meropenitig Rijksmuseum voor Volkenkunde - Brand te Amsterdam
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
IMAMMÉ
wwoiiuii uoi
FEUILLETON
De dochter van den
rentmeester
HERDENKING VAN Dl', LANDING VAX PRINS WILLEM OP HET SCHEVEXINGSCHE
STRAND. Voor het 5e eskadron van het 3e reg. Huzaren schetst ritmeester Pieters de betee-
kenis van hetgeen op 30 November 1813 op deze plaats geschiedde.
DE FRANSCHE MINISTERS VERLATEN LONDEN.
Bij het afscheid aan het Victoria-station. V. 1. n. r.: Neville Chamberlain,
Delbos, Chautemps en Sir Robert Vansittart.
UÖUNWCti.
IX DE WEST-ERIESCHE KASSEN
wordt de laatste jaren veel witlof.of wel
Brussel's lof geteeld. Het plukken.
EUi°RANI) IN HET 1>K/ltCEEr' PRINSEN- HDFJAGER W. v. d. SPEK - die bij SHEIK FAHRAN SAADI,
ringpaikhilis is gevestigd ËjdenThet 6Cn het auto aD8eluk van Prins Bernhard die door het nieuwe militaire gerechtshof te Haifa wegens terrorisme ter dood veroordeeld is. De sheik
blusschingswerk. een knieschijf brak. verlaat na zijn veroordeeling onder sterke bewaking het gerechtshof.
Naar het Engelsch.
8,
Gedurende de korte worsteling was er
gen ander gerucht gemaakt dan die eene
oeet van Ethel; en blijkbaar was die bene-
niet vernamen. De man, dien Ethel
«echt voor een bediende van het hotel
fjw gehouden, was heimelijk de trap opge
spen, had gezien, hoe zijn bondgenoot bij
kraag gepakt werd en was zelve een
daar vlak bij binnengegaan. Hij
®ntte de zaak nog niet verloren: Lord
'raesford mooht het dan al kunnen uit-
anll te£en één, maar als er nog een
was' hem kon tegenhouden en
oerde, die hem een steek kon toebren-
öni dan 2011 met hem gedaan
Jj was nog geen alarm geslagen.
U)rd Eynesford schudde Lntusschen zijn
««tngene krachtig heen en weer:
,bat ben Jij, hè? Ik heb je een paar da-
5? Sleden aan den oever van de Seine
gemerkt, dat lk je weer zou kennen.
nu wil je toch zeker nóg zoo'n littee-
o" Hoe kom je hier? Antwoord mij.
IBpi, ie mij naar deze plaats gelokt?
le nu genoeg gehad of ben je van plan
Opeens werd Lord Eynesford een bed
sprei over het hoofd geworpen en voelde
hij zich naar omlaag getrokken. De man,
dien hij bij den kraag had gehouden,
maakte gebruik van de seconde, dat hij
hem wat minder stevig vasthield, rukte
zich los en legde Ethel de hand op den
mond, terwijl een oude man met zilverwit
haar en ravenzwarte oogen den lord in den
rug wilde aanvallen met een langen, scher
pen dolk.
Eén ommezien en het zou met den graaf
gedaan zijnMaar Ethel werd nog
steeds de hand voor den mond gehouden,
zoodat ze geen geluld kon geven; maar wel
greep zij den oude bij den linkerpols en
het leek wel of die zich nu op haar wilde
werpen.
Eén seconde werd het scherpe mes om
hoog geheven, toen viel het met kletterend
geluid; de oude, die het hanteerde, wag
gelde achteruit, zonk op de knieën en
strekte de armen uit:
„O, dat lk nu u het leven zou willen be
nemen, mijn goede engel!"
De kreet, dien hij liet hooren, weerklonk
door het huis; dus werd er alarm geslagen.
Voetstappen werden gehoord op de trap.
„Heb lk 't niet gezegd?" riep Théophile
woedend, „dat als u er zich mee bemoeide,
alles verloren zou zijn?"
Tegelijkertijd had Lord Eynesford den
man, met wien hij worstelde, met één slag
op den grond geworpen, waarna hij Théo
phile een klap gaf, die dezen versuft tegen
den muur deed vallen.
Overhaaste voetstappen werden gehoord
en het volgend oogenbllk verschenen vier
gendarmes.
„Ik ben Lord Eynesford," sprak Ranulf
kalm. „Dit zijn uw gevangenen."
„My Lord, het spijt mij ten zeerste, dat
het zoo geloopen is, maar wij zijn precies
op tijd."
„Juist. De strijd werd wat vroeger ge
opend, dan verwacht werd. Neemt eerst die
mannen in verzekerde bewaring, tracht
dan de hótelhoudster tot bedaren te bren
gen en wacht dan even op mij."
