De wegenbouw wordt
voortgezet
Afschaffing van broederdienst
en loting
München verwacht Mussolini
LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Vrijdag 24 September 1927
UIT DE BONTE WAERELD
Jaarlijksch contingent
van 32.000 man
Verschil tusschen Berlijn en München
26 millioen voor 1938
Eerste oefeningstijd voor
onberedenen
tot 11 maanden verhoogd.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijzi
ging van de Dienstplichtwet. Hierbij wordt
het jaarlijksch contingent verhoogd tot
32.000 man, de broederdienst en de loting
worden afgeschaft en de eerste oefenings
tijd voor de onbereden dienstplichtigen
wordt verhoogd tot 11 maanden.
Aan de toelichting wordt het volgende
ontleend
Het is in den loop der latere jaren, als
gevolg van de ontwikkeling van het krijgs
wezen. vooral in technisch opzicht, onver
mijdelijk gebleken uitbreiding te geven aan
de oorlogssamenstelling van tal van wa
pens en diensten. Een en ander heeft er toe
geleid, dat het Jaarlijksch contingent van
19.500 man twaarvan 1000 man voor de zee
macht) bij lange na niet meer toereikend
is om zelfs met gebruikmaking van het
uitzonderlijk hooge getal van 15 lichtingen,
hetwelk thans wordt gebezigd om de strijd
macht op voet van oorlog te brengen in
de behoefte aan geoefenden an de gemo
biliseerde weermacht in haar huidige sa
menstelling te voorzien. Dit heeft o.m. ten
gevolge gehad, dat de mankracht der com
pagnieën infanterie met ongeveer 1/4 deel
van de sterkte 'is moeten worden vermin
derd, om althans de ernstige tekorten, welke
door onvermijdelijke uitbreidingen van de
oorlogsorganisatie van andere onderdeelen
van de weermacht waren ontstaan, op te
heffen. Het behoeft wel geen betoog, dat
een dergelijke wijze van handelen, hoezeer
zij door den bestaanden toestand geboden
was. in het licht der huidige omstandig
heden volstrekt verwerpelijk is geworden.
Voorts dient te worden voorzien in de be
hoeften aan personeel, zoowel voor uitbrei
ding van bestaande legeronderdeelen als
voor nieuwe onderdeelen, waarmede de oor-
logsorganisatiën moeten worden aangevuld.
Dit betreft in de eerste plaats de luchtstrijd
krachten, de artillerie, de pioniers en de
lichte troepen, omdat de organisatiën voor
al in dit opzicht niet meer beantwoorden
aan de elschen, welke aan een weermacht,
die op de hoogte van den tijd dient te zijn,
moeten worden gesteld. Het voor deze uit
breidingen vereischte materiaal is of wordt
ten laste van het defensiefonds of van den
kapltaaldienst aangeschaft.
Om de geschetste reorganisatie binnen
korten tijd, in elk geval in ten hoogste vijf
jaren, tot stand te brengen, zal het noodig
zijn, dat ook het voor de oorlogsorganisatie
vereischte personeel binnen dezen tijd be
schikbaar komt. Hiertoe is het onvermijde
lijk, de sterkte van de jaarlijksche lichting
te stellen op een hooger getal dan dat, waar
mede men zou kunnen volstaan, indien het
meer benoodigde personeel zou worden ge
put uit de eerstvolgende 15 lichtingen,
waardoor de reorganisatie eerst na 15 ja
ren volledig tot stand zou kunnen komen.
Vermeerdering van het contingent.
Op grond van het bovenstaande zal de
(vermeerdering van het contingent moeten
•bedragen:
a. voor opheffing van de bestaande
tekorten, waaronder begrepen het
wederom op het oorspronkelijk peil
brengen van de mankracht der infan
terie-compagnie: rond 4800 man;
b. voor de behoefte aan personeel
voor het herzien en uitbreiden van de
odrlogsorganisatie, in de eerste plaats
luchtstrijdkrachten, artillerie, pioniers
en lichte troepen: rond 3200 man;
c. voor een sneller voorziening dan
normaal het geval zou zijn, in de be
hoefte, onder b. bedoeld: rond 4600
man.
