Geboorte-aangifte ten Paleize Soestdijk - Trouwbetuiging van jongeren
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
Hel Rad der Fortuin
78sfe Jaargang
FEUILLETON
GEliOOIlTE-AANG IFTF TEN PVI.EIZE SOESTDIJK. De burgemeester
van Baarn, jhr. G. C. J. van Reenen, bij aankomst ten Paleize, waar kapi
tein .J. K. H. de Ron van Aldewerelt, adjudant van Prins
Bernhard, heri begroette.
IN EEN MASSALE BETOOG ING OP DEN COOLSINGEL,
heeft Rotterdam zijn vreugde over de geboorte van de Oranje-telg uitgezongen. Een gedeelte
van de menschen-massa op den Coolsingel.
VOLENDAM VIERT HET GEBOORTEFEEST.
Op school werden de kinderen onthaald op de
tradilioneele beschuit met muisjes.
DE GEBOORTE-AANGIFTE. Dc beide getuigen voor het Paleis. Links
TCiiniater-presid'erit dr. H. C'olijn en rechts jhr. F. Beelaerts van Blokland,
vice-president van den Raad van State. Op den achtergrond jhr. mr. C.
Dedel, secretaris van Prins Bernhard.
HA AG SC li E JOGGEREN-ORGANISATIES betuigden gisteren op het
Binnenhof haar trouw aan Oranje. Zij defileerden voor jhr. mr. dr. H. A.
van Karnebeek, commissaris der Koningin in Zuid-Holland. Overzicht.
DE BOELGAARSCHE KONINKLIJKE FAMILIE
op den verjaardag van Koning Boris (30 Januari).
V.l.n.r. Prinses Marie Louise en Koning Boris,
kroonprins Simeon en Koningin Ioanna.
Uit het Engelsch van
LOUIS TRACY.
Vertaald door MR. M. A. KWITSER.
2)
Hij bleef staan onder het zwakke licht
van een gaslantaarn en stak een sigaret op.
Dat is het leven, zuchtte hij.
Een jonge, geverfde vrouw trad uit de
schaduw op hem toe. greep hem bij den
arm en fluisterde „kom mee".
En dat is ook het leven, dacht Rlefenberg.
hij was in een romantische bui, maakte de
"and, die zijn arm hield omkneld los, stopte
er een geldstuk van twintig frank in en
zette zijn weg voort.
Het vrouwtje was even verbaasd en riep
7pu? 1f: -merci. chéri", maar tot een ge-
i»i,1 tesen een huisgevel stond aange-
Tv, e' ze lachend: „daane pei es zat".
Pf Journalist hoorde de opmerking, maar
"et zich niet aan. Hij dacht aan het
he"Vjai over de goudmijnen. Op den keper
"escnouwd, vond hij het gek zich voor een
h.» zaak vvarm te maken. Wat kon
w.frf 'n den grond schelen dat er goud
zofèn gestolen te Loepoeta Het was toch
groote misdaad niet dat de negers een
dronke1'^0615 d'alekt' w" zeS8en: "Die is
beetje van dat „gele slijk" mee naar huis
namen om het te verkoopen?
Voor Rlefenberg het wist stond hij voor
de flat waarvan hij op de vijfde verdieping
een ruim appartement bewoonde. De flat
lag aan een der groote lanen van de hoofd
stad.
Op een breede laan voor het huis stonden
groote hooge boomen, een weelde van kleu
ren in den zomer. Thans gierde de wind door
de naakte takken. Het was er donker en
terwijl Riefenberg de zware ijzeren deur
openduwde bekroop hem een gevoel van
onbehaaglijkheid. Het was hem alsof hij in
de groote verlaten hall iets verdachts hoor
de. Hij draaide het licht aan. De marmeren
traptreden glommen en de ranke bladeren
van een palm, die in het midden van de hall
stond, ritselden even. De deur sloeg van
zelf in het slot.
Over een zwaren looper, die de voetstap
pen onhoorbaar maakte, ging de Journalist
tot bij de lift, die toevallig beneden stond.
Het geluid van de stijgende lift zoemde
door het huls. Viermaal, bij het voorbij
glijden van de verdiepingen, klikten de
cnntacttoestellen. De vijfde maal stond de
lift stil. Riefenberg stapte in de gang.
Op het oogenblik. dat hij den sleutel
van de deur van zijn appartement in het
slot stak, zag hij een vreemde schaduw
op den muur en ging het electrisch licht
automatisch uit. Met een sprong was hij
in den hoek en drukte op den knop van
het licht, zoodat het trapportaal opnieuw
helder verlicht was. Vlak bij hem stond
een onbekende.
Mijnneer Rietenberg, fluisterde deze.
wees alstublieft niet cng°rust; ik wilde u
alleen maar even spreken.
De journalist was veiligheidshalve een
paar meter achteruit gegaan zoodat hij
desnoods nog tijd genoeg had om op elke
verdachte beweging van den vreemdeling
te reageeren.
Dat. vind ik een nogal ongepaste grap.
Wie bent u en wat verlangt u van mij?
