De Sterrenhemel [EIDSCH DAGBLAD - Derde Blad Dinsdag 30 November 1937 SPREEKCEL ZUID WHH IK LETTEREN TENTOONSTELLING H. F. BOOT. In de Lakenhal. De schilder H. F. Boot is 8 Februari 1877 Maastricht geboren. Van uit het Zuiden kliij langzamerhand steeds verder naar het Voorden getrokken. Als knaap ontving hij «in eerste lessen van Weingarter te Breda. In de eerste jaren van het laatste decen nium der 19de eeuw verpoosde hij af en toe «n de Kotterdamsche academie, tot hij er naai 1897 een tijdlang regelmatig ver- jelde. Hier stond hij vooral onder leiding i J. H Weitkamp. In dien tijd ontving hij rëneens lessen van A. H. K. Maasdijk in luur, van D. G. Ezerman in perspectief, en ,..i Miedema in boetseeren. Ook Theo van Ijoytema heeft bijgedragen tot zijn vor- hirig. Doeh ten slotte is het vooral eigen Intense werkzaamheid geweest, die onder de leiding den doorslag heeft gegeven. l'Êen langen tijd vertoefde hij te Rotter- jn, daarna te Spaarndam tot hij eindelijk j Haarlem terechtkwam, Met verschillende teidsclie schilders heeft hij relaties onder- tóuden. Toch leeft hij voor de wereld Enigszins teruggetrokken, doch wordt in fen kring zijner kunstbroeders gewaardeerd feet het minst om zijn warme menschelijk- feld. De heer Boot draagt zijn zes kruisjes met fere. Hij heeft hard en stoer gewerkt om jch een uitnemende grafische en schll- |tirlijke techniek eigen te maken. Hij is in i eerste plaats een man. die zijn „vak" Jstiit, waaronder is te verstaan de techniek rjn het vlot en zeker hanteeren der teeken- !tj[t, de zekere en gevoelige penseelvoering, it verfbehandeling, de tallooze kunstgre- pen om een bepaald effect te verkrijgen. Tenslotte Is dit alles noodig om de in- jpiratie de wegen te verschaffen, waardoor lij rich uiten kan, om stemming in het werk te brengen en zijn beste gevoelens te kun- ren vertolken. Hij heeft zich daarbij nimmer laten over rompelen door -smen en modegrillen, en Beef in zekeren zin een ouderwetsch schil fer: hij houdt van de sfeer van het oude in van oude dingen, die een geschiedenis bebben. Stoelend op het impressionisme zij ner oudere generatie, doch eveneens zich iplegelend aan de eruditie en de klaarheid rin Theo van Hoytema, weet hij door zijn loorzichtigen toon een bepaaldheid te be reiken. die boven het impressionisme uit laat. Terwijl toon en stemming verwant saap met de ouderen vertoonen, blijkt hooral uit zijn latere werken de grens is Inet seherp te trekken dat hij niet on- Keioelig is gebleven voor moderner tona- f.'.iitsgevoel. Doch zijn diepste wezen heeft t niet aangeraakt. Hij is zichzelf, bij alle nrruiming van middelen en blik, volkomen [(trouw gebleven. Hij heeft zich zelf nlm- ner verloren ln experimenten, doch heeft steeds trouwhartig zijn eigen eerlijke, min o! meer droomerlg-romantische visie op de dingen gegeven, zijn eigen ernstigen en lieidevollen aard in zijn werk vertolkt. Hier is een stage, rustige en zekere ontwikkeling, leen fijne eruditie, die zich door allerlei Ipoot gerucht in de kunstwereld na den |oorlog niet uit het evenwicht liet brengen. De heer Boot heeft zich gewijd aan por- tret. figuur, stilleven, interieur en somtijds |aan het landschap. Het werk dat hier hangt geeft, naar mij Idunkt, een vrij zuiver beeld van zijn kun- |nen. Voor het portret wijzen wij in de eerste plaats een der oudste werken aan, No. 1, een krijtteekenlng van een Itallaansche louw, waarbij de schilder zich een scherp baamemer heeft getoond en het type zui- ter heeft getroffen. Deze teekening is ont daan tusschen 1904 en 1907. 