BINNENLAND
Mr. G. Vissering overleden
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 20 December 1937
Derde Blad No. 23846
78sfe Jaargang
Oud-president van de
Nederlandsche Bank
Betalings- en goederen
verkeer met Duitschland.
Nieuw clearingverdrag tot stand
gekomen dat loopt tot
31 December 1938.
De regeeringspersdienst meldt:
Van 7 tot 18 December hebben te
Berlijn onderhandelingen plaats ge
vonden over de regeling van het beta
lingsverkeer tusschen Nederland en
Duitschland in verband met het afloo-
pen van het bestaande verdrag op 31
December 1937. Na moeizame bespre
kingen hebben deze onderhandelingen
tot het resultaat geleid, dat een nieuw
clearingverdrag tot stand is gekomen,
hetwelk zal loopen tot 31 Dec. 1938.
Dit verdrag vertoont slechts weinig af
wijking van het tot dusverre bestaande
verdrag. Het percentage aan vrije devie
zen. dat aan Duitschland wordt toegekend,
werd verhoogd en gebracht op 10°/o. Voorts
werden eenige posten, verband houdende
met het transltoverkeer en den tusschen-
handel, welke tot dusverre niet onder de
claring vielen, onder de nieuwe regeling
gebracht. De tekst van het nieuwe verdrag
zal binnenkort worden gepubliceerd.
In aansluiting aan de onderhandelingen
over een nieuw verdrag voor het betalings
verkeer had de gebruikelijke driemaan-
óelijksche bespreking plaats van de regee-
ringscommissies voor de vaststelling van
de betalingscontingenten voor den uitvoer
van Nederland en de overzeesche gewes
ten naar Duitschland ln het eerste kwar
taal van 1938. In verband met de ontwik
keling van den uitvoer uit Duitschland
naar Nederland ln den laatsten tijd, was
liet. noodig de betalingscontingenten voor
bedoeld kwartaal Iets lager vast te stellen
dan voor het vierde kwartaal van 1937 het
geval was. De betalingscontingenten voor
het eerste kwartaal van 1933 liggen ech
ter boven het gemiddelde der betalingscon-
lingenten ^an het jaar 1937. Nadere me-
dedeelingen over de betalingscontingenten
len behoeve van belanghebbenden zullen
zoo spoedig mogelijk volgen.
Aangezien de onderhandelingen over het
betalingsverkeer geruimen tijd in beslag
hebben genomen, was het niet meer moge
lijk de onderhandelingen over een nieuw
verdrag voor het goederenverkeer, hetwelk
in de plaats zou moeten treden van het op
31 Dec. a.s. afloopende verdrag, aan te
vangen op een zoodanig tijdstip, dat deze
met succes voor hét eind van het jaar vol
tooid zouden kunnen worden. Om die re-
öen werd het bestaande verdrag voor het
goederenverkeer onveranderd verlengd voor
een tijdvak van drie maanden, te weten
tot 31 Maart 1938. Tusschen beide regee
ringen bestaat overeenstemming, de on
derhandelingen van een definitief han
delsverdrag zoo spoedig mogelijk in het
nieuwe jaar te doen aanvangen. Het ver
trouwen kan worden uitgesproken, dat deze
onderhandelingen tijdig tot een definitief
resultaat kunnen leiden.
De gegijzelde Haagsche
journalist.
In het Ned. Juristenblad schrijft de Leid-
sche prof. mr. J. C. van Oven naar aanlei
ding van de gijzeling van den heer Han
sen o.m.:
Velen zijn in zulk een geval, als zij de
ernstige gevolgen van het ontbreken van een
zwijgrecht voor zich zien, van zelf zeer ge
neigd om de grenzen van dit recht ruim te
trekken; zij hebben medelijden met den man
die lijdt omdat hij overtuigd is zijn plicht te
doen, voelen hem verongelijkt, in zijn recht
als onbaatzuchtig mensch aangetast en
zien te weinig naar den anderen kant der
zaak, naar het andere belang, dat geschaad
zou worden door de toekenning van het
zwijgrecht, het onderzoek naar de waarheid
in een rechtszaak, waarvan het gevolg kan
zijn het intreden van een wellicht veel groo-
ter onrecht, t.w. het straffeloos blijven van
een ernstig feit, of erger nog, de bestraffing
van een onschuldige. Zoo heeft het mij in
sommige persbeschouwingen over deze zaak
getroffen, hoe weinig acht men sloeg op
den ernst van het delict waarom het gaat.
