De wegenbouw wordt voortgezet Afschaffing van broederdienst en loting München verwacht Mussolini LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad Vrijdag 24 September 1927 UIT DE BONTE WAERELD Jaarlijksch contingent van 32.000 man Verschil tusschen Berlijn en München 26 millioen voor 1938 Eerste oefeningstijd voor onberedenen tot 11 maanden verhoogd. Ingediend is een wetsontwerp tot wijzi ging van de Dienstplichtwet. Hierbij wordt het jaarlijksch contingent verhoogd tot 32.000 man, de broederdienst en de loting worden afgeschaft en de eerste oefenings tijd voor de onbereden dienstplichtigen wordt verhoogd tot 11 maanden. Aan de toelichting wordt het volgende ontleend Het is in den loop der latere jaren, als gevolg van de ontwikkeling van het krijgs wezen. vooral in technisch opzicht, onver mijdelijk gebleken uitbreiding te geven aan de oorlogssamenstelling van tal van wa pens en diensten. Een en ander heeft er toe geleid, dat het Jaarlijksch contingent van 19.500 man twaarvan 1000 man voor de zee macht) bij lange na niet meer toereikend is om zelfs met gebruikmaking van het uitzonderlijk hooge getal van 15 lichtingen, hetwelk thans wordt gebezigd om de strijd macht op voet van oorlog te brengen in de behoefte aan geoefenden an de gemo biliseerde weermacht in haar huidige sa menstelling te voorzien. Dit heeft o.m. ten gevolge gehad, dat de mankracht der com pagnieën infanterie met ongeveer 1/4 deel van de sterkte 'is moeten worden vermin derd, om althans de ernstige tekorten, welke door onvermijdelijke uitbreidingen van de oorlogsorganisatie van andere onderdeelen van de weermacht waren ontstaan, op te heffen. Het behoeft wel geen betoog, dat een dergelijke wijze van handelen, hoezeer zij door den bestaanden toestand geboden was. in het licht der huidige omstandig heden volstrekt verwerpelijk is geworden. Voorts dient te worden voorzien in de be hoeften aan personeel, zoowel voor uitbrei ding van bestaande legeronderdeelen als voor nieuwe onderdeelen, waarmede de oor- logsorganisatiën moeten worden aangevuld. Dit betreft in de eerste plaats de luchtstrijd krachten, de artillerie, de pioniers en de lichte troepen, omdat de organisatiën voor al in dit opzicht niet meer beantwoorden aan de elschen, welke aan een weermacht, die op de hoogte van den tijd dient te zijn, moeten worden gesteld. Het voor deze uit breidingen vereischte materiaal is of wordt ten laste van het defensiefonds of van den kapltaaldienst aangeschaft. Om de geschetste reorganisatie binnen korten tijd, in elk geval in ten hoogste vijf jaren, tot stand te brengen, zal het noodig zijn, dat ook het voor de oorlogsorganisatie vereischte personeel binnen dezen tijd be schikbaar komt. Hiertoe is het onvermijde lijk, de sterkte van de jaarlijksche lichting te stellen op een hooger getal dan dat, waar mede men zou kunnen volstaan, indien het meer benoodigde personeel zou worden ge put uit de eerstvolgende 15 lichtingen, waardoor de reorganisatie eerst na 15 ja ren volledig tot stand zou kunnen komen. Vermeerdering van het contingent. Op grond van het bovenstaande zal de (vermeerdering van het contingent moeten •bedragen: a. voor opheffing van de bestaande tekorten, waaronder begrepen het wederom op het oorspronkelijk peil brengen van de mankracht der infan terie-compagnie: rond 4800 man; b. voor de behoefte aan personeel voor het herzien en uitbreiden van de odrlogsorganisatie, in de eerste plaats luchtstrijdkrachten, artillerie, pioniers en lichte troepen: rond 3200 man; c. voor een sneller voorziening dan normaal het geval zou zijn, in de be hoefte, onder b. bedoeld: rond 4600 man. Totaal 12.600 man. In verband hiermede zal de sterkte van het jaarlijksch