1 Uit een volgende periode van 1910'14 dateert het portret in olieverf van den heer IF M„ dat geheel ln den glanzend bruinen toon der oude Hollanders is gehouden, een vatting die, al zijn wij moderner gewend, »g steeds „het doet". Een vernieuwing van toon beleven wij ln prachtige aquarel, portret van den J. W. ontstaan tusschen 1914 en '18, zuiver en iterst gevoelig van vormgeving en kleur, '«n lette maar eens op den bouw van de "P, de oogen achter de brilleglazen, het oorhoofd met zijn suggestieve belichting. En na deze mag ik niet vergeten U op- kzaam te maken op de olieverfschilderij Jan een werkjongen, die dateert uit het tijdperk 1925'27, en waarin zich een ge- mperd modern kleurgevoel uit en waarvan te gelijkertijd de uitstekende typeering taardeeren. Ook het sympathieke portret 'in Mevr. V. K. wint steeds bij aandachtige «schouwing. Vooral het kopje is sterk door- Kvoerd. "a deze portretten wijs ik als vertegen woordiger der figuren in 't bijzonder op de "a'ige, serieuze teekening in houtskool van engel, waaruit zich de Innerlijk rell- tfeuze geest van den heer Boot kenbaar haakt. Het talrijkst is de heer Boot hier verte- Sinwoordlgd door Stillevens, die veelal tege- ujkerttj d interieurschilderingen zijn. De Jeeste er van zijn in donkeren toon gehou- ccn, ondanks hun sfeer toch klaar en door- schtlg, terwijl veelal een lichter accent ■W. dat de voorstelling niet monotoon vordt. Wat dc compositie betreft zou men op 't «iste gezicht zeggen, dat de heer Boot "Mdt van de schilderachtigheid van het rammelige. Een groot aantal, liefst oude ™8cn. brengt hij in oogenschijnlijk geheel Bevallige groepeering bij elkaar. Natuurlijk in deze dingen, zoo losjes bijeenge- Pjaatst of op elkaar gestapeld, toch naar "loenbeloop en kleur een weloverwogen compositie. Ze zijn voor hem in deze plaatsing de "«welen om zijn min of meer romantisee- ,'Me stemmingen te beleven en te vertol- «n. Doch men moet toch wel een meester OM. om ln deze meerendeels groote doeken f'H in rammelende details te vervallen. Dat L aiLn °°k geenszins het geval. Alles is jf'J gebonden van toon, terwijl de hoofd- rJMacht gewoonlijk op één punt wordt ge- 'icentreerd. De omschrijving ln den cata- ?us geeft, nit concentratiepunt meestal aan. Zoo noem ik in de eerste plaats de koste- jitho „Stilleven met Kruik", die op den „raingsdag reeds prijkte met de mededee- geruite keukenhanddoek die de mand rechts beneden bedekt. Daarnaast hangt een aquarel: „Stilleven met pleisterkop". De kop beheerscht, doch daarnaast moet U eens ln 't bizonder acht geven op de zorg welke besteed ls, en de stemming welke tot uiting komt ln een partij schuinrechts beneden den kop. Ik wijs op No. 22 „Stilleven met Venus- buste" waarvan de kop ln den rechterboven hoek weer het hoofdaccent vormt. In den zelfden trant vallen: Stilleven met Anti- nousbuste". „Stilleven met Zonnebloemen''. Een „Stilleven met doozen'' zou men een compositie van het rommelige willen noe men, wat nog niet wil zeggen, dat het een rommelige compositie is. Integendeel! In een fijn genuanceerd coloriet en .sterke ge bondenheid van lijn en toon heeft de schil der hier zijn gegevens samengevat. Zoo wil ik onder de vele stillevens nog wijzen op dat met de Artisjokken, in voor naam grijzen toon voorgedragen. Het blauw van een kruikje, het groen van een gem berpot en het paarsrood van een doos vor men een harmonisch accoord, dat be heerscht wordt door het zilverig grijs en