79 ste iasrpig LEiDSCH DAGBLAD Tweede Bfad
FEUILLETON
Het Groote Avontuur
ITALIA ANSCHE KRUISER IN IN DIE. De „Raimondo Mon-
tecuccoli" in de haven van Tandjong Priok. De vlootvoogd, vicc-
admiraal H. Ferwerda, wordt door commandant Tattara aan
boord verwelkomd.
DE EERSTE OOSTENRIJKSCHE TROEPEN WERDEN TE BERLIJN
MET GROOTE GEESTDRIFT DOOR DE BEVOLKING ONTVANGEN.
Een overzicht in de Wilhelmstrasse.
OOK MAASTRICHT KRIJGT Z'N „AMERSFOORTSCHE
KEI". In de grindlaag van den St. Pietersberg werd
deze kei van plm. 7000 k.g. gevonden. De steen zal ge
plaatst worden voor het Nat. Hist, museum te Maastricht.
Roman uit de Tropen door
FRANS DEMERS.
43)
Op een dag, terwijl hij in het woud tegen
een boom leunde, was een jonge aap tot
voor zijn voeten gebuiteld uit de twijgen.
Vóór het dier de kans kreeg te vluchten,
had Riefenberg het met zijn stek getroffen
op het hoofd. De aap bleef roerloos liggen
en boven zijn linkeroog liep langzaam een
straaltje bloed. Riefenberg meende, dat zijn
slachtoffer dood was, maar toen hij het
wilde opnemen, gingen de kleine oogjes
open en een angstige, verwijtende blik trof
hem. Er lag iets menschelijks in de uit
drukking van die oogen en het ontroerde
hem een oogenblik, maar dat medelijden
was van korten duur.... want eindelijk
na zooveel dagen, was hij onverwachts in
bet bezit gekomen van een stuk vleesoh. De
schedel van het arme aapje kwam met een
doffen smak tegen een boom terecht. Even
later had Riefenberg een open plek bij den
stroom gevonden en zat, zcoals dat in voor
vaderlijke tijden gebeurde, twee steenen
tegen elkaar te wrijven om vuur te maken.
Den volgenden dag, tegen den avond, be
merkte hij iets ongewoons: heel in de verte
ontdekte hij boven hoogc bergen een roo-
den gloed en toen de nacht was ingetreden,
twijfelde hij er niet meer aan, dat daar
groote vuren aan het branden waren. Het
duizelde hem voor de oogenEindelijk
was dus de redding nabij. Hij dacht nu
voor de eerste maal opnieuw aan Ada
Iljen, Reading, Lebon.... Nu immers zou
er spoedig licht komen in deze geheimzin
nige dingen.
Urenlang kon hij de blikken niet afwen
den van het lokkende vuur op de bergen,
tot mist kwam opdagen. Hij sliep dien
nacht bijna niet en bij de eerste morgen
schemering was hij al op weg. Onverpoosd
roeide hij aen geheelen dag en stelde vast
hoe de Itoeri in de richting van den nieu
wen bergketen stroomde, 's Avonds was hij
zoo uitgeput, dat hem de moed ontbrak
aan land te gaan om nog eenig voedsel te
zoeken. Hij lag op den bodem van zijn
prauw, bezweet van de inspanning en met
de vochtige nachtlucht voelde hij rillingen
langs den rug loopen.
Hoe lang hij geslapen had, wist hij niet,
maar toen hij de oogen opende, was de
nacht heelemaal ingetreden. Hij richtte
zich op. Hij wilde het vuur van den vorigen
nacht zien. En hij zag nu veel dichterbij
datzelfde vuur, maar nu was het een mach
tige gloed, waar zware rookwolken bovenuit
stegen. Toen meende hij, dat daar een vul
kaan in werking was en dat dus niets de
aanwezigheid van mensehen bewees.
Moedeloos liet hij zich neerzinken en trok
de deken over zijn schouders. Nu gaf hij
alle hoon op. Maar hij voelde zijn tanden
aan elkaar klapperen en het was alsof
zijn voorhoofd tusschen een schroef ge
klemd was. Koorts overviel hem. Riefen
berg ijlde. Hij lachte en voelde zich geluk
kig. Gek dat hij was. Daar brandden in de
verte vuren van rustige bergbewoners en
zijn koortsoogen hadden er vuurspuwende
kraters van gemaakt.
Dat hij zoo kort bij de reddding ook ziek
moest worden. Ziek zijn. Was hij nu ziek of
was hij alleen maar overspannen? Hij pro
beerde even schenr na te denken en voelde
zijn lichaam sidderen. Nu wist hij het:
malaria had hem te pakken. Hij had niet
straffeloos de wildernis getrotseerd met de
ontelbare muskietenbeten, de ontbering en
de uitputtende tochten. Nu betaalde hij
zijn tol. Hij stak een hand in het water en
bevochtigde de lippen. Het was alsof zijn
hoofd ging barsten.
Twee dagen en twee nachten bleef de
kleine prauw op dezelfde plaats liggen. Al
dien tijd had gloeiende koorts Riefenberg
in haar macht gehouden. Toen eindelijk
gelukte het hem overeind te komen. Zijn
gelaat was geel, uitgemergeld en met zijn
slordigen baard, fletse oogen, die diep in
hun kassen lagen, zag hij er angstwekkend
uit. Onmiddellijk zochten zijn schuwe blik
ken naai- de bergenof had hij ge
droomd dat er bergen waren en vuur.