contingent moeten worden gesteld op 19.500 12.600 32.100 of rond 32.000 man. Deze verhooging van de lichtingsterkte tot 32.000 man zal mettertijd, als de reor ganisatie haar beslag zal hebben gekregen, de gelegenheid scheppen nog tot een ander doel te geraken en wel tot vermindering van het getal lichtingen, waaruit moet worden geput om de landmacht op voet van oorlog te brengen, en derhalve tot verjonging van het bij een mogelijke mobi lisatie te velde gaande gedeelte der strijd macht met de daaraan verbonden voor- deelen: betere geoefendheid, grootere be- standhéid tegen vermoeienissen, vermin dering van persoonlijke lasten op hooger leeftijd. Het ligt voor de hand, dat zoowel de contingentsverhooging als de hierna te bespreken verlenging van - den oefentijd mede zal bijdragen tot vermindering van het getal werkloozen. Broederdienst. Indien de thans in de dienstplichtwet vermelde lichtingsterkte van 19.500 man zal plaats maken voor een sterkte van 32.000 man. zal de vrijstelling wegens broe derdienst niet gehandhaafd kunnen wor den. Als men in aanmerking neemt, dat voor de lichting 1933 Iets minder dan 72.000 personen zijn ingeschreven en dat het af keuringspercentage de laatste jaren ruim 40 bedraagt, kan het getal geschikte per sonen op niet meer dan 43.000 worden geschat. Bij een dergelijken toestand is er geen ruimte meer voor een instituut als de vrijstelling wegens broederdienst. noch in den trant van de tegenwoordige regeling, waarbij uit elk gezin niet meer dan één zoon behoeft te dienen, noch op den voet van een der vroegere stelsels van vrij stel ling van de grootste of van de kleinste helft. Loting. De regeering heeft gemeend thans de vraag, of er geen goede middelen zouden zijn te vinden om tot afschaffing van de loting te geraken met behoud van een vast contingent, wederom aan een onderzoek te moeten onderwerpen en aan den uitslag van dit onderzoek ontleent zij vrijheid voor te stellen de bepalingen omtrent de loting uit de wet te doen vervallen ZIJ stelt zich voor, dat verschillende middelen zul len kunnen dienen om het overschot, dat er na het afvallen door afkeuring nog aan beschikbare mannen bestaat, als het ware weg te werken. Voorop staat hierbij het 'aten uitvallen van de mlnstgeschlkten. Gedoeld wordt hier niet op ongeschikten. doch op personen, die. ofschoon geschikt, een lageren geschiktheidsgraad bezitten dan anderen Als voorbeeld kan worden ge noemd de lichaamsbouw, te beoordeelen naar de onderlinge verhouding van lengte, gewicht en borstomvang. Hierbij doet zich een groote verscheidenheid voor, die het mogelijk zal maken, tot een schifting te komen. Langs dezen weg zal tevens een legerbelang worden gediend, omdat het gemiddelde peil van geschiktheid er door zal toenemen. Van de grootte van het overschot zal afhangen, of dit middel toereikend zal zijn. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal tot toepassing van nog andere middelen kun nen worden overgegaan, tot het vrijlaten b.v. van leden van gezinnen, waarvan reeds 2 of 3 personen hebben gediend (neer komende op een beperkte vrijstelling wegens broederdienst) en leden van groote gezinnen. Dit alles ware bij algemeenen maatregel van bestuur te regelen. Eerste oefening. De geoefendheid der onbereden dienst plichtigen en dit geldt in de eerste plaats voor de infanterie laat, hoewel met den beschikbaren oefentijd gewoekerd wordt, in belangrijke mate te wenschen over. Uitvoerig wordt uiteengezet hoe de leer stof van den soldaat is uitgebreid, de op- leidingsvoorwaarden ongunstiger zijn ge worden. en dat aan de geoefendheid van den soldaat hoogere eischen moeten wor den gesteld dan vroeger. Voorts brengt de omstandigheid, dat bij de