Bagdad,
de sprookjesstad
ANEKDOTEN
.Jongen, heb je hoofdpijn, of wat is er?
Je ziet zoo wit!"
..Niets vader, heusch niet" stamelde Jaap
en hij kreeg een kleur als vuur.
„Straks maar direct na het eten naar
bed hoor!"
„Goed. vader". Jaap wijde niets liever.
Hij snakte ernaar, dat vieee plakkerige
boeltje te kunnen uittrekken!
Vader keek hem scherp aan. Het was
heel vreemd, dat Jaap geen woord van
protest liet hooren: niet eens zei: ..Och,
vader, nog eventjes". Maar de jongen was
zeker moe.
Jaap zat intusschen op spelden. „Geluk
kig". dacht hij. .miu kijken ze tenminste
niet meer allemaal naar mij! Nog een mi
nuut of tien. dan is het voorbij. Dan knijp
ik er stilletjes tusschenuit.
Maar net toen hü dit dacht, dreigde
nieuw gevaar.
..Bah moeder, wat ruikt, het hier vies!"
zei Daantje opeens.
..Och kom. kind. je verbeeldt het je! Ik
ruik niets".
Ja heusch. moe. het ruikt naar.naar
modder!" hiéld Daantje vol.
Ja. nu took moeder het toch ook. „Mis
schien de sloot achter".
„Welnee, die ruik je niet zoo vroeg in
he* voorjaar!" meende vader.
„Nou. ik weet niet" zei moeder, „maar
ik ruik het toch duidelijk".
..Nu ben ik weg!" dacht Jaap En hij was
op het punt om in huilen uit te barsten,
toen gelukkig het gesprek weer op iets
anders kwam. Hij beefde van het hoofd
tot de voeten, zijn ooren gloeiden en zijn
hoofd duizelde. Opzettelijk treuzelde hij
met zijn rtjst.
..Op Jaap wachten we maar niet" zei
vader. En toen ze allemaal waren opge
staan at Jaap vlug het restje op. kwam
voorzichtig overeind en wierp een blik op
zijn stoel. Precies wat hij dacht: een don
kere. natte plek waai* hij gezeten had!
Pijlsnel schoof hij den stoel bij de tafel en
wipte als een aal de kamer uit!
De nachtkus van vader en moeder was
nog even een angstig oogenblUoje: toen hij
naar boven liep. hield hij zijn hart vast.
dat ze zijn natte broek zouden zien! Maar
toenveilig, eindelijk veilig!" mompel
de hij en plofte nu werkelijk op zijn bed!
's Nachts kon Jaap den slaap maar niet
vatten. Hij voelde zich zoo vreemd en ril
lerig: nu eens ijskoud en dan weer heet.
En dan opeens dacht hij aan het pakje
boven/kleeren. dat hij onder het bed had
gestopt Hoe moest dat nu toch? Morgen
werd het natuurlijk gevonden! hij wist
zich geen raad! En nu voelde hij zich zoo
akelig! O. was moeder nu maar hier. dan
Residentie van Haroen al Raschid.
Bagdad, het groote handels
centrum van Oost-Azië.
Ofschoon de jongens en meisjes van on
zen tijd over het algemeen weinig geven
om de sprookjes van Grimm, Andersen en
Hauff, mogen we toch veronderstellen, dat
de mooiste van de Oostersche verhalen
uit „Duizend en één Nacht" algemeen be
kend zijn. De ongebreidelde fantasie voert
ons ver weg naar het geheimzinnige land
tusschen de tweelingstroomen Euphrat en
Tigris, naar de residentie der machtige
Kaliefen, Bagdad, zooals het was ruim
duizend jaren geleden.
Bagdad, de „Stad der Genezing", werd
zou hij alles vertellen! Nee. nee. niet van
die flauwe gedachten! Hij moest volhouden
nu hij eenmaal begonnen was!
Weet je wat: hij bracht het heele boeltje
naar beneden. In de eetkamer' brandde
immers de kachel, en daar was ergens een
di'oogrékje. Kon het 's nachts fijn drogen!
En morgen heel. héél vroeg zou hij naar
beneden sluipen en de kleeren gaan halen.
Maar dan moest hij wakker blijven!
Zoo gezegd, zoo gedaan! Voorzichtig
naar beneden in donker de kleeren op het
rekje gehangen, toen weer terug en met
bonzend hart onder de dekens.
