BINNENLAND Mr. G. Vissering overleden LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 20 December 1937 Derde Blad No. 23846 78sfe Jaargang Oud-president van de Nederlandsche Bank Betalings- en goederen verkeer met Duitschland. Nieuw clearingverdrag tot stand gekomen dat loopt tot 31 December 1938. De regeeringspersdienst meldt: Van 7 tot 18 December hebben te Berlijn onderhandelingen plaats ge vonden over de regeling van het beta lingsverkeer tusschen Nederland en Duitschland in verband met het afloo- pen van het bestaande verdrag op 31 December 1937. Na moeizame bespre kingen hebben deze onderhandelingen tot het resultaat geleid, dat een nieuw clearingverdrag tot stand is gekomen, hetwelk zal loopen tot 31 Dec. 1938. Dit verdrag vertoont slechts weinig af wijking van het tot dusverre bestaande verdrag. Het percentage aan vrije devie zen. dat aan Duitschland wordt toegekend, werd verhoogd en gebracht op 10°/o. Voorts werden eenige posten, verband houdende met het transltoverkeer en den tusschen- handel, welke tot dusverre niet onder de claring vielen, onder de nieuwe regeling gebracht. De tekst van het nieuwe verdrag zal binnenkort worden gepubliceerd. In aansluiting aan de onderhandelingen over een nieuw verdrag voor het betalings verkeer had de gebruikelijke driemaan- óelijksche bespreking plaats van de regee- ringscommissies voor de vaststelling van de betalingscontingenten voor den uitvoer van Nederland en de overzeesche gewes ten naar Duitschland ln het eerste kwar taal van 1938. In verband met de ontwik keling van den uitvoer uit Duitschland naar Nederland ln den laatsten tijd, was liet. noodig de betalingscontingenten voor bedoeld kwartaal Iets lager vast te stellen dan voor het vierde kwartaal van 1937 het geval was. De betalingscontingenten voor het eerste kwartaal van 1933 liggen ech ter boven het gemiddelde der betalingscon- lingenten ^an het jaar 1937. Nadere me- dedeelingen over de betalingscontingenten len behoeve van belanghebbenden zullen zoo spoedig mogelijk volgen. Aangezien de onderhandelingen over het betalingsverkeer geruimen tijd in beslag hebben genomen, was het niet meer moge lijk de onderhandelingen over een nieuw verdrag voor het goederenverkeer, hetwelk in de plaats zou moeten treden van het op 31 Dec. a.s. afloopende verdrag, aan te vangen op een zoodanig tijdstip, dat deze met succes voor hét eind van het jaar vol tooid zouden kunnen worden. Om die re- öen werd het bestaande verdrag voor het goederenverkeer onveranderd verlengd voor een tijdvak van drie maanden, te weten tot 31 Maart 1938. Tusschen beide regee ringen bestaat overeenstemming, de on derhandelingen van een definitief han delsverdrag zoo spoedig mogelijk in het nieuwe jaar te doen aanvangen. Het ver trouwen kan worden uitgesproken, dat deze onderhandelingen tijdig tot een definitief resultaat kunnen leiden. De gegijzelde Haagsche journalist. In het Ned. Juristenblad schrijft de Leid- sche prof. mr. J. C. van Oven naar aanlei ding van de gijzeling van den heer Han sen o.m.: Velen zijn in zulk een geval, als zij de ernstige gevolgen van het ontbreken van een zwijgrecht voor zich zien, van zelf zeer ge neigd om de grenzen van dit recht ruim te trekken; zij hebben medelijden met den man die lijdt omdat hij overtuigd is zijn plicht te doen, voelen hem verongelijkt, in zijn recht als onbaatzuchtig mensch aangetast en zien te weinig naar den anderen kant der zaak, naar het andere belang, dat geschaad zou worden door de toekenning van het zwijgrecht, het onderzoek naar de waarheid in een rechtszaak, waarvan het gevolg kan zijn het intreden van een wellicht veel groo- ter onrecht, t.w. het straffeloos blijven van een ernstig feit, of erger nog, de bestraffing van een onschuldige. Zoo heeft het mij in sommige persbeschouwingen over deze zaak getroffen, hoe weinig acht men sloeg op den ernst van het