag is of allen
die in dien nieuwen tijd leven, bereid zijn
hun hoffelijke bewondering voor een
grootsch verleden te verbinden met de
aanvaarding van het even grootsche he
den Zoo ja, dan zal ook het Sudeten-
Duitsche probleem tot rustige oplossing
kunnen komen. Dan zal het mogelijk zijn
dat het eerste en het tweede Staatsvolk
van Tsjecho-Slowakije samen arbeiden aan
den oubouw van den gemeenschappelijken
Staat, zonder wrok aan Tsjechische, zon
der haat aan Duitsche zijde. Dan kunnen
de wonden van het verleden geheeld wor
den en zal er geen gevaar meer zijn dat
de eene of de andere partij ze telkens
weer openrijt.
Masaryk placht te zeggen: de democra
tie is niet slecht, maar de democraten zijn
vaak slecht. Er zou niets tegen zijn, de
stelling op elk systeem toe te passen. Maar
de grijze president ging verder. Aan zijn
autobiografie, in den vorm van gesprekken
met Karei Capek uitgegeven, ontleen ik
deze wijze vermaningen: „Wij moeten ons
patriottisme thans uiten in den vorm van
staatsmanschap De Staat moge dan van
ons zijn, zoowel naar historisch recht als
door het meerderheidsbeginsel als omdat
wij het zijn die hem hebben gesticht in
ons midden wonen belangrijke minderhe
den, en daarom moeten wij ons bewust
zijn van het verschil tusschen volk en
staat. Een volk is een cultureele, een
staat een politieke eenheid. Wij hebben
een taa'k jegens het volk en een jegens
den Staat. Die twee kunnen onderling na
tuurlijk niet strijdig zijn. Wij moeten onze
minderheden voor de gedachte van de de
mocratische republiek winnen. Hun sterk
te en hun cultuur legt zoowel hun als ons
de noodzaak van een democratische toe
nadering op. Hoe wij Jegens onze minder
heden moeten handelen hebben wij uit
eigen Oostenrijksch-Hongaarsche ervaring
kannen leeren: wat wij niet wilden dat
ons geschiedde, zullen wij anderen niet
aandoen. En het feit dat wij rondom door
den grooten Duitschen buurman omgeven
zijn noopt de denkende Tsjechen tot een
omzichtige en wijze politiek."
Ziedaar het „credo" van den grondves
ter van den Tsjecho-Slowaakschen Staat.
Wie het herleest zal licht denken aan het
versje van De Genestet: „Ach waren alle
menschen wijs en deden allen wel. deez'
aarde ware een paradijs; nü is zij vaak
een hel." Inderdaad in het vraagstuk der
Duitsche minderheid in dit land zit min
der zakelijks dan persoonlijks, minder po
litiek dan psychologie, minder verstand
dan gevoel. Maar daaruit volgt dan ook
dat er. zoo de partijen willen, een brug
geslagen kan worden, die Bohemens groote
verleden verbindt met een niet minder
groote toekomst. Dat daartoe óók voor
waarde is dat Henlein en zijn medestan
ders los blijven of moet ik zeggen: zich
los maken? van Duitsche invloeden,
behoeft wel geen betoog. Met een voor
uitgeschoven post van Berlijn kan Praag
kwalijk onderhandelen. Maar indien het
ook de S.d.P. om eigen vrijheid binnen den
Tsjechischen staat gaat is er een weg.
als er maar een wil is.
(Nadruk verbodenI.
N.V. H.A.V. Bank.
Dividend 28 procent.
In de algemeene vergadering van aandeel
houders van H.A.V. Bank te Schiedam is de
balans en de verlies- en winstrekening goedge
keurd, en het dividend bepaald op 28 pet. De
aan de beurt van aftreding zijnde commissa
rissen de heeren P. van Leeuwen Boomkamp
en jhr. mr. F. G. W. J. Backer werden herko
zen. In de vergadering van verzekerden werd
herkozen, als commissaris uit en door verze
kerden. de heer W. A. Hoek.
Aan het Jaarverslag ontleenen wU het vol-
gende:
Het bedrijf had in 1937 weder een gunstig
verloop. Aan nieuwe verzekeringen kwam tot
stand ruim 14.6 millioen gulden.
De winst bedraagt f. 343.406, zoodat ondanks
de voortgaande rentedaling het financieele
resultaat nog steeds gunstig genoemd kan
worden.
De totale productie inclusief renteverzekering
tot kapitaal herleid bedroeg f. 14.611.695. De
netto vooruitgang in eigen bedrijf bedroeg
f. 6.988.039.