Totaal 12.600 man.
In verband hiermede zal de sterkte
van het jaarlijksch contingent moeten
worden gesteld op 19.500 12.600
32.100 of rond 32.000 man.
Deze verhooging van de lichtingsterkte
tot 32.000 man zal mettertijd, als de reor
ganisatie haar beslag zal hebben gekregen,
de gelegenheid scheppen nog tot een ander
doel te geraken en wel tot vermindering
van het getal lichtingen, waaruit moet
worden geput om de landmacht op voet
van oorlog te brengen, en derhalve tot
verjonging van het bij een mogelijke mobi
lisatie te velde gaande gedeelte der strijd
macht met de daaraan verbonden voor-
deelen: betere geoefendheid, grootere be-
standhéid tegen vermoeienissen, vermin
dering van persoonlijke lasten op hooger
leeftijd.
Het ligt voor de hand, dat zoowel de
contingentsverhooging als de hierna te
bespreken verlenging van - den oefentijd
mede zal bijdragen tot vermindering van
het getal werkloozen.
Broederdienst.
Indien de thans in de dienstplichtwet
vermelde lichtingsterkte van 19.500 man
zal plaats maken voor een sterkte van
32.000 man. zal de vrijstelling wegens broe
derdienst niet gehandhaafd kunnen wor
den.
Als men in aanmerking neemt, dat voor
de lichting 1933 Iets minder dan 72.000
personen zijn ingeschreven en dat het af
keuringspercentage de laatste jaren ruim
40 bedraagt, kan het getal geschikte per
sonen op niet meer dan 43.000 worden
geschat. Bij een dergelijken toestand is er
geen ruimte meer voor een instituut als de
vrijstelling wegens broederdienst. noch in
den trant van de tegenwoordige regeling,
waarbij uit elk gezin niet meer dan één
zoon behoeft te dienen, noch op den voet
van een der vroegere stelsels van vrij stel
ling van de grootste of van de kleinste
helft.
Loting.
De regeering heeft gemeend thans de
vraag, of er geen goede middelen zouden
zijn te vinden om tot afschaffing van de
loting te geraken met behoud van een vast
contingent, wederom aan een onderzoek te
moeten onderwerpen en aan den uitslag
van dit onderzoek ontleent zij vrijheid
voor te stellen de bepalingen omtrent de
loting uit de wet te doen vervallen ZIJ stelt
zich voor, dat verschillende middelen zul
len kunnen dienen om het overschot, dat
er na het afvallen door afkeuring nog aan
beschikbare mannen bestaat, als het ware
weg te werken. Voorop staat hierbij het
'aten uitvallen van de mlnstgeschlkten.
Gedoeld wordt hier niet op ongeschikten.
doch op personen, die. ofschoon geschikt,
een lageren geschiktheidsgraad bezitten
dan anderen Als voorbeeld kan worden ge
noemd de lichaamsbouw, te beoordeelen
naar de onderlinge verhouding van lengte,
gewicht en borstomvang. Hierbij doet zich
een groote verscheidenheid voor, die het
mogelijk zal maken, tot een schifting te
komen. Langs dezen weg zal tevens een
legerbelang worden gediend, omdat het
gemiddelde peil van geschiktheid er door
zal toenemen.
Van de grootte van het overschot zal
afhangen, of dit middel toereikend zal zijn.
Mocht dit niet het geval zijn, dan zal tot
toepassing van nog andere middelen kun
nen worden overgegaan, tot het vrijlaten
b.v. van leden van gezinnen, waarvan reeds
2 of 3 personen hebben gediend (neer
komende op een beperkte vrijstelling
wegens broederdienst) en leden van groote
gezinnen.
Dit alles ware bij algemeenen maatregel
van bestuur te regelen.
Eerste oefening.