Want mededeellng van in een geheime ge
meenteraadsvergadering gehouden bespre
kingen kan een uitermate ernstig misdrijf
wezen, een misbruik van vertrouwen, ten
minste even ernstig als dat, waaraan een
journalist zich schuldig zou maken die zijn
zegsman zonder noodzaak noemde. Geheime
vergaderingen hebben geen waarde meer,
Indien men niet vertrouwen kan op de zwijg
zaamheid van hen die ze bijwonen, en dat
er geheime vergaderingen gehouden kun
nen worden, is een openbaar belang van de
eerste orde.
Indien men dit in het oog houdt, dan
staat er althans één zaak terstond vast: van
een „secret absolu", een zwijgrecht door dik
en dun, kan voor den journalist geen sprake
zijn. Schrijver dezes, die het bestaan van
een onafhankelijke pers als een der belang
rijkste waarborgen voor het behoud van den
rechtsstaat beschouwt, die zelf gedurende
meer dan een decennium het nobele beroep
van journalist heeft uitgeoefend en die ook
thans nog, als redactielid van dit Juristen-
klad en van andere periodieken, menige ver
trouwelijke mededeeling ontvangt welke hij
- om met art. 272 S. R. te spreken „uit
hoofde van zijn beroep verplicht is te be
waren", hij zal wel niet van partijdigheid
jegens den journalistenstand verdacht kun
nen worden als hij met grooten nadruk zijn
overtuiging uitspreekt, dat den journalist
zulk een „secret absolu" niet toekomt en niet
toekomen mag.
Schr. argumenteert dit nader en komt tot
deze voorloopige conclusie:
Het feit, dat iemands beroep het ontvan-
!en van vertrouwelijke mededeelingen
medebrengt, mag voor de begrenzing van
zijn plicht tot geheimhouding en zijn ver-
zohooningsrecht niet den doorslag geven, al
bepaalde normen dier begrenzing tot ge
schreven recht te maken.
Hij vervolgt dan:
Het criterium nu bij het zoeken dezer
normen is allereerst de vraag, of het beroep
een typisch vertrouwensberoep is en van
daar dan ook dat geestelijke artsen en ad
vocaten en op hun eigen wijze ook notaris
sen, hier een eigen en eerste plaats inne
men. Diezelfde plaats komt nu, naar mijn
meening, aan den journalist ongetwijfeld
niet toe, vandaar dat ik hem in voormeld
artikel onder de nlet-typische vertrouwens-
beroepen noemde, tezamen met bankiers,
accountants en docenten, welke reeks men
naar believen kan uitbreiden, want het aan
tal beroepen, waarin men zoo nu en dan
vertrouwelijke mededeelingen ontvangt of
waarnemingen doet, is legio. Een typisch
vertrouwensberoep is de journalistiek inder
daad geenszins: het overgroote deel der
mededeelingen, welke de journalist ont
vangt, krijgt hij juist om ze wèl mede te
deelen en de vertrouwelijke mededeelingen
zijn de uitzonderingen. Geestelijke, arts,
advocaat, notarismen kan de werk
zaamheden, waarmee deze personen belast
zijn, eenvoudig niet uitoefenen, zoo niet zij,
die tot hen komen, er rotsvast op kunnen
vertrouwen dat hun mededeelingen binnen
de vier muren blijven ,en er is een groot
algemeen belang mee gemoeid, dat die
werkzaamheden wèl uitgeoefend kunnen
worden. Niettemin wordt zelfs voor dezen
meer en meer aan het „secret absolu" ge
twijfeld, worden er gevallen dat zij althans
een spreekrecht zullen hebben, wellicht soms
een spreekplicht, erkend. Zooveel te meer
geldt dit voor een journalist. Zijn beroep is
zonder het rotsvaste vertrouwen, dat de
vertrouwelijke mededeeling nimmer geopen
baard zal worden, wèl uit te oefenen: men
komt niet tot hem om raad en bijstand in
nood, maar men verschaft hem inlichtingen
tot publicatie en als bij die inlichtingen een
niet voor publicatie bestemde mededeeling
inbegrepen is b.v. de identiteit van den
aanbrenger dan is zij bijkomstig.
