De Sterrenhemel
[EIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Dinsdag 30 November 1937
SPREEKCEL
ZUID
WHH IK LETTEREN
TENTOONSTELLING H. F. BOOT.
In de Lakenhal.
De schilder H. F. Boot is 8 Februari 1877
Maastricht geboren. Van uit het Zuiden
kliij langzamerhand steeds verder naar het
Voorden getrokken. Als knaap ontving hij
«in eerste lessen van Weingarter te Breda.
In de eerste jaren van het laatste decen
nium der 19de eeuw verpoosde hij af en toe
«n de Kotterdamsche academie, tot hij er
naai 1897 een tijdlang regelmatig ver-
jelde. Hier stond hij vooral onder leiding
i J. H Weitkamp. In dien tijd ontving hij
rëneens lessen van A. H. K. Maasdijk in
luur, van D. G. Ezerman in perspectief, en
,..i Miedema in boetseeren. Ook Theo van
Ijoytema heeft bijgedragen tot zijn vor-
hirig. Doeh ten slotte is het vooral eigen
Intense werkzaamheid geweest, die onder
de leiding den doorslag heeft gegeven.
l'Êen langen tijd vertoefde hij te Rotter-
jn, daarna te Spaarndam tot hij eindelijk
j Haarlem terechtkwam, Met verschillende
teidsclie schilders heeft hij relaties onder-
tóuden. Toch leeft hij voor de wereld
Enigszins teruggetrokken, doch wordt in
fen kring zijner kunstbroeders gewaardeerd
feet het minst om zijn warme menschelijk-
feld.
De heer Boot draagt zijn zes kruisjes met
fere. Hij heeft hard en stoer gewerkt om
jch een uitnemende grafische en schll-
|tirlijke techniek eigen te maken. Hij is in
i eerste plaats een man. die zijn „vak"
Jstiit, waaronder is te verstaan de techniek
rjn het vlot en zeker hanteeren der teeken-
!tj[t, de zekere en gevoelige penseelvoering,
it verfbehandeling, de tallooze kunstgre-
pen om een bepaald effect te verkrijgen.
Tenslotte Is dit alles noodig om de in-
jpiratie de wegen te verschaffen, waardoor
lij rich uiten kan, om stemming in het werk
te brengen en zijn beste gevoelens te kun-
ren vertolken.
Hij heeft zich daarbij nimmer laten over
rompelen door -smen en modegrillen, en
Beef in zekeren zin een ouderwetsch schil
fer: hij houdt van de sfeer van het oude
in van oude dingen, die een geschiedenis
bebben. Stoelend op het impressionisme zij
ner oudere generatie, doch eveneens zich
iplegelend aan de eruditie en de klaarheid
rin Theo van Hoytema, weet hij door zijn
loorzichtigen toon een bepaaldheid te be
reiken. die boven het impressionisme uit
laat. Terwijl toon en stemming verwant
saap met de ouderen vertoonen, blijkt
hooral uit zijn latere werken de grens is
Inet seherp te trekken dat hij niet on-
Keioelig is gebleven voor moderner tona-
f.'.iitsgevoel. Doch zijn diepste wezen heeft
t niet aangeraakt. Hij is zichzelf, bij alle
nrruiming van middelen en blik, volkomen
[(trouw gebleven. Hij heeft zich zelf nlm-
ner verloren ln experimenten, doch heeft
steeds trouwhartig zijn eigen eerlijke, min
o! meer droomerlg-romantische visie op de
dingen gegeven, zijn eigen ernstigen en
lieidevollen aard in zijn werk vertolkt. Hier
is een stage, rustige en zekere ontwikkeling,
leen fijne eruditie, die zich door allerlei
Ipoot gerucht in de kunstwereld na den
|oorlog niet uit het evenwicht liet brengen.
De heer Boot heeft zich gewijd aan por-
tret. figuur, stilleven, interieur en somtijds
|aan het landschap.
Het werk dat hier hangt geeft, naar mij
Idunkt, een vrij zuiver beeld van zijn kun-
|nen.
Voor het portret wijzen wij in de eerste
plaats een der oudste werken aan, No. 1,
een krijtteekenlng van een Itallaansche
louw, waarbij de schilder zich een scherp
baamemer heeft getoond en het type zui-
ter heeft getroffen. Deze teekening is ont
daan tusschen 1904 en 1907.
