Jaargang
Zaferdag 26 Februari 1938
geschiedenis van een trotsch
Prinsesje
e een kappersjongen haar nederigheid leerde
Die malle prins van hiernaast!
1, heel vele jaren geleden woonde er
in een onnoozel klein landje, dat
naai door een groot en machtig rijk
ngesloten, een jonge prins. Het was
inke, knappe jongen en als hij eiken
n te paard het hek van het paleis
d om een tochtje door zijn vaders
ïkrijk te gaan maken, had hij altijd
jekijks. De oude vrouwtjes voor haar
letjes en achter haar horretjes ver-
elkander dan, dat zij prins Everard
gekend hadden toen hij een kleine
iige baby was van een paar maanden
oogen van de jonge meisjes straal-
etterlijk van bewondering!
was alleen maar een beetje jammer,
Ie ritjes van den knappen prins altijd
zoo kort duurden! Dat kwam, omdat
and je, waarover zijn vader regeerde
nnoozel klein was: in een half uurtje
je er glad doorheen! En als hij dan
ie grens gekomen was, keek de prins
trer het groote, machtige rijk van den
rigen koning, zuchtte eens en wendde
paard om. En dan mochten de oude
ptjes en de jonge meisjes van zijn
hem nogeens bewonderen.
ireens. op een dag keerde de
na een uurtje rijden niet terug. Wat
r gebeurd? Wel, dat zal ik je vertel-
toen hij zoo net als iederen morgen,
end en een beetje verdrietig over de
ozelheid van zijn landje, aan de
stond, zag hijneen maar zoo-
noois!
rg.s den weg stoof opeens, in wolken
itof een prachtige gouden koets en in
;oets zat, hoog opgericht en met een
trotsch gezichtje, een prinsesje zóó
zóó fijn, zóó voornaam, dat de prins
oogen niet kon geloovenf
dat een echt meisje?" dacht de
„het lijkt wel een elfje of de vorstin
het feeënrijk!"
nlang, toen de koets al voorbij was,
hij haar nog met open mond staan
iren en sedert dien morgen had de
rust noch duur meer.
moest, en zou die mooie, fijne, trot-
voorname prinses tot vrouw hebben!
f z'n Vader nu al zei: „maar jongen
wat maak jij, de prins van zoo'n on-
tl klein landje, nu toch voor kans?"
ïielp niets. En daarom gaf de koning
tenslotte maar zijn zin: hij zond een
itschap naar het groote, machtige rijk
iet plechtig de hand van de prinses
in.
ar o lieve help! wat kwam die prins
een koude kermis thuis! Want weet
t de prinses zei: „O, die malle prims
hiernaast, uit dat onnoozele kleine
waar ik in tien minuten met m'n
in koets doorheen rijd? Nee hoor, die
ik niet eens als schoenpoetser willen
in!"
prins vond dit antwoord zóó vreese-
'rutaal en was er zóó boos om, dat hij
>P zei: „Wacht maar, eens zal ze er
'w van hebben! Eens zal ze me dol
graag tot schoetpoetser willen hebben!"
En hij besloot onmiddellijk zelf kennis
te gaan maken met het trolsche prinsesje.
Daarom trok hij op een goeden dag een
heel eenvoudig pakje aan, wandelde over
de grens tot ver in het machtige konink
rijk en verhuurde zich in de hoofdstad als
kappersbediende.
De prins was behalve knap van uiterlijk
ook erg vlug van begrip en zoo kwam het
dat hij weldra zoo prachtig kappen kon,
dat zijn meester hem dikwijls naar het hof
stuurde, als de prinses of de hofdames
eens netjes moesten worden gekapt.
Zoo kwam hij na een poosje ook bij de
trotsche prinses terecht en hij kapte haar
hoofdje zóó keurig, dat ze nog meer dan
ooit leek op de vorstin van het feeënrijk.
En toen de prinses in den spiegel leek,
vond ze zichzelf zoo mooi, dat ze uitriep:
„Ik wil iederen dag door jou gekapt wor
den en door niemand anders!"