Met wijd open oogen staarde Jaap naar
de zoldering. Wakker blijven moest hij!
Hij telde tot honderd, tot tweehonderd, tot
duizend! Dat was niet gemakkelijk, telkens
vergiste hij zich. Dan begon hij weer te
rillen en te klappertanden. En toen. opeens,
kwam de vreeselijke anggtgedachfce: „als
de kleeren beneden maar niet tè dicht bij
de kachel hangen! Als er maar geen brand
komt!"
Het liet hem niet meer los; aldoor moest
hii eraan denken! Ja. ja. ör zou vast brand
komen! De vlammen zouden naar boven
slaan! De trap zouden ze versperren, nie
mand zou meer naar beneden kunnen! En
dan zou vader toch de brandende trap be
klimmen om de kinderen te redden. Vader
zou door de vlammen heen worstelende
deur zou openvliegen
Daar ging de deur open. het licht knipte
aan „Vader!" riep Jaap „o vader, er is
brand! er is brand!"
Maar het was moeder. Moeder met een
heel rustig, vriendelijk gezicht, die op den
rand van het bed ging zitten en Jaap in
haar armen trok. En Jaap viel met zijn
gloeiend, bonzend hoofd tegen haar schou
der en snikte of zijn hart zou breken! En
binnen vijf minuten wist moeder het heele
verhaal en al de ellende, die Jaap had uit
gestaan.
En toen was vader er opeens ook. En
Jaap kreeg heete melk te drinken en wist
dan weer eens wie er voor zijn bed ston
den en dan weer niet. Jaap kreeg hooge
koorts en het duurde veertien dagen,
vóór hij weer naar school mocht.
Of hij erge straf kreeg? Nee. heelemaal
niet, want vader en moeder vonden, dat
hij al meer dan genoeg narigheid had
doorgemaakt. Zeg. jongens, zullen jullie
eens aan Jaap denken, als je soms het
ongeluk hebt. in een sloot te vallen?
Ja. het is erg. om in zoo'n geval met
hangende pootjes thuis te komen! Maar
nat blijven rondloopenbrr, ik moet er
maar niet meer aan denken!
R DE RUIJTER-v d. FEER.
omstreeks 765 door Kalif Almansor ge
bouwd en door Haroen al Raschid in de
geheele wereld beroemd. Het glanstijdstip
bereikte de stad in de 11e eeuw. Oude kro
nieken vertellen, dat de residentie toen
meer dan twee millioen inwoners had:
1200 molens. 60.000 badinrichtingen. 80.000
bazars en 100.000 moskeeën en scholen be
zat. De rijkdommen van Indië, Perzië, Me-
scpotamië en Arabië werden hier opge
stapeld. want Bagdad was het groote han
delscentrum van Oost-Azië, en de onder
worpen volken moesten aan de hardvoch
tige overwinnaars schattingen betalen.
De glorie duurde echter slechts korten
tijd. want in 1258 namen de Mongolen de
stad in en Hulagu. de kleinzoon van Dsjen-
gis Khan. plunderde haar en legde een
groot gedeelte der gebouwen in puin. Wel
is waar werd de stad na aftocht der Mon
golen spoedig weer opgebouwd, maar reeds
in 1401 verscheen de verschrikkelijke Ta-
merlan voor de muren en veroverde ze na
korte belegering. De wreedaard liet alle in
woners meedoogenloos vermoorden.
Ook na deze ontzettende beproeving ver
rees Bagdad weer uit de puinhoopen, maar
op bescheidener schaal en zonder den vroe-
geren luister. Wel werden de belangrijkste
en prachtigste paleizen en moskeeën her
steld, maar de oude beteekenis heeft Bag
dad nooit meer verkregen. Het is tegen
woordig een aanzienlijke provinciestad, of
schoon het na den wereldoorlog hoofdstad
van het rijk Irak werd, een residentie met
weinig vertier, en daarin heeft ook de 2500
Kilometer lange spoorweg, die de stad met
Konstantinopel en met den Perzischen
Golf verbindt, geen verandering gebracht.
