Roosevelt's aan het boodschap Congres Ons Kort Verhaal LEiDSCH DAGBLAD - Derde Blad Dinsdag 4 Januari 1938 De strijd in het Verre Oosten Vertrouwen in de democratie Twee zielen, een gedachte Luchtaanvallen Arbeid en kapitaal moeten samenwerken De heer J. W. Morbus ie Sassenheim. met Brandbommen Een duidelijk interview. Het politieke tijdschrift „Kaizo" publi ceert een interview met admiraal Soetsoe- goe, waarin de Japansche minister van binnenlandsche zaken de Japansche plan nen ten aanzien van China onomwonden uiteenzet. Op het oogenblik wordt minister Soetsoegoe als een der leidende personen in de regeering en zelfs als de toekom stige minister-president beschouwd. De minister zeide, in antwoord op de vraag, of de radicale elementen van het leger bezetting van Noord-China eischen, ..dat in Noord-China een regeering met een bijzonder karakter noodzakelijk is. Deze regeering zal anders zijn dan die van Mandsjoekwo. Zij zal rekening houden met de Chineesche zeden en 't gelijk van de bevolking. Natuurlijk zal deze regeering anti-communistisch zijn. Vervolgens zullen de regeeringen van F; king en Nanking worden samengevoegd tc' één regeering van China. De Britsche minister-president heeft ver klaard, dat Japan een bewind naar eigen smaak in China wil stichten; dat is mis kenning van de Japansche bedoelingen. Japan wil een duurzamen vrede in het Verre Oosten vestigen. De handelsbelangen der blanken moe ten verbleeken voor de zon van Japan. Soetsoegoe verklaarde verder, dat Japan. China en Mandsjoekwo een po litiek. economisch en ideologisch blok moeten vormen. Ten aanzien van een eventueele ver wijdering van de blanken uit het Verre Oosten, zeide hij, dat de menschheid op het oogenblik een tijd beleeft, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. De minister is vast overtuigd, „dat het gele ras het geluk zal verwerven, dat de hemel voor hem heeft wegge legd. Het juk der blanken op de schou ders van de gele rassen moet verdwij nen. Dit zal een algemeenen strijd ten gevolge hebben". Op een vraag over de Engelsche en Rus sische hulp aan China en de Japansche expansie naar het Zuiden, zeide de minis ter. dat om den tegenstand van China te breken, de hulp van Engeland noodzake lijk moet ophouden. Dit moet; zelfs als een oorlog er het gevolg van zou zijn. Hij vraagt zich af, waarom Engeland niet de nutteloosheid van zijn actie in China wil zien en hij gelooft niet, dat Amerika zich door Engeland in een oorlog zal laten meesleepen. Tenslotte verklaarde Soetsoegoe, dat „China en de blanken zich de econo mische kracht van Japan niet kunnen voorstellen; Japan zal nooit een tijd perk beleven, als Duitschland na den oorlog." Indrukken in de Fransche pers. Ten aanzien van deze verklaringen van den Japanschen minister schrijft Pertinax in de „Echo de Paris", dat men in offi- cieele kringen geneigd is om de woorden van admiraal Soetsoegoe als rethoriek voor binnenlandsch gebruik te beschouwen, doch deze meening zal snel gewijzigd worden, wanneer de invloed van den admiraal niet spoedig vermindert. Lerroux schrijft in de Populaire, dat een dergelijk geval zich misschien nog nooit in de geschiedenis heeft voorgedaan. Hij zoekt de verklaring ervan in het gemak, waar mede Japan de hand heeft kunnen leggen op Mandsjoerije en Jehol, een autonome regeering heeft kunnen scheppen in Tsja- har en Hopei, een voorloopige regeering heeft kunnen installeeren te Peking en een commissie tot handhaving van den vrede in Nanking heeft kunnen oprichten, alsmede in de wijze waarop Japan onge straft het handvest