„Best, Hoogheid!" zei de kappersjongen,
die eigenlijk een prins was, en hij kwam
voortaan iederen dag naar het paleis om
een waar kunstwerk te maken van de ha
ren van de prinses. En toen dit zoo een
jaar geduurd had, was het prinsesje zooveel
van den jongen gaan houden, dat ze zei:
„Jij bent nog eens een goed, vriendelijk
menschenkind. Als ik met jou praat, dan
heb ik toch zoo'n spijt, dat ik altijd zoo
trotsch geweest ben. Zeg, kun jij niet altijd
bij me blijven?"
Nu, de prins wilde eigenlijk niets liever,
maar hij deed net of hij het geval erg las
tig vond en zei aarzelend:
„Ja, Hoogheid, dat kan natuurlijk wel,
maar dan zult u met me moeten trouwen
en meegaan naar mijn landje".
„Het landje hiernaast?" riep de prinses.
Dat grappige onnoozele landje, woon je
daar? Nu, dat is goed. dan ga ik mee".
„Ja maar Hoogheid", vervolgde de jon
gen, „u moet begrijpen, dat ik geen ri>k
man ben. Ik moet met hard werken m'n
boterham verdienen en als u met me
trouwt, zult u toch zeker uw lieve, fijne
handjes nog wel ergens anders voor mes
ten gebruiken dan om bloemen te plukken
of een spiegel of gouden lepel vast te hou
den".
.O, ja?" vroeg de prinses. Nu, dat is
juist leuk! Neem me dus maar gauw mee
naar je landje. Maar vlug, want Zijne Ma
jesteit mijn Paatje, mag niets merken.
Toen nu de jongen zag, dat het de prin
ses werkelijk ernst was, maakte hij alles
voor de vlucht gereed en trad reeds den
zelfden dag in de hoofdstad van Zijn
landje met de prinses in het huwelijk.
Maar hij vertelde haar niet, dat hij
eigenlijk een prins was, want vóór hij
haar aan zijn ouders voorstelde, wilde hij
hel prinsesje eens op de proef stellen, en
eens kijken, of ze werkelijk haar trots ver
loren had.
Daarom huurde hij een eenvoudig huisje
en vestigde zich als barbier. En hij beval
zijn vrouw, iederen dag de klanten
ruwe kerels, die in de buurt werkten
netjes in te zeepen. Nu, toen mocht dus de
prinses ook al een scheerkwast vasthou
den en, wat meet zegt, ze deed het handig
en mopperde heelemaal niet, toen haar
handen langzamerhand rood en ruw wer
den en haar mooie kleeren bevlekt met
zeepsop.
Maar de prins was nog niet tevreden.
Na een poosje zei hij: „Vrouw, eigenlijk
kon je er best nog wat bij verdienen door een
koffiehuis te houden, terwijl ik de men-
schen scheer."
„Goed hoor", zei de prinses, „ik vind het
wel leuk". En heel geduldig stond ze den
heelen dag thee en koffie, melk en choco
lade in te schenken en ze dribbelde rond
tot haar voeten er pijn van deden, maar
klaagde niet. En nog was de prins niet
tevreden. Na een poosje zei hij: „Vrouw,
ik weet wat beters; je moest een porce-
leinwinkel beginnen. Daar is veel mee te
verdienen".
„Hè Ja", zei de prinses, „dat is goed".
En voortaan zat ze geduldig den heèlen
dag op de stoep voor haar winkeltje, maar
na een paar weken sprak de prins met den
koetsier van een rijtuig af, dat hij met
veile vaart in de étalage moest rijden, zoo
dat alle porcelein in scherven viel. De man
deed dit en toen de prins thuis kwam zag
hij. hoe zijn vrouwtje heel geduldig met
tranen in de oogen bezig was alle scher-
Hij kapte haar hoofdje zoo keurig
van het
dat ze precies leek op de vorstin
feeënrijk.