Het totaal verzekerd kapitaal bedroeg 31
December 1937 f. 98.211.513.
De wiskundige reserve steeg tot f. 16.330.114.
Bovendien is een bedrag van f. 405.000 extra
gereserveerd.
N.V. NIEUWE H.A.V. BANK. SCHIEDAM.
20 Procent dividend.
In de algemeene vergadering van aandeel
houders der N v. Nieuwe H.a.v. Bank te Schie
dam zijn de balans en de winst- en verlies
rekening goedgekeurd en het dividend bepaald
op 20 pet.
Aan het Jaarverslag wordt het volgende
ontleend
Het afgeloopen jaar gaf wederom gunstiger
bedrijfsresultaten dan het vorige. De totale
premieontvangst bedroeg f. 429.299. Terwijl het
bedrag der schadeuitkeerlngen iets lager was
dan in 1936.
De exploitatiewinst bedraagt netto f. 74.219.
Ter verhooging van de extra reserve wordt
f. 25.000.bestemd en voor versterking van de
beleggingsreserve f. 9.023— waardoor de extra
reserves dan tezamen f. 600.000 zullen bedragen.
geen S.d.P.-publicatie opslaan of zA)
v. 6CCI1 r_g1 .1
het over de anti-Duitsche strrtéking
de memoranda (vooral van No. HU
v?' de Tsjechen (Masaryk en Benesj in
bijzonder) aan de mogendheden in
voorgelegd. Ik heb den tekst dier stuk-
•|i nageslagen, en inderdaad: dat is hier
i ,a?v „van dik hout zaagt men plan-
Maar is het billijk te vergeten in
«en lijd Europa toen leefde? Zou er
J Staatsman zijn die in die dagen niet
heeft gezegd, die hij nu andere
(Van onzen speclalen verslaggever).
Praag, Maandagmiddag. Gelukkig, de
belangrijkste raadsverkiezingen as.
Zondag kiezen wéér eenige gemeenten
zijn achter den rug Een voelbare ont
spanning is ingetreden Praag kan de ba
lans opmaken, en het doet dait dok. Ik
veronderstel dat de lezer zich voor die
balans interesseert en laat daarom een en
ander volgen over den toestand van dit
oogenblik. Allereerst iets over den uitslag
der verkiezingen. In Praag hebben de Su-
deten-Duitschers een vooruitgang te boe
ken, die zeer aanzienlijk is (van 1830 stem
men in 1931 tot 5092 nu; daartegenover
verloren de democratische Duitschers van
5930 in 1931 tot 1797 nu). Maar van groote
politieke beteekenis is dat voor Praag niet;
want dit is een Tsjechische stad waar niet
meer dan 50.000 Duitschers op rond
1 000.000 inwoners vallen. Belangrijker is
natuurlijk dat in Aussig, Böhmisch-Leipa,
en Tetschen de S. d. P verreweg de abso
lute meerderheid verwierf. In Aussig heeft
gij in den raad voortaan 26 van de 41, in
Tetschen 28 van de 36, en in Böhmisch-
Leipa 25 van de 36 raadszetels. Dat Dux,
zooals ik gisteren al schreef, een sterk
Duitsch-Tsjechisch gemengd gebied is,
blijkt uit den verkiezingsuitslag: de S. d. P
krijgt er 16 (was 12) van de 36 zetels. Na
tuurlijk loopen de Pragenaars vandaag
allemaal met een courant onder den arm.
Bij de bureaux der groote dagbladen we
melt het van belangstellenden en in het
„Arbeitsamt" waar de S, d. P. gevestigd is,
heerscht een gerechtvaardigde verkiezings
vreugde, Vanmiddag arriveert Henlein in
Praag. Wij staan nu aan den vooravond
van de onderhandelingen over het natio
naliteiten-statuut.
Vermoedelijk daórom is de S. d. P. in de
laatste dagen aan het hooger en hooger
opschroeven van haar eischen gegaan: er
is dan meer ruimte voor concessies Het
komt nu niet meer op massale demonstra
ties en in het zakelijke vage verklaringen
aan, meer op positieve reacties op posi
tieve voorstellen. De Regeering heeft zich
uitgesproken en de S. d. P. heeft nu het
woord. Vandaar dat er de eerste dagen nog
niet veel „teékentng" in de situatie zal
komen.
Ik heb in een eersten brief het probleem
zoo gesteld: kan in het kader van een
democratischen staat met behoud van de
onontbeerlijke staatseenheld plaats worden
ingeruimd aan een dictatoriale beweging
die een autonoom te beheeren deel van
dien staat opeiseht? En inderdaad: daarom
gaat hét. Vanmorgen sprak ik lang en
breed met Henlein's onmidellijken plaats
vervanger Dr. Sebekovsky en ik stelde hem
de vraag zooais ik die hierboven formu
leerde. Zijn antwoord was een positief ja.