Daar komt nog iets anders bij: de uit
oefening van het beroep van journalist is
volstrekt vrij: geen vereischten worden ge
steld om hier toegelaten te worden, geen
waarborgen zijn er, dat het vak zal uitge
oefend worden slechts door hen, die door
hun opleiding laat staan door hun ka
rakter beschouwd kunnen worden als
waardige dragers van verantwoordelijkheid.
Zeker, ook bij de typische vertrouwensbe-
roepen zijn die vereischten en waarborgen
allerminst voldoende; dat is een tekortko
ming en wij weten allen dat die tot onge-
wenschte consequenties leiden kan, maar de
toelating tot de journalistiek staat in de
meest volstrekte mate aan ieder open, en al
is het algemeen bekend, welke voortreffelijke
vertegenwoordigers van dit beroep ons land
kent, de vrijheid van toetreding, het gemis
van alle selectie, maakt het onmogelijk om
hier een belangrijke uitzonderingspositie te
scheppen.
Het antwoord op onze vraag luidt der
halve principieel ontkennend: de journalist
staat, wat zijn plicht en zijn recht om te
zwijgen aangaat, in beginsel gelijk met
„ieder ander", die een mededeeling in diep
vertrouwen aanvaardt. Wie ze hem doet, die
mededeeling, hij moet weten en weet, dat de
journalist verplicht kan worden het geheim
te openbaren. De artikelen 218 Sv. en 1946,
3e. B. W. geven hem geen verschoonings-
recht.
Evenwel, men mag en moet verlangen,
dat de justitie het scherpe wapen, dat zij
bezit om den „courantier" te dwingen de
hem toevertrouwde geheimen aan haar
mede te deelen, met beleid zal hanteeren.
Men kan dit verlangen in alle gevallen
waarin aan iemand een verschooningsrecht
niet toekomt, maar men kan het hier in het
bijzonder, juist omdat een onafhankelijke,
vrije pers een landsbelang van de allerhoog
ste waarde is, waaraan ook de justitie zelf
vaak behoefte heeft, en er gevallen denk
baar zijn en voorkomen, waarin een veel
geringer belang door den dwang tot spreken
wordt gediend dan aangetast. Ook hier is
afweging van belangen geboden: ook voor
standers van het journalistieke verschoo
ningsrecht mogen er geen bezwaar tegen
hebben, dat een journalist een hem in ver
trouwen geworden mededeeling aan de ju
stitie bekend maakt, indien daardoor een
onschuldige wordt gered, maar een tegen
stander kan niet volhouden, dat het recht
vaardig zou wezen een journalist te dwingen
vertrouwen te schenden, opdat bestraffing
van een geringe overtr. of toewijzing vaneen
minieme civiele vordering mogelijk zou
worden.