De geoefendheid der onbereden dienst
plichtigen en dit geldt in de eerste
plaats voor de infanterie laat, hoewel
met den beschikbaren oefentijd gewoekerd
wordt, in belangrijke mate te wenschen
over.
Uitvoerig wordt uiteengezet hoe de leer
stof van den soldaat is uitgebreid, de op-
leidingsvoorwaarden ongunstiger zijn ge
worden. en dat aan de geoefendheid van
den soldaat hoogere eischen moeten wor
den gesteld dan vroeger.
Voorts brengt de omstandigheid, dat bij
de gemobiliseerde strijdmacht, in het bij
zonder bij de lagere onderdeelen, de lei
ding zal berusten bij de reserve-officieren,
de noodzakelijkheid mede om dezen officie
ren in vredestijd ruimschoots gelegenheid
te geven practischen dienst in den troep
te verrichten.
Een verlenging van de eerste oefening
zal de gelegenheid daartoe belangrijk ver-
grooten. Ook de verhooging van de lich-
tingsterkte is hierbij van groote betee-
kenis.
Voor de overige onbereden wapens, in
de eerste plaats de onbereden artillerie en
de genie, gelden overeenkomstige overwe
gingen. Ook daar heeft de leerstof, door
de steeds voortschrijdende ontwikkeling
der techniek, een aanmerkelijke uitbrei
ding ondergaan en worden aan den sol
daat eischen gesteld, welke zóó hoog zijn,
dat- een oppervlakkige en vluchtig ver
kregen kennis en bekwaamheid tot ern
stige teleurstelling moet lelden en zelfs
tot rampspoedige gevolgen aanleiding kan
geven.
Op grond van een en ander, is de re
geering. na rüp beraad en na de verschil
lende hierbij betrokken belangen nauwge
zet tegen elkander te hebben afgewogen,
tot de overtuiging gekomen, dat de duur
der eerste oefening voor onberedenen moet
worden verlengd tot 11 maanden.
Door den verlengden oefentijd zal de
paraatheid van de weermacht aanzienlijk
worden verhoogd; bovendien zal het mo
gelijk zijn, beter dan bij den bestaanden
toestand, een eventueele mobilisatie veilig
te stellen.
De regeering zou het zeer gewenscht
hebben geacht, indien zoodanige maatre
gelen hadden kunnen werden getroffen,
dat ook de geoefendheid van de dienst
plichtigen, behoorende tot reeds met groot
verlof zijnde lichtingen, op een hooger peil
werd gebracht. Het behoeft echter geen
betoog, dat zoodanige maatregelen, op
grond van de kosten, welke het gevolg
zouden zijn van de alsdan noodzakelijke
aanmerkelijke uitbreiding van het be-
roepspersoneel en van de beschikbare le
geringsruimte, niet wel uitvoerbaar zijn,
nog afgescheiden van de bezwaren om hen,
die de eerste oefening hebben volbracht,
ten tweeden male voor eenige maanden
uit hun burgerwerkkring te rukken. Met
hetgeen kan worden bereikt door de weder
invoering van de derde herhalingsoefening
zal mitsdien in dit opzicht genoegen ge
nomen moeten worden.
De kosten.
De jaarlijksche kosten voor de uitbrei
ding van het contingent en van de ver
lengde eerste oefening worden berekend
op f. 12.512.000 vermeerderd met 5 mlllioen
gulden wegens vermeerdering van beroeps-
personeel. Daarbij komt een uitgaaf ineens
van 22 mlllioen gulden voor uitbreiding
van kazerneering.
Het wetsontwerp geeft tevens aan de
Kroon de bevoegdheid na aanneming er
van het contingent van de lichting 1938
tot het nieuwe aantal van 32.000 op te
voeren, de buitengewoon dienstplichtige
personen nader tot gewoon dienstplichti
gen te bestemmen en voor zoover noodig
reeds verleende vrijstellingen wegens broe
derdienst te doen vervallen.