1 Uit een volgende periode van 1910'14
dateert het portret in olieverf van den heer
IF M„ dat geheel ln den glanzend bruinen
toon der oude Hollanders is gehouden, een
vatting die, al zijn wij moderner gewend,
»g steeds „het doet".
Een vernieuwing van toon beleven wij ln
prachtige aquarel, portret van den J. W.
ontstaan tusschen 1914 en '18, zuiver en
iterst gevoelig van vormgeving en kleur,
'«n lette maar eens op den bouw van de
"P, de oogen achter de brilleglazen, het
oorhoofd met zijn suggestieve belichting.
En na deze mag ik niet vergeten U op-
kzaam te maken op de olieverfschilderij
Jan een werkjongen, die dateert uit het
tijdperk 1925'27, en waarin zich een ge-
mperd modern kleurgevoel uit en waarvan
te gelijkertijd de uitstekende typeering
taardeeren. Ook het sympathieke portret
'in Mevr. V. K. wint steeds bij aandachtige
«schouwing. Vooral het kopje is sterk door-
Kvoerd.
"a deze portretten wijs ik als vertegen
woordiger der figuren in 't bijzonder op de
"a'ige, serieuze teekening in houtskool van
engel, waaruit zich de Innerlijk rell-
tfeuze geest van den heer Boot kenbaar
haakt.
Het talrijkst is de heer Boot hier verte-
Sinwoordlgd door Stillevens, die veelal tege-
ujkerttj d interieurschilderingen zijn. De
Jeeste er van zijn in donkeren toon gehou-
ccn, ondanks hun sfeer toch klaar en door-
schtlg, terwijl veelal een lichter accent
■W. dat de voorstelling niet monotoon
vordt.
Wat dc compositie betreft zou men op 't
«iste gezicht zeggen, dat de heer Boot
"Mdt van de schilderachtigheid van het
rammelige. Een groot aantal, liefst oude
™8cn. brengt hij in oogenschijnlijk geheel
Bevallige groepeering bij elkaar. Natuurlijk
in deze dingen, zoo losjes bijeenge-
Pjaatst of op elkaar gestapeld, toch naar
"loenbeloop en kleur een weloverwogen
compositie.
Ze zijn voor hem in deze plaatsing de
"«welen om zijn min of meer romantisee-
,'Me stemmingen te beleven en te vertol-
«n. Doch men moet toch wel een meester
OM. om ln deze meerendeels groote doeken
f'H in rammelende details te vervallen. Dat
L aiLn °°k geenszins het geval. Alles is
jf'J gebonden van toon, terwijl de hoofd-
rJMacht gewoonlijk op één punt wordt ge-
'icentreerd. De omschrijving ln den cata-
?us geeft, nit concentratiepunt meestal
aan.
Zoo noem ik in de eerste plaats de koste-
jitho „Stilleven met Kruik", die op den
„raingsdag reeds prijkte met de mededee-
geruite keukenhanddoek die de mand rechts
beneden bedekt.
Daarnaast hangt een aquarel: „Stilleven
met pleisterkop". De kop beheerscht, doch
daarnaast moet U eens ln 't bizonder acht
geven op de zorg welke besteed ls, en de
stemming welke tot uiting komt ln een
partij schuinrechts beneden den kop.
Ik wijs op No. 22 „Stilleven met Venus-
buste" waarvan de kop ln den rechterboven
hoek weer het hoofdaccent vormt. In den
zelfden trant vallen: Stilleven met Anti-
nousbuste". „Stilleven met Zonnebloemen''.
Een „Stilleven met doozen'' zou men een
compositie van het rommelige willen noe
men, wat nog niet wil zeggen, dat het een
rommelige compositie is. Integendeel! In
een fijn genuanceerd coloriet en .sterke ge
bondenheid van lijn en toon heeft de schil
der hier zijn gegevens samengevat.
Zoo wil ik onder de vele stillevens nog
wijzen op dat met de Artisjokken, in voor
naam grijzen toon voorgedragen. Het blauw
van een kruikje, het groen van een gem
berpot en het paarsrood van een doos vor
men een harmonisch accoord, dat be
heerscht wordt door het zilverig grijs en
bruin van de artisjokken en den alge-
meenen toon van het doel.