Neen, daar voor hem, dichtbij, ontdekte
hij de steile wanden. Vuur zag hij nu niet,
maar wel een geweldige rookpluim, die
langzaam naar boven kronkelde.
Riefenberg voelde zich zwak als een kind.
Hij boog het hoofd over den rand van zijn
bootje en dronk gulzig. Dan probeerde hij
een banaan te eten. Hij wist nu, dat het
lokkende vuur op de bercen een illusie was.
Het. gebied dan- was wi'der en woester dan
de streken die achter deh rug lagen. Als een
kind handelde hij nu. Hij had maar één
verlangen: te vluchten, den dood te ontko
men, die op hem lag te loeren. Hij kon zijn
roeispaan nauwelijks in de handen houden,
maar toch gelukte het hem. de prauw tot
midden in den stroom te duwen. Nu dreef
hij mee met het water, de bergen tege
moet, waarachter misschien toch men-
schen leefden. Hulp moest hij hebben, van
daag nog of morgen ten laatste, want
anders zou het te laat kunnen zijn.
En daarom roeide hij nu mee, al was het
hem elk oogenblik alsof hij zou bezwijmen.
Als door een nevel heen zag hij hoe de
stroom smaller was geworden. De bosschen
waren verdwenen: steile, hooge rotsen en
daarna indrukwekkende kale bergwanden
verhieven zich aan weerszijden van de
Itoeri.
Riefenberg viel achterover. Hij kon niet
meer en moest de oogen sluiten voor de
brandende zon. Hij voelde hoe de boot nu
vlug meegleedNa een tijdje hoorde hij
het water murmelen en hoe dat geluid
groeide tot machtig geruisch. Toen pas
drong het tot hem door, dat misschien ge
vaar dreigde van watervallen.
Riefenberg klemde zich vast aan den
rand van zijn boot en ging overeind op zijn
knieën zitten. Hij zag hoe de prauw met
duizelingwekkende vaart tusschen de twee
torenhooge bergwanden gleed. Hij sprong
heelemaal recht en stond een oogenblik te
wankelen. Voor zich uit ontdekte hij in de
verte een wilden, donderenden waterval.
Toen slaakte Riefenberg een gil, zakte op
de knieën en viel bewusteloos op den bodem
van de prauw.
ALS IN EEN DROOM.
Het was Riefenberg vreemd te moede. Hij
voelde, dat hij half in bezwijming lag en
alsof op zijn oogleden een zwaar gewicht
woog, maar toch was zijn bewustzijn in
zooverre teruggekeerd, dat hij met zeker
heid wist nog te leven. Hij probeerde na te
denken. Het ging zoo moeilijk; een marte
lend» pijn schrijnde in zijn hoofd. Waar
kon hij zich toch bevinden? En hoe lang
lag hij hier? Plotseling wist hij het: hij
was het dus niet. Die glimlachende vrouw,
oogenblik, dat deze in duizelingwekkende
vaart werd meegesleurd naar den afgrond.
Hoe kon het dan zijn. dat hij niet vermor
zeld werd en nog leefde? Misschien was hij
ergens op een rots blijven hangen? Maar
dan moest het gedonder van de waterval
len nog aan zijn ooren razen. En dat was
niet zoo. Het scheen stil om hem heen. Hij
luisterde scherp toe. Hoorde hij daar geen
geluid van druppelend water? Liep nu geen
straal water over zijn gelaat? Nu voelde hij
duidelijk hoe een ijskoude band zich om
zijn bonzende slapen legdeToen ge
lukte het hem de oogleden te openen en
hij zag. Zijn starre, verbaasde koortsblik
ontdekte vlakbij een menschenhand, die
een kouden doek op zijn voorhoofd schikte.
Hij wou zich overeind rukken, maar die
zelfde hand duwde hem zachtjes terug.
Toen staarde hij in het goedig gelaat
van een breedgeschouderden neger. Moei
zaam keerde hij het hoofd en ontdekte
eerst een groote opening, waarlangs het
helle zonlicht binnendrong, dan den koe-
pelvorm van een strooien hut. Het licht
verblindde hem en hij legde de hand op de
oogen. De neger, die nevens hem zat, begaf
zich dadelijk naar de opening en plaatste
er een gevlochten scherm, zoodat het licht
nu getemperd was. Dan kwam hij zijn
plaats opnieuw innemen. Even later voelde
Riefenberg hoe het koude compres van zijn
voorhoofd werd verwijderd en door een
nieuw vervangen.
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).
IN VERBAND MET IIET GROOTElt WORDEN DER SCHEPEN wordt
de ingang van de haven van IJmuiden tusschen dc Pieren door een groote
baggermachine uitgediept.
TE HAAREN BIJ OISTERWIJK heeft gisteren een groote
brand gewoed, waarbij een bakkerij en smederij geheel zijn afge
brand. Daar de dorpsbrandweer niets tegen het vuur vermocht,
werd de hulp van de Bossche brandweer ingeroepen.
PARADE DER NET'lENBOETSTERS. De Schevening-
sche nettenboetsters trekken er op uit om in de duinpannen
de netten gereed te maken voor de visschersvloot, die
binnenkort weer zal uitvaren.
DE EERSTE NARCISSEN staan reeds in het bollencen-
trum Hillegom in vollen bloei. De bollen worden geschre-
veld, d.w.z. van het vuil ontdaan.