„Wij zijn inderdaad nationaal-socialisten.
In Karlsbad heeft Henlein dat met allen
nadruk verkondigd.
Maar indien wij de nationaal-socia
listische wereldbeschouwing aanvaar
den wil dat allerminst zeggen dat wij
deDuitsche nationaal-socialistische
partij aanhangen. Wij zijn autono-
misten. geen separatisten. Wij hebben
nu twintig jaar van onderdruking
achter ons. Eerst waren wij zelf ver
splinterd en daardoor machteloos. Nu
zijn wij vereenigd en daardoor sterk.
Maar wat wij eischen, eiscben wij
binnen het kader van den nationalen
Tsjechischen Staat.
Vandaar dat wij ook heelemaal niet
voornemens zijn andersdenkende partijen
wij zelf vormen geen partij maar een
beweging te onderdrukken, indien ons
autonomie wordt gegeven. En niets veraf
schuwen wij meer dan een oorlog om
Bohemen tusschen Duitschland en Tsje-
choslowakije. Daarvan zouden wij zelf het
allermeest de verschrikkingen ondervin
den: want onze Sudeten-Duitsche gebieden
zouden het slagveld vormen".
Het zal den lezer duidelijk zijn dat hier
inderdaad de mogelijkheid van een vreed
zame oplossing kan liggen. Er zijn om het
nu maar eens terwille van de duidelijkheid
eenigszins scherp te stellen, tweeërlei
krachten die op de S. d. P. werken: Duit
sche. enBoheemsche De Duitsche
trekken de S. d P.,mee in het kielzog van
het fregat-Berlijn. beladen met de theo-
riën van ras, bloed en bodem, met de ge
dachte van een alle Duitschers omvattend
Rijk, met de leer van de „as"-politiek.
Naarmate de S. d. P. die krachten sterker
op zich laat werken, maakt zij de oplossing
van haar eigen vraagstukken moeilijker.
Want deze theoriën trekken haar van den
Tsjechoslowaakschen Staat af en maken
het dg Regeering te Praag steeds moeilijker
loyaliteit der S. d. P. buiten kijf te houden.
Maar daartegenover werken andere, Bo
heemsche. krachten. Tenslotte is het toch
onmiskenbaar dat Duitschers en Tsjechen,
in wisselende krachtverhoudingen, eeuwen
lang in Bohemen samengeleefd hebben. Er
is daardoor óók zoo iets als een ,,Bo-
heemsch sentiment". Er zijn tallooze
materieele en cultureele betrekkingen
tusschen Duitschers en Tsjechen. De vraag
is nu maar. welke van deze krachten op
den duur de overhand zal hebben: de Duit
sche of de Boheemsche. Hier is plaats voor
optimisme en voor pessimisme.
Wie zich rekenschap geeft van den
loodzwaren moreeien druk dien het
Rijk op Bohemen uitoefent, en let op
de mate waarin momenteel, helaas, de
gemoederen, aan beide zijden zoo
wel in de S. d. P. als bij de nationalis
tische Tsjechen zijn verhit, zal pes
simistisch in de toekomst zien. Maar
wie denkt aan wat Duitschers en
Tsjechen op Boheemschen grond al
lengs is gaan verbinden, en wie over
weegt dat de exaltatie van de gemoe
deren toch geen blijvend verschijnsel
kan zijn zal voor een gematigd opti
misme ruimte vinden.
Het is inderdaad mogelijk dat het
Boheemsche nationaal-socialisme zich tot
iets eigens ontwikkelt, dat het niet
.schlechthin" een Duitseh nationaal-
socialisme wordt, dat het regionale besef
op den duur sterker zal worden ten koste
van het „al-Duitsche". 7,ülk een ontwikke
ling, die nü onder het licht van de oogen-
blikkelijke spanning in de verhoudingen,
bijna onmogelijk schijnt, zou natuurlijk
voor een vreedzame* oplossing van onge-
meene beteekenis zijn. Maar zij heeft tot
voorwaarde, dat aan beide zijden het ver
trouwen terugkeert. Toen ik dezen kant
van de zaak met Dr. Sebekovsky besprak
gaf hij ruiterlijk tce: „Zeker, in de toe
kenning van autonomie aan de Sudeten-
Duitschers zit voor Praag een risico. Maar
in de weigering steekt óók een risico, en
dat is nog veel grooter. Want dan zou de
mogelijkheid kunnen ontstaan dat de Su-
deten-Duitschers zich principiëel van den
Tsjechischen Staat afkeeren en naar den
i Duitschen toe".