bruin van de artisjokken en den alge- meenen toon van het doel. Zoo zouden wij meerdere, ook bloemstil- levens kunnen aanduiden en waardeerén. Het landschap is o.a. vertegenwoordigd door een boerenerfje bij Amstelveen, met een tuintje waarin O. I kers bloeit en be grensd door een landelijk slootje; en ver der op de frissche aquarel..Landschap met boomen". Wij meenen het bij deze beschouwing te moeten laten en hopen van harte, dat het werk van dezen eerlijken en trouwhartigen schilder veel belangstelling moge vinden CONCERT TEN BATE DER LEIDSCHE BLINDEN-WERKINRICHTING. Ten bate der Blinden-Werkinrichting te dezer ulaatse wordt od Dinsdag 7 Decem ber a.s. door het Leidsch A Capella Koor, onder leiding van den heer Willem Mizée, een concert gegeven in de ^Stadsgehoor zaal met medewerking van eenige bekende kunstenaars tw. mevr. Suze Luger (alt) en de heeren Jaap Stotijn (hobo) en H. Franco Mendes (vleugel). Het zeer veelzijdig samengestelde programma, waarop zoowel oude als moderne componisten vertegen woordigd zijn, alsmede de namen der uit voerenden. waarborgen een mooien avond. gebeuren. Vergeefs. In een gespan monoloog uit hij zijn innerlljken strijd: eenerzijds zijn bewondering, anderzijds zijn haat jegens den man in wiens schaduw hij zich steeds voelde staan. Gratie geven kan hij niet. In de laatste tooneelen verschijnt dan Barnevelt weer, niet als partij in een con flict, maar als de wijze grijsaard, die het leven heeft doorschouwd. „Niet ik sterf, de tijd, mijn tijd, de tijd des Zwijgers, heel de wereld van toen wankelt, en nu dit mijn cud hoofd daar het hoofd van is. valt dat eerst". Zoo spreekt hij tot de predikanten die hem ln zijn laatste uren bijstaan. De felheid is uit deze sterke figuur geweken, diepe bezonnenheid en kalmte zijn daar voor ln de plaats gekomen. Zoo bestijgt hij het schavot, „klaar over God en wereld, doodbereld". JOHAN VAN OLDENBARNEVELT. t'reeds ..Verkocht", .«ze ls dan ook buitengewoon mooi. Van buik kijken we naar de schuinstaande "kaam expressief is de rand en de geheel a Met een paar houten lepels er onder, wifv uw vallende opening van de pan "etend. En niet minder opvallend is de Lustrumstuk der Indologen Vereeniging. In het Verwey-nummer van „de Stem" wees Victor E. van Vriesland op het merk waardige feit dat nog nimmer een der tooneelstukken van Verwey werd opge voerd. Toen dat artiket gepubliceerd werd. hadden de eerste repetities voor de opvoe ring van „Johan van Oldenbarnevelt" leeds plaats gehad en wanneer op Vrijdag a.s., den laatsten dag van het Lustrum, dit stuk in den Schouwburg te Leiden zal wor den gegeven, zal dan eindelijk. 43 jaar na het verséhljnen, de première plaats vinden van dit treurspel. Het is geschreven in rijmlooze verzen, eenigermate in den trant van het Shakespeare-vers. Het treurspel behandelt het conflict tus schen Maurits en Oldenbarnevelt. Het eerste bedrijf stelt de beide mannen tegen over elkaar, wanneer de een met zijn ge volg uit de Kloosterkerk komt, waar hij dien Zondag zijn sympathie voor de Con tra-Remonstranten heeft betoond, de ander den Remonstrantschen dienst heeft bijge woond, vergezeld van Grotius, maar ook van Louise de Coligny en Frederik Hendrik. Dit is het eenige oogenblik in het ge- heele stuk, dat belde partijen rechtstreeks tegenover elkaar staanhet is de oorlogs verklaring. Nadien zullen beide mannen, wier samenwerking Nederland heeft groot gemaakt. elkander niet meer ontmoeten. Het stuk ontwikkelt zich dan verder: wij maken het oogenblik