gemobiliseerde strijdmacht, in het bij zonder bij de lagere onderdeelen, de lei ding zal berusten bij de reserve-officieren, de noodzakelijkheid mede om dezen officie ren in vredestijd ruimschoots gelegenheid te geven practischen dienst in den troep te verrichten. Een verlenging van de eerste oefening zal de gelegenheid daartoe belangrijk ver- grooten. Ook de verhooging van de lich- tingsterkte is hierbij van groote betee- kenis. Voor de overige onbereden wapens, in de eerste plaats de onbereden artillerie en de genie, gelden overeenkomstige overwe gingen. Ook daar heeft de leerstof, door de steeds voortschrijdende ontwikkeling der techniek, een aanmerkelijke uitbrei ding ondergaan en worden aan den sol daat eischen gesteld, welke zóó hoog zijn, dat- een oppervlakkige en vluchtig ver kregen kennis en bekwaamheid tot ern stige teleurstelling moet lelden en zelfs tot rampspoedige gevolgen aanleiding kan geven. Op grond van een en ander, is de re geering. na rüp beraad en na de verschil lende hierbij betrokken belangen nauwge zet tegen elkander te hebben afgewogen, tot de overtuiging gekomen, dat de duur der eerste oefening voor onberedenen moet worden verlengd tot 11 maanden. Door den verlengden oefentijd zal de paraatheid van de weermacht aanzienlijk worden verhoogd; bovendien zal het mo gelijk zijn, beter dan bij den bestaanden toestand, een eventueele mobilisatie veilig te stellen. De regeering zou het zeer gewenscht hebben geacht, indien zoodanige maatre gelen hadden kunnen werden getroffen, dat ook de geoefendheid van de dienst plichtigen, behoorende tot reeds met groot verlof zijnde lichtingen, op een hooger peil werd gebracht. Het behoeft echter geen betoog, dat zoodanige maatregelen, op grond van de kosten, welke het gevolg zouden zijn van de alsdan noodzakelijke aanmerkelijke uitbreiding van het be- roepspersoneel en van de beschikbare le geringsruimte, niet wel uitvoerbaar zijn, nog afgescheiden van de bezwaren om hen, die de eerste oefening hebben volbracht, ten tweeden male voor eenige maanden uit hun burgerwerkkring te rukken. Met hetgeen kan worden bereikt door de weder invoering van de derde herhalingsoefening zal mitsdien in dit opzicht genoegen ge nomen moeten worden. De kosten. De jaarlijksche kosten voor de uitbrei ding van het contingent en van de ver lengde eerste oefening worden berekend op f. 12.512.000 vermeerderd met 5 mlllioen gulden wegens vermeerdering van beroeps- personeel. Daarbij komt een uitgaaf ineens van 22 mlllioen gulden voor uitbreiding van kazerneering. Het wetsontwerp geeft tevens aan de Kroon de bevoegdheid na aanneming er van het contingent van de lichting 1938 tot het nieuwe aantal van 32.000 op te voeren, de buitengewoon dienstplichtige personen nader tot gewoon dienstplichti gen te bestemmen en voor zoover noodig reeds verleende vrijstellingen wegens broe derdienst te doen vervallen. De wet zal in werking treden op een nader door de Kroon te bepalen datum. Houdt toch op met dat gehuil, stoute jongen Je hebt mij vergeten!en Pietje al twee keer gewasschen! Onze Berlljnsche correspondent schrijft d.d. 23 Sept. uit München: „Weet u de nieuwste anecdote al?" „Neen, maar ik ben er benieuwd naar." „Welnu, de as Rome-Berlijn moet ge smolten worden". „Waarom?" „Omdat Duitschland staal zoo hard noo dig heeft!" Met dezen nieuwsten „Witz" werden wij in het Münchener „Hofbrauhaus" door onze Belensche vrienden ontvangen. En dat is typeerend voor land en volk, want al leven we tegenwoordig in den Duitschen eenheidsstaat, het verschil tusschen Prui sen en Beieren is nog altijd frappant. Zoo lazen we dezer dagen in Himmler's „Schwarzes Korps", het weekblad der over heei Duitschland gevreesde Geheime