W)r. Kuyper-herdenkitig te Amsterdam - Hr. Ms. - Golfwedstrijd 78 ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad HERDENKING HONDERDSTEN GEBOORTEDAG VAN DR. ABRAHAM KUYPER. In het gebouw van de Vrije Universiteit te Amsterdam werd een gedenksteen onthuld door den zoon van dr. Kuyper. Prof. Kuyper onthult den steen. omt de trein al aan, Morison?' «la sir," LJ?j Dey°n steeg uit, wierp een kruier de Een iyL» u en tra<£ he£ stationnetje bin- dip h» j 5 zelfbewuste air van iemand, tav» ^ambten daar goed bekend is, en l™r wien ze ontzag voelen. b-antal employé's te Lockerbie was son J>ePerltt tot den stationschef, Mo to n kruier en nog een bediende; en ■C.,® vari die alle drie was de rent al mo.ïï11 Eynesford een groot man. *4 ton dan °°k een f'haken Indruk; llthd ÏÏL en ht'sed in de schouders, ging heel Bekleed en zag er over het ge- een rn«L'Bedaan uit. Hij was blond, had dm?!611' di.kken baard, reeds met hier kleine haartje er tusschen, had ■skin.r °°gen en een blozende ge- Kevoleri'. orders werden steeds stipt precies maar weinigen zouden nu "ipchten o™niUtzegeen' o£ ze hem graag Mr. DwJf ft weer dan een week geleden, ben," wij u het laatst gezien heb- stationschef, terwijl hij den 'Tja al het Perron volgde. meer dan een week; dat is zoo, Morison. Eindelijk is dat zaakje van die waterleidingen van de huisjes in Ollerton nu afgehandeld. Dat heeft wat voeten in de aarde gehad! En nog een ondankbaar werk op den koop toe, want de menschen zijn nooit tevreden, al geef je je ook nóg zooveel moeite!" „Is er nog geen kans, dat de graaf terug- „In 't minst niet. Hij dénkt er niet aan!" „Doodjammer! Het komt mij voor, dat hij veel te lang wegblijft. Niet dat de zaken ooit in betere handen konden zijn. sir, maar me dunkt, het zou gewenscht wezen voor de populariteit van den graaf." „Ja, dat is zoo." En toen blijkbaar graag van onderwerp veranderend „Mijn jongste dochter komt eindelijk thuis; ik venvacht haar met dezen trein." „Zoo?Nu, dan wensoh lk u veel ge noegen," zei Morison en wendde zich af, om de bel le luiden, want de trein was al dichtbij. Het was laat op den middag op een prachtigen dag in den voorzomer. Mr. Devon verkeerde in de grootste spanning. Hij vroeg zich al af, of hij zijn kind nog herkennen zouwant hij had haar nu al in een paar jaar niet gezien. De zuster van zijn vrouw, een ongetrouwde dame van ruime middelen, die tn'Hampstead woonde, had haar jongste nichtje bij zich genomen. Daar de dames meestal op reis waren, als Ethel niet op school was, had het jonge meisje haar familie in al dien tijd niet meer opgezocht. Miss Clayton was onver wacht overleden en had nagenoeg él haar bezit nagelaten aan een ongefortuneerden. jongeren broer met een groot gezin, terwijl ze Ethel een jaargeldje van twintig pond had vermaakt. Mr. Devon had zijn schoonzuster haast dat uitsluitend bezit van zijn dochter mis gund, zoodat hij dus nu zeer in zijn schik was, dat hij het kind zou weerzien. Terwijl hij uitkeek, voelde hij ineens een lichte hand op zijn arm, en zich omkee- rend, zag hij een lang. slank meisje in een keurig zwart mantelpakje. „Vader!" „Ben je daar, lieveling?" AI wat teeder was in de natuur van Jo seph Devon kwam naar boven bij het zien van dit jeugdige persoontje. Hij sloot haar in de armen en kuste haar innig. „Hoe lief van u, Vader, om mij zelf te komen halen!" „Nu, kindje, we moeten maar geen mi nuut langer talmen, want je begrijpt, hoe verlangend Moeder naar je is! Morison, heb jij de koffers van Miss Devon? Goed. Laat ze maar in