van den Volkenbond, liet verdrag van Washington en 'tBriand- Keilog-pact heeft kunnen schenden. Dit optreden, dat niet werd gestraft, duurt sedert 1931 en hierbij komt thans de medeplichtigheid van Italië en Duitsch land. Deze beide mogendheden, die zich op „rassenstandpunt" stellen, moedigen den gelen kruistocht tegen de blanken aan. Lerroux schrijft verder, dat door de ver klaringen van Soetsoegoe een einde is ge komen aan het voorwendsel van strijd te gen het communisme. Men weet thans, dat het doel van den strijd van Japan in China niet is strijd tegen het communisme, doch tegen Engeland en Europa, om deze beide geheel van het Aziatisch continent te ver dringen. Donnadieu schrijft in de Epoque, dat er niet alleen sprake van is de Franschen Engelschen en Amerikanen uit China te verdringen, doch ook de landen, waarvan men zich bedient zoolang dit nuttig is, doch die toch vijanden van het gele ras blijven, Duitschland en Italië. Schrijver herinnert aan de woorden van Mussolini, die enkele jaren geleden wees op het gele gevaar. De „Oeuvre" vraagt in een hoofdartikel waarom Europa, Duitschland en Rusland hierbij ingesloten, zich niet aaneensluiten, zooals Briand acht jaar geleden heeft voorgesteld, aangezien hier toch sprake is van een economischen oorlog. Chineesch ambassadeur over Japan's eischen. De Chineesche ambassadeur te Londen heeft in een vraaggesprek met Reuter met betrekking tot de Japansche vredesvoor stellen verklaard, „dat dit meer de voor waarden zijn van een leger, hetwelk de overwinning van het oogenblik naar het hoofd is gestegen, dan van een uiteindelijk zegevierend land, welke positie Japan nog moet bereiken. Een duurzame vrede is niet mogelijk, tenzij op een eervollen grondslag, met den noodigen eerbied niet alleen voor de on vervreemdbare rechten van China, doch ook voor de verdragsrechten en de belan gen der bevriende mogendheden. ..De Japanneezen", zoo besloot de ambas sadeur, ..moeten nog den vollen omvang leeren kennen van de mate, waarin. China, aks een vereenigd volk. lijden kan verdra gen, en zijn vastbeslotenheid, tot het ein de toe tegenstand te bieden". In zijn, reeds aangekondigde, boodschap aan het Congres zegt Roosevelt o.m.: De huidige feiten en de toekomstige kan sen eischen, dat ik duidelük en ernstig spreek over de oorzaken, die ten grond slag liegen aan de gebeurtenissen, die ern st,ge bezorgdheid bij allen wekken. On danks de vastbeslotenheid van deze natie ten oozichte van den vrede, wordt het duidelijk, dat de daden en de politiek van volkeren in andere deelen der wereld vér strekkende gevolgen hebben, niet alleen voor hun onmiddellijke naburen, maar ook voor ons. Ik ben er dankbaar voor, dat, ons volk rustig gebleven is, ondanks de provo caties, die in andere tijden door haar ernst zeer wel een oorlog zouden heb ben kunnen verwekken. Het volk en de regeering der Vereenigde Staten heb ben getoond in staat te zijn zich te beheerschen en beschaafde stappen te doen ten behoeve van den vrede, ter wijl zij terzclfdertijd de onaantastbaar heid zullen handhaven, die een onver brekelijk deel vormt der souvereiniteit van een volk van 130 millioen men- schen, tenzij wij verzwakken, onzen invloed ten gunste van den vrede ver nielen en de souvereiniteit zelve in ge vaar brengen. Het is onze traditioneele politiek ln vrede te leven met de andere volkeren. Wat meer is. wij hebben een leidende rol gespeeld bij het bepleiten van het gebruik van vreed zame methodes van bespreking en verzoe ning bij internationale geschillen. Wij heb ben gestreefd naar