mee dat de Scherpe Resolutie wordt opgesteld en het besluit valt waardgelders ln dienst te nemen, waarna Maurits in Utrecht dit krijgsvolk de wapenen doet neerleggen. Het derde bedrijf toont ons Barnevelt. peinzend, het gevaar van den toestand ziende, maar toch niet zoo dreigend als het reeds ls: een bezoeker waarschuwt den Advocaat en maant hem tot vluchten aan. Een hevige verontwaardiging over den smaad, dat men hem als dienaar van de Staten van Holland zou durven aanranden, maakt zich meester van Barnevelt, die thans besluit om in zijn „karos van Staat" ter Statenvergadering te rijden. De reactie op de arrestatie in het gezin van den Advocaat wordt ln ontroerde ver ven door zijn vrouw geschilderd, waaronder echter sterk en vast de toon klipkt van trots en onbevreesdheid: 't Recht volgt boosheid op den voet. en 't Recht doet uit spraak". Zijn vrouw, overtuigd van den onschuld van Barnevelt, vreest niet. Louise de Coligny, die na den dood van Willem van Oranje de warme vriendschap onder houdt, die de Zwijger en Barnevelt hadden gesloten, komt haar verontwaardiging uiten over de onwaardige gevangenname. Bar- nevelts vrouw echter brengt haar tot kalmte, vertrouwend op de uitspraak der rechters. Maar ook Ledenberg, de pensionaris van Utrecht, wordt gearresteerd, de man die in dit stuk de rol vervult van den peinzer die somber den loop der gebeurtenissen voor ziet, maar desondanks trouw blijft aan Barnevelt en aan zijn eens gegeven woord. Het vierde bedrijf opent met de rechts- scène. Meesterlijk wordt in enkele trekken de partijdigheid der rechters weergegeven die zich verkneuteren in hun macht: straks zullen zij den grooten Barnevelt voor zich zien als hun gevangene. Maar dan wordt die gevangene voorgeleid en onder zijn dwingenden blik staat de een na den ander op. vervuld van den ouden eerbied. Barnevelt neemt de leiding der zitting over en geeft den voorzitter het woord. Zijn krachtige verdediging besluit hij met een trotsche uitdaging, die onbe antwoord blijft. Wie zou zich durven be roemen beter patriot te zijn dan Barnevelt? Doch onherroepelijk vervolgt zich de Historie Ledenberg pleegt zelfmoord in zijn cel. de pogingen van Barnevelt's fa milie blijven vruchteloos; Louise de Coligny tracht Barnevelt's vrouw over te halen gratie te vragen, maar zij weigert: „Gratie aan mensehen vraagt de onschuldige nooit". De Prinses begrijpt het en nog een maal beproeft zij Maurits te beletten het vonnis te voltrekken: ln een felle scène verwijt zij hem het onrecht dat staat te NIEUWE UITGAVEN. Versohenen bij Van Gorcum en Cornp. te Assen het tooneelstuk „Het rendez-vous" door Booth Tashington, bewerkt door H. A. Benes. Verschenen bij G. Nlessen, Ede: „Politieke Vrouwen", een fantastische comedie in vijf bedrijven door Jan van Lumey. N. V. Uitg.-Mij. „Kosmos", Amsterdam: „Vergeefsohe bloei", door Leo Vandaele. Zudd-Holiandsche Uitg.-Mij., Den Haag: „La Belle en haar aanbidders". Frank rijk, bereisd, gezien, geproefd en genoten met Jan Feith. Soheltens Giltay, Amsterdam: „Als het kindje komt....", door Martha Brouwer. „Safari", Filmjacht op groot wild in Midden-Afrika, door Martin Johnson. Ge autoriseerde vertaling van J. v. Reensema. Zeer interessante en spannende beschrij ving van avonturen van den beroemden, in middels bij een vliegramp om het leven ge komen ontdekkingsreiziger, Martin John son, en zijn vrouw in de oerwouden van Midden-Afrika, geïllustreerd met talrijke fraaie in de wildernis genomen foto's. Fa. M. J. van der Loeff, Enschede: „Twènter Laand en Leu en léven", door C. Elderink. Uitg.