De wet zal in werking treden op een
nader door de Kroon te bepalen datum.
Houdt toch op met dat gehuil, stoute
jongen
Je hebt mij vergeten!en Pietje al
twee keer gewasschen!
Onze Berlljnsche correspondent schrijft
d.d. 23 Sept. uit München:
„Weet u de nieuwste anecdote al?"
„Neen, maar ik ben er benieuwd naar."
„Welnu, de as Rome-Berlijn moet ge
smolten worden".
„Waarom?"
„Omdat Duitschland staal zoo hard noo
dig heeft!"
Met dezen nieuwsten „Witz" werden wij
in het Münchener „Hofbrauhaus" door
onze Belensche vrienden ontvangen. En dat
is typeerend voor land en volk, want al
leven we tegenwoordig in den Duitschen
eenheidsstaat, het verschil tusschen Prui
sen en Beieren is nog altijd frappant.
Zoo lazen we dezer dagen in Himmler's
„Schwarzes Korps", het weekblad der over
heei Duitschland gevreesde Geheime
Staatspolitie, een notitie, welke te denken
geeft. Men had vastgesteld, dat er in som
mige bureaux en kantoren nog altijd een
bordje aan den muur hangt, waarop te
lezen staat: „Hier geldt alleen maar de
Dultsche groet: Heil Hitier!" Dat vond
men eenvoudig bespottelijk, want deze
groet was immers over heel Duitschland
allang ingeburgerd! Maar de werkelijkheid
is toch eenigszins anders, want wanneer
men naar de „Hoofdstad der Beweging"
komt, dan wordt men vrijwel nog overal
begroet met het vertrouwelijke „Grüss
Gott!"
Te Berlijn maakten we drie dagen en
drie nachten achtereen de verduisterings-
week mee en we bewonderden ér weliswaar
de discipline van de gehoorzame bevolking
dezer wereldstad, maar als men dan plot
seling naar de Isarstad komt, wordt men
beïnvloed door het enorme verschil tus
schen Pruisen en Beieren. Een van onze
Beiersche biervrienden teekende dit on
derscheid als volgt' „In Pruisen kan het
nog zoo hard regenen, toch blijft het er
droog, want Jullie drinken geen bier. Bij
ons kan het nog zoo lang droog blijven,
toch laat de vochtigheid niets te wenschen
over, want we drinken bier!"
We laten de juistheid dezer vergelijking
in het midden, maar het verschil tusschen
de Rijkshoofdstad en de Hoofdstad der
Beweging is ook onder de zeer gewijzigde
politieke omstandigheden nog hetzelfde ge
bleven. Men toont u weliswaar 't „Braune
Haus", het „Haus der Deutschen Kunst",
en zooveel andere gebouwen en monu
menten, welke aan den strijd herinneren,
welken Hitier juist in deze stad tegen het
interregnum van 1918 tot 1933 heeft ge
voerd, maai- niettemin is München zichzelf
gebleven, hetgeen van Berlijn helaas niet
gezegd kan worden.
En al net eender is het met de versie
ringen der stad ter eere van den Duce. In
Berlijn is alles correct. Van het station
„Heerstrosise", waar de hooge gast zal ar-
rlveeren, af tot Unter den Linden, waar
enorme lichtzuilen de schamele boompjes
moeten oacheeren, welke er verleden jaar
geplant werden, krijgt men den indruk, dat
men alle pogingen tewerk moet stellen,
om de ware gedaante der stad te verhei
melijken, want Berlijn is wel heel groot,
maar van een grootsch karakter kan niet
gesproken worden.
Hoe karnt het, zoo vraagt men zich af,
dat de kostbare versieringen van Benno
van Arent te Berlijn lang niet hetzelfde
effect hebben als die van professor Buch-
ner te München? Wij maakten een auto
tocht met onze Beiersche biervrienrien
langs de route, welke de Duce Zaterdag
van den „Hauptbahnhof München" naar
het Prlnz Karl-Palais zal nemen en we
vonden de roode lappen fluweel zelfs
eenigszins zonderling, maar tenslotte was
de eindindruk toch sympathiek, want Mün
chen is een stad met historisch verleden,
de residentie van het Huis Wittelsbach en
daar heeft zelfs de nationaal-soclalistlsche
revolutie van 1933 niets aan kunnen ver
anderen!