Mijn naam is René Demet, antwoord
de de andere. Dat zegt u natuurlijk niets.
Ik heb u een vertrouwelijke mededeeling
te doen en dacht dat.
Weet u wel dat ik het recht heb de
politie op te bellen en u te laten inreke
nen? onderbrak Riefenberg hem.
De vreemdeling schrok.
Dat zult u toch niet doen. mijnheer?
Geloof me, ik ben geen indringer. Ik wou
u in het geheim spreken voor uw vertrek
en heb om bijzondere redenen, deze me
thode uitgekozen om u te ontmoeten.
Riefenberg nam den man van het hoofd
tot de voeten op. René Demet of hoe hij
ook mocht heeten, was tamelijk goed ge
kleed. Hij hield zijn pet in de handen. Hij
droeg een grijze regenjas, zag er betrekke
lijk jong uit en maakte geen ongunstigen
indruk, al was er iets schuws en angstigs
in de uitdrukking van zijn gelaat.
—Ik vind uw handelwijze nogal zonder
ling, zei Riefenberg eindelijk, maar ik wil
wel even naar u luisteren.
Die uitnoodiging bracht den vreemdeling
zichtbaar in verlegenheid. Hij aarzelde
even.
Neem me niet kwalijk, maar de zaak
waarover ik u wil spreken is van zulk een
ingewikkelden en vertrouwelijken aard, dat
het niet gaat ze u hier, in deze gang
De journalist verloor er zijn geduld bij.
Of u zegt mij wat u te zeggen hebt,
hier in deze gang of u gaat de straat op
Ik heb geen tijd te verliezen en bij mij
komt u niet binnen.
Daarop volgde een pijnlijke stilte. Rie
fenberg opende de deur en maakte aan
stalten om naar binnen te gaan.
Het gaat me niet aan hoe u hier bent
gekomen, bromde hij. Het gaat me ook
niet aan hoe u hier uitkomt. Goeien avond
Mijnheer, mijnheer, fluisterde de
vreemdeling, wat ik u te zeggen heb, kan
zeer belangrijk voor u zijn. Het houdt ver-
band met het goudland van Loepoeta.
Met een ruk keerde Riefenberg zich om
en keek den man verbaasd aan. Hij aar
zelde nog even en liet toen den onver-
wachten bezoeker binnen.
Zij liepen door tot de werkkamer van
den journalist. Deze ging achter zijn bu
reau zitten en noodigde den vreemdeling
uil op een divan plaats te nemen.
Ondertusschen had Riefenberg een klei
nen revolver uit een lade te voorschijn ge
haald en naast zich gelegd. Hij zag de ver
wonderde uitdrukking in de oogen van zijn
bezoeker en zei glimlachend:
U moet mij dezen maatregel niet kwa
lijk nemen en begrijpen, dat ik nog steeds
geen reden heb om u niet te wantrouwen.
Vertel u nu maar.
Demet wreef met de hand over het voor
hoofd, alsof hij niet wist hoe te beginnen.
WeJ, drong Riefenberg aan.
Eerst moet u mij uw woord geven,
dat u nooit aan iemand mijn naam zult
noemen, in geval u van mijn inlichtingen
gebruik zou maken.
De journalist stelde hem gerust. Daarop
stak Demet op onsamenhangende wijze
van wal.
Zooals u me hier ziet zitten, mijnheer
Riefenberg, ben ik als een opgejaagd dier,
dat overal den dood ziet grijnzen. In alle
donkere hoeken en gaten vrees ik een
sluipmoordenaar te zullen ontmoeten. Ver
moord worden of veroordeeld, dat zijn de
twee polen waartusschen ik mij beweeg,
terwijl ik voortdurend word gemarteld
door de onverdraaglijkste gewetenswroe
ging. Het is voor mij zulk een opluchting
eindelijk te kunnen spreken tot iemand
als u.
Demet zweeg even, keek schuw de ka
mer rond en zei dan fluisterend:
Mijnheer, hebt u Ada Iljen gekend?
Wie zegt u? vroeg Riefenberg vol ver
bazing.
Ada Iljen, de bekende tooneelspeel-
ster Ada Iljen, die gedurende eenige jaren
verbonden is geweest aan de voornaamste
Fransche schouwburgen van de hoofdstad.
O. denk eens even na, mijnheer. Wie haar
eenmaal heeft gezien, kan haar niet meer
vergeten. Herinner u haar optreden in de
stukken van Duvernois, Bernstein, Deval.
Riefenberg keek den bewonderaar van
Ada Iljen achterdochtig aan en antwoord
de na een poosje:
De naam lijkt me inderdaad niet on
bekend, maar ik heb nooit bijster veel
belang gesteld in tooneel en nog minder
in tooneelspeelsters. Daarenboven vertoef
de ik te veel in het buitenland, om de
plaatselijke tooneeltoestanden te volgen.
Maar Demet hoorde dit antwoord niet.
Hii keek strak voor zich uit en lispelde:
,Ik ben op haar verliefd van mijn zestien
de jaar af."
(Nadruk verboden).
(Slot).