-Mij. Bosch Keuning, Baarn: „Linoleumsnede", door Piet Marée - Handleiding tot het zelf snijden en af drukken van linoleumsneden. „Foto's maken zonder camera", door Piet Marée. „Wij maken een schimmenspel", door Piet Marée. Fa. Boudher, 's-Gravenhage: „Spel in Positano", door Johan van der Woude. N. V. Uitg.-Mij. „De Torentrans", te Zeist: „Lord Zeepsop", door Willem van Iepen- daal. Uitgave voor oudere jongens: Versche nen bij Soheltens Giltay: „Met onze kano naar Indië". De avon turen van twee Indië-vaarders, door G.' en N. Entrop. Uitgaven voor de Jeugd: verschenen bij de Uitg.-Mij„Editio", Hillegom: „Het knikkerzakje", door Leo Petri. „Het oude Waterrad", drie verhalen door D. van Wieringen. „Kerstboek voor Jong Holland 1937", on der redactie van dr. R. Miedema. BOEKBESPREKING. ..Lentebloesem" door Antoon Coo- len - Uitgave het Nederl. Boekhuis Tilburg. Het is altijd een vreugde een nieuw boek van Coolen in handen te krijgen, omdat men van te voren weet, dat deze schrijver, ln het vele dat hij produceert, toch altijd Irisch blijft. De verzameling van deze korte verhailen biedt veel schoons, al zijn ook niet alle schetsen gelijk geselecteerd. Tot het beste van dit twaalftal behoort o. i. „Het Kindje" en ,,De Helm". Met welk een ongekende teederheid en rijkdom aan taal is in het eerste de pasgeboren baby beschreven en met welk een liefde voor de eenzaime uitgestrektheden van de Peel- landen, het Brabantsche landschap in „De Helm". Met welk een realisme daarnaast het wegzinken van den Romeinsehen hon derdman ln het alles opzuigende moeras, dat eens de Peel. was Deze taal is een lust om te lezen het verhaaltje doet er weinig toe. De kleine baby en zijn ouders kennen we niet; ze interesseeren ons weinig: duizenden zijn er zoo. Ook de Romeinsche honderdman, die het dwaallichtje volgde en in het moe ras verzonk, blijft een vage figuur, een uit velen uit een grijs verleden. Ze zijn er alleen om Coolen gelegenheid te geven zijn hart in klankvol Nederlandsch uit te storten. Deze beide taaljuweeltjes steken verre uit boven schetsen als „De Uiterste Dag" en „Bart Verroke's vreemde Dood", waar ons bovenal de gebeurtenissen in het boerendorp moeten boeien. En het minst gelukkig lijkt Coolen ons in zijn schetsen waai' het jonge meisje aan het woord is: „Meibruidje" en „De Brieven van een Wildzang" zijn te geforceerd om er in te kunnen gelooven! Maar om de beide eerst genoemde verhaaltjes, is dit boekje het lezen en herlezen overwaard. „Hoe een Tooneelstuk ontstaat" door Karei Capek. - Uitgevers Holkema Warendorf, Amster dam 1937. Omslag en tekstillustra tie van Mohr. Een oude tooneelrot, die het boekje las, zei: „Het is zóó en niet anders!" De naam van den schrijver is daarbij een waarborg, dat de titel van zijn werk niet de aankondiging van een langdradige wetenschappelijke betooging is. maar een geestige opeenstapeling van allerlei wer kelijke dwaasheden en dwaze werkelijk heden. Het laatste vooral. Al lezende wordt men volkomen overtuigd, dat de toestan den aan het tooneel zoo zijn als Capek die beschrijft, en niet alleen in Praag of in Amsterdam, maar over de geheele wereld, omdat het tooneel een groote internatio nale instelling is. Doch door al dezen spot en hoon heen voelt men de liefde, die de auteur voor het tooneel met alle „drum und dran" moet koesteren. Misschien juist daarom, dat hij het zoo liefdevol kan hekelen. Voor Nederland is het boekje