delict waarom het gaat. Want mededeellng van in een geheime ge meenteraadsvergadering gehouden bespre kingen kan een uitermate ernstig misdrijf wezen, een misbruik van vertrouwen, ten minste even ernstig als dat, waaraan een journalist zich schuldig zou maken die zijn zegsman zonder noodzaak noemde. Geheime vergaderingen hebben geen waarde meer, Indien men niet vertrouwen kan op de zwijg zaamheid van hen die ze bijwonen, en dat er geheime vergaderingen gehouden kun nen worden, is een openbaar belang van de eerste orde. Indien men dit in het oog houdt, dan staat er althans één zaak terstond vast: van een „secret absolu", een zwijgrecht door dik en dun, kan voor den journalist geen sprake zijn. Schrijver dezes, die het bestaan van een onafhankelijke pers als een der belang rijkste waarborgen voor het behoud van den rechtsstaat beschouwt, die zelf gedurende meer dan een decennium het nobele beroep van journalist heeft uitgeoefend en die ook thans nog, als redactielid van dit Juristen- klad en van andere periodieken, menige ver trouwelijke mededeeling ontvangt welke hij - om met art. 272 S. R. te spreken „uit hoofde van zijn beroep verplicht is te be waren", hij zal wel niet van partijdigheid jegens den journalistenstand verdacht kun nen worden als hij met grooten nadruk zijn overtuiging uitspreekt, dat den journalist zulk een „secret absolu" niet toekomt en niet toekomen mag. Schr. argumenteert dit nader en komt tot deze voorloopige conclusie: Het feit, dat iemands beroep het ontvan- !en van vertrouwelijke mededeelingen medebrengt, mag voor de begrenzing van zijn plicht tot geheimhouding en zijn ver- zohooningsrecht niet den doorslag geven, al bepaalde normen dier begrenzing tot ge schreven recht te maken. Hij vervolgt dan: Het criterium nu bij het zoeken dezer normen is allereerst de vraag, of het beroep een typisch vertrouwensberoep is en van daar dan ook dat geestelijke artsen en ad vocaten en op hun eigen wijze ook notaris sen, hier een eigen en eerste plaats inne men. Diezelfde plaats komt nu, naar mijn meening, aan den journalist ongetwijfeld niet toe, vandaar dat ik hem in voormeld artikel onder de nlet-typische vertrouwens- beroepen noemde, tezamen met bankiers, accountants en docenten, welke reeks men naar believen kan uitbreiden, want het aan tal beroepen, waarin men zoo nu en dan vertrouwelijke mededeelingen ontvangt of waarnemingen doet, is legio. Een typisch vertrouwensberoep is de journalistiek inder daad geenszins: het overgroote deel der mededeelingen, welke de journalist ont vangt, krijgt hij juist om ze wèl mede te deelen en de vertrouwelijke mededeelingen zijn de uitzonderingen. Geestelijke, arts, advocaat, notarismen kan de werk zaamheden, waarmee deze personen belast zijn, eenvoudig niet uitoefenen, zoo niet zij, die tot hen komen, er rotsvast op kunnen vertrouwen dat hun mededeelingen binnen de vier muren blijven ,en er is een groot algemeen belang mee gemoeid, dat die werkzaamheden wèl uitgeoefend kunnen worden. Niettemin wordt zelfs voor dezen meer en meer aan het „secret absolu" ge twijfeld, worden er gevallen dat zij althans een spreekrecht zullen hebben, wellicht soms een spreekplicht, erkend. Zooveel te meer geldt dit voor een journalist. Zijn beroep is zonder het rotsvaste vertrouwen, dat de vertrouwelijke mededeeling nimmer geopen baard zal worden, wèl uit te oefenen: men komt niet tot hem om raad en bijstand in nood, maar men verschaft hem inlichtingen tot publicatie en als bij die inlichtingen een niet voor publicatie bestemde mededeeling inbegrepen is b.v. de identiteit van den aanbrenger dan is zij bijkomstig. Daar komt nog iets anders bij: de uit oefening van het beroep van journalist is volstrekt vrij: geen vereischten worden ge steld om hier toegelaten te worden, geen waarborgen zijn er, dat het vak zal uitge oefend worden slechts door hen, die door hun