Staatspolitie, een notitie, welke te denken geeft. Men had vastgesteld, dat er in som mige bureaux en kantoren nog altijd een bordje aan den muur hangt, waarop te lezen staat: „Hier geldt alleen maar de Dultsche groet: Heil Hitier!" Dat vond men eenvoudig bespottelijk, want deze groet was immers over heel Duitschland allang ingeburgerd! Maar de werkelijkheid is toch eenigszins anders, want wanneer men naar de „Hoofdstad der Beweging" komt, dan wordt men vrijwel nog overal begroet met het vertrouwelijke „Grüss Gott!" Te Berlijn maakten we drie dagen en drie nachten achtereen de verduisterings- week mee en we bewonderden ér weliswaar de discipline van de gehoorzame bevolking dezer wereldstad, maar als men dan plot seling naar de Isarstad komt, wordt men beïnvloed door het enorme verschil tus schen Pruisen en Beieren. Een van onze Beiersche biervrienden teekende dit on derscheid als volgt' „In Pruisen kan het nog zoo hard regenen, toch blijft het er droog, want Jullie drinken geen bier. Bij ons kan het nog zoo lang droog blijven, toch laat de vochtigheid niets te wenschen over, want we drinken bier!" We laten de juistheid dezer vergelijking in het midden, maar het verschil tusschen de Rijkshoofdstad en de Hoofdstad der Beweging is ook onder de zeer gewijzigde politieke omstandigheden nog hetzelfde ge bleven. Men toont u weliswaar 't „Braune Haus", het „Haus der Deutschen Kunst", en zooveel andere gebouwen en monu menten, welke aan den strijd herinneren, welken Hitier juist in deze stad tegen het interregnum van 1918 tot 1933 heeft ge voerd, maai- niettemin is München zichzelf gebleven, hetgeen van Berlijn helaas niet gezegd kan worden. En al net eender is het met de versie ringen der stad ter eere van den Duce. In Berlijn is alles correct. Van het station „Heerstrosise", waar de hooge gast zal ar- rlveeren, af tot Unter den Linden, waar enorme lichtzuilen de schamele boompjes moeten oacheeren, welke er verleden jaar geplant werden, krijgt men den indruk, dat men alle pogingen tewerk moet stellen, om de ware gedaante der stad te verhei melijken, want Berlijn is wel heel groot, maar van een grootsch karakter kan niet gesproken worden. Hoe karnt het, zoo vraagt men zich af, dat de kostbare versieringen van Benno van Arent te Berlijn lang niet hetzelfde effect hebben als die van professor Buch- ner te München? Wij maakten een auto tocht met onze Beiersche biervrienrien langs de route, welke de Duce Zaterdag van den „Hauptbahnhof München" naar het Prlnz Karl-Palais zal nemen en we vonden de roode lappen fluweel zelfs eenigszins zonderling, maar tenslotte was de eindindruk toch sympathiek, want Mün chen is een stad met historisch verleden, de residentie van het Huis Wittelsbach en daar heeft zelfs de nationaal-soclalistlsche revolutie van 1933 niets aan kunnen ver anderen! Wij begeven ons naar de „Reichsleltung der N.S.D.A.P." in de Karlstrasse, waar de heer Hoffmann ons weliswaar vriendelijk ontvangt, maar niet bij machte blijkt, iets naders over het program der eerstvolgende dagen te vertellen. Dat is trouwens niet noodig, want onze Itallaansche collega's weten er al veel meer van: Na zijn glo- rieuzen intocht zal Mussolini den Führer officieel gaan bezoeken in het Prinz-Re- gentenpalais en wat later zal Hlttler dit bezoek beantwoorden met een tegenbezoek in het Prinz Karl-Palais. Van een ver trouwelijk onderhoud te Berchtesgaden schijnt geen sprake te zijn en waarschijn lijk zullen de uitvoerige besprekingen over de politieke situatie van Europa pas te Berlijn worden gehouden. Op het Koningsplein zal ter herinnering van de gevallenen een krans worden neer gelegd en na een bezichtiging van het Bruine Huls zal aldaar een déjeuner