j Bij de afweging van die twee risico's
speelt natuurlijk een subjectief element
I een voorname rol. De Tsjechen zien het
risico der autonomie-toekenning als groo
ter dan Dr Sebekovsky. en zij denken
daarbij vooral aan den inhoud, dien naar
de opvattingen der S, d. P. die autonomie
zou moéten hebben. Tot de eischen van
Henlein behoort óók „volle Freiheit des
Bekenntnisses zum deutschen Volkstum
imd zur deutschen Weltanschauung". Wie
de rede leest die Henlein 28 Febr 1936 in
Praag onder den titel „Die déutschen Kul-
turaufgaben in der Tschechoslowakei" ge
houden heeft kan min of meer begrijpen
wat hij onder deze vrijheid verstaat. Ik
noem: beheersching van de kunstproduc
tie (tegengaan der „entartete" kunst),
van de literatuur, die „völkisch" moet zijn,
van het muziekleven, van de radio; bevor
dering van „heroïsche" kunst, van de
..Duitsche" architectuur, omvorming van
de wetenschap (ooleiding van juristen en
medici in de „Weltanschauung" der natio
naal-socialisten); afzetting van professo
ren „die keinen inneren Zusammenhang
mit unserem völkischen Leben haben".
aanstelling van schoolopzieners van
„wlrklich deutscher Gesinnung". vrijheid
voor nationale ODvoeding zoo in als buiten
de school, stichting eener Sudeten-Duit
sche academie enz. enz. Dit alles stemt de
Tsjechen nadenkend. Zij moeten er zich
tenslotte rekenschap van geven dat in het
gebied dat voor autonomie in aanmerking
zou komen ook eenige honderdduizenden
Tsjechen wonen, en waaraan zou deze
..minderheid in de minderheid" toe zijn
indien al Henlein's wenschen in vervulling
mochten gaan?
Maar nog om andere redenen is
Praag bedachtzaam. Het vraagt zich
af, waarom de Sudeten-Duitschers,
indien het hun om niets dan autono
mie gaat, den cisch stellen, dat
Tsjechoslowakije zich van Rusland los
maakt. Zou daardoor de vervulling der
autonomistische verlangens dan be
vorderd worden? Of ligt het veeleer
voor de hand in dezen eisch van
principiëele koerswijziging in de Tsje-
chosiowaaksche buitenlandsche poli
tiek Rijks-Duitsche inspiratie te ver
moeden?
De verkiezingen van gisteren hebben ook
op dit punt, met name in Praag, een merk
waardig verschijnsel te zien gegeven. De
communisten hebben op het platteland
verliezen, en in de hoofdstad winsten ge
boekt. Hier werkte een overigens poli-
tiek-domme reactie op den eisch der S d.
P Er zijn kiezers geweefet. goede vaderlan
ders voor het overige, die een demonstratie
van hun voorliefde voor het behoud van
het bondgenootschap met Rusland wilden
geven. Het is overigens niet noodig dat te
doen. want op dit punt zal Henlein de
Regeering doof vinden. Zij stelt zich op het
standpunt dat het belang van den in
Europa vooruitgeschoven Slavischen Tsje
choslowaakschen Staat het behoud van
dat bondgenootschap niet alleen rechtvaar
digt, maar vandaag nog méér rechtvaar
digt dan gisteren Geen enkele redert kan
zij vinden tot vrijwillige ontknooping van
den band met Rusland, tot welks bevolking
de Tsjechoslowaaksche trouwens een volko
men natuurlijke „Zuneiging" bezit, geheel
afgezien van het Sovjet-régime. Dat Praag
daarmee niets op heeft en dat de feitelijke
invloed der communisten hier zeer gering
is heb ik in een vorigen brief al geschreven
Zoo staan wü dan nu aan den voor
avond van de eigenlijke onderhande
lingen. De strijd gaat zich verplaatsen
van straat en spreekgestoelte naar
ministerie en conferentiekamer.
1793
(Ingez. Med.)
Tweede Kamer.
Het is in het belang van alle partijen te
hopen dat de ontspanning die vandaag is
I ingetreden, verdei* zal toenemen. Het werk
WIJZIGING VAN DE
STUWADOORSWET.
(Van onzen Parlementairen medewerker).