Vervolgens wendde hij zich tot Ethel, die
tegen den muur geleund stond, uitgeput
door wat zij had doorgemaakt. Hij vatte
haar bij de hand, leidde haar naar zijn
zitkamer en schonk haar een glas water in,
terwijl hij zachtjes vroeg:
„Wil je hier een paar minuten wachten?"
„Ja," fluisterde zij. Maar toen hij zich
omwendde, stond zij op en begon: .Lord
Eynesford
Hij trad weer terug.
„Je bent toch niet gewond?" zei hij.
„In het geheel niet; daar zal lk je
straks dank voor zeggen. Laat ze toch
vooral dien armen, ouden man geen leed
toebrengen! Tracht er eens achter te ko
men, waarom hij ait deed. Weet je wie
hij is?"
Eynesford schudde het hoofd en sprak:
„Ik kom zoo dadelijk bij je."
Ethel zat doodstil. Hij was veilig en wel,
ze had hem gezien, tegen hem gesproken,
een oogenblik de aanraking van zijn hand
gevoeld. Ze wist nu. dat ze hem vurig Hef
had. den Ranulf. dien zij eerst zoo
haatte. Maar er was nog iets tusschen hen.
Hij was boos op haar. meende zij duidelijk
te hooren aan den droeven klank in zijn
stem. Wat zou het zijn?
Ineens flitste het haar door het brein,
dat hij immers in het geheel niet kon be
grijpen, hoe ze hier kwam. Maar dat kon
zij hem verklaren.
Het leek haar een eindeloos lange tijd,
tn waarheid zal het wel niet veel meer
dan een half uur zijn geweest, vóór hij
terugkeerde. Hij zag bleek, ging aan de
tafel tegenover haar zitten en vroeg met
ernstigen nadruk:
„Ethel, waarom heb je mijn brieven niet
beantwoord?"
„Ik heb er nooit meer dan één van je
ontvangen en daar heb ik onmiddellijk op
geschreven; maar mijn brief heb je niet
gekregen; toen hadt je Parijs ai verlaten."
„Heb je maar één brief van mij ge
kregen?"
„Geloof je mij dan niet?"
„Zeker, ik geloof je. Wil je dit lezen en
mij zeggen, of de feiten, daarin vermeld,
waar zijn?"
Hij nam een brief uit zijn zak en wilde
haar dien geven.
Ze vatte zijn hand en fluisterde;
„Ranulf, zou je, vóór dat ik dien lees,
eerst mijn brief aan jou willen doorzien?
Dien heb ik nog ongeopend bij mij."
Hij gaf gevolg aan dit verzoek en na
lezing keek hij haar lang en ernstig aan.
„Je hebt er mij niet op geantwoord,"
fluisterde zij, „en ik was zoo bang, dat je
misschien iets overkomen was. Je hadt
immers gezegd, dat je in gevaar verkeerde:
en, ik vond het niet prettig, om alleen
te zijn; dus ben ik gisteren naar Parijs
gegaan om je te zoeken. Ben je boos
op mij?"
„Wat heb je gedaan, toen je mij ln Parijs
niet vondt?"
„Toen ben ik zoo gauw mogelijk terug
gegaan. Ik was bang, dat, als je In St.
Etierme kwam, en je vondt mij daar niet,
terwijl je mij toch gezegd had te blij
vendat je dandenken zou
„Dat zal ik je laten zien, geef mij den
brief maar eens, dien ik je zooeven gaf."
Zij gehoorzaamde. Hij verscheurde het
epistel en wierp de snippers in het vuur.
,.Ik geloof ieder woord, dat je gesproken
hebt en dank je uit den grond van mijn
hart voor je moed en je trouw aan den
echtgenoot, dien je niet kunt lief hebben."
Hij viel in een stoel bij den haard en
streek met de hand langs het voorhoofd.
Ethel keek naar hem. Veertien dagen ge
leden nog zou zij dat vreemde zwijgen voor
een stil mokken hebben gehouden. Nu wist
zij, dat het dit bewustzijn van nergens ge
liefd te zijn was, dat hem zoo terneer-
drukte. Ze voelde, dat ze hem halverwege
tegemoet moest komen, maar dit eischte
heel wat van haar!
„Ranulf," klonk het van lippen met tril
lende stem, „ik wilde je wat zeggen
Hij trad tot vlak vóór de sofa, waar zij
zat, en vroeg:
„Ja, wat dan?"
„Kom hier eens zitten," fluisterde zij.
Dit deed hij. Zij vatte een van zijn han
den en drukte die tegen het hart. In tra
nen uitbarstend, liet zij zich op den grond
vallen en verborg haar gelaat op zijn knie.
,,0, Ranulf, begrijp je het dan niet?....
Ik heb je lief.
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).