Zoo zouden wij meerdere, ook bloemstil-
levens kunnen aanduiden en waardeerén.
Het landschap is o.a. vertegenwoordigd
door een boerenerfje bij Amstelveen, met
een tuintje waarin O. I kers bloeit en be
grensd door een landelijk slootje; en ver
der op de frissche aquarel..Landschap met
boomen".
Wij meenen het bij deze beschouwing te
moeten laten en hopen van harte, dat het
werk van dezen eerlijken en trouwhartigen
schilder veel belangstelling moge vinden
CONCERT TEN BATE DER LEIDSCHE
BLINDEN-WERKINRICHTING.
Ten bate der Blinden-Werkinrichting te
dezer ulaatse wordt od Dinsdag 7 Decem
ber a.s. door het Leidsch A Capella Koor,
onder leiding van den heer Willem Mizée,
een concert gegeven in de ^Stadsgehoor
zaal met medewerking van eenige bekende
kunstenaars tw. mevr. Suze Luger (alt) en
de heeren Jaap Stotijn (hobo) en H. Franco
Mendes (vleugel). Het zeer veelzijdig
samengestelde programma, waarop zoowel
oude als moderne componisten vertegen
woordigd zijn, alsmede de namen der uit
voerenden. waarborgen een mooien avond.
gebeuren. Vergeefs. In een gespan
monoloog uit hij zijn innerlljken strijd:
eenerzijds zijn bewondering, anderzijds zijn
haat jegens den man in wiens schaduw hij
zich steeds voelde staan. Gratie geven
kan hij niet.
In de laatste tooneelen verschijnt dan
Barnevelt weer, niet als partij in een con
flict, maar als de wijze grijsaard, die het
leven heeft doorschouwd. „Niet ik sterf, de
tijd, mijn tijd, de tijd des Zwijgers, heel
de wereld van toen wankelt, en nu dit mijn
cud hoofd daar het hoofd van is. valt dat
eerst". Zoo spreekt hij tot de predikanten
die hem ln zijn laatste uren bijstaan. De
felheid is uit deze sterke figuur geweken,
diepe bezonnenheid en kalmte zijn daar
voor ln de plaats gekomen. Zoo bestijgt hij
het schavot, „klaar over God en wereld,
doodbereld".
JOHAN VAN OLDENBARNEVELT.
t'reeds
..Verkocht",
.«ze ls dan ook buitengewoon mooi. Van
buik kijken we naar de schuinstaande
"kaam expressief is de rand en de geheel
a Met een paar houten lepels er onder,
wifv uw vallende opening van de pan
"etend. En niet minder opvallend is de
Lustrumstuk der Indologen Vereeniging.
In het Verwey-nummer van „de Stem"
wees Victor E. van Vriesland op het merk
waardige feit dat nog nimmer een der
tooneelstukken van Verwey werd opge
voerd. Toen dat artiket gepubliceerd werd.
hadden de eerste repetities voor de opvoe
ring van „Johan van Oldenbarnevelt"
leeds plaats gehad en wanneer op Vrijdag
a.s., den laatsten dag van het Lustrum, dit
stuk in den Schouwburg te Leiden zal wor
den gegeven, zal dan eindelijk. 43 jaar na
het verséhljnen, de première plaats vinden
van dit treurspel. Het is geschreven in
rijmlooze verzen, eenigermate in den trant
van het Shakespeare-vers.
Het treurspel behandelt het conflict tus
schen Maurits en Oldenbarnevelt. Het
eerste bedrijf stelt de beide mannen tegen
over elkaar, wanneer de een met zijn ge
volg uit de Kloosterkerk komt, waar hij
dien Zondag zijn sympathie voor de Con
tra-Remonstranten heeft betoond, de ander
den Remonstrantschen dienst heeft bijge
woond, vergezeld van Grotius, maar ook
van Louise de Coligny en Frederik Hendrik.
Dit is het eenige oogenblik in het ge-
heele stuk, dat belde partijen rechtstreeks
tegenover elkaar staanhet is de oorlogs
verklaring. Nadien zullen beide mannen,
wier samenwerking Nederland heeft groot
gemaakt. elkander niet meer ontmoeten.
Het stuk ontwikkelt zich dan verder: wij
maken het oogenblik mee dat de Scherpe
Resolutie wordt opgesteld en het besluit
valt waardgelders ln dienst te nemen,
waarna Maurits in Utrecht dit krijgsvolk
de wapenen doet neerleggen.