de dogcart brengen. Je bent toch niet te verwaand geworden, om in een dogcart te zitten, Ethel?" „O, neen, Vader! Maar vergeet u, alsje blieft, mijn hond niet. Er is toch plaats voor Rixie?" ,Voor een witten olifant zelfs, kind, als je'dien had willen meebrengen!" De Sohotsche terrier lag nu weldra aan de voeten van zijn meesteres. Devon nam de teugels en voort reden ze. Toen ze een maal op den weg waren, hief hij het ge zichtje van zijn dochtertje onder de kin op en genoot er een oogenblik van; Ethel Devon was ongetwijfeld een schoonheid! Ze had bruin haait maar de oogen waren blauw en werden overschaduwd door lange, donkere wimpers. De kin was klein, maar duidde op vastberadenheid, terwijl heel de uitdrukking van het gelaat iets waarheid lievends en betrouwbaars had. Het trof Joseph Devon, zooals het kind op haar moeder leek. „Ik hoop, dat mijn kleintje zich gelukkig zal voelen op „Grange-le-Cross"," zei hij haast smeekend. „O. maar natuurlijk. Vader! En vertelt u mij nu eens even: is Moeder goed?" „Ja, zeker, kind, maar je begrijpt, dat ze naar je verlangt. Ze zal verbaasd zijn, als ze ziet. hoe lang je bent geworden!" „Ben ik dan langer dan Nell en Gracie? Hoe ongemanierd van mij, om ze zoo boven het hoofd te groeien!" „Dus je hebt bij de Montgomery's gelo geerd, toen Tante Sophie is gestorven?" ging haar vader voort. „Dat zijn nichtjes van Sir Charles Montgomery, niet waar? Tante Sophie had zeker een ultgebreiden vriendenkring en ging ze veel uit?" „O, ja!" „Vond je het prettig?" Ja, wel leuk." „Dat zul je hier dan missen. Of heeft mijn dochtertje haar hart soms in Londen achtergelaten?" „Ik heb nog een paar stukjes voor u en voor Moeder bewaard!" Een oogenblikje later passeerde hen bij c-en kromming van den weg een andere dogcart en Ethel bloosde diep. Achterin zat een miniatuur groom, terwijl de teugels werden gevoerd door 'n knappen jongen man in een grijs jachtcostuum. Aller-aangenaamst verrast keek hij op. toen hij Miss Devon gewaar werd, en, toen ze gepasseerd waren, kon hij 't niet nala ten, nog eens even om te kijken. „Fitzwarrene!" riep Mr. Devon, ook ten zeerste verrast. „Ik wist niet, dat Hector Fitzwarrene tot je kennissen behoorde, Ethel .Jk heb hem in Londen veel ontmoet," antwoordde zij en had weer geheel haar zelfbeheersching hei-wonnen. „Ja? Maar dat is dan hier wel anders..., want zij hooren tot andere kringen dan wij, nu. we komen niet op Warrendale." „Och, als Mr. Fitzwarrene mij hier soms verder niet kennen wil. dan zal ik het best zonder hem stellen! Ik wist heuscli niet, dat hij hier uit de streek vandaan was." „O, heb je dat niet gehoord?De dood ran zijn neef, Hugo Fitzwarrene. heeft hem tot baronet gemaakt; dus heeft de oude Sir Hugo hem hier gevraagd, maar ze zeg gen, dat die twee het niet best samen kun nen vinden. De oude Sir Hugo moet ook heel moei lijk zijn, om mee om te gaan, vooral sinds den dood van zijn zoon. Ik vind het net iets voor hem. om titel en goed te schei den; dit kan in zijn geval. Dus zou ik mij maar niet al te zeker voelen van Warren dale, als ik jou was. Ethel!" „Mij te zeker voelen van Warrendale, Vader Het was misschien maar gelukkig, dat het gesprek op dit punt juist onderbroken werd. want de dogcart hield voor het hek stil en een jonge dame, die een tiental iaren ouder was dan Ethel, met een vrien delijk gezicht, maar overigens toch meer van het type van den vader, riep verrukt: „O, Ettie, ben je daar eindelijk!" „Hoe maak jij het, Nel?" (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5