bewerkt door Jan Teulings, acteur,, die hier en daar in details wijzigingen heeft moeten aanbrengen, omdat er in het buitenland aan het tooneel ook enkele gewoonten en gebruiken bestaan, die wij niet kennen. Deze bewerking is uitstekend. Grappig zijn ook de kleine teekeningen van Mohr, die hier een kant van zijn talent ontplooit, dat afwijkt van zijn min of meer conventioneele boekomslagen en den geest van den auteur evenaart. Jammer dat de omslag zoo zwaar gever- nisd is en plakt en kleeft! „De Mölle" van G. A. van derLugt - Uitgave Tijdstroom, Loohem. „De meeste van disse stukskes hebt in de Lochemsche kraante estaon onder den namen Oet Gelster umdat ze esohreven bunt ln de tale, zooas die in Gelster espro ken wordt Dat is tenminste voor Hollanders een begrijpelijk zinnetje in den aanhef, al weten we eigenlijk niet goed waar Gelster ligt. maar dat zal wel ergens in den Ach terhoek wezen. Jammer dat deze gevoelige en vroolijke vertelsels, die het best met „Cremertjes" te vergelijken zijn, voor ons zoo'stroef lezen. Want eerst moet je leeren hoe de ao en de ae worden uitgesproken en dan wanneer ze weer anders worden uitgesproken, dan je net geleerd hebt en dan is er een heele lijst achterin van .slimme weurden", die bij lange na met lang genoeg blijkt te zijn en je gaat toch niet leder woord opzoeken, dat doet zoo erg terugdenken aan onze leesles met een dictionnalre ernaast! Ziehier het bezwaar dergelijke lnheemsche lectuur de grenzen van het „good Gelsters" de wijde wereld, die Nederland daarnaast is, in te zenden. „In en om het Kleine Dorp" van Kerst Zwart. Uitgave W J. Thieme Co. 1937. Hetzelfde bezwaar dat we tegen „De Mblle" hebben, geldt ook voor dit boek, hoewel deze vertelsels, meer overleveringen uit den volksmond van het „nearige vóolsken tusschen de Berkel en de Baak- sche beek" (waarom kondigt de uitgever den lezers de streek niet aan waar deze ver telsels bijeengeraapt zijn?) vlot leesbare gedeelten heeft. Zoo is dit boek geworden tot een lijvige verzameling van overleve ringen, bijgeloof verdlchts.els, versjes, spreekwoorden en rijmpjes, die ongetwij feld bijdragen tot de kennis der folklore en tot het goede behooren wat de uitge vers Thieme op dat gebied steeds weer naar voren brengen. De teekenaar van den omslag heeft pro fijt weten te trekken van des schrijvers naam „Kerst Zwart" en den omslag uit gevoerd in het gloeiend rood en glanzend zwart, het wintersche feest in December eigen. Ft 1.40 PER FLACON IN APOTHEKEN EN DROGISTERIJEN 2053 (Ingez. Med.ï NOG EENS KLOMPEN OF SCHOENEN. Ook een „moeder" betuigt uit eigen ervaring adhaesie aan het stuk van den heer de Graaf inzake de vraag: schoenen of klompen voor schoolkinderen, wat be treft de kwestie van „minderwaardigheids gevoel". Tenslotte raadt zij aan een meer individueele hulpverleening. Zij zegt: maar de beter-bedeelde ingezetenen die mis schien verschillende aantallen schoenen „waar de kinderen uitgegroeid zijn" rente loos op den zolder of in een hoek van een kast hebben staan? Zou een oproep aan zulke ouders en een inzameling van ge meentewege hier tervergeefs zijn? mij dunkt van niet! En we hebben dan voor de kinderen die daarvoor in aanmerking moeten komen schoenen en de reparaties kunnen dan waarschijnlijk door de gemeente bekostigd worden en uitgevoerd door een schoen maker van beroep wiens brood dan niet uit den mond wordt genomen, vanwege al het werk „in eigen reparatie". VOOR DE JEUGD. „Vader's Vertellingen", door Yge Foppema. Geïllustreerd