Het derde bedrijf toont ons Barnevelt.
peinzend, het gevaar van den toestand
ziende, maar toch niet zoo dreigend als het
reeds ls: een bezoeker waarschuwt den
Advocaat en maant hem tot vluchten aan.
Een hevige verontwaardiging over den
smaad, dat men hem als dienaar van de
Staten van Holland zou durven aanranden,
maakt zich meester van Barnevelt, die
thans besluit om in zijn „karos van Staat"
ter Statenvergadering te rijden.
De reactie op de arrestatie in het gezin
van den Advocaat wordt ln ontroerde ver
ven door zijn vrouw geschilderd, waaronder
echter sterk en vast de toon klipkt van
trots en onbevreesdheid: 't Recht volgt
boosheid op den voet. en 't Recht doet uit
spraak". Zijn vrouw, overtuigd van den
onschuld van Barnevelt, vreest niet. Louise
de Coligny, die na den dood van Willem
van Oranje de warme vriendschap onder
houdt, die de Zwijger en Barnevelt hadden
gesloten, komt haar verontwaardiging uiten
over de onwaardige gevangenname. Bar-
nevelts vrouw echter brengt haar tot
kalmte, vertrouwend op de uitspraak der
rechters.
Maar ook Ledenberg, de pensionaris van
Utrecht, wordt gearresteerd, de man die in
dit stuk de rol vervult van den peinzer die
somber den loop der gebeurtenissen voor
ziet, maar desondanks trouw blijft aan
Barnevelt en aan zijn eens gegeven woord.
Het vierde bedrijf opent met de rechts-
scène. Meesterlijk wordt in enkele trekken
de partijdigheid der rechters weergegeven
die zich verkneuteren in hun macht:
straks zullen zij den grooten Barnevelt
voor zich zien als hun gevangene. Maar
dan wordt die gevangene voorgeleid en
onder zijn dwingenden blik staat de een
na den ander op. vervuld van den ouden
eerbied. Barnevelt neemt de leiding der
zitting over en geeft den voorzitter het
woord. Zijn krachtige verdediging besluit
hij met een trotsche uitdaging, die onbe
antwoord blijft. Wie zou zich durven be
roemen beter patriot te zijn dan Barnevelt?
Doch onherroepelijk vervolgt zich de
Historie Ledenberg pleegt zelfmoord in
zijn cel. de pogingen van Barnevelt's fa
milie blijven vruchteloos; Louise de Coligny
tracht Barnevelt's vrouw over te halen
gratie te vragen, maar zij weigert: „Gratie
aan mensehen vraagt de onschuldige
nooit". De Prinses begrijpt het en nog een
maal beproeft zij Maurits te beletten het
vonnis te voltrekken: ln een felle scène
verwijt zij hem het onrecht dat staat te
NIEUWE UITGAVEN.
Versohenen bij Van Gorcum en Cornp. te
Assen het tooneelstuk „Het rendez-vous"
door Booth Tashington, bewerkt door H. A.
Benes.
Verschenen bij
G. Nlessen, Ede:
„Politieke Vrouwen", een fantastische
comedie in vijf bedrijven door Jan van
Lumey.
N. V. Uitg.-Mij. „Kosmos", Amsterdam:
„Vergeefsohe bloei", door Leo Vandaele.
Zudd-Holiandsche Uitg.-Mij., Den Haag:
„La Belle en haar aanbidders". Frank
rijk, bereisd, gezien, geproefd en genoten
met Jan Feith.
Soheltens Giltay, Amsterdam:
„Als het kindje komt....", door Martha
Brouwer.
„Safari", Filmjacht op groot wild in
Midden-Afrika, door Martin Johnson. Ge
autoriseerde vertaling van J. v. Reensema.
Zeer interessante en spannende beschrij
ving van avonturen van den beroemden, in
middels bij een vliegramp om het leven ge
komen ontdekkingsreiziger, Martin John
son, en zijn vrouw in de oerwouden van
Midden-Afrika, geïllustreerd met talrijke
fraaie in de wildernis genomen foto's.
Fa. M. J. van der Loeff, Enschede:
„Twènter Laand en Leu en léven", door
C. Elderink.
Uitg.-Mij. Bosch Keuning, Baarn:
„Linoleumsnede", door Piet Marée -
Handleiding tot het zelf snijden en af
drukken van linoleumsneden.
