De Belgische koning in Londen - Kers van Galen 78ste Jaaraang LEID5CH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON dochter van den rentmeester jr-—i^—iw HET OFFICIEELE BEZOEK VAN KONING LEOPOLD AAN LONDEN. De Belgische koning en de Engelsche koning bij het inspecteeren der eerewacht aan het Victoria-station te Londen. HET BEZOEK VAN DEN BELGISCHEN KONING AAN LONDEN Koning Leopold en Koning George tijdens den rit van Victoria-Station naar Buckingham Palace. Naar het Engetsch. kot Bebru'kte het als een schuilplaats inj s^hoone, hooggeboren jonge vrouw, hij zich schaamde over de wijze, ™P hij haar tot de zijne had ge takt!» De oude man hield een oogen- op en zette toen hardop zijn gedach- «fflg voort. „Dus konden we niet dan duelleeren. Hij bracht mij -naar hij meende, doodelijke won- jBr Toen heb ik hem levenslange wraak "wen. Die gelofte heb ik mijzelven in teheim afgelegd, toen ik daar in het laS te baden.Daarop is zij gestor- wn een gebroken hart, doordat hij „.Jf^aarloosde. En zelfs na haar dood 'e hij haar nog niet de plaats, die haar echtswege toekwam, maar liet haar J PP P®" kerkhof liggen, niet in het larn f van de Eynesfords. Hij is oen iWeer Setrouwd en had kinderen, iktjinl ouclste zoon geboren was, ben ik lit! h naar het S1®' van dc vr0UW' die lattiri en heb gezworen, dat nooit een "i en j den 'Jtel meer zou dra- mjÏ, j er dus nooit meer een gravin Ntora zou zijn. Maar je weet dat M waarom zit je er dan zoo stil en ""Wï bij? Je hebt toch al meer ge hoord van hetgeen je vader overkomen is? Waarom zet je dan niet het werk voort, dat hij begonnen is? Ik heb gewacht, tot de zoons van mijn vijand volwassen waren. Ik heb met eigen oogen waargenomen, dat Glanvil, de oudste, zijn lieveling was. Ik heb Lord Glanvil neergeschoten in het bosch van St. Etienne, op dezelfde plek, waar bijna dertig jaar geleden mijn bloed het mos had gedrenkt. Wil je my nu wijs maken, dat zijn vader niet wist, wiens hand hem getroffen had?" De jonge Lacour stond op en trad aan het venster. In zijn blik stond afkeer te lezen. „Ik ben een burgerman en daar ben ik trotsch op. Ik ken geen eerzucht. Ik smeek u, spreek dus niet langer over die dingen." „Neen, je begrijpt mij niet. Dat weet ik ook wel. Je kent geen liefde; anders zou je den haat ook kennen!" Terwijl Théophile nog aan het venster glimlach „Ik ken geen liefde, zegt u?" „Neen, hoe zou dat ook kunnen? Maar al ben je honderdmaal een burgerman, toch geloof ik niet, dat je licht onder de bekoring zoudt raken van een keuken prinses of daarmee gelijkstaande schoon heid." „Daar heeft u gelijk in, Vader!" Hoofdstuk XII. Lacour keek eens even op in het gelaat van zijn zoon en ging toen weer in het pannetje roeren, terwijl hy smaalde: „Hoe het mogelijk is, dat je je schikken kunt in die nederige positie, gaat mijn verrit And te boven!" „Dan zal ik 't u eens toelichten," zei Théophile, nu op zyn beurt ook vrij heftig. „Dan weet u tenminste, dat ik toch ook vatbaar ben voor een gevoel, zooals het hart beroert van den hooggeborene. Al lereerst, ik moest wel een betrekking aan nemen, omdat u anders omgekomen zoudt zyn van gebrek en ik u toch onderhouden moest; maar dat is nu nog een drijfveer, die ook den gewoonsten burgerman kon be wogen hebbenMaar waarom ik in die ondergeschikte betrekking blijf, nu my missohien ook wel wat beters openstaat?.. Dat is, omdat ik in dienst ben van Miss Beaufort en ik haar lief heb De oude man keek met half-ongeloo- vigen blik in de nu schitterende oogen en het met een blos getinte gelaat van zijn zoon. „Ik weet, dat mijn liefde hopeloos is en toch kan ik niet ophouden haar lief te hebben! Voor haar, o, voor haar, zou ik alles kunnen doen, alles!Om haar één oogenblik verdriet te besparen, zou ik myn rechterhand afhakken!" En toen met bitteren glimlach: „Maar, Vader, ik zou niet in koelen bloe de een man kunnen haten, omdat hij toe vallig Lord Eynesford heet en ik kan hem niet haten, omdat u my dit