Wij begeven ons naar de „Reichsleltung
der N.S.D.A.P." in de Karlstrasse, waar de
heer Hoffmann ons weliswaar vriendelijk
ontvangt, maar niet bij machte blijkt, iets
naders over het program der eerstvolgende
dagen te vertellen. Dat is trouwens niet
noodig, want onze Itallaansche collega's
weten er al veel meer van: Na zijn glo-
rieuzen intocht zal Mussolini den Führer
officieel gaan bezoeken in het Prinz-Re-
gentenpalais en wat later zal Hlttler dit
bezoek beantwoorden met een tegenbezoek
in het Prinz Karl-Palais. Van een ver
trouwelijk onderhoud te Berchtesgaden
schijnt geen sprake te zijn en waarschijn
lijk zullen de uitvoerige besprekingen over
de politieke situatie van Europa pas te
Berlijn worden gehouden.
Op het Koningsplein zal ter herinnering
van de gevallenen een krans worden neer
gelegd en na een bezichtiging van het
Bruine Huls zal aldaar een déjeuner plaats
vinden. De vooraanstaande mannen der
beweging zullen door Hitier persoonlijk
aan Mussolini worden voorgesteld en tot
besluit van de Münchener ontvangst staat
een schitterende parade op het program,
waaraan echter door de Rijksweer niet zal
worden deelgenomen.
Maar al deze dingen zijn niet zoo be
langrijk, als zij schijnen. Veel belangrijker
is voor het Duitsche volk en zijn Führer,
dat Mussolini na een regeeringstijdperk
van rond vijftien jaar thans zijn eerste
officleele bezoek in het buitenland aflegt
en dat juist Duitschland deze eer te beurt
valt. Hier komen twee dictatoren van on
zen tijd tegenover elkaar te staan, die elk
op hun wijze hun leven gewaagd hebben,
om hun volk van den ondergang te red
den. Hier komen het nationaal-socialisme
en het fascisme in directe aanraking. De'
punten van overeenkomst zijn vele, maar
die van verschil niet minder. Mussolini
bracht een verzoening tusschen het Vati-
caan en het Quirinaal tot stand, welke de
verhouding tusschen Kerk en Staat ten
goede kwam. Van een anti-semietische be
weging heeft men totdusver alleen nog
maar in Duitschland gehoord en het zou
de moeite waard zijn. wanneer men kon
ervaren, of tusschen beide staatslieden
ook de steeds heftiger wordende strijd tus
schen Staat en Kerk in Duitschland uit
voerig wordt besproken. Want dan pas, als
tusschen den Duce en den Führer de bran
dende vragen van onzen veelbewogen tijd
aanleiding geven tot een openhartige ge-
dachtenwlsseling, kan de ontmoeting van
Hitler en Mussolini van blijvende waarde
blijken voor de toekomst van het Derde
Rijk!
Ook bruggenbouw over de
rivieren gaat voort.
Op de Verkeersfondsbegrooting van 193?
werd 'n belangrijk bedrag boven 't in de wet
tot instelling van een verkeersfonds vast
gesteld minimum aangevraagd met het
doel den wegenbouw krachtig en stelsel
matig voort te zetten. Na indiening van
die begrooting is, om op den ingeslagen weg
voort te gaan, een onderzoek ingesteld, naar
hetgeen te rekenen van 1 Januari 1937 nog
voor verbetering en afwerking van het
rijkswegennet moet geschieden.