door Fred die Langelen - Uitgave Leopold, Den Haag. Prijs geb. f. 1.90 en in genaaid f. 1.25. Als we ons niet vergissen zijn de meeste van deze verhaaltjes vroeger elders gepu bliceerd en dus niet nieuw. Aanleiding tot de vertelsels is eigenlijk de kinkhoest van Els en Hans, want daardoor komt Vader tot vertellen, iederen avond opnieuw, on schuldige, kleine gebeurtenissen uit het leven van een wat braaf jongetje, Vader zelf. Of ze paedagogisch honderd procent verantwoord zijn, laten we maar in het midden en aan de critlek van de jeugdige lezers zelf over. Het boek is ook geschikt om te worden voorgelezen. C. N. IN NEDERLAND 1 DECEMBER 1937; 20 h MT. Ster v/é 3' grootte, of kkio*r Ster "/t 2' grootte. Ster v/d 1' gr. Melkweg WetftGft 'iagerebrrVes Bureau */d Industrieeleo Eigendom onder No. 6 4 2 2 9 ©eebs VOLLE MAAN O LAATSTE KVAET1ER 6 NIEIIVE KAAN VENUS MAES Juprraa© SATURNUS Bovenstaand kaartje stelt voor den ster renhemel op 1 December 1937, in Neder land, des avonds te acht uur Middelbare Tijd, gelijk aan OO h 41 min. Sterretljd. In tegenstelling met gewone landkaarten vindt men hier het Westen rechts, het Oos ten links van den beschouwer geteekend. Dat is bij sterrekaarten noodzakelij t en gebruikelijk, teneinde te verhoeden, dat de beelden in spiegelschrift zouden verschij nen. Wanneer men in het oog houdt dat de hemellichamen die in het Oosten opkomen, naar het Zuiden stijgen en in het Westen ondergaan, en wanneer men verder slechts dat kwadrant van de kaart voor zich neemt, waarnaar de blik aan den hemel gericht is. dan is de oriëntatie eenvoudig genoeg. Op dit kaartje loopt, van het Oosten naar het Westen, door de sterrenbeelden Orion. Wagenman, Cassiopeia, Zwaan en Arend, een gebogen stippellijn; zij duldt de ligging van den Melkweg aan. In drukletters vermeld zijn de namen van de sterrebeelden; de eigennamen van een aantal der helderste sterren zijn in schrijf letters geteekend. De middaghoogte van de zon neemt tor den kortsten dag, den 22en Dec. af van 16'/, gr. tot 14'/s gr., daarna vangt een zeer lang zame toename aan. de dagboog i= de tijd dat zij boven den horizont staat), is in het begin van de maand acht uur en enkele minuten; op den kortsten dag 7 3/4 uur; daarna neemt ook deze waarde weer iets toe. De astronomische winter begint 21 December. De schijngestalten van de maan zijn: N.M.: 2 Dec.: E.K.: II Dec.; V.M.: 17 Dec. en L.K.24 Dec. Het Eerste Kwartier vindt men op ons kaartje in de Visschen, de Volle Maan by den Wagenman. Het Laatste Kwartier, in de Maagd, valt buiten onze kaartrand. DE PLANETEN. Op onze kaartjes volgen wij den loop der vier planeten, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. Venus lm —3.4) staat 1 Dec. in de Weegschaal; op onze kaart niet te zien. ZIJ is morgenster. Mars (m 1,0) in den Steenbok, aan de Z.W. rand van ons kaartje. Jupiter (m —1,6) is avondster in den Schutter. Om 8 uur is hij al even onder, maar we teekenden hem nog juist buiten den kaartrand. Saturnus (m 1,2) is avondster in de Visschen. im magnitude helderheid, vergele ken met een ster van de le grootte, die m 1,0 heeft). Deze maand komt Orion, het prachtige sterrenbeeld onzer winternachten, om 8 uur boven de Oosterkim; later in den nacht ge volgd door den Grooten Hond, met Sirius, de helderste aller vaste sterren. Van 2—3 Dec. is er een ringvormige zone clips; deze is echter alleen waar te nemen in de Stille Zuidzee en haar randgebieden. 3—3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 11