„Foto's maken zonder camera", door
Piet Marée.
„Wij maken een schimmenspel", door
Piet Marée.
Fa. Boudher, 's-Gravenhage:
„Spel in Positano", door Johan van der
Woude.
N. V. Uitg.-Mij. „De Torentrans", te
Zeist:
„Lord Zeepsop", door Willem van Iepen-
daal.
Uitgave voor oudere jongens: Versche
nen bij Soheltens Giltay:
„Met onze kano naar Indië". De avon
turen van twee Indië-vaarders, door G.' en
N. Entrop.
Uitgaven voor de Jeugd: verschenen bij
de Uitg.-Mij„Editio", Hillegom:
„Het knikkerzakje", door Leo Petri.
„Het oude Waterrad", drie verhalen door
D. van Wieringen.
„Kerstboek voor Jong Holland 1937", on
der redactie van dr. R. Miedema.
BOEKBESPREKING.
..Lentebloesem" door Antoon Coo-
len - Uitgave het Nederl. Boekhuis
Tilburg.
Het is altijd een vreugde een nieuw boek
van Coolen in handen te krijgen, omdat
men van te voren weet, dat deze schrijver,
ln het vele dat hij produceert, toch altijd
Irisch blijft. De verzameling van deze korte
verhailen biedt veel schoons, al zijn ook
niet alle schetsen gelijk geselecteerd.
Tot het beste van dit twaalftal behoort
o. i. „Het Kindje" en ,,De Helm". Met welk
een ongekende teederheid en rijkdom aan
taal is in het eerste de pasgeboren baby
beschreven en met welk een liefde voor
de eenzaime uitgestrektheden van de Peel-
landen, het Brabantsche landschap in „De
Helm". Met welk een realisme daarnaast
het wegzinken van den Romeinsehen hon
derdman ln het alles opzuigende moeras,
dat eens de Peel. was
Deze taal is een lust om te lezen het
verhaaltje doet er weinig toe. De kleine
baby en zijn ouders kennen we niet; ze
interesseeren ons weinig: duizenden zijn
er zoo. Ook de Romeinsche honderdman,
die het dwaallichtje volgde en in het moe
ras verzonk, blijft een vage figuur, een
uit velen uit een grijs verleden. Ze zijn
er alleen om Coolen gelegenheid te geven
zijn hart in klankvol Nederlandsch uit te
storten. Deze beide taaljuweeltjes steken
verre uit boven schetsen als „De Uiterste
Dag" en „Bart Verroke's vreemde Dood",
waar ons bovenal de gebeurtenissen in het
boerendorp moeten boeien. En het minst
gelukkig lijkt Coolen ons in zijn schetsen
waai' het jonge meisje aan het woord is:
„Meibruidje" en „De Brieven van een
Wildzang" zijn te geforceerd om er in te
kunnen gelooven! Maar om de beide eerst
genoemde verhaaltjes, is dit boekje het
lezen en herlezen overwaard.
„Hoe een Tooneelstuk ontstaat"
door Karei Capek. - Uitgevers
Holkema Warendorf, Amster
dam 1937. Omslag en tekstillustra
tie van Mohr.
Een oude tooneelrot, die het boekje las,
zei: „Het is zóó en niet anders!"
De naam van den schrijver is daarbij
een waarborg, dat de titel van zijn werk
niet de aankondiging van een langdradige
wetenschappelijke betooging is. maar een
geestige opeenstapeling van allerlei wer
kelijke dwaasheden en dwaze werkelijk
heden. Het laatste vooral. Al lezende wordt
men volkomen overtuigd, dat de toestan
den aan het tooneel zoo zijn als Capek die
beschrijft, en niet alleen in Praag of in
Amsterdam, maar over de geheele wereld,
omdat het tooneel een groote internatio
nale instelling is.
Doch door al dezen spot en hoon heen
voelt men de liefde, die de auteur voor het
tooneel met alle „drum und dran" moet
koesteren. Misschien juist daarom, dat hij
het zoo liefdevol kan hekelen.
Voor Nederland is het boekje bewerkt
door Jan Teulings, acteur,, die hier en
daar in details wijzigingen heeft moeten
aanbrengen, omdat er in het buitenland
aan het tooneel ook enkele gewoonten en
gebruiken bestaan, die wij niet kennen.
