'Tewaterlating Poolschen onderzeeër - Ned. kampioenschap biljarten LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Het Rad der Fortuin 78ste Jaargang FEUILLETON DOOR DE GEMEENTE zijn te Eysden noodbruggetjes gelegd om de ingeslotenen, bij den hoogen waterstand, uit hun isolement te verlossen. Hr. Ms. KRUISER „JAVA." heeft op de Maas ligplaats gekozen om te wachten op het moment, waarop hij met vreugdeschoten aan de Rotterdammers do heugelijke tijding van de geboorte van 'n Oranje telg bekend kan maken. DE TEWATERLATING van den Poolschen onderzeeër „Orzel" van de werf ,,De Schelde" te Vlissingen. De boot in haar element. ALS HERINNERING aan de DE VALERA bij zijn aan- Vondelherdeniking, wordt aan de komst te Londen, voor bespre- leerlingen der scholen te Rotter- "kingen met de Engelsche dam deze boekenlegger uitgereikt. regeering. DE ZONDAG BEEINDIGDE BILJARTWEDSTRIJDEN te Amsterdam om het Ned. kampioenschap groot biljart cadre 712,> leverde een overwinning van Arie Bos op, die van Vliet versloeg. Arie Bos tijdens den ,,eere-stoot". Uit hêt Engelsch van LOUIS TRACY. Vertaald door MR. M. A. KWITSER. 36) Toen de karavaan aan de rustplaats aankwam, maakte de diepe stilte plaats voor een heldensch leven. Kameelen grom den In klagelijk verlangen om van hun lasten bevrijd te worden, paarden hinnik ten en vochten om de beste bosjes gras en de mannen scholden elkaar uit, alsof de arbeid om het kamp gereed te maken Iets nieuws en volkomen onverwachts was, Tusschen het gewoel stapte Abdur Ka der, een magere, norsche Arabier, die al zijn helpers zonder onderscheid uitschold in Oostersche bloemrijke bewoordingen. Stump, wiens blozend gelaat vuurrood was verbrand door de woestijn, stelde een levendig belang in Abdur Kader's dagelijk- sche ontboezemingen. Hij verstond geen woord Arabisch, maar hij waardeerde den woordenrijkdom van den spreker en de blijkbare bedoeling ervan. Hij zou een reuze beste baotsman zijn, was zij gelief koosde opmerking en hij voegde er dan treurig bij: Ik wou. dat ik wist, wat hij zei. 't Zou een grootc pleizier voor me zijn. In een verrassend korten tijd was het kamp klaar, waren vuren aangestoken van dorre struiken, die gedurende den laatsten marsch verzameld waren, een maal gekookt en allen namen rust tot den avond. Als ze 's avonds niet verder trokken, zongen de Arabieren en negers of vermaakten zij zich met verrassend natuurgetrouwe zwaard gevechten, terwijl het dozijn matrozen, dat aan boord was meegenomen, naar den strijd keek, of op hun eigen houtje zee mansliederen aanhief. Het kamp van vandaag bood geen uit zondering op den algemeenen regel. Abdur Kader had misschien uitvoeriger en kras ser getierd dan gewoonlijk, toen ontdekt werd, dat de bron door eeuwenlange ver- waarloozing, was ingestort, en verschei dene uren arbeid noodig zouden zijn om wat brak water 'te krijgen. Hij viel den Effendi echter niet lastig met deze kleinig heid. Er was een dringender zaak op het oogenblik; Allah zij geprezen, dkt kon wachten tot een minder druk uur, want de Frank had geen haast, en hij betaalde als een Khalief. Omstreeks vier uur zat Irene in haar tent een paar aanteekeningen in haar dag boek op te schrijven. Ze had dorst en riep een bediende, dien ze opdroeg haar een flesch spuitwater te brengen. Enkele minu ten later hoorde ze hem struikelen; een val en een lulde uitroep, in het Arabisch! De man was gevallen over een van de zware steenen, waaraan de touwen van de tent waren vastgemaakt. Ze vroeg zich af, of hij haar zou begrij pen, wanneer ze in het Fransch zei, dat ze hoopte, dat hij zich niet bezeerd had. Het glas was gebroken, maar de flesch was heel, want de inlander had haar gegrepen, toen hij viel. Ca ne fait rien! riep ze. Toen ontdekte ze, dat de Somali zich op de knieën had opgericht en met alle teekenen van doode- lijken schrik naar den hemel staarde. Op hetzelfde oogenblik kwam er een vreemde woeligheid in het kamp. Door den open kant van de tent zag ze Europeanen en in landers allen in dezelfde richting kijken naar het Noorden. De Britten en Arabieren toonden diepe verbazing, ze wezen en maakten gebaren, maar waren overigens rustig. Maar