Ja, het wapen is scherp. De gijzeling kan
naar de bepalingen onzer wet in theorie ad
infinitium voortgezet worden, als de gegij
zelde op zijn stuk blijft staan, en ook de
justitie niet wil toegeven. Dit stuit mij te
gen de borst, zoodra het niet gaat om een
ernstig misdrijf. De gijzeling is geen straf,
maar wordt door den gegijzelde wel degelijk
als zoodanig gevoeld. Die mag niet zwaar
der drukken dan de redelijkheid eischt. De
zwijgende getuige maakt zich schuldig aan
het misdrijf van art. 192 Sr. Welnu, de ver
volging op grond daarvan moet spoedig in
gesteld worden als de getuige weigerachtig
blijft. De rechter legge dan de rechtvaardige
straf op en daarmee zij de zaak afgedaan,
behalve dan zooals gezegd in zeer ern
stige uitzonderingsgevallen.
Hij was een zeer bekwaam
financier.
Gistermorgen is ,te zijnen huize te
Bloemendaal overleden de heer mr. G.
Vissering, oud-president van de Neder
landsche Bank.
Gerard Vissering werd op 1 Maart 1865
te Leiden geboren en is dus 72 jaar ge
worden. Hij studeerde rechtswetenschap
pen aan de rijksuniversiteit aldaar, waar
hij in 1890 cfomoveerde op een proefschrift
getiteld: „Personentarieven van spoor
wegen. stelsels en critiek". In 1891 vestigde
hii zich als advocaat en procureur te Am
sterdam. In 1895 werd hij secretaris van
de vereeniging voor den effectenhandel
aldaar. Twee jaar later volgde zijn benoe
ming tot lid van de directie der „Kasver-
eeniging". terwijl hij in 1900 opgenomen
werd in de directie van de Amsterdamsche
Bank. welk functie hij in 1906 verwisselde
voor die van president van de Javasche
Bank te Batavia. De taak, welke hem in
Indië wachtte, was geen gewone. Hii had
niet alleen het werk van zijn voorgangers
voort te zetten, doch hij moest de werk
zaamheid van de Bank in nieuwe banen
leiden. Wat hij als zoodanig presteerde,
komt. oa. tot uiting in de groote waardee-
ring voor de jaarverslagen, welke hij ge
durende de vijf jaren van zijn president
schap heeft samengesteld. Belangrijk was
ook zijn optreden in verband met de munt-
zuivering op Sumatra, waarbij de uitheem-
sche dollar door den Nederlandschen gul
den werd vervangen. Zijn bemoeienis strek
te zich tevens tot de verdere muntzuivering
in den Nederlandsoh-Indjschen archipel
uit.
In 1911 ontving mr. Vissering van de
Chineesche regieering de buitengewoon eer
volle opdracht op te treden als haar advi
seur voor munt. en bankzaken, Mr. Vis
sering logde ziin ervaringen op dit gebied
neer in een lijvig werk „On Chinese cur
rency" genaamd, waarvan de twee deelen
laakt het het een wetgever gemakkelijk om in 1913 "en 1914'zijn versohenen.
Zijn werkzaamheden in China duurde
slechts korten tijd. want reeds in 1912
volgde zijn benoeming.tót president van de
Nederlandsche Bank, ais opvolger van mr.
N. P. van den Berg. Deze functie, welke
de kroon od zijn werk zette, heeft mr. Vis
sering tot 1 Januari 1932 bekleed, toen zijn
gezondheidstoestand hem noopte zijn taak
neer te leggen Vooral gedurende den
wereldoorlog werden hem zeer zware
eischen gesteld. Niet alleen moet worden
gewaagd van zijn succesvolle werkzaamheid
op het gebied van het cireulatiebankwezen,
ook op het terrein der internationale finan.
cieele en economische samenwerking speel
de hij een nol van beteekends.
In den herfst van 1919 kwamen op zijn
ziin initiatief te zijnen huize vele vooraan,
staande economen en bankiers uit binnen-
en buitenland bijeen voor particuliere en
vertrouwelijke besprekingen van de finan-
cieele en economische vraagstukken van
den dag en van het economisch herstel in
Europa. Deze bijeenkomst leidde tot het
opstellen van een memorandum, dat op 15
Januari 1920 gepubliceerd is. Hieruit vloei
den weer de verschillende eoonomische en
finanicieele conferenties voort, die in de
jaren 1920 tot 1922 gehouden ziin. Van de
conferentie te Brussel in 1920 was mr. Vis
sering vice-president, terwijl hij üi 1922
deel uitmaakte van de Nederlandsche
delegatie ter conferentie van Genua.