plaats vinden. De vooraanstaande mannen der beweging zullen door Hitier persoonlijk aan Mussolini worden voorgesteld en tot besluit van de Münchener ontvangst staat een schitterende parade op het program, waaraan echter door de Rijksweer niet zal worden deelgenomen. Maar al deze dingen zijn niet zoo be langrijk, als zij schijnen. Veel belangrijker is voor het Duitsche volk en zijn Führer, dat Mussolini na een regeeringstijdperk van rond vijftien jaar thans zijn eerste officleele bezoek in het buitenland aflegt en dat juist Duitschland deze eer te beurt valt. Hier komen twee dictatoren van on zen tijd tegenover elkaar te staan, die elk op hun wijze hun leven gewaagd hebben, om hun volk van den ondergang te red den. Hier komen het nationaal-socialisme en het fascisme in directe aanraking. De' punten van overeenkomst zijn vele, maar die van verschil niet minder. Mussolini bracht een verzoening tusschen het Vati- caan en het Quirinaal tot stand, welke de verhouding tusschen Kerk en Staat ten goede kwam. Van een anti-semietische be weging heeft men totdusver alleen nog maar in Duitschland gehoord en het zou de moeite waard zijn. wanneer men kon ervaren, of tusschen beide staatslieden ook de steeds heftiger wordende strijd tus schen Staat en Kerk in Duitschland uit voerig wordt besproken. Want dan pas, als tusschen den Duce en den Führer de bran dende vragen van onzen veelbewogen tijd aanleiding geven tot een openhartige ge- dachtenwlsseling, kan de ontmoeting van Hitler en Mussolini van blijvende waarde blijken voor de toekomst van het Derde Rijk! Ook bruggenbouw over de rivieren gaat voort. Op de Verkeersfondsbegrooting van 193? werd 'n belangrijk bedrag boven 't in de wet tot instelling van een verkeersfonds vast gesteld minimum aangevraagd met het doel den wegenbouw krachtig en stelsel matig voort te zetten. Na indiening van die begrooting is, om op den ingeslagen weg voort te gaan, een onderzoek ingesteld, naar hetgeen te rekenen van 1 Januari 1937 nog voor verbetering en afwerking van het rijkswegennet moet geschieden. Nadat vaststond, dat uit de voorgenomen herziening van het rijkswegenplan 1932 geen wijzigingen van zoodanig ingrijpenden aard zouden voortspruiten, dat daarin een beletsel voor het maken van plannen over langen termijn kon liggen, is aan de hand van de gegevens, die dat onderzoek oplever de, een werkprogramma voor den verderen wegenbouw ontworpen. Dit werkprogramma, dat voltooiing van het rijkswegennet in 15 jaar dus eind 1952 beoogt, is ter beoordeeling gezonden aan de commissie van over leg voor de wegen en de centrale com missie van advies en bijstand voor het Verkeersfonds. Bij de samenstelling van het programma is een der leiden de gedachten geweest om de uitvoering van den bouw zoodanig te regelen, dat het wegverkeer zoo spoedig mogelijk van de belangrijkste verbindingen pro fijt zal kunnen trekken. De kosten van de voltooiing van het rijkswegennet volgens dit plan worden gerekend naar het prijsniveau van 1 Januari 1937 op rond 245 mlllioen ge raamd, zulks met inbegrip van de kosten van onderhoud van de gereed zijnde en gereed komende wegen ge durende de 15 jaren, waarover het werkprogramma loopt. In het plan is er op gerekend in 1938 rond 26 millioen voor de wegen te verwer ken. Op deze begrooting wordt ter aanslui ting aan het werkprogramma voor de rijks wegen in totaal f. 25.733.000 aangevraagd. Evenals in 1937 zijn de uitgaven naar den aard van de uit te voeren werken verdeeld over den gewonen- en den kapitaaldlenst, en wel f. 20.000.000 op den kapitaaldlenst. De opbrengst van de motorrijtuigen en rijwielbelasting is voor 1938 geraamd op 31 millioen. Evenals in 1937 is een post ten bedrage van 4 