Vrijdag 24 December 1937
No. 51
LEIDSCH DAGBLAD
an Betuël, den herdersjongen
ie Jaargang
Een Kerstgeschiedenis uit het oude Bethlehem
-V
1EIK1
Kerstverhaal, dat ik je vertellen sa.
heel lane geleden gebeurd, 't Was...
het was precies voor 1937 jaar en het
Burcle in het kleine vriendelijke Bettüe-
In Palestina, het heilige land.
ethlehem ligt een eindje ten Zuiden van
tëalem ook al zooii bekende naam,
je later wel meer van zult hooren!
en in den tijd waarover ik je vertellen
was het nog een klein, eenvoudig stadje,
mensohen, die er woonden waren meest
ten. die het land bebouwden en vooral
boomgaarden hadden waar olajven
aden. En weer andere boeren bezaten
ite kudden schapen, die ze lieten grazen
ie vruchtbare graslanden om het stadje
D.
x> was het den heelen dag erg bedrijvig
»n om Bethlehem en nog het meest, als
's morgens vroeg, zoo ongeveer bij
gang, doorheen kwam. Dan klepper-
het op de leemen straten want straat-
men waren er in dien tijd bijna nog
van de vlugge schapenpootjes en
weergalmde de lucht van 't vroolijk
hat. Want de herders hadden dan juist
leur van de schaapskooi wijd opengezet
de heele kudde schapen met kleine
tmetjes en al was naar buiten komen
ingen. pinkend en knipoogend tegen
heerlijke morgenlicht. En dan dreven
herders met hun langen staf kalm en
ihtig de kudde het dorp uit. naar de
weiden.
nt was in Palestina geen gemakkelijk
ije, heel wat moeilijker tenminste dan
ons op de Drentsche of de Gooische
waar de herder bij z'n klein troepje
een honderd of honderdvijftig wollige
nden kalm pij es loopt te breien. Want
schapen moesten te Bethlehem een heel
loopen, voor ze aan hun weidegrond
aen en eerst moesten ze vaak door
rotsige streken heen. langs gevaar-
bergiheUingen, waar losse steenen
de teere pooten pijn deden en ver-
idden of door gevaarlijke moerassen,
ai menig schaapje ingezakt en ge
was,
daarom was het beroep van herder
dat oude Bethlehem lang geen gemak
baantje en hadden de groote scha-
leren hiervoor graag vertrouwde men-
die het land kenden en wien geen
eite te veel was. om de kudde veilig weer
te brengen.
een armelijk woninkje, gebouwd van
brandde op den morgen, waarvan ik
rertellen ga, een klein flakkerend olie-
Oje. Een vrouw nam het gordijn, dat
de deuropening hing. weg en keek
buiten om aan de kleur van de lucht
lien, hoe laat het was. Toen nam ze
«en klein kruikje met olie. liet het in
Bannetje loopen en begon op het hout-
'tje in een hoek van het vertrek een
Tfcoek te bakken. Die werd voor haar
jongen, die straks moest opstaan
met de schapen van boer Nasri weg te
Hii sliep nog vasten meestal
het heel wat moeite om hem wakker
friigen, want Ruben, zoo heette de ion-
was niet van de ijverigs be. Maar toch
moeder ook vandaag maar weer de
stoute schoenen aantrekken en hem gaan
wekken.
Ja. het werd tijd, want het was nog een
heel eind loopen naar de schaapskooi en
reeds verscheidene malen had de boer ge
klaagd. dat Ruben 's morgens te laat kwam
en ook, dat hij de schapen ruw behandelde
en ruzie maakte met de andere herders.
En hij had erbij gezegd: Het is om jou.
vrouw Esther dat ik den jongen in dienst
boud, omdat je een arme weduwe bent, die
altijd hard voor je kindeTen hebt gewerkt.
Ja. maar anders
En de moeder had hem vriendelijk be
dankt en haar oudsten jongen ernstig
gesmeekt om toch wat beter z'n best te
doen, want straks zou de boer hem nog
ontslaan en wat moesten ze dan met z'n
drieën beginnen!
.Ruben!"
Een onverstaanbaar gebrom uit de slaap-
hoeik van de beide jongens, die met een
gordijn was afgescheiden, was het antwoord.
„Kom jongen, je moet opstaan. De boer
wacht niet!"
„Maar het is nog zoo donker!"
„Ja, ja, maar de dag breekt toch al aan!
Vlug. ga je wasschen bij de bron en aan-
kleeden
„Vandaag niet. moeder. Het is zoo vree-
selijk koud bulten. En ik heb bovendien
hoofdpijn en keelpijn cn
„Praatjes, niets dan praatjes! Vlug, op
staan
Maar boen werd Ruben heelemaal boos.
Hij bromde „Nou doe ik het lekker heelemaal
niet!" en keerde zich nog eens fijn om op
z'n bed van los stroo.
De moeder draaide zich om: ze zei niets
meer,, maar de tranen sprongen haar in de
oogen. Het was ook zoo ellendig, dat ze
steeds maar tegen dien jongen moest zeu
ren. En wat hielp het? Moedeloos hurkte
ze naast het vuurtje op den grond.
„Moeder?"
Wat was dat voor een helder, vriendelijk
stemmetje? Betuël. haar jongste zoontje
van twaalf jaar was uit bed gesprongen en
sloeg hartelijk z'n beide armen om haar
hals. Haastig veegde de moeder haar oogen
af; hij mocht niet zien. dat ze geschreid,
had
„Moeder, is Ruben al op?"
„Nog niet".
„Maar. moeder, dan zal hij te laat
komen
„Och. kind"zei moeder en toen zweeg
ze verdrietig. En Betuël zei ook maar niets
meer. hii begreep, dat z'n broer weer lui en
brutaal was geweest.
Even dacht hij na: zou hij aanbieden om
in plaats van z'n broer naar boei- Nasri te
gaan? Hij was al sterk en flink en vroeger,
toen vader nog leefde, had hij vaak mee
geholpen bij het weiden van de schapen.
En bovendien: de boer mocht hem graag
lijden: „Jij bent een pittig kereltje. Betuëi,
beter dan die luie broer van je!" Ja.de boer
zou het vast wel goed vinden, maar het
trof wel ongelukkig, dat het juist vandaag
was. Want hij had met een paar kame
raadjes afgesproken om te gaan kijken bij
den grooten weg, waar nu zooveel reizigers
aankwamen, omdat alle mensohen zich
moesten gaan opgeven voor de volkstelling.
Daar kon ie nogeens pret hebben
Betuël zuchtte eens en dan keek bij weer
naar het lieve, treurige gezicht van zijn
moeder. En opeens wist hij, wat hij te doen
had: hij gaf haar een stijven kus en fluis
terde: „Ik ga lekker naar boer Nasri in-
plaats van Ruben. Pakt u de koek maar
vast in!"
„Maar.zal de boer dat goed vinden?"
„O ja, Iaat dat maar aan mij over!" Nu.
moeder vond het fijn. Ze had nog wel een
heeleboel wijze raadgevingen: dat Betuëi
voorzichtig moest zijn en dat hij een paar
dekens moest meenemen, want ze zouden
wel op het veld moeten overnachten, maar
tochhaai* gezicht straalde van vreugde
om haar jongste zoontje, dat zoo flink was
en haar zoo graag wilde helpen. En het
leek wel. of iedereen dien dag aan Betuël
kon zien. dat hij lief voor z'n moeder was
geweest, want de boer had hem dadelij.k bit
tHN* v.LAÊX%
Met 3'n zevenen liepen ze naar Bethlehem.