Naast zijn financieelen en economischen
arbeid, had mr. Vissering groote belang
stelling voor alle vraagstukken, welke sa
menhingen met de afsluiting en droog
making van de Zuiderzee. Reeds in 1898
had hij te zamen met den heer H. C. van
der Houwen van Oordt een studie hierover
doen verschijnen, getiteld „de economi
sche beteekenis van de afsluiting en droog
legging van de Zuiderzee". Na het overlijden
van den heer van der Houwen van Oordt
werd mr Vissering secretaris en later voor.
zitter der Zuiderzeevereenlging. Vele jaren
bekleedde bij de functie van voorzitter van
den Zuiderzeeraad Thans was hii nog
vice-voorzitter.
In 1919, toen vaststond, dat de afsluiting
van de Zuiderzee zou tot stand komen,
heeft hii zich in sterke mate geïnteres
seerd voor de opleiding van visschersjon-
gens voor de binnenvaart en heeft hij in
verband met de opleiding op de binnen-
vaartscholen van het onderwijsfonds voor
de scheepvaart een reis langs de Zuider
zeeplaatsen gemaakt, waarbij hij de vis-
scbersjongens opwekte in de binnenvaart te
gaan. Van de publicatie van mr. Vissering
noemen wij nog„Muntwezen en circula
tiebanken in ffederlandsch-Indië". „Pro-
blèmes Internationales économiques
et financiers look in het Engelsch en in
het Duitechl. Beide werken verschenen in
1920.
De Nederlandsche en buitenlandsche re-
geeringen hebben de verdiensten van mr.
Vissering erkend door hem talrijke hooge
onderscheidingen te verleenen.
Zoo was de overledene Grootkruis 111 de
orde van den Nederlandschen Leeuw, com
mandeur in de Oranje Nassau Orde. Groot
kruis voor kunst en wetenschap. Comman
deur der orde van den Kroon van België,
Grootkruis der orde van Leopold n van'
België en behoorde hii tot de tweede klasse
der orde van den Gulden Rijsthalm van
China.
Naar wij vernemen, zal de teraardebe
stelling geschieden op Donderdag a.s. op
de begraafplaats Westerveld na aankomst
van den trein van 14.14 uur.
HET JAM-LIMONADEBESLUIT.
De datum van inwerkingtreding van het
nieuwe Jam-limonadebesluit wordt ver
schoven van 1 Januari naar 1 Januari 1939.
BINNENLANDSCHE
P A
T T
KG
E N
K K E
t/m 3
VOORDEELIGST
MET DE POST
TOT 1 KG - 20 CENT
TOT 2 KG-25 CENT
TOT 3 KG 30 CENT
3123
(Iïlgez. Med.)
Vereeniging „Voor Volken
bond en Vrede".
De vergadering te Wageningen.
Na de rede, waarmede Vrijdagavond j.I.
de voorzitter, mr. J. C. A Everwijn te Wa
geningen de algemeene vergadering van de
vereeniging voor Volkenbond en Vrede had
geopend, sprak mevr. O van Vloten-jkvr.
van den Berg als voorzitster der ontvan
gende afdeeling een welkomstwoord tot de
afgevaardigden.
De voorzitter deed vervolgens mededee
ling van de ontslagaanvrage van mr. A. D.
H. Fockema Andreae uit Arnhem als lid
van het hoofdbestuur wegens zijn minder
gunstigen gezondheidstoestand.