de negers geraakten in pa niek. Voor het meerendeel lagen ze op de knieën. Een paar wierpen zich in hun volle lengte op den grond en jammerden klagelijk. Het meisje was alleen en voelde zich bang. Royson was niet ver weg en hij stond evenals de anderen, aan den grond genageld, door een schouwsjrel, waarvan ze den aard niet kon gissen. Hij scheen ook aan Irene te denken, want hij keerde zich om en keek naar haar. Kom gauw, miss Fenshawe, schreeuw de hij, hier kunt u de wonderbaarlijkste fata morgana zien. Irene snelde naar Royson toe. Toen stond ze verstomd, want ze zag een schouwspel, zooals de woestijn zelden te zien geeft, zelfs aan hen, die hun heele leven binnen haar grenzen doorbrengen. Een lichte mist was in de plaats gekomen van de opmerkelijke helderheid van den morgenuren. Naar het Noorden toe was deze mist bijna tot een nevel verdicht, een laag hangende en glinsterende sluier, die iets had van de witte wade, die dikwijls de zee bedekt op een rustigen, helderen zomerdag. De hemel verloor zijn kleur van gebrand koper en werd blauw, en op den valschen horizon, gevormd door den bovenrand van de nevelbank, stond een schitterend, leven dig panorama. Er waren militaire tenten, vastgebonden kameelen en paarden, een groot aantal Arabieren en negers en een vijftigtal Ita- liaansche soldaten, alles reusachtig ver groot en zoo duidelijk, dat het tuig van de dieren, de uniformen der soldaten en de heldergekleurde burnoezen der Arabieren gemakkelijk te onderscheiden waren. Ze waren aan het werk. Hoopen steenen en bergen aarde gaven aan dat ze met graafwerk bezig waren. Terwijl de kafila bij de bron naar dit verrassend en levendig tafereel staarde, ondergingen de schim men, die zich tegen den hemel afteeken- den, een verandering, die hun beklem mende natuurlijkheid nog vergrootte. Een afdeeling soldaten en inlanders mar cheerde naar de tenten, terwijl een andere hun plaats innam. Alleen door de groteske afmetingen van menschen en dieren en de griezelige stilte van hun bewegingen, was het mogelijk te gelooven dat men iets anders dan werkelijkheid zag. Het was fan tastisch den-adem-benemend, angstwek kend en onheilspellend-overweldigend Dit weefsel van nevel was meedoogenloos in zijn dieperen zin. Twee van de toeschou wers wisten precies, wat het te beteekenen had, maar ook andere toeschouwers konden het maar al te gemakkelijk vermoeden. Men was de expeditie vóór geweest! De lange zeereis en de nog langere marsch door de woestijn, de groote uitgaven, de ontberin gen, de hoop, de vrees, al het beramen en organiseerenhet was alles vergeefsch geweest, omdat Alfieri de dwaas, Alfieri de droomer, er blijkbaar in geslaagd was den schat van Sheba te vinden! HOOFDSTUK XIV. Het ontwaken der woestijn. Fenshawe keerde zich plotseling met ge fronste wenkbrauwen naar von Kerber. Met een slag was alle vertrouwen bij hem geweken. Hoe was het mogelijk dat terwijl zij rondzwierven, zonder zekerheid, eigen lijk zonder vaste aanduiding dat zij weldra hun doel zouden bereiken, deze Italiaan- sche expeditie waarschijnlijk recht op het doel was afgegaan, en de plaats waar de schat begraven lag reeds had bereikt Een oogenblik later had er een heftig dispuut plaats tusschen hem en von Ker ber, wlen hij totnutoe zonder voldoende waarborgen zijn volstrekte vertrouwen had geschonken. Ook mrs. Haxton was bij dit onderhoud aanwezig, alsook Irene, en toen von Kerber in het nauw gedreven vertelde van den overval in Marseille werd Royson als getuige opgeroepen. De eene verklaring bracht de andere mee en toen tenslotte von Kerber wan hopig uitriep dat Alfieri met zijn expeditie onmogelijk de juiste plaats kon gevonden hebben, daar hij von Kerber alle aan duidingen van afstanden zoo voorzichtig mogelijk op den papyrus had veranderd en vervalscht, werd Fenshawe, die plotseling voor een reeks van intrigues en leugens kwam te staan, hoe langer hoe grimmiger, en wilde zich, zonder een woord te spreken van hem afkeeren. Het was mrs. Haxton die toen het woord nam en blijkbaar in volkomen zelfbeheer- sching het volgende verhaal deed: Nadruk verboden). IWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5