opleiding laat staan door hun ka rakter beschouwd kunnen worden als waardige dragers van verantwoordelijkheid. Zeker, ook bij de typische vertrouwensbe- roepen zijn die vereischten en waarborgen allerminst voldoende; dat is een tekortko ming en wij weten allen dat die tot onge- wenschte consequenties leiden kan, maar de toelating tot de journalistiek staat in de meest volstrekte mate aan ieder open, en al is het algemeen bekend, welke voortreffelijke vertegenwoordigers van dit beroep ons land kent, de vrijheid van toetreding, het gemis van alle selectie, maakt het onmogelijk om hier een belangrijke uitzonderingspositie te scheppen. Het antwoord op onze vraag luidt der halve principieel ontkennend: de journalist staat, wat zijn plicht en zijn recht om te zwijgen aangaat, in beginsel gelijk met „ieder ander", die een mededeeling in diep vertrouwen aanvaardt. Wie ze hem doet, die mededeeling, hij moet weten en weet, dat de journalist verplicht kan worden het geheim te openbaren. De artikelen 218 Sv. en 1946, 3e. B. W. geven hem geen verschoonings- recht. Evenwel, men mag en moet verlangen, dat de justitie het scherpe wapen, dat zij bezit om den „courantier" te dwingen de hem toevertrouwde geheimen aan haar mede te deelen, met beleid zal hanteeren. Men kan dit verlangen in alle gevallen waarin aan iemand een verschooningsrecht niet toekomt, maar men kan het hier in het bijzonder, juist omdat een onafhankelijke, vrije pers een landsbelang van de allerhoog ste waarde is, waaraan ook de justitie zelf vaak behoefte heeft, en er gevallen denk baar zijn en voorkomen, waarin een veel geringer belang door den dwang tot spreken wordt gediend dan aangetast. Ook hier is afweging van belangen geboden: ook voor standers van het journalistieke verschoo ningsrecht mogen er geen bezwaar tegen hebben, dat een journalist een hem in ver trouwen geworden mededeeling aan de ju stitie bekend maakt, indien daardoor een onschuldige wordt gered, maar een tegen stander kan niet volhouden, dat het recht vaardig zou wezen een journalist te dwingen vertrouwen te schenden, opdat bestraffing van een geringe overtr. of toewijzing vaneen minieme civiele vordering mogelijk zou worden. Ja, het wapen is scherp. De gijzeling kan naar de bepalingen onzer wet in theorie ad infinitium voortgezet worden, als de gegij zelde op zijn stuk blijft staan, en ook de justitie niet wil toegeven. Dit stuit mij te gen de borst, zoodra het niet gaat om een ernstig misdrijf. De gijzeling is geen straf, maar wordt door den gegijzelde wel degelijk als zoodanig gevoeld. Die mag niet zwaar der drukken dan de redelijkheid eischt. De zwijgende getuige maakt zich schuldig aan het misdrijf van art. 192 Sr. Welnu, de ver volging op grond daarvan moet spoedig in gesteld worden als de getuige weigerachtig blijft. De rechter legge dan de rechtvaardige straf op en daarmee zij de zaak afgedaan, behalve dan zooals gezegd in zeer ern stige uitzonderingsgevallen. Hij was een zeer bekwaam financier. Gistermorgen is ,te zijnen huize te Bloemendaal overleden de heer mr. G. Vissering, oud-president van de Neder landsche Bank. Gerard Vissering werd op 1 Maart 1865 te Leiden geboren en is dus 72 jaar ge worden. Hij studeerde rechtswetenschap pen aan de rijksuniversiteit aldaar, waar hij in 1890 cfomoveerde op een proefschrift getiteld: „Personentarieven van spoor wegen. stelsels en critiek". In 1891 vestigde hii zich als advocaat en procureur te Am sterdam. In 1895 werd hij secretaris van de vereeniging voor den effectenhandel aldaar. Twee jaar later volgde zijn benoe ming tot lid van de directie der „Kasver- eeniging". terwijl hij in 1900 opgenomen werd in de directie van de Amsterdamsche Bank. welk functie hij in 1906 verwisselde voor die van president van de Javasche Bank te Batavia. De taak, welke hem in Indië wachtte, was geen gewone. Hii had niet alleen het werk van