beperking der militaire strijdkrachten, maar in een wereld van hoogspanning en wanorde, waar de stabiele beschaving thans bedreigd wordt, wordt het een verantwoordelijkheid voor iedere natie, die naar vrede streeft ln het bin nenland en naar vrede met en onder de anderen, sterk genoeg te zijn om de in achtneming te verzekeren van die funda- ïnenteele eischen eener vreedzame oplos sing van conflicten, die de eenige en laat ste °basis van een ordelijk bestaan vormen. Vastberaden in onzen wil om de rechten van anderen te eerbiedigen en eerbied af ie dwingen voor onze eigen rechten, moe ten jvij ons evenredig sterk houden in de zelfverdediging. Er is een neiging in de wereld tot verwijdering van de inachtne ming van letter en geest der verdragen. Wij stellen ons voor onze eigen verdragsver plichtingen na te komen, zooals wij dit in het verleden hebben gedaan. Wij kunnen echter niet zeker zijn van wederkeerigheid van den kant der anderen. Het niet in acht nemen van verdragsverplichtingen schiint gevolgd te ziin op de oppervlakkige neiging zich af te wenden van den demo- cratischen. vertegenwoordigenden regee- ringsvorm. Daaruit zou men kunnen afleiden, dat de wereldvrede door middel van internationale overeenkomsten het vei ligst is in handen van de democrati sche, vertegenwoordigende regeeringen met andere woorden, de vrede wordt ten hcogste in gevaar gebracht in en door die naties, waar de democratie op zijde gezet of nooit tot ontwikkeling gekomen is. Ik gebruik de woorden „oppervlakkige neiging" want ik geloof nog steeds, dat de beschaafde mensch in toenemende mate vasthoudt en op den langen duur zal vasthouden aan werkelijke deelneming aan zijn eigen regeering. Ons volk gelooft, dat in den loop der jaren de democratie hersteld of ingesteld zal worden bij die volke ren. die haar thans niet kennen. In dit vertrouwen ligt de toekomst van den vrede der menschheid. Zich vervolgens tot de binnenlandsche aangelegenheden wendende, verklaarde Roosevelt, dat den laatsten tijd niets ge peurd is. dat de regeering kan ontheffen van de taak krachtig het hoofd te bieden aan de menschelijke behoeften en verlan gens, die tegenwoordig oneindig grooter zijn. „Veel moeilijkheden zijn ontstaan, doordat men over het hoofd zag wat ons gebeurde tengevolge van het zich uit eigenbelang schikken naar de hecrschende opinie en doordat men de feiten niet on der oogen wilde zien." Het nationale leven berust op twee bijna gelijke productie krachten. n.l. den landbouw en de in dustrie. Roosevelt gaf in dit verband een overzicht van de maatregelen, die onder nomen ziin om verbetering te brengen in den landbouwtoestand, waarbij hij de re- geerings-politiek van oogstcontrole verde digde. De agrarische bevolking zou spoe dig zeker.zijn van een betrekkelijk con stante koopkracht, wanneer een even wichtige landbouw verkregen zou kunnen worden en bovendien zou het consumen- tenpubliek daardoor beschermd worden tegen buitensporige prijzen voor voedings middelen en textielproducten, terwijl de in dustrieën en de arbeiders een gestadiger vraag zouden krijgen naar hun goederen, die verkocht worden aan het agrarische publiek, een derde gedeelte van de bevol king. Maar ook de koopkracht van hen, -□ die hun inkomen trekken uit Industrlecle beroepen, moet vergroot worden. In dit verband gaf Roosevelt een ont leding van den tegenstand tegen verhoo ging van loonen en vermindering van werktijden voor de industriearbeiders. Geen redelijk mensch heeft getracht volledige gelijkheid te verkrijgen van de loonen in het geheele gebied der