Rustig ligt de huizenmassa, aan beide
zijden van den Tigris en droomt van de
oude tijden, toen de Kallef de machtige
heerscher over alle geloovige Muzelman
nen, er troonde en aan de volkeren van
Oost-Azië en Noord-Afrika zijn wetten
voorschreef. En als in een droom ziet de
reiziger, die, over de Tigrlsbrug stappende
de stad in de richting van Kerbela v«
laat, Bagdad in den glans der ondergaan
zon. Een reiziger, die in 1910 de stad 1
zocht, beschrijft ons zijn gewaarwoid
als volgt:
Op den heuvelrug keerde ik mij om. te
einde een blik op de voormalige resident
van Haroen al Raschid te werpen. Daar 1
zij voor mij in zonneglans gehuld. Ondan
alle pracht en heerlijkheid, die niet
loochenen was, was er toch een bepaa
soort van verval te bemerken. Voora
links de stadstuinen, waarlangs de paa
dentram loopt en even verder het quara
taine-station. Het hoog opstijgende bou
werk van de regeeringsgebouwen verh
zich van het water van den Tigris tot ho
in de wolken en was grootsch om aan
zien. Ook de door Arabieren bewoon
voorstad met de Medersse Mostansir
het eenige monument, dat nog uit den ti
van den Kalief Manssur stamt was mc
om te zien. En daarachter doemde een e
weldige huizenmassa op, waaraan gei
einde scheen te komen en die echt h
aspect gaf van een groote stad te zij
Overal tusschen de huizenreeksen zag m
de groote koepels der moskeeën, en e
groot aantal oude stijlvolle huizen w<
op een vroegeren tijd van glorie en schoo
heid. die reeds lang uitgestorven was,
tuige de vele nieuwe gevangenisachti
kazerne-woningen, die in het Oosteli
stadsdeel verrezen zijn. Ver boven de hl
zenzee uit stak zoo hier en daar de groe
waaier van een kroonpalm. en dat gaf e
tropischen indruk, zoodat het geheel e
imposanten aanblik bood.
Dit was de stad. waar Manssur den g
zant van Koning Pepijn de Korte begroe
te, die hier heelemaal naar toe kwam. c
met den Kalief te onderhandelen over
in Spanje zoo gevreesde Mooren.
Hier leefde de beruchte en beroem
Haroen al Raschid. met zijn gemalin,
schoone Zobeïde, die even vroom en evi
spilziek en prachtlievend was als de K
lief. Zij ondernamen herhaalde malen pe
grimtochten naar het heilige Mekka
lieten den gansehen weg daarheen met
kostbaarste tapijten beleggen.
Waar is echter nu de tooverboom waa
van men de diamant-, smaragd-, saphiei
robijn- en paarlvruchten kon afplukke
zonder ooit teleurgesteld te worden?
Deze Kalief Haroen werd al Raschid g
noemd, hetgeen „de Gerechte" of
Rechtvaardige" beteekent. Hij was echt
alles behalve rechtvaardig, maar veele
een arglistig, wraakzuchtig tiran die zii
niet ontzag om zijn trouwen grootvizi
Dj afar, die met des Kaliefs zuster Abbasj
getrouwd was, in een hinderlaag te lokkf
en zijn geheele gezin door sluipmoord i
den weg te laten ruimen. Zijn eigen zust
iiet hij met haar kindje inmetselen, en
edele familie der Barmekiden liet hij g
heel en al uitmoorden. De sfeer van we
daad en barmhartigheid, die hem in
sprookjes van „duizend en één nacht" oi
geeft, is een valsche stralenkrans. De g
schiedenis heeft uitgewezen, dat hij ei
heel andere Haroen was dan de mensen!
hem wilden zien.
De echte Haroen, zooals hij geweest
is door het in opstand gekomen volk we
gejaagd, verbannen en naar Rakka g
vlucht. In de Perzische stad Rhages is b
gestorven, en onder het koepeldak van
moskee in Mesched in Korassar ligt hij b
graven. Zijn gemalin echter, zij die di
rijkdom van haar. onderdanen met oni
stellende lichtzinnigheid verkwistte, ligt
een eenzame grafput ergens op een vei
geten kerkhof aan den rand der woestij
verlaten en door niemand geëerd.
Ingezonden door Rietje Witte.
Piet: ..Vader, raad eens, wat ik in mii
zak heb?"
Vader: Een appel."
Piet: „Mis."
Vader: .Een knikker, of een mesje".
Piet: „Al weer mis!"
Vader: „Nu, wat dan, vent?"
Plet: „Een gat, Vader."
Ingezonden door Jan de Graaff.
De boodschap.
In een manufacturenwinkel kwam
kleine jongen met een stukje roode sf
en vroeg: ..Juffrouw, complimenten
Moeder, of u deze kleur ook ln het gr»
heeft?"