De in 1931 gewijzigde Stuwadoorswet
(over het havenbedrijf) is. als zoodanig,
nimmer in werking getreden. Nu er ople
ving is in het havenbedrijf wil de regeering
tot die invoering overgaan, maar. met het
oog od de toestanden, tot een geleidelijke
invoering, d.wz. tot een invoering bh ge
deelten. Dit mogelijk te maken is de be
doeling van het gisteren behandelde ont
werp van welke gelegenheid gebruik is ge
maakt, om de wet nog on een enkel punt
aan te vullen Tot de deelen. die de re
geering spoedig wil invoeren, behooren de
werktijd-bepalingen (behalve voor opslag
plaatsen en pakhuizen).
Bezwaren waren er tegen dit ontwerp
niet. dan alleen dit. vertolkt door de hee
ren Kievit en de Visser, dat men liever de
invoering der geheele wet had gezien. Mi
nister Romme zette uiteen, dat dit om
practtsche redenen thans nog niet moge
lijk is. maar beloofde spoed, in het bijzon
der ook wat de werktijd-bepalingen voor
de Dakhuizen betreft.
Een amendement van den heer Schilt-
huizen. bedoelende te voorkomen dat de
arbeid der bemanning van binnenvaartui
gen incidenteel onder de wet zou worden
gebracht, vond bij den minister genade
na een redactie-verbetering en werd
door de Kamer aangenomen, evenals het
wetsontwerp zelf."
WIJZIGING VAN DE
BEDRIJFSRADENWET.
Art. 22 van de Bedrijfsradenwet geeft
aan de Bedrijfsraden bevoegdheid tot ad-
viseeren inzake onderwerpen, od den ar
beid in het bedrijf betrekking hebbend.
Het nieuwe ontwerp wil deze bevoegd
heid uitbreiden, door ze voortaan ook be
trekking te doen hebben op alle economi
sche zaken, met het bedrijf in verband
staande De adviseerende bevoegdheid zal
zoodoende niet meer beperkt zijn tot den
bedrijfs-arbeid. maar tot alle economische
onderwerpen, waarmee het bedrijf te ma
ken krijgt. Een dergelijke verruiming heeft
trouwens reeds plaats gehad in enkele
wetten, na de Bedrijfsradenwet tot stand
gekomen.
Het debat, tot dusver gevoerd, wijst cr
od dat het ontwerp er met groote meer
derheid zal door gaan.
Immers, alleen de heer Marchant et
d'Ansembourg heeft er zich tegen ver
klaard; hij verwacht er niets van en in de
practiik zal volgens hem de zaak misluk
ken. De liberale heer Wendelaar hield zich
wat men noemt nog op de vlakte. In ieder
geval liet hij zich niet geestdriftig over het
ontwerp uit en hü opperde de mogelijk
heid. dat deze uitbreiding van de bevoegd
heden de animo tot het instellen van be
drijfsraden niet zal versterken. Hij infor
meerde voorts, of het soms de bedoeling
was nu te geraken tot het toekennen van
verordenende bevoegdheid, ook op econo
misch terrein en tot het verleenen van
medezeggenschap in de ondernemingen.
Maar de andere sprekers verklaarden
zich voor het ontwerp, zij het niet allen
in denzelfden toonaard.
De heer v. d. Goes van Naters wil verder
gaan en meent, dat de raden moeten uit
groeien tot economische organen met
grootere bevoegdheden; de heer Posthumus
Ziet in 't voorstel eveneens een klein stapje
in de goede richting; de heer Smeenk be
schouwt het als een logisch doortrekken
van een,reeds bestaande lijn en is van
oordeel, dat. hoe beter ook de arbeiders
van economische zaken op de hoogte zijn,
hoe kleiner de kans wordt op sociale con
flicten; de heeren Back en Kuiper einde
lijk erkennen in het ontwerp ook een ver
betering en de laatste betoogde, dat so
ciale en economische factoren vaak niet
te scheiden zijn.
Heden wordt het debat voortgezet.
Verschillende andere ontwerpen werden
in deze vergadering na kort debat aange
nomen. o.a die betreffende een groot aan
tal contingenteeringen. inzake de goed
keuring van het handelsverd ag tusschen
de Oslo-staten en inzake he, tariefverdrag
me' Denemarken
der toenadering is toch al moeilijk en de
resultaten zullen in den eersten tijd broos
zijn. Noch in het Tsjechische, noch in het
Duitsche kamp ontbreekt het aan span
ningen van binnen. In beide vindt men
een wisselwerking van radicale en gema
tigde elementen Heel Europa heeft er
belang bij dat de komende onderhandelin
gen niet door storende incidenten gekruist
zullen worden.
(Nadruk verboden).