Vereenigde Staten. Het, eenige waarnaar gestreefd is, al dus Roosevelt, zijn wetten, die een einde zouden maken aan hongerloonen en ondragelijke werktijden. Deze wet ten vormen derhalve een probleem dat definitief voor het Congres staat om behandeld te worden. Het vormt, een essentieel gedeelte van het economi sche herstel der Vereenigde Staten en heeft den steun van de overweldigen de meerderheid des volks. Wanneer de koopkracht van de boeren en de industriearbeiders toegenomen is, zal de koopkracht van hen, die de produc ten van boerderij en fabriek vervoeren als gevolg hiervan grooter worden. „Wij heb ben het nationale inkomen verhoogd tot 63 milliard dollar ln 1937. Ons doel is het le doen stijgen tot 90 of 100 milliard. De begrooting, die ik binnenkort naar het Congres zal zenden, zal een verdere ver mindering toonen van het deficit, ofschoon er geen evenwicht bestaat tusschen Inkom sten en uitgaven". Roosevelt wenscilt de begrooting zoo spoedig mogelijk in even wicht te brengen. Dit is echter afhanke lijk van drie voorwaarden; 1. Er moet werk verschaft worden aan iederen Amerikaan, die behoeftig is en wil werken; 2. Iedere onnoodige federale activiteit moet zoo veel mogelijk besnoeid worden; 3. De koop kracht van de natie moet verhoogd wor den, zoodat de daaruit voortvloeiende be lastingen voldoende zullen zijn voor de dekking van de noodzakelijke uilgaven der regeering, die aldus Roosevelt niet veel beneden 7 milliard dollar per jaar ge bracht kunnen worden zonder essentleele functies te vernielen of het volk te laten verhongeren. Voortgaande legde Roosevelt den nadruk op de noodzakelijkheid van sa menwerking tusschen kapitaal en ar beid. „Het misbruik van de macht van het kapitaal, of de egoistische opschor ting van kapitaalgcbruik, moet be ëindigd worden, anders zal het kapita listische systeem zichzelf door zijn eigen misbruiken vernielen". door J. P. Baljé. Het was half twee in den nacht en het werd al stiller in de speelzaal van het Ost- end'sche Casino. Aan de tafel, waar Verhey- den speelde, werd nog maar weinig gezet, en de croupiers haalden heel erg dikwijls hun horloges te voorschijn, mopperden on derling, dat het weer laat werd, en gaap ten meer ostentatief dan beleefd. Alleen aan de middentafels was het nog druk; Verhey- den wist het, daar speelde een rijk Ameri kaan, die dezen avond al negenhonderd duizend francs had verloren. Ook voor het baccarat, chemin de fer en cinq a la main was nog vrij veel belangstelling. Narrig schoof hij een paar fiches op num mer 14 Juist op dat moment ging ze op den leegen stoel naast hem zitten. Even keek hij haar aan en ze knikte met een lachje van verstandhouding. Verstrooid knikte hij terug. Een paar avonden geleden had hij haar hier ontmoet. Ze had toen ook toevallig naast hem gezeten en gewonnen, en ze was toen vroolijk geweest. ,,U brengt me geluk aan", had ze gezegd, en hij had een paar woorden met haar gewisseld. Den volgenden dag was hij haar bij de paardenrennen tegengekomen en ze hadden elkaar toen vluchtig gegroet. Dit was dus hun derde ontmoeting. Ver- heyden was er zich zeer goed van bewust, dat het meisje er aardig uitzag. Eerlijk ge zegd was ze juist het type, dat hij graag mocht, maar het was met hem een zonder linge zaak: in de speelzaal scheen hij even ongevoelig te zijn voor vrouwelijke charme, als hij er in het gewone leven gevoelig voor was. In de speelzaal was er slechts één ding dat hem interesseerde: de roulette. En van avond was hij dubbel-gepantserd tegen eiken vrouwelijken invloed, want hij verloor een