Deze bewerking is uitstekend.
Grappig zijn ook de kleine teekeningen
van Mohr, die hier een kant van zijn
talent ontplooit, dat afwijkt van zijn min
of meer conventioneele boekomslagen en
den geest van den auteur evenaart.
Jammer dat de omslag zoo zwaar gever-
nisd is en plakt en kleeft!
„De Mölle" van G. A. van derLugt
- Uitgave Tijdstroom, Loohem.
„De meeste van disse stukskes hebt in
de Lochemsche kraante estaon onder den
namen Oet Gelster umdat ze esohreven
bunt ln de tale, zooas die in Gelster espro
ken wordt
Dat is tenminste voor Hollanders een
begrijpelijk zinnetje in den aanhef, al
weten we eigenlijk niet goed waar Gelster
ligt. maar dat zal wel ergens in den Ach
terhoek wezen. Jammer dat deze gevoelige
en vroolijke vertelsels, die het best met
„Cremertjes" te vergelijken zijn, voor ons
zoo'stroef lezen. Want eerst moet je leeren
hoe de ao en de ae worden uitgesproken
en dan wanneer ze weer anders worden
uitgesproken, dan je net geleerd hebt en
dan is er een heele lijst achterin van
.slimme weurden", die bij lange na met
lang genoeg blijkt te zijn en je gaat toch
niet leder woord opzoeken, dat doet zoo
erg terugdenken aan onze leesles met een
dictionnalre ernaast! Ziehier het bezwaar
dergelijke lnheemsche lectuur de grenzen
van het „good Gelsters" de wijde wereld,
die Nederland daarnaast is, in te zenden.
„In en om het Kleine Dorp" van
Kerst Zwart. Uitgave W J. Thieme
Co. 1937.
Hetzelfde bezwaar dat we tegen „De
Mblle" hebben, geldt ook voor dit boek,
hoewel deze vertelsels, meer overleveringen
uit den volksmond van het „nearige
vóolsken tusschen de Berkel en de Baak-
sche beek" (waarom kondigt de uitgever
den lezers de streek niet aan waar deze ver
telsels bijeengeraapt zijn?) vlot leesbare
gedeelten heeft. Zoo is dit boek geworden
tot een lijvige verzameling van overleve
ringen, bijgeloof verdlchts.els, versjes,
spreekwoorden en rijmpjes, die ongetwij
feld bijdragen tot de kennis der folklore
en tot het goede behooren wat de uitge
vers Thieme op dat gebied steeds weer
naar voren brengen.
De teekenaar van den omslag heeft pro
fijt weten te trekken van des schrijvers
naam „Kerst Zwart" en den omslag uit
gevoerd in het gloeiend rood en glanzend
zwart, het wintersche feest in December
eigen.
Ft 1.40 PER FLACON IN APOTHEKEN EN DROGISTERIJEN
2053
(Ingez. Med.ï
NOG EENS KLOMPEN OF SCHOENEN.
Ook een „moeder" betuigt uit eigen
ervaring adhaesie aan het stuk van den
heer de Graaf inzake de vraag: schoenen
of klompen voor schoolkinderen, wat be
treft de kwestie van „minderwaardigheids
gevoel". Tenslotte raadt zij aan een meer
individueele hulpverleening. Zij zegt: maar
de beter-bedeelde ingezetenen die mis
schien verschillende aantallen schoenen
„waar de kinderen uitgegroeid zijn" rente
loos op den zolder of in een hoek van een
kast hebben staan? Zou een oproep aan
zulke ouders en een inzameling van ge
meentewege hier tervergeefs zijn? mij
dunkt van niet!
En we hebben dan voor de kinderen die
daarvoor in aanmerking moeten komen
schoenen en de reparaties kunnen dan
waarschijnlijk door de gemeente bekostigd
worden en uitgevoerd door een schoen
maker van beroep wiens brood dan niet uit
den mond wordt genomen, vanwege al het
werk „in eigen reparatie".
VOOR DE JEUGD.
„Vader's Vertellingen", door Yge
Foppema. Geïllustreerd door Fred
die Langelen - Uitgave Leopold,
Den Haag. Prijs geb. f. 1.90 en in
genaaid f. 1.25.