Medegedeeld werd ten slotte nog. dat het
hoofdbestuur een onderzoek zal doen in
stellen naar de vele malen geuite wen-
schelijkheid de vereeniging te doen aan
sluiten bij de internationale vredescam
pagne. De resultaten van het onderzoek
zullen in een buitengewone algemeene ver
gadering worden medegedeeld, waarna een
besluit kan worden genomen.
Uitvoerig hield de vergadering zich ver
volgens bezig met de hierna aan de orde
zijnde wijzigingen in de statuten, het huis
houdelijk reglement en ln het werkpro
gramma.
Op voordracht van het hoofdbestuur
werd tot voorzitter gekozen mr. dr. J. P.
Fockema Andreae. oud-Commissaris der
Koningin in de provincie Groningen. De
andere aan de beurt van aftreding zijnde
hoofdbesturusleden, allen herkiesbaar, wer
den bij acclamatie herbenoemd.
Ook de heeren mr. A. M. Joekes. lid der
Tweede Kamer, K. Vorrink, lid der Eerste
Kamer en A. Willemse, die candidaat wa
ren gesteld voor een hoofdbestuursfunctie,
werden zonder stemming gekozen.
In de plaats van de ontslag gevraagd
hebbende hoofdbestuursleden, de heeren H.
M. Martens en ir. B. S. H. Stieler te Eind
hoven, werden de heeren H. J. Langman,
burgemeester van Ijlst en H. van Tooren
uit Eindhoven aangewezen.
Overeenkomstig het prae-advies van het
hoofdbestuur werd vervolgens, na ampele
discussie een voorstel van de afdeeling
Naarden-Bussum om de bevordering van
het gebruik eerner super-nationale taal
door de vereeniging te doen bevorderen,
verworpen.
Aangenomen werd een resolutie van
'sGravenhagè om alle middelen aan te
wenden, geëigend 0111 ook van Nederland
sche zijde aan de verwezenlijking van het
beginsel van collectieve verantwoordelijk
heid en beveiliging, krachtigen steun te
verleenen.
Aan de orde was vervolgens bespreking
van V?t rapport met betrekking tot het
vraagstuk van een internationaale weer
macht, uitgebracht door een commissie der
vereeniging onder leiding van mr. L. A.
Nijpels. Naar aanleiding van het verzoek
van verschillende afdeelingen der vereeni-
gingen om het rapport uitvoerig ter verga
dering te behandelen, prae-adviseeröe het
hoofdbestuur tot het instellen van een
commissie tot nadere bestudeering. Beslo
ten werd in jverre mee te gaan met het
advies van het hoofdbestuur, dat de com
missie op zoo kort mogelijken termijn een
concreet voorstel van deze kwestie uit
werkt, waarna het der vereeniging dan
tevens mogelijk zal zijn een standpunt in
te nemen t. a. v. de al ol niet wensche-
lijkheid eener internationale weermacht.
Mr. A. M. Joekes, lid van de Tweede Ka
mer sprak hierna over het onderwerp: "Om
grooter veiligheid in de volkeren-samen
leving".
OVERSTE VAN WEEL OVERLEDEN.
Op 50-jarigen leeftijd is Zaterdag na een
kortstondige ongesteldheid overleden de
overste van den generalen staf, G. J. M. van
Weel, hoofd van de 2de afd. B. van het de
partement van defensie. De heer van Weel,
die op 24 Juli 1909 tot tweede luitenant bij
iiet wapen der infanterie werd aangesteld,
werd op 24 Juli 1913 tot ie luitenant be
vorderd en met ingang van 2 Oct. 1924 tot
kapitein. De rang van majoor bereikte hij
op 25 November 1934, terwijl hij sedert en
kele maanden den rang van luitenant-ko
lonel bekleedde. De heer van Weel was of
ficier in de orde van Oranje-Nassau, rid
der van het legioen van eer en Officier
in de Kroonorde van België.
DE A.S. BLIJDE GEBEURTENIS.
Hoe bet baby-uitzet verzorgd wordt.