zesduizend francs, veel meer, dan hem lief was. Hij was er een beetje kribbig door geworden. En het beviel hem maar half, dat ze naast hem kwam zitten. Als ze ging pra ten, zou zijn aandacht van het spel worden afgeleid en dat was het laatste, wat hij wenschte. „Vingt, noir, pair et passé", klonk het monotone geluid van den croupier. Verhey- den verbeet nog net een vloek. Duidelijk had hij gezien, dat het balletje uit de veer tien sprong en in de twintig terecht kwam. Ellendige pech. Den heelen avond speelde hij nu al op veertien en nog niet eenmaal was het nummer uitgekomen. Na een paar uur spelen had hij van tafel verwisseld, maar ook hier had hij geen geluk. „Speelt U eens op de hooge nummers", zei het meisje, „lk heb zoo'n idee, dat U dan Zijn afscheid van de Raiffeisenbank. De heer J. YV. Marbus. Ten kantore van de Coop. Spaar- en Voorschotbank voor Land- en Tuinbouw te Sassenheim had een speciale bestuursver gadering plaats, waarin de heer Marbus afscheid nam van het bestuur en den Raad van Toezicht van deze Bank. De heer Marbus, die tot de oprichters van deze Bank behoort, heeft de functie van voorzitter van de oprichting af tot nu toe waargenomen, dat ls niet minder dan 34 jaar. In verband met zijn hoogen leeftijd achtte hij den tijd gekomen om deze func tie neer te leggen en plaats te maken voor een jongeren kracht. De president voegde hieraan toe, dat hij een speciale boodschap aan het Congres zal richten over den wederopbouw van de be staande wetten ten aanzien van de be trekkingen tusschen de regeering en ze kere zakenprocessen. Hij sprak de hoop uit. dat de zakenwereld de regeering zal helpen bij haar pogingen om de zaken wereld bij te staan. Wat de arbeiders betreft, zeide Roose velt, de ongelukkige verdeeldheden onder de arbeiders zelve te betreuren. Deze ver tragen de productie in zekere industrieën. De president bepleitte de onmiddellijke wenschelijkheid van verhooging der loo nen der laagstbetaalde groepen in alle in dustrieën. Tevens beval hij aan meer te denken aan wat de arbeiders in het ge heel jaarlijks verdienen dan aan zijn be looning per uur en per dag. Roosevelt eindigde zijn toespraak met een krachtig pleidooi ten gunste van sa menwerking tusschen kapitaal en arbeid, waarbij hij er den nadruk op legde, dat geen regeering samenwerking kan voor schrijven. Het is echter de plicht van allen oie vertrouwen hebben in de democrati sche methodes, zooals die toegepast wor den op de industrie, den landbouw en de zakenwereld, het uiterste te doen om sa men te werken met de regeering in welk program ook, dat gesanctionneerd is door de door het volk gekozen vertegenwoordi gers. „Ik ben niet van plan het volk te desavoueeren en ik 'oen er zeker van, dat het Congres der Vereenigde Staten dit evenmin zal doen". meer geluk zult hebben". Koppig schudde Verheyden het hoofd en er kwam een rimpel boven zijn oogen. „Ik speel op 14", zei hij norsch, „als ik daar van afwijk, komt het nummer natuurlijk uit. Éénmaal moet het toch komen!" Hield ze nu maar haar mond. Dat verve lende gezeur kon hij niet uitstaan. Hij was nu aan zijn laatste honderd francs bezig. Wéér zette hij op 14, en 32 kwam uit. Ze lachte. „Ziet U wel" triomfeerde ze. „Speelt U niet?" vroeg hij. Als ze zelf speelde zou ze misschien haar mond hou den. Dat was rustiger. Er kwam een mat glimlachje om haar mond. ,.'k Heb nog twee kwartjes in mijn taschje", antwoordde ze quasi-grappig. „lx vrees, dat dat niet genoeg is. 