Nadat vaststond, dat uit de voorgenomen
herziening van het rijkswegenplan 1932
geen wijzigingen van zoodanig ingrijpenden
aard zouden voortspruiten, dat daarin een
beletsel voor het maken van plannen over
langen termijn kon liggen, is aan de hand
van de gegevens, die dat onderzoek oplever
de, een werkprogramma voor den verderen
wegenbouw ontworpen.
Dit werkprogramma, dat voltooiing
van het rijkswegennet in 15 jaar dus
eind 1952 beoogt, is ter beoordeeling
gezonden aan de commissie van over
leg voor de wegen en de centrale com
missie van advies en bijstand voor het
Verkeersfonds. Bij de samenstelling
van het programma is een der leiden
de gedachten geweest om de uitvoering
van den bouw zoodanig te regelen, dat
het wegverkeer zoo spoedig mogelijk
van de belangrijkste verbindingen pro
fijt zal kunnen trekken.
De kosten van de voltooiing van het
rijkswegennet volgens dit plan worden
gerekend naar het prijsniveau van 1
Januari 1937 op rond 245 mlllioen ge
raamd, zulks met inbegrip van de
kosten van onderhoud van de gereed
zijnde en gereed komende wegen ge
durende de 15 jaren, waarover het
werkprogramma loopt.
In het plan is er op gerekend in 1938
rond 26 millioen voor de wegen te verwer
ken. Op deze begrooting wordt ter aanslui
ting aan het werkprogramma voor de rijks
wegen in totaal f. 25.733.000 aangevraagd.
Evenals in 1937 zijn de uitgaven naar den
aard van de uit te voeren werken verdeeld
over den gewonen- en den kapitaaldlenst,
en wel f. 20.000.000 op den kapitaaldlenst.
De opbrengst van de motorrijtuigen en
rijwielbelasting is voor 1938 geraamd op 31
millioen. Evenals in 1937 is een post ten
bedrage van 4 pet. van de opbrengst voor
vergoeding van kosten van inning der be
lastingen uitgetrokken. De netto-opbrengst
is dus geraamd op f. 29.760.000. Het wette
lijk minimum bedraagt bij deze opbrengst
95/30 van f. 29.760.000 of f. 9.424.000. De
uitkeeringen aan de provinciën zijn in deze
begrooting geraamd op 40 pet. van 21/30
van de netto opbrengst of f. 8.332.800,
Bruggenbouw.
De bouw van bruggen over de groote
rivieren, waarvan de financiering is gere
geld bij de wet van 5 Juni 1936. vindt regel
matig voortgang. Verwacht wordt, dat de
brug te Heidel eind van dit Jaar en de brug
te Dordrecht eind 1938 voor het verkeer
kunnen worden opengesteld. Voor den bouw
van de nog tot stand te brengen vaste
oeververbindingen worden voorbereidende
werkzaamheden verricht. Met den bouw
van de brug over den Noord bij Hendrlk-
Ido-Ambacht zal spoedig worden begonnen.
Met dein bouw van den tunnel te Velsen zal,
naar verwacht wordt, in 1938 een aanvang
kunnen worden gemaakt.
Wegen in Zuid-Holland.
De verbetering van den rijksweg no.
4 tusschen Den Deyl en het Haagsche
Schouw, waarvoor f. 100.000 op den ge
wonen dienst van deze begrooting is
uitgetrokken, beoogt de thans voor drie
rijbanen ingerichte wegverharding uit
te breiden tot vier rijbanen, met daar
langs een tweede rijwielpad.
Voor plaatselijke verbetering van de
wegen HaarlemSassenheim, Haag
sche Schouw-Lciden-BodegTaven, Rot
terdamBarendrccht-Numansdorp en
MaassluisHellevoetsluis wordt op den
gewonen dienst in totaal f. 320.000 aan
gevraagd.
De gelden noodig voor aanleg van
weg no. 4 gedeelte AmsterdamSassen,
heim f. 410.000, worden ten laste van
den kapitaaldlenst aangevraagd.