zijn voorgangers voort te zetten, doch hij moest de werk zaamheid van de Bank in nieuwe banen leiden. Wat hij als zoodanig presteerde, komt. oa. tot uiting in de groote waardee- ring voor de jaarverslagen, welke hij ge durende de vijf jaren van zijn president schap heeft samengesteld. Belangrijk was ook zijn optreden in verband met de munt- zuivering op Sumatra, waarbij de uitheem- sche dollar door den Nederlandschen gul den werd vervangen. Zijn bemoeienis strek te zich tevens tot de verdere muntzuivering in den Nederlandsoh-Indjschen archipel uit. In 1911 ontving mr. Vissering van de Chineesche regieering de buitengewoon eer volle opdracht op te treden als haar advi seur voor munt. en bankzaken, Mr. Vis sering logde ziin ervaringen op dit gebied neer in een lijvig werk „On Chinese cur rency" genaamd, waarvan de twee deelen laakt het het een wetgever gemakkelijk om in 1913 "en 1914'zijn versohenen. Zijn werkzaamheden in China duurde slechts korten tijd. want reeds in 1912 volgde zijn benoeming.tót president van de Nederlandsche Bank, ais opvolger van mr. N. P. van den Berg. Deze functie, welke de kroon od zijn werk zette, heeft mr. Vis sering tot 1 Januari 1932 bekleed, toen zijn gezondheidstoestand hem noopte zijn taak neer te leggen Vooral gedurende den wereldoorlog werden hem zeer zware eischen gesteld. Niet alleen moet worden gewaagd van zijn succesvolle werkzaamheid op het gebied van het cireulatiebankwezen, ook op het terrein der internationale finan. cieele en economische samenwerking speel de hij een nol van beteekends. In den herfst van 1919 kwamen op zijn ziin initiatief te zijnen huize vele vooraan, staande economen en bankiers uit binnen- en buitenland bijeen voor particuliere en vertrouwelijke besprekingen van de finan- cieele en economische vraagstukken van den dag en van het economisch herstel in Europa. Deze bijeenkomst leidde tot het opstellen van een memorandum, dat op 15 Januari 1920 gepubliceerd is. Hieruit vloei den weer de verschillende eoonomische en finanicieele conferenties voort, die in de jaren 1920 tot 1922 gehouden ziin. Van de conferentie te Brussel in 1920 was mr. Vis sering vice-president, terwijl hij üi 1922 deel uitmaakte van de Nederlandsche delegatie ter conferentie van Genua. Naast zijn financieelen en economischen arbeid, had mr. Vissering groote belang stelling voor alle vraagstukken, welke sa menhingen met de afsluiting en droog making van de Zuiderzee. Reeds in 1898 had hij te zamen met den heer H. C. van der Houwen van Oordt een studie hierover doen verschijnen, getiteld „de economi sche beteekenis van de afsluiting en droog legging van de Zuiderzee". Na het overlijden van den heer van der Houwen van Oordt werd mr Vissering secretaris en later voor. zitter der Zuiderzeevereenlging. Vele jaren bekleedde bij de functie van voorzitter van den Zuiderzeeraad Thans was hii nog vice-voorzitter. In 1919, toen vaststond, dat de afsluiting van de Zuiderzee zou tot stand komen, heeft hii zich in sterke mate geïnteres seerd voor de opleiding van visschersjon- gens voor de binnenvaart en heeft hij in verband met de opleiding op de binnen- vaartscholen van het onderwijsfonds voor de scheepvaart een reis langs de Zuider zeeplaatsen gemaakt, waarbij hij de vis- scbersjongens opwekte in de binnenvaart te gaan. Van de publicatie van mr. Vissering noemen wij nog„Muntwezen en circula tiebanken in ffederlandsch-Indië". „Pro- blèmes Internationales économiques et financiers look in het Engelsch en in het Duitechl. Beide werken verschenen in 1920. De Nederlandsche en buitenlandsche re- geeringen hebben de verdiensten van mr. Vissering erkend door hem talrijke hooge onderscheidingen te verleenen. Zoo was de overledene Grootkruis 111 de orde van den Nederlandschen Leeuw, com mandeur in de Oranje Nassau Orde. Groot kruis voor kunst en wetenschap. Comman deur der orde van