'k Had óók geen geluk vanavond". Opnieuw zette hij een paar maal op 14, maar steeds kwamen andere nummers uit. Met een grijns keek hij toe, hoe de croupier onverstoorbaar zijn laatste fiches naar zich toeharkte. Hij zakte wat achterover in zijn stoel en stak om zich een houding te geven een cigaret op „Finl!" zei hij tegen het donkere meisje. Ze zou nu wel weggaan, veronderstelde hij. want ze kon onmogelijk weten, dat zijn cre- dietbrief gelukkig nog lang niet uitgeput was. Maar ze bleef zitten en haar oogen sche nen zelfs wat vroolijker te kijken, nu hij zich uit zichzelf tot haar wendde. Geïnte resseerd vroeg hij zich af, wat voor meisje ze eigenlijk zijn zou, als het niet het gewone speelzaal-type was, dat op een fiche van buurlui aasde, „dat haar geluk zou brengen" zooals de term gewoonlijk luidde. Hij begon iets meer belang in haar te stellen. „Loopt U nog mee de boulevard'af?" stel de hij voor, terwijl hij opstond. Ze knikte. Naast elkaar liepen ze over den stillen boulevard. Beneden hen lag het donkere strand. De maan wierp zilveren glinsterin gen op het kalme water! Vreemd, dacht Verheyden. dit leek op een avontuur, en toch voelde hij, dat het er geen zou worden. Maar niettemin wilde hij weten, wat ze was. „Was het.... Uw laatste geld?" hoorde hij haar plotseling vragen. Hij meende een trilling van medeleven in haar stem te be speuren. „Ja!" loog hij. „Mijn laatste geld en mis schienmijn laatste avond". Hij liet nu zijn fantasie den vrijen loop. „Ik ben be roepsspeler. Zwerf van speelzaal tot speel zaal. San Remo, Monte Carlo, Nice. Deau- ville, Ostende. Tusschendoor ben ik van tijd tot tijd gigolo. Een mensch moet toch le ven! En veel heb ik niet geleerd. Toen ik van de lagere school afkwam, stierven mijn ouders. Autoramp. Ik werd piccolo in een hotel, later gigolo, omdat de dames mij nog al aardig vonden. Zoo kwam ik in aanra king met de uitgaande wereld en ging ik In deze laatste vergadering die de heer Marbus presideerde, memoreerde hij het verloop van de Bank van de oprichting af tot heden, en constateerde tot zijn groot genoegen dat de zaken zich steeds hebben uitgebreid, De 2e voorzitter, de heer G. Rotteveel, dankte den heer Marbus, voor de prettige wijze, waarop hij de vergaderingen steeds wist te leiden. Ook de voorz. van den Raad van Toe zicht, de heer P. W. v. Niekerk bracht hulde en dank aan den heer Marbus, die de be langen van de Bank steeds keurig behar tigd heeft. De Raad van Toezicht heeft al tijd op aangename wijze met het Bestuur samengewerkt. Hierna betuigde de kassier ziin dank voor de prettige samenwerking, die hij steeds van den heer Marbus mocht ondervinden. Men bleef nog eenlgen tijd gezellig bij een, waarna de heer Marbus dankte voor de vele blijken van waardeering, die hij mocht ontvangen. Hij sprak den wensch uit, dat de Bank zich gestadig mocht uitbreiden. Moge de heer Marbus nog jaren van een ongestoorde rust genieten! Dat hij zich niet alléén verdienstelijk heeft gemaakt voor de Raiffeisenbank, blijkt uit het volgende lijstje van functies die de heer Marbus bekleed heeft. Van 1896—1919 was hij lid van den Ge meenteraad, waarvan de laatste 18 jaar als wethouder. Voorts was hij secr.