pet. van de opbrengst voor vergoeding van kosten van inning der be lastingen uitgetrokken. De netto-opbrengst is dus geraamd op f. 29.760.000. Het wette lijk minimum bedraagt bij deze opbrengst 95/30 van f. 29.760.000 of f. 9.424.000. De uitkeeringen aan de provinciën zijn in deze begrooting geraamd op 40 pet. van 21/30 van de netto opbrengst of f. 8.332.800, Bruggenbouw. De bouw van bruggen over de groote rivieren, waarvan de financiering is gere geld bij de wet van 5 Juni 1936. vindt regel matig voortgang. Verwacht wordt, dat de brug te Heidel eind van dit Jaar en de brug te Dordrecht eind 1938 voor het verkeer kunnen worden opengesteld. Voor den bouw van de nog tot stand te brengen vaste oeververbindingen worden voorbereidende werkzaamheden verricht. Met den bouw van de brug over den Noord bij Hendrlk- Ido-Ambacht zal spoedig worden begonnen. Met dein bouw van den tunnel te Velsen zal, naar verwacht wordt, in 1938 een aanvang kunnen worden gemaakt. Wegen in Zuid-Holland. De verbetering van den rijksweg no. 4 tusschen Den Deyl en het Haagsche Schouw, waarvoor f. 100.000 op den ge wonen dienst van deze begrooting is uitgetrokken, beoogt de thans voor drie rijbanen ingerichte wegverharding uit te breiden tot vier rijbanen, met daar langs een tweede rijwielpad. Voor plaatselijke verbetering van de wegen HaarlemSassenheim, Haag sche Schouw-Lciden-BodegTaven, Rot terdamBarendrccht-Numansdorp en MaassluisHellevoetsluis wordt op den gewonen dienst in totaal f. 320.000 aan gevraagd. De gelden noodig voor aanleg van weg no. 4 gedeelte AmsterdamSassen, heim f. 410.000, worden ten laste van den kapitaaldlenst aangevraagd. Vervanging van de Hoornbrug door een nieuwe brug is zeer noodig Het overleg hieromtrent met verschillende belangheb benden is nog niet geëindigd. Voor het ge val dat dit spoedig tot overeenstemming zal leiden, wordt f. 200.000 op den kapitaal- dienst aangevraagd. Bij de voorgenomen herziening van het rijkswegenplan is gerekend op aanvulling van dit plan met een weg beoosten Leiden van rijksweg 4 (Am sterdam's-Gravenhage) bij Burger- veen in den Haarlemmermeerpolder tot rijksweg 13 ('s-GravenhageRotter dam) tusschen de Hoornbrug en het vliegveld Ypenburg met zijtak van Voorschoten naar Oegstgeest. Voor het zuidelijke gedeelte van dezen weg, dat tevens de verbinding vormt tusschen de wegen nos. 12 ('s-GravenhageUtrecht) en 13 is het tracé vastgesteld. Het tracé van het overige gedeelte van den weg beoosten Leiden is in onderzoek. Het ligt in de bedoeling in de eerste plaats aan te leggen het gedeelte tusschen de wegen nos. 12 en 13 en het gedeelte van weg no. 12 tot genoemden zijtak in de richting Oegstgeest, alsmede dezen zijtak zelf. Op deze wijze zal dan een verbinding voor snelverkeer van Rotterdam in noordelijke richting worden gevormd. Voor een gedeelte van den grondaan koop en voor een begin van uitvoering van enkele kunstwerken wordt voor 1938 een bedrag van f. 400.000 aange vraagd. De verbindingsweg van de wegen Am sterdam-Bodegraven-Rotterdam en 's-Gra- venhage-Utrecht bij de Gouwe naar Gouda, welke in 1937 in uitvoering is genomen, zal tegen het einde van 1938 kunnen zijn vol tooid, waarvoor een bedrag van f. 230.000 wordt aangevraagd. Voor zooveel betreft den rondweg om Rotterdam, welke toegang zal geven van weg AmsterdamBodegraven—Rotterdam naar de stad en voorts verbinding zal geven met de rijkswegen naar 's-Gravenhage en het Westland, wegen bewesten Rotterdam, zal aanleg van het gedeelte langs het bosch- en Parkplan worden voltooid, ter wijl met aanleg van het aansluitende westelijk gelegen gedeelte zal worden aan gevangen. Voor deze werken wordt voor 1938 een bedrag van f. 200.000 aangevraagd. 8077 (