H.M. de Koningin op de fiets - Brand in houtopslagplaats te Amsterdam LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Hel Rad der Fortuin 78sfe Jaargang FEUILLETON Uit het Engeisch van LOUIS TRACY. Vertaald door MR. M. A. KWITSER. 32) - Neem m'n raad aan, zei hij ernstig. Dit is een slecht klimaat om nuchter te zijn. Je zou in minder dan geen tijd een zonnesteek krijgen. Kort voor twaalf uur kwam kapitein Stump aan dek. Je zult merken, dat het In Aden min der levendig is dan in Massoea, zei hij. We varen dus naai' Aden. Waar dacht je dan dat we naar toe gingen? Melbourne? Wel, Sir, als ik erover nadacht, was ik meer geneigd aan te nemen, dat we naar onze oorspronkelijke bestemming voeren. En waar was dat? Een baai, een weinig ten Zuiden van dit punt, niet ver van Perim. Heb je iets nieuws gehoord? vroeg Stump snel. Geen woord. Maar als we naar Aden gaan, vermoed ik, dat de expeditie zal worden opgegeven. Ze kletsen er nu over in den salon, zei de schipper en hij keek om zich heen, om zich te overtuigen, dat niemand hem hooren kon. Zijn zeemansoog gleed ter zelfder tijd langs den horizon en hij zag een rookpluim eenige mijlen achter het schip. Plotseling het gesprek afbrekende ging hij het kaartenhuis m en kwam terug met een kijker, dien hij op een stang liet rusten. D'r komt een stoomboot achter ons aan met een reuze-haast, kondigde hij aan. toen een langdurige beschouwing hem in Ze komt uit Massoea. De gewone route is vijftig mijlen Oostelijker. Ik zal wat zeg gen: Het is die Italjaansche kanonneer boot, waar de gouverneur het over had. Maar ze lag in de haven, toen we ver trokken. Nee, we kwamen d'r voorbij, terwijl ze binnenvoer. O, heeft ze ons herkend? Nee, hoor! We zeilden en voerden geen mastlicht. Toen ik het hare in de gaten kreeg, bond ik een paar ouwe Zuidwes ters over onze zijlichten. Het is op zee een goed ding om je met je eigen zaken te bemoeien, en, meer dan dat, er voor te zor gen, dat andere lui zich bij de hunne hou den, wanneer ze lastig willen worden! Zullen we blijven zeilen, mijnheer? Zoolang de wind aanhoudt, zei Stump, zijn verrekijker opbergend en weg- stevznend naar den salon. In een oog wenk was alle hens aan dek. Het be richt had de ronde gedaan, dat een kanon neerboot hen achtervolgde en iedereen wilde die zien. Mr. Fenshawe en baron von Kerber stonden apart. De oudere man was zicht baar geërgerd over dit nieuwe blijk van Italiaansche bemoeizucht. Royson, die op de kleine brug heen en weer liep, ving nu en dan een glimp op van de nadrukkelijke gebaren van den kunstkenner. De Oosten rijker was bleeker dan gewoonlijk, maar dat kon het gevolg zijn van de onaan gename ervaringen van den vorigen dag. Irene kwam op de brug. Ofschoon ze wist, dat niemand dan de kapitein met den dienstdoenden officier mocht spreken, fluisterde ze verlegen: Ze zullen niet op ons schieten, wel, mijnheer Royson? Hij glimlachte geruststellend. De trilling in haar stem was verrukkelijk. Het deed hem voor een oogenblik dien ellendlgen ring vergeten. Neen. daar hoeft u niet bang voor te zijn, miss Fenshawe. Mijn ervaring ter zee is niet grooter dan de uwe, maar u kunt er zeker van zijn, dat de Italianen zich aan de regels zullen houden. Indien ze ons wer kelijk willen inhalen, zullen ze direct een signaal hijschen. Het oorlogsschip liep zestien knoopen per uur, de Aphrodite zeven, dus de jacht duur de niet lang. Omstreeks één uur fladderde de groen-wit-roode vlag van Italië aan de voorra van het achtervolgende schip daar onder de rood-en-wit gestreepte signaal vlag, en de „J"-vlag, die te kennen geeft: „Stop, ik heb iets belangrijks mee te deelen." De Britsche kleuren werden geheschen, gevolgd door den beantwoordenden wim pel. Het groote zeil zakte, het fokkerzeil werd Ingehaald en het schip werd bijge draaid, terwijl het Italiaansche schip, dat de „Cygno" bleek te zijn, snel naderkwam. Mrs. Haxton naderde Stump en iluisterde hem wat in het oor. U hebt gelijk, mevrouw, knikte hij. Hij stapte naar voren en keek naar de beman ning, die voltallig op den voorsteven stond. Iedereen, behalve de wacht, naar be neden, gromde hij, en zorg, dat Je daar blijft