den Kroon van België, Grootkruis der orde van Leopold n van' België en behoorde hii tot de tweede klasse der orde van den Gulden Rijsthalm van China. Naar wij vernemen, zal de teraardebe stelling geschieden op Donderdag a.s. op de begraafplaats Westerveld na aankomst van den trein van 14.14 uur. HET JAM-LIMONADEBESLUIT. De datum van inwerkingtreding van het nieuwe Jam-limonadebesluit wordt ver schoven van 1 Januari naar 1 Januari 1939. BINNENLANDSCHE P A T T KG E N K K E t/m 3 VOORDEELIGST MET DE POST TOT 1 KG - 20 CENT TOT 2 KG-25 CENT TOT 3 KG 30 CENT 3123 (Iïlgez. Med.) Vereeniging „Voor Volken bond en Vrede". De vergadering te Wageningen. Na de rede, waarmede Vrijdagavond j.I. de voorzitter, mr. J. C. A Everwijn te Wa geningen de algemeene vergadering van de vereeniging voor Volkenbond en Vrede had geopend, sprak mevr. O van Vloten-jkvr. van den Berg als voorzitster der ontvan gende afdeeling een welkomstwoord tot de afgevaardigden. De voorzitter deed vervolgens mededee ling van de ontslagaanvrage van mr. A. D. H. Fockema Andreae uit Arnhem als lid van het hoofdbestuur wegens zijn minder gunstigen gezondheidstoestand. Medegedeeld werd ten slotte nog. dat het hoofdbestuur een onderzoek zal doen in stellen naar de vele malen geuite wen- schelijkheid de vereeniging te doen aan sluiten bij de internationale vredescam pagne. De resultaten van het onderzoek zullen in een buitengewone algemeene ver gadering worden medegedeeld, waarna een besluit kan worden genomen. Uitvoerig hield de vergadering zich ver volgens bezig met de hierna aan de orde zijnde wijzigingen in de statuten, het huis houdelijk reglement en ln het werkpro gramma. Op voordracht van het hoofdbestuur werd tot voorzitter gekozen mr. dr. J. P. Fockema Andreae. oud-Commissaris der Koningin in de provincie Groningen. De andere aan de beurt van aftreding zijnde hoofdbesturusleden, allen herkiesbaar, wer den bij acclamatie herbenoemd. Ook de heeren mr. A. M. Joekes. lid der Tweede Kamer, K. Vorrink, lid der Eerste Kamer en A. Willemse, die candidaat wa ren gesteld voor een hoofdbestuursfunctie, werden zonder stemming gekozen. In de plaats van de ontslag gevraagd hebbende hoofdbestuursleden, de heeren H. M. Martens en ir. B. S. H. Stieler te Eind hoven, werden de heeren H. J. Langman, burgemeester van Ijlst en H. van Tooren uit Eindhoven aangewezen. Overeenkomstig het prae-advies van het hoofdbestuur werd vervolgens, na ampele discussie een voorstel van de afdeeling Naarden-Bussum om de bevordering van het gebruik eerner super-nationale taal door de vereeniging te doen bevorderen, verworpen. Aangenomen werd een resolutie van 'sGravenhagè om alle middelen aan te wenden, geëigend 0111 ook van Nederland sche zijde aan de verwezenlijking van het beginsel van collectieve verantwoordelijk heid en beveiliging, krachtigen steun te verleenen. Aan de orde was vervolgens bespreking van V?t rapport met betrekking tot het vraagstuk van een internationaale weer macht, uitgebracht door een commissie der vereeniging onder leiding van mr. L. A. Nijpels. Naar aanleiding van het verzoek van verschillende afdeelingen der vereeni- gingen om het rapport uitvoerig ter verga dering te behandelen, prae-adviseeröe het hoofdbestuur tot het instellen van een commissie tot nadere bestudeering. Beslo ten werd in jverre mee te gaan met het advies van het hoofdbestuur, dat de com missie op zoo kort mogelijken termijn een concreet voorstel van deze kwestie uit werkt, waarna het der vereeniging dan tevens mogelijk zal zijn een standpunt in te nemen t. a. v. de al ol niet wensche- lijkheid eener internationale weermacht. Mr. A. M. Joekes, lid van de Tweede Ka mer sprak hierna over het onderwerp: "Om grooter veiligheid in de volkeren-samen leving". OVERSTE VAN WEEL OVERLEDEN. Op 50-jarigen leeftijd is Zaterdag na een kortstondige ongesteldheid overleden de overste van