Prinses Juliana heeft van Hongaarsche
boeren een prachtige wieg ontvangen. De
wieg evenwel, die op den dag der Vorste
lijke geboorte in gebruik zal worden geno
men, is in gereedheid gebracht door diaco
nessen der Nederlandsch Hervormde Dia
conessen-inrichting ,3ronovo" te 's-Gra-
venhage. Deze zusters hebben ook de
vereerende opdracht ontvangen mede te
werken aan het uitzet
Verscheiden artikelen, die gebruikt zijn
toen Prinses Juliana werd geboren, zijn
trouw bewaard en het ligt, naar de Tele
graaf verneemt, in de bedoeling, dat deze
thans, nu de Dochter Moeder wordt
opnieuw hun dienst zullen doen. H. M. de
Koningin heeft er Zelf mede op toegezien,
dat alles in de beste orde zal zijn. De
baby-kleedtafel bijvoorbeeld, die 27 jaren
geleden ten Hove is gebezigd, is door H. M.
de Koningin Zelf in een nieuw gewaad ge
stoken.
HET VOORZITTERSCHAP VAN DE
R. K. STAATSPARTIJ.
In een te Utrecht gehouden vergadering
van den partijraad der R.K. Staatspartij
te Utrecht was aan de orde de voorzitters
keuze. Na zeer langdurige besprekingen,
waarbij men het niet eens worden kon,
werd besloten om deze keuze uit te stellen
tot de vergadering, welke in Februari zal
worden gehouden. Op de voordracht van
het dagelijksch bestuur waren geplaatst de
heeren mr. F. Teulings, 's-Bosch en prof.
dr. J. E. de Quay, Tilburg.
Dr. Deckers, die door een aantal land-
bouwafgevaardigden candidaat werd ge
steld, bedankte.
DE GROEP KIÈS EN DE S. D. A. P.
Vergadering in den Dierentuin te
Den Haag.
De Haagsche afdeeling van het sociaal
democratische comité-Anema. ontstaan na
het royement van den heer Paul Kiès, hield
gasteravond een vergadering in de groote
zaal van den Dierentuin.
De heer J. Borgman, voorzitter van de
Haagsche afdeeling, sprak woorden van
welkom, in het bijzonder tot de Friesche,
Rotterdamsche, Amsterdamsche. Leidsche
en andere belangstellenden. De voorzitter
legde er den nadruk op, dat de leden van
het comité sociaal-democraten wenschen
te blijven en het alleen niet eens zijn met
de leiding der partij.
Nadat eenige interrupties geuit waren,
zeide de voorzitter, dat ieder, die de orde
van deze vergadering zou verstoren on
middellijk verwijderd zou worden.
De heer J. van Droge uit Friesland deel
de mede. dat de heer Anema (evenals de
heer Kiès geroyeerd) niet aanwezig kon
zijn en wijdde enkele woorden aan het con-
flict-Kiès.
Nadat een voordracht was gehouden
hield de heer Paul Kiès een toespraak,
waarin hij de bekende feiten nog eens uit
eenzette.
VERSPREIDE BERICHTEN.
Bij Kon. Besluit zijn opnieuw benoemd:
met ingang van 1 Januari a.s., tot burge
meester der gemeente Deurne, J. C. van
Beek en tot burgemeester der gemeente
Eindhoven, A. Verdijk; verder met ingang
van 13 Januari, tot burgemeester der ge
meente Hooge- en Lage-Zwaluwe, D. E. van
Suylekom. secretaris dier gemeente; met
ingang van 6 Januari, tot burgemeester
van Nieuwe Niedorp, P, Pluister en met in
gang van 6 Januari, tot burgemeester van
Obbicht en Papenhoven, M. J. A. B. M.
Koten.
Bij Kon. Besluit is het ingang van 1
Januari a.s. benoemd tot burgemeester der
gemeente IJzendijke: jhr. L. E. D. S. von
Bönninghausen tot Heringhaven.
- Moedeeeeer!moedeeer!.
heb mijn ballon ingesliktI