gebiedt. Maar als zy hem haatte. als zij tot mij sprak: „Die man heeft mij leed aangedaan, straf hem!" zoowaar als ik hier sta, dan zou ik niet dralen!" „Ik dacht niet, dat je dat in je had,' zei de oude man, opstaande. „Is dat liefde?" vroeg Théophile op ge broken toon. „Ja, dat is liefde." „Nu ik myn zwakheid beleden heb, moet ik gaan," merkte de jonge man op. „Je hebt ook je deel aan ons familielot, arme jongen; je hebt lief, waar dat ge voelen niet beantwoord wordt." zei de va der met buitengewone zachtheid in zijn toon van spreken. „Ik heb onlangs den zoon van uw vijand gezien, den tegenwoordigen Lord Eynes ford," zei Théophile en nam zijn hoed. „Hè, wat? Waar dan?" „Hij is twee dagen geleden in Parijs ge weest." „Hier?" „Met de jongedame, die hij van plan is te trouwen." „Gaat hij trouwen? Wanneer?" „Morgen, geloof ik." Een onderdrukte kreet kwam van de lip pen van den ouden heer. „Dus dan zal er weer een gravin Eynes ford wezen? Ik heb immers gezworen, dat er nooit meer een zou zijn! Théophile. kun je mij niet helpen? Je hebt geen energie, totaal niet! Dat huwelyk moet voorkomen worden, weet je! Och, had ik toch maar één dag mijn oude kracht terug!" Hij was van zyn stoel opgestaan, waggelde halver wege het vertrek tot waar zyn zoon stond, en viel toen neer. Théophile legde de teere gestalte op het bed en liep toen de portierster. „Ik moet nu gaan", zei hy haar een vyf- francstuk biedend, „en ik vertrouw, dal u wel voor mijn vader zult zorgen. Morgen kom ik nog eens naar hem kijken". Hjj ging de donkgre trap af en was blij. toen hij weer in de betrekkelijk frlssche buitenlucht was. Intusschen zat Cora Beaufort alleen ln het hotel en kon zich Indenken, hoe mooi het nu moest zijn op Kasteel St. Etienne met die rijke herfsttinten. Daar waren zy nu: Lord Eynesford en de dochter van den rentmeester! Zouden ze misschien samen het terras op en neerloo- pen, genietend van al die schoonheid om zich heen?Neen, ze mocht niet zoo ziekelyk worden!Ze nam den brief, dien ze geschreven had en belde. „Is Théophile al terug?" vroeg ze. „Ja, mademoiselle. .Stuur hem dan dadelijk hier". De bediende verscheen onmiddellijk, stil en gereserveerd, als hij altijd was. Toch was Cora zich heel goed bewust van haar macht over hem. „Théophile, sluit die deur en kom hier heel dicht bij mij. dan zal ik je een bewijs van mijn groot vertrouwen geven". „Mademoiselle is wel zeer vriendelijk". „Hoor eens. ik zou graag hebben, dat je een heel moeilijke, ja zelfs gevaarlijke taak voor mij ondernam; dat je vanavond nog op reis ging. Wil je dat doen?" „Ik wil alles doen, wat mademoiselle van mij verlangt". „Zou je vanavond nog kunnen vertrek ken?" „Over een half uur, mademoiselle". „Ik wist wel, dat ik op je rekenen kon". „Ik zou willen sterven om u te dienen". Zij keek naar hem op en zei langzaam: tNadruk verboden). .(Wordt vervolgd). HET GEI)ENKTEEKEN VAN JOOST VAN DEN VONDEL aangebracht aan het effec- tenbeursgeboiiw, in de Warmoesstraat te Am sterdam, op de plaats van Vondel's woning. IN VEltBANl) MET ZIJN BENOEMINGtot Koninklijk commissaris der Nederlandsche Padvinders, heeft Z.K.H. Prins Bernhard het hoofdbestuur der Ned. Padvinders in audiëntie ten paleize Noordeinde ontvangen. Het hoofdbe stuur voor het paleis Noordeiude. V.l.n.r. ds. Kalkman, kapt. van Rijen, ir. P. Telders, baron van Pallandt v. Eerde,- mr. R. Hoppener, A. Oosteriee, A- H. van Leeuwen, G. Mante en H. J. Spijkerman. DE EERSTE VERSCHEPING van Kerstpakketten vaa het comité Onze Vloot en bestemd voor de beman ning van Hr. Ms. van Galen te Sjanghai. Bij de douane ZATERDAG A.S. OPENT DE VEItEKN'IGING ST. LUCAS HAAK NAJAAR8-TENT00N- STELLING in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Tijdens de keuring van de schilderijen door de jury. EEN lIltlTSCHE SOLDAAT in Sjangna redt een Chineesch kind over de Jessefield-spoor wegbrug, die gedeeltelijk stukgeschoten is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5