Vervanging van de Hoornbrug door een
nieuwe brug is zeer noodig Het overleg
hieromtrent met verschillende belangheb
benden is nog niet geëindigd. Voor het ge
val dat dit spoedig tot overeenstemming
zal leiden, wordt f. 200.000 op den kapitaal-
dienst aangevraagd.
Bij de voorgenomen herziening van
het rijkswegenplan is gerekend op
aanvulling van dit plan met een weg
beoosten Leiden van rijksweg 4 (Am
sterdam's-Gravenhage) bij Burger-
veen in den Haarlemmermeerpolder tot
rijksweg 13 ('s-GravenhageRotter
dam) tusschen de Hoornbrug en het
vliegveld Ypenburg met zijtak van
Voorschoten naar Oegstgeest.
Voor het zuidelijke gedeelte van
dezen weg, dat tevens de verbinding
vormt tusschen de wegen nos. 12
('s-GravenhageUtrecht) en 13 is het
tracé vastgesteld. Het tracé van het
overige gedeelte van den weg beoosten
Leiden is in onderzoek. Het ligt in de
bedoeling in de eerste plaats aan te
leggen het gedeelte tusschen de wegen
nos. 12 en 13 en het gedeelte van weg
no. 12 tot genoemden zijtak in de
richting Oegstgeest, alsmede dezen
zijtak zelf.
Op deze wijze zal dan een verbinding
voor snelverkeer van Rotterdam in
noordelijke richting worden gevormd.
Voor een gedeelte van den grondaan
koop en voor een begin van uitvoering
van enkele kunstwerken wordt voor
1938 een bedrag van f. 400.000 aange
vraagd.
De verbindingsweg van de wegen Am
sterdam-Bodegraven-Rotterdam en 's-Gra-
venhage-Utrecht bij de Gouwe naar Gouda,
welke in 1937 in uitvoering is genomen, zal
tegen het einde van 1938 kunnen zijn vol
tooid, waarvoor een bedrag van f. 230.000
wordt aangevraagd.
Voor zooveel betreft den rondweg om
Rotterdam, welke toegang zal geven van
weg AmsterdamBodegraven—Rotterdam
naar de stad en voorts verbinding zal geven
met de rijkswegen naar 's-Gravenhage en
het Westland, wegen bewesten Rotterdam,
zal aanleg van het gedeelte langs het
bosch- en Parkplan worden voltooid, ter
wijl met aanleg van het aansluitende
westelijk gelegen gedeelte zal worden aan
gevangen. Voor deze werken wordt voor
1938 een bedrag van f. 200.000 aangevraagd.
8077
(Ingez. Med.)
MERKWAARDIG TOEVAL.
Een zeer interessant geval heeft zich in
Dublin afgespeeld. De chauffeur Charles
Moon had het ongeluk, zijn portefeuille
te verliezen, waarin zes pond zat. Het ver
lies was voor den man des te onaangena
mer, daar deze zes pond zijn geheele ver
mogen vormden. Hij hoopte, dat een eer
lijke vinder het bedrag aan hem terug zou
komen brengen. Inderdaad gebeurde dit.
Een zekere jonge dame, Maud Brown .had
de portefeuille gevonden en deze terugge
stuurd. Een belooning wenschte zij daar
voor niet aan te nemen, daar de chauffeur
een arme kerel was. Een paar dagen later
had Charles Moon echter de gelegenheid,
de jonge dame zijn dank te betoonen. De
chauffeur vond op een avond, toen hij naar
huis terugkeerde een damestasch, die hu
nieuwsgierig opende. Zij bevatte zptlg
pond en eenige papieren, waaruit bleek,
dat de eigenares van de tasch Maud Brown
was. die eenige dagen tevoren zijn P0"®"
feuille gevonden had. Onmiddellijk ging hu
naar haar huis; zij was over zijn bezoek
zeer verbaasd, maar nog meer toen zij
hoorde, waarom hij kwam. Nu wenschte
ook hij geen belooning aan te nemen, daar
hij blij was, dat hij de jongedame een te
genprestatie had kunnen bewijzen.
23