met alle luiken dicht, tot ik je vraag je leelijke snuiten aan dek te vertoonen. Ze gehoorzaamden in norsch zwijgen, hoewel ze de reden van het bevel begrepen. Toen de „Cygno" haar hijgende machines stopzette naast de Aphrodite, loerden veel meer oogen uit het jacht, dan de Italiaan sche commandant vermoedde. Het oorlogs schip zette een boot uit. Er haperde iets aan het tuig, de achterste takel bleef ste ken, de boot viel en bengelde met den boeg omlaag aan de kipstutten, en een officier en een half dozijn matrozen vielen in zee. Ze werden spoedig opgevischt, maar het on geval was niet bevorderlijk voor het goede humeur van den bevelhebber van de Cygno. Een droge officier en dito bemanning ver schenen nu ten tooneele en de boot werd langs het jacht geroeid. Stump leunde met een boosaardigen grijns over de verschansing. Wat is er aan de hand? vroeg hij. Ben je je koers kwijt geraakt? De officier antwoordde in het Italiaansch. Ie g'loof, dat de vent, die ze overboord gooiden, de eenige Dago van het zoodje was, die Engeisch sprak, gromde Stump minzaam, maar mrs. Haxton legde hem uit. dat de officier vroeg, de valreep neer te laten. Stump knikte tegen een paar matro zen en de ladder plofte zoo vlug neer, dat de boot bijna voor de tweede maal ver ongelukte. De officier salueerde heel beleefd, toen hij het dek bereikte. Waarschijnlijk was hij verbaasd twee zulke knappe dames aan te treffen. Ofschoon Irene Italiaansch sprak, nam mrs. Haxton de taak van tolk op zich. De Cygno bracht twee brieven van den gouverneur van Massoea, vertelde ze. Eén was gericht aan Signor Fenshawe, de andere aan den signor kapitein van het Britsche vaartuig Aphrodite. Zouden de heeren zoo goed willen zijn de brieven van den gouverneur te lezen en voor ontvangst te teekenen? Beide documenten waren zuiver formeel. Ze behelsden den officieelen eisch, dat de Aphrodite niet zou beproeven iemand van haar opvarenden op Italaansch grondge bied aan land te zetten anders dan in een erkende haven en waarschuwden den eige naar en den commandant, dat de Cygno gehoorzaamheid aan dit bevel zou af dwingen. Eerst weigerde Mr. Fenshawe schriftelijk te antwoorden, maar von Kerber haalde hem er toe over en hij schreef: Mr. Fenshawe heeft de eer den gou verneur van Erythrea mede te deelen, dat zijn verbod aan een Britsche wetenschap pelijke expeditie om in de kolonie te lan den. eigenmachtig en ongemotiveerd is. Mr. Hiram Fenshawe is verder van oordeel, dat het voornoemde verbod deel uitmaakt van de wederrechtelijke behandeling, waaraan hij en andere leden van zijn ge zelschap blootstonden gedurende hun be zoek aan de „erkende haven" Massoea. Tenslotte is Mr. Hiram Fenshawe van plan. de geheele zaak aan het Britsche ministerie van Buitenlandsche Zaken voor te leggen. Dat trotsche antwoord toonde duidelijk, dst de schrijver nog steeds od de hand van von Kerber was, onverschillig, welke ont hullingen de brief uit Londen, waar Royson wist, bevat had. HRadruk verboden). (Wordt vervolgd). ZUSTER TRIJNTJE BOONSTRA NAAR SOESTDIJK VERTROKKEN. Het afscheid van zuster Boonstra van het verplegend personeel van „Villa Elisabeth" in den Haag. DE NIEUWSTE FOTO TAN KROONPRINS TSUGU VAN JAPAN die in December 1933 geboren is. H. M. DE KONINGIN OP DE FIETS VOOR EEN TOCHTJE ftOOR DE BAARNSCHE BOSSCHEN. EEN NICHT VAN AGA KHAN, Bibi Mulook is FELLE te Bombay getrouwd met Yusuf Abdulla Haroon, die in 1932 een der gedelegeerden van Br. Indië was bij de Britsche Rijksconferentie in Ottawa. BRAND in een houtopslagplaats aan den Amstelveenscheweg te Amsterdam. De geheele opslagplaats werd een prooi der vlammen. HET VERTREK UIT DE HAVEN VAN NIEUWEDIEP van Hr. Ms. mijnenveger „Jan van Brakel" onder commando van luit. ter zee le klasse jhr. N. J. C. Versluys, naar West-Indië. H.M. DE KONINGIN heeft gistermorgen, in gezelschap van Haar Hofdame jkvr. C. M. baronesse van Asbeck, op de fiets een tochtje gemaakt door de Baarnsche bosschen. Het vertrek van het Paleis Soestdijk. MR. ANTHONY EO EN brengt een va- cantie door aan de Rivièra. Eden op het terras van zijn hotel te Grasse.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 5