Als we ons niet vergissen zijn de meeste
van deze verhaaltjes vroeger elders gepu
bliceerd en dus niet nieuw. Aanleiding tot
de vertelsels is eigenlijk de kinkhoest van
Els en Hans, want daardoor komt Vader
tot vertellen, iederen avond opnieuw, on
schuldige, kleine gebeurtenissen uit het
leven van een wat braaf jongetje, Vader
zelf. Of ze paedagogisch honderd procent
verantwoord zijn, laten we maar in het
midden en aan de critlek van de jeugdige
lezers zelf over. Het boek is ook geschikt
om te worden voorgelezen.
C. N.
IN NEDERLAND 1 DECEMBER 1937; 20 h MT.
Ster v/é 3' grootte, of kkio*r
Ster "/t 2' grootte.
Ster v/d 1' gr.
Melkweg
WetftGft 'iagerebrrVes
Bureau */d Industrieeleo
Eigendom onder No.
6 4 2 2 9
©eebs
VOLLE MAAN
O LAATSTE KVAET1ER
6 NIEIIVE KAAN
VENUS
MAES
Juprraa©
SATURNUS
Bovenstaand kaartje stelt voor den ster
renhemel op 1 December 1937, in Neder
land, des avonds te acht uur Middelbare
Tijd, gelijk aan OO h 41 min. Sterretljd.
In tegenstelling met gewone landkaarten
vindt men hier het Westen rechts, het Oos
ten links van den beschouwer geteekend.
Dat is bij sterrekaarten noodzakelij t en
gebruikelijk, teneinde te verhoeden, dat de
beelden in spiegelschrift zouden verschij
nen.
Wanneer men in het oog houdt dat de
hemellichamen die in het Oosten opkomen,
naar het Zuiden stijgen en in het Westen
ondergaan, en wanneer men verder slechts
dat kwadrant van de kaart voor zich neemt,
waarnaar de blik aan den hemel gericht is.
dan is de oriëntatie eenvoudig genoeg.
Op dit kaartje loopt, van het Oosten naar
het Westen, door de sterrenbeelden Orion.
Wagenman, Cassiopeia, Zwaan en Arend,
een gebogen stippellijn; zij duldt de ligging
van den Melkweg aan.
In drukletters vermeld zijn de namen van
de sterrebeelden; de eigennamen van een
aantal der helderste sterren zijn in schrijf
letters geteekend.
De middaghoogte van de zon neemt tor
den kortsten dag, den 22en Dec. af van 16'/,
gr. tot 14'/s gr., daarna vangt een zeer lang
zame toename aan. de dagboog i= de tijd
dat zij boven den horizont staat), is in het
begin van de maand acht uur en enkele
minuten; op den kortsten dag 7 3/4 uur;
daarna neemt ook deze waarde weer iets
toe. De astronomische winter begint
21 December.
De schijngestalten van de maan zijn:
N.M.: 2 Dec.: E.K.: II Dec.; V.M.: 17 Dec.
en L.K.24 Dec.
Het Eerste Kwartier vindt men op ons
kaartje in de Visschen, de Volle Maan by
den Wagenman. Het Laatste Kwartier, in de
Maagd, valt buiten onze kaartrand.
DE PLANETEN.
Op onze kaartjes volgen wij den loop der
vier planeten, Venus, Mars, Jupiter en
Saturnus.
Venus lm —3.4) staat 1 Dec. in de
Weegschaal; op onze kaart niet te zien. ZIJ
is morgenster.
Mars (m 1,0) in den Steenbok, aan de
Z.W. rand van ons kaartje.
Jupiter (m —1,6) is avondster in den
Schutter. Om 8 uur is hij al even onder,
maar we teekenden hem nog juist buiten
den kaartrand.
Saturnus (m 1,2) is avondster in de
Visschen.
im magnitude helderheid, vergele
ken met een ster van de le grootte, die m
1,0 heeft).
Deze maand komt Orion, het prachtige
sterrenbeeld onzer winternachten, om 8 uur
boven de Oosterkim; later in den nacht ge
volgd door den Grooten Hond, met Sirius,
de helderste aller vaste sterren.
Van 2—3 Dec. is er een ringvormige zone
clips; deze is echter alleen waar te nemen
in de Stille Zuidzee en haar randgebieden.
3—3