-penningm. en later voorzitter van de afd. Oegstgeest en Om streken der Holl. Maatschappij van Lanl- bouw. Op zijn initiatief werd de Controle- en Fokvereeniging „Nooit Gedacht" opge richt, waarvan hij tot voorzitter werd be noemd; eveneens is hij voorzitter van de Plaatselijke Ongevallen- en Ziekteverzeke ring voor den Landbouw „Llsse en Om streken". Vele cursussen inzake landbouw-, vee teelt- en veevoederleer werden op zijn! initiatief gehouden. Door hem werd opgericht de aankoop combinatie, welke ls omgezet in de Coop. Landbouw en Tuinbouwers Aankoopver- eeniging „Ons Belang". Dat de heer Marbus zich niet alleen be woog op landbouwgebied, bewijst wel het feit, dat hij 20 jaar kerkvoogd der Ned. Herv. Gemeente was. Van de oprichting af tot de fusie met de Twentsche Bank was hij commissaris van de Lissesche Bank en 30 jaar Poldermeester van de polders Mot- tlger Polder en Geelhoorn Polder. De heer Marbus heeft dus een zeer werk zaam leven achter zich en veel tot stan* kunnen brengen. Wist U, dal bij de best uitgeruste brandweer niet ln staat is alle branden tegelijk te blusscben en daarom de ge heele bevolking moet trachten in eigen huis zelf ieder begin van brand te blusschen spelen. Er was een tijd, dat ik het goed had, maar het laatste jaar is het steeds bergaf gegaan. Nu zit ik aan den grond!". Hij zweeg. Misschien zou zij nu iets van haar leven vertellen. Zijn „confidenties" waren daarop gericht. „En U?" vroeg hij, „vertelt U eens iets van Uzelf". „Ik?" schrok ze. „Ach!" Hij hoorde haar zuchten. „Met mij Is het al niet veel beter. Vroeg getrouwd en toen mijn man verlo ren. Geen pensioen, geen levensverzekering. Eerst ben lk toen een tijdje huishoudster geweest, maar dat beviel me niet erg. De heeren zijn zoo veeleischendZe lachte kort. „Later werd ik dame van gezelschap bij een rijke weduwe. Veel reizen en trek ken. Meest naar mondaine oorden. Een en kelen keer nam ze mij mee naar de speel zaal als een soort mascotte. Later speelde ik zelf ook.bescheiden. Soms had ik ge luk. Éénmaal zelfs won lk een flink bedrag, zoodat ik meende zelfstandig te kunnen worden. Maar het leven is moeilijk, en het ivoren balletje is mij lang niet altijd welge zind. U weet het. twee Hollandsche kwartjes dat is all" Weer kwam dat korte lachje. „We zijn lotgenoten, me neer „Verheyden!" herstelde hij zijn verzuim. Ze noemde niet haar naam. Een oogenblik zwegen hun stemmen. Ze waren nu bij het koninklijk chalet gekomen. Verheyden stond stil. De speelzaalsfeer was nu volko men van hem afgewaaid en hij was er zich van bewust, dat zij een charmant persoon tje was. In het licht van de maan zag hij haar scherp profiel. „Luister eens", zei hij, „misschien zou ik je kunnen helpen". Hij greep haar arm, maar voelde weerstand. Ze scheen plotse ling geagiteerd. „Ik heb gelogen", bekende hij, „alles was fantasie. Morgen heb ik weer geld. en zou ik je kunnen helpen. Kom in mijn hotel en vertel me daar meer van Je leven. Ik ben romanschrijver, en ik zoek copie. Jouw leven lijkt me interessant, daar zit vermoedelijk iets in Hij brak af, toen hij haar onderdrukt lachje hoorde. „Jij ook?" proestte ze. „Gut dat is sterk". „Hoezoo?" vroeg hij verbaasd. „Wat be doel je?" Nog altijd lachte ze. „Ik schrijf ook!" be kende ze. „ik zoek types. Ik zag je in de speelzaal, bij de courses, en ik meende, dat er in jou copie stak. Hahaha, wat een idioot toeval". Even was Verheyden verbluft, dan lachte hij ook. „Verduiveld", bromde hij, „en ik dacht nog zooMaar het kan me niet schelen, ik schrijf er tóch een novelle over". „Natuurlijk", zei ze, „we schrijven allebei een novelle. „De stof hebben we elkaar ge leverd. En breng me nu nog even naar mijn hotel, wil je?" „Best", zei hij, „maar nog één ding: Ben je getrouwd?" „Nnnnnee", kwam ze aarzelend. „Prachtig", constateerde hij, haar een arm gevend, wat ze nu toeliet, „prachtig. Dan wordt m ij n verhaal een liefdes- story. (Nadruk verboden). (Auteursrecht voorbehouden). 4—3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1938 | | pagina 12