den generalen staf, G. J. M. van Weel, hoofd van de 2de afd. B. van het de partement van defensie. De heer van Weel, die op 24 Juli 1909 tot tweede luitenant bij iiet wapen der infanterie werd aangesteld, werd op 24 Juli 1913 tot ie luitenant be vorderd en met ingang van 2 Oct. 1924 tot kapitein. De rang van majoor bereikte hij op 25 November 1934, terwijl hij sedert en kele maanden den rang van luitenant-ko lonel bekleedde. De heer van Weel was of ficier in de orde van Oranje-Nassau, rid der van het legioen van eer en Officier in de Kroonorde van België. DE A.S. BLIJDE GEBEURTENIS. Hoe bet baby-uitzet verzorgd wordt. Prinses Juliana heeft van Hongaarsche boeren een prachtige wieg ontvangen. De wieg evenwel, die op den dag der Vorste lijke geboorte in gebruik zal worden geno men, is in gereedheid gebracht door diaco nessen der Nederlandsch Hervormde Dia conessen-inrichting ,3ronovo" te 's-Gra- venhage. Deze zusters hebben ook de vereerende opdracht ontvangen mede te werken aan het uitzet Verscheiden artikelen, die gebruikt zijn toen Prinses Juliana werd geboren, zijn trouw bewaard en het ligt, naar de Tele graaf verneemt, in de bedoeling, dat deze thans, nu de Dochter Moeder wordt opnieuw hun dienst zullen doen. H. M. de Koningin heeft er Zelf mede op toegezien, dat alles in de beste orde zal zijn. De baby-kleedtafel bijvoorbeeld, die 27 jaren geleden ten Hove is gebezigd, is door H. M. de Koningin Zelf in een nieuw gewaad ge stoken. HET VOORZITTERSCHAP VAN DE R. K. STAATSPARTIJ. In een te Utrecht gehouden vergadering van den partijraad der R.K. Staatspartij te Utrecht was aan de orde de voorzitters keuze. Na zeer langdurige besprekingen, waarbij men het niet eens worden kon, werd besloten om deze keuze uit te stellen tot de vergadering, welke in Februari zal worden gehouden. Op de voordracht van het dagelijksch bestuur waren geplaatst de heeren mr. F. Teulings, 's-Bosch en prof. dr. J. E. de Quay, Tilburg. Dr. Deckers, die door een aantal land- bouwafgevaardigden candidaat werd ge steld, bedankte. DE GROEP KIÈS EN DE S. D. A. P. Vergadering in den Dierentuin te Den Haag. De Haagsche afdeeling van het sociaal democratische comité-Anema. ontstaan na het royement van den heer Paul Kiès, hield gasteravond een vergadering in de groote zaal van den Dierentuin. De heer J. Borgman, voorzitter van de Haagsche afdeeling, sprak woorden van welkom, in het bijzonder tot de Friesche, Rotterdamsche, Amsterdamsche. Leidsche en andere belangstellenden. De voorzitter legde er den nadruk op, dat de leden van het comité sociaal-democraten wenschen te blijven en het alleen niet eens zijn met de leiding der partij. Nadat eenige interrupties geuit waren, zeide de voorzitter, dat ieder, die de orde van deze vergadering zou verstoren on middellijk verwijderd zou worden. De heer J. van Droge uit Friesland deel de mede. dat de heer Anema (evenals de heer Kiès geroyeerd) niet aanwezig kon zijn en wijdde enkele woorden aan het con- flict-Kiès. Nadat een voordracht was gehouden hield de heer Paul Kiès een toespraak, waarin hij de bekende feiten nog eens uit eenzette. VERSPREIDE BERICHTEN. Bij Kon. Besluit zijn opnieuw benoemd: met ingang van 1 Januari a.s., tot burge meester der gemeente Deurne, J. C. van Beek en tot burgemeester der gemeente Eindhoven, A. Verdijk; verder met ingang van 13 Januari, tot burgemeester der ge meente Hooge- en Lage-Zwaluwe, D. E. van Suylekom. secretaris dier gemeente; met ingang van 6 Januari, tot burgemeester van Nieuwe Niedorp, P, Pluister en met in gang van 6 Januari, tot burgemeester van Obbicht en Papenhoven, M. J. A. B. M. Koten. Bij Kon. Besluit is het ingang van 1 Januari a.s. benoemd tot burgemeester der gemeente IJzendijke: jhr. L. E. D. S. von Bönninghausen tot Heringhaven. - Moedeeeeer!moedeeer!. heb mijn ballon ingesliktI

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 9