Prins Bernhard uit Engeland terug - Beatrix-boom te Aalsmeer LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad ?9sfe Jaargang FEUILLETON Het Groote Avontuur GISTERAVOND KEERDEN Z.K.H. PRINS BERNHARD EN' PRINS ASCHWIN van Hun bezoek aan Londen in Holland terug. Z.K.H. Prins Bernhard in gezelschap van den heer Bensing, hoofdinspecteur van do Stooravaartmij. Zeeland"' op het station te Vlissingen. NAMENS DE AFDEELING HEERLEN VAN HET NEDERLAN'DSCHE ROODE KRUIS werd gisteren een uit chocolade en suiker vervaar digd model van de wieg van Prinses Beatrix t^ ■Spestdijlc aan H.K.H. Prinses Juliaua aangeboden. Het' bestuur van de afd. mét de wieg. DE KROONPRINS VAN ZWEDEN en zijn adj., gen. Cederschiold, bij manoeuvres in Jamtland CNV-ZwedèhD OP ZOEK NAAR EIEREN. Door den minister van Econ. Zaken is bepaald, dat in het geheele rijk het zoeken en rapen van eieren is toegestaan van i Maart tot 20 April. De Friesche jeugd trekt er gewapend met polsstok op uit. •A- •i""--'?v' v - TE PETTEN werd gisteren een demonstratie gegeven met de reddingboot. De voorzitter van de Noord- en Zuidholland- sche Reddingmij., de heer H. de Booy, maakte de oefening mede. De boot in zee. DOOR DEN BURGEMEESTER VAN AALSMEER den heer J. Kas telein werd een Beatrix-boom geplant, welke ongeveer eindo Januari in bloei zal staan. De burgemeester tijdens het planten. DE GROOTE OVERSTROOMINGEN IN CALIFORNIë, tengevolge van den zwaren regenval. Half weggezonken auto's op een overstroomd gedeelte in Los Angeles. DE GROOTE KERK TE WORKUM, dateerend uit 1300, welke met steun van provincie,- gemeente en monumentenzorg gerestaureerd zal worden. De kerk bevat vele bezienswaardigheden o.a. mooi snijwerk en vele oude graven. Roman uit de Tropen door FRANS DEMERS. 35) En toch kon hij 's avonds uren en uren zitten staren op de kaart van de Oostelijke provincie en meer in het bijzonder op de witte vlek. waar zich de geheime nederzet ting moest bevinden. Hij maakte bereke ningen en was tot de overtuiging gekomen, dat stroomafwaarts slechts 300 km. hem scheidden van het bezette gebied. Ada Ejen had in die richting den dood gevon den. maar het was gebeurd bij de eerste watervallen. Lebon kon wel beweren, dat de stroom onbevaarbaar was en al de aan grenzende gebieden onbewoond. Het bewijs hiervoor was niet geleverd. Nog weken lang broeide een vaag voor hemen in Riefenberg en toen hij op eer. morgen de oogen opende, stond het vast, dat hij een ontvluchtingspoging zou wagen, welke ook de gevolgen mochten zijn. Het eenige wat hij in het avontuur kon verlie zen was het leven, maar per slot van reke- ning verkoos hij den dood boven het voor uit-zicht, in de geheime nederzetting de rest van zijn dagen door te brengen. .Eenmaal dit besluit genomen, maakte zich een groote opgewondenheid van hem Heester. Koortsachtig zat hij plannen te Haken. Op een morgen begaf hij zich heel rioeg naar den stroom en vroeg of een Paar negers hem ter vischvangst wilden vergezellen. Hij beval hun stroomafwaarts te roeien. Al varende was hij met de negers aan het praten geraakt. Hij vernam, dat zij ongeveer een paar uur van de watervallen waren verwijderd. Toen hij vroeg tot daar te roeien, mopperden zij ontstemd en be weerden zij dan pas 's avonds terug te kun nen zijn, omdat het zoo'n zwaar werk was tegen den stroom op te varen. De journalist wist hen over te halen met hun tegen den volgenden dag enkele blik jes met lekkernijen uit het voorraadmaga zijn te beloven. De boot gleed nu vlug langs den oever en na een tijdje werden ze meegesleept in stroomversnellingen. Rotsblokken staken boven het water uit en er was een groote handigheid noodig om er niet mee in bot sing te komen. Gelukkig was het water aan de andere zijde van den stroom veel rusti ger. De roeiers waren handige kerels en daarom durfden zij het aan de boot door de versnellingen te sturen. Den dag, dat hij hier alleen langs moest komen, zou Riefen berg weten wat hem te doen stond. Tenslotte hoorde hij het machtige ge- druisch van de watervallen en nu gleden zij vlak bij den oever om niet meegesleept te worden naar het midden van het water naar den afgrond. Riefenberg beval den inlanders zoo ver mogelijk door te gaan. De stand van het water was tamelijk laag en aan den oever bij den afgrond lag de rotsachtige bodem van den stroom bloot. Daar bleef de prauw liggen. De journalist deed of de watervallen zelf hem geen belang inboezemden. Hij greep zijn vischtuig, baande zich moeizaam een weg door het oevergewas en zocht naar een plekje om zijn lijn uit te gooien. De roeiers gingen onder een schaduwrijken boom uitrusten. Even later stond Riefenberg bij den rand van den waterval. Hij boog zich voorover. Op de plaats waar hij zich bevond, liepen slechts zuinige straaltjes water naar bene den. De diepte van den afgrond kon hier een veertigtal meters zijn. Van onder strekt zich een rotsvlakte uit, die op dit oogenblik eveneens droog staat, maar enkele meters verder, na een tweede kleine inzinking is een gladde waterspiegel te bespeuren. Een maal zoover is de eerste moeilijkheid ach ter den rug, denkt Riefenberg. Wat hem dan te wachten staat, weet hij niet. In de diepte is de stroom buitengewoon breed en vormt een chaos van rotsblokken met hier en daar schuimende watervallen. Misschien voert een vertakking veilig naar den op nieuw rustigen stroom?Mischien komt hij terecht in gevaarlijke versnellingen of kleinere watervallen?Hij denkt aan Ada Iljen. Zooals hij, heeft zij hier mis schien ook gestaan en haar kansen bere kend. Of kwam zij op deze plaats in het regenseizoen en eindigde haar avontuur reeds aan deze zijde van den waterval?... In ieder geval besluit de journalist het avontuur te wagen. Het moet hier aanvan gen met een sprong van meer dan veertig meter. Hij loopt heen en weer en onder zoekt den beboschten oever. Het eenige middel om de prauw veilig naar beneden te krijgen is haar aan een stevig touw te laten zakken. Niet ver van den afgrond staat een boom: die kan hierbij worden gebruikt. Dat is de eenige weg waarlangs Riefenberg kans ziet, zijn gevaarlijken zwerftocht met eenig succes aan te vangen. Voorloopig heeft hij nu niets meer te doen en geeft den negers order den terugtocht aan te vangen. De nacht is reeds ingetreden, als de lan dingsplaats van de nederzetting wordt be reikt en met eenige ongerustheid begeeft Riefenberg zich naar zijn woning. Zijn boy is in de keuken aan het werk en weet te vertellen, dat Lebon een paar malen naar hem is komen kijken. Goed, zegt de journalist, op onver schilligen toon. Zorg nu dadelijk voor het avondeten. Terwijl hij zit te eten komt Lebon binnen. Wandelen geweest? vraagt het plan- tertje. Ja, antwoordt Riefenberg koel. Lebon is gaan zitten en speelt met brood kruimels. Ik heb zoo den indruk, Riefenberg, dat ge niet veel meer geeft om uw werk hier. De journalist kijkt hem achterdochtig aan. Dat is een vergissing. Ik heb soms be hoefte aan beweging en daarom heb ik vandaag een tochtje ondernomen op den stroom. Hebt ge daar iets tegen? Even ls het stil. Luister, zegt de journalist, ik verveel me hier dood. Als ge me meer werk wilt geven, zal ik het doen. Lebon slaat Riefenberg op de schouders: Dat is een verstandig besluit. Sedert dien is de verhouding Lebon- Riefenberg er heel wat op verbeterd. En sedert dien is Riefenberg begonnen aan de voorbereiding van zijn ontvluchtingsplan nen. Er gaat geen dag voorbij, of hij komt naar huis met een of ander, dat hij weg neemt uit het provisiemagazijn, en in zijn zakken verbergt: blikjes met zalm, vleesch, vruchten en andere levensmiddelen. Hij. die vroeger slechts zelden ter vischvangst ging, is nu een hartstochtelijk visscher ge worden. Als hij een uurtje vrij vindt, zit hij op het water. Hij heeft een lichte, flink gemaakte prauw uitgezocht en die is nu zijn boot geworden, de boot waarmee hij eenmaal den grooten tocht zal aanvangen. Niet ver van de nederzetting heeft hij aan den oever een kleine, geheime opslagplaats gemaakt. Het eerste wat hij er naar toe brengt, is een zinken kistje. Geleidelijk vult hij dat met wat hij uit het voorraad- magazijn meebrengt. Dan begint Riefen berg groote tochten te maken op den stroom. Hij vertrekt 's morgens vroeg stroomopwaarts en blijft achter de eer ste bocht rustig liggen, 's Avonds laat komt hij pas thuis. Soms is Lebon naar hem komen kijken. Verschillende keeren is het gebeurd, dat niemand naar hem omzag tot den volgenden morgen. Men is aan zijn zoogenaamde zwerftochten gewoon geraakt en hij hoopt, dat zulks hem in de gelegen heid zal stellen op het gewenschte oogen blik een ernstigen voorsprong te hebben als men zou trachten hem te achtervolgen. Op een avond hoorde hij Lebon zeggen: Het is volle maan, nog een paar we ken en het regenseizoen begint weer. Toen wist Riefenberg. dat zijn oogenblik was gekomen. Er volgden twee dagen van groote spanning: den eersten dag stond hij op voor dag en dauw, nam uit het provisie-magazijn een kistje met kogels en droeg het naar zijn bergplaats: den twee den dag was hij even vroeg ter been en sleurde een zwaar, splinternieuw touw naar zijn prauw. Er waren maar vier kistjes met reservekogels en er was slechts één reserve- touw. Als Lebon het nu in zijn hoofd haalde even door het magazijn te loopen, zou hij gemakkelijk het verdwijnen van die voorwerpen kunnen vaststellen. Gelukkig gebeurde dit niet. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5