ies was een echte goeierd!
jaargang
Vrijdag 13 Mei 1938
No. 11
Toen ze ziek was, begrepen de jongens pas,
wat een lief zusje ze hadden
toen werd ze fijn
verwend
h toe. Lies, doe jij het dan maar vlug
zei moeder.
zuchtte eens en sloeg haar boek
Maar ze mopperde niet schoot vlug
(asje aan en pakte de bood schappen-
van de haak in de keuken,
bent een beste meid, hoor!"' zei Kees;
I boog hij zich weer over zijn atlas,
an bukte naar zijn tasch, waar een
stapel boeken en schriften uit te
:hijn kwam. ,,'k Heb zoo'n macht te
n. jó: aardrijkskunde en jaartallen
nog een heele rij woordjes en
je mond nou maar!" mompelde
„daarnet heb je wel een uur op den
staan praten met Anton van den
nt. Had Je net zoo goed die boodschap
in doen inplaats van Lies".
ja, kon ik het weten, dat er nog
Ischap was?"
id je direct moeten beginnen, dan was
klaar geweest," preekte Kees.
nu klaar? Lijkt er niet op! Nou,
jij Lies zoo zielig vindt, waarom doe
zelf niet eens wat?"
en tijd, geen tijd! Morgen repetitie
Jelderland, zoo'n akelig moeilijke pro-
zei Kees.
wis het weer stil in de huiskamer;
rde alleen het gezellig getik van de
he klok. Moeder kwam binnen, schonk
:r een kopje thee in en streelde de
s even over hun ijverige hoofden. Als
;r er aan dacht, hoe vreeselijk veel die
moesten leeren, nu. dan zuchtte ze
rooral Kees, die van den zomer naar
BS. moest! Ze hadden nu letterlijk
tijd voor een pretje en iedere bood-
was nog te veel! Zoodoende kwam er
ijk veel te veel neer op Lies, het
zusje, dat pas in de vierde klas zat
nog niet zoo erg druk had.
kwartiertje later hoorden ze den
in het slot en kwam vader thuis
«ies.
heb heerlijk bij vader achterop ge-
zei het meisje en haar zacht, ge-
e straalde. „Fijn, hoefde rk lekker dat
eind niet te loopen!"
•uw maar een kopje thee", zei moeder
schonk Lies vlug in.
Ier keek zijn dochtertje eens onderzoe-
aan en vroeg:
n je moe. Lies?"
Va. vreeselijk moe. Het is zoo be-
1 buiten met je winterjas aan en dan
n je beenen zoo zwaar!"
[Wen jullie een van tweeën nu die
hap niet kunnen doen?" zei vader.
ze hebben zooveel werk immers!"
Lies goedig. Maar dan zuchtte ze nog
n sloot even de oogen. Hè foei, zou
dat nu alleen van de voorjaarswarmte zijn
ofzou ze heusch ziek worden? Het
leek er wel een beetje op, want haar hoofd
duizelde en haar rug deed zoo'n pijn!
„Van avond ga ik maar héél vroeg naar
bed", zei Lies. Moeder keek er verbaasd van
op. Niets voor Lies, die het altijd zoo fijn
vond om mee te helpen afwasschen als
een échte huisvrouw, hè mams? en die
bovendien dol op lezen was!
Lies werd echt ziek. „Een stevige griep",
zei de dokter. Veertien dagen lag ze op het
zonnige logeerkamertje boven en keek
nergens naar om. Ze had hooge koorts en
moeder liep den heelen dag met een be
zorgd gezicht door het huis, zoodat de jon
gens van de weeromstuit ook al treurig
gingen kijken.
„Wat is het akelig stil en ongezellig in
huis", zuchtte Kees, maar Han zei: „Och,
zeur nou maar niet! Laten we liever eens
vragen of we helpen kunnen!"
Nu, hulp was er steeds noodig. Nu eens
moest er vlug iemand naar den dokter,
dan weer moesten binnen vijf minuten de
medicijnen worden gehaald en bovendien
werd er steeds gebeld door belangstellende
buren en kennissen, die kwamen vragen,
hoe het met Lies ging.
„Jullie zult je lief, vriendelijk zusje wel
erg missen!" zei een dame uit de buurt.
„Ja mevrouw, heel erg mevrouw", ant
woordde Han werktuiglijk. Maar 's avonds
in bed lag hij erover na te denken. „Ja",
dacht hij. „Lies is een schat! Altijd aardig
en gezellig, altijd goeiig en bereid om te
helpen! Gek, dat we dat altijd maar zoo
heel gewoon vonden. Kees en ik, dat Lies
de boodschappen deed en de vervelende
karweitjes opknapte. Eigenlijk zijn we er
haar nooit dankbaar voor geweest. En
nu ze er niet is en we ons een beetje meer
moeten inspannen, komen we toch ook
klaar mot ons werk".
En toen hij er den volgenden iag met
vader over sprak, zei deee: „Ja, Han, een
mensoh weet zelf nooit precies, hoeveel
werk hij wel verzetten kan als de nood aan
den man komt!"
Op een praohtigen, warmen dag in April
inocht Lies voor het eerst beneden komen.
Heel kalmpjes aan, eerst een paar uur op
den ruststoel, had de dokter gezegd.
„Fijn, eenig!" hadden Han en Kees ge
jubeld en den avond te voren was er een
hevig gefluister op hun kamertje.
.Hoeveel heb jij?"
,,'s Kijken", zei Kees, terwijl hij zijn
spaarpot omkeerde. „Ik geloof dat het nogal
meevalt".
Samen kwamen ze tot vijfennegentig
cent.
„Het is niet zoo bar veel, als je werkelijk
mooie bloemen wilt koopen", peinsde Han.
„O, laat dat maar aan mii over! Als ik
alles gebruiken mag
„Natuurlijk. Alles!" zei Han.
„Nou, dan weet ik wat eenigs! Hier in
het kleine bloemen winkeltje op den hoek
kun je heele leuke kleine plantjes koopen
In potjes. Allerlei kleuren, maar ik weet
niet precies hoe ze heeten. Zal ik dat dan
maar doen?"
„Best, maar dan ga ik mee!"
En dus stapten de jongens dien morgen
al om kwart over acht op de fiets en koch
ten vijf potjes met gekleurde primula's:
twee licht gele, twee donker gele en een
paarse en dan een schattig wit plantje.
„Hoe heet dat, baas?"
„Dat is een dubbele madelief", zei de
bloemenman. „En jullie zusje zal er plezier
van hebben hoor! Alle knoppen komen nog
uit!"
En Han en Kees konden er maar niet
over uit, dat die plantjes werkelijk maar
één dubbeltje per stuk kostten! Ze hiel
den nog vijfendertig cent over en daar werd
een prachtige bos tulpen voor gekocht,
voor bij Lies op het tafeltje.
Toen moeder de jongens zag binnen
komen met een heele boodschappen tasch
vol kleur en geur, kon ze haar oogen niet
gelooven!
„Moeder, even niet kijken!" riep Kees.
En terwijl moeder gehoorzaam de oogen
sloot, versierden de jongens den heelen
erker, waar de ruststoel van Lies zou ko
men te staan
Moeder zette oogen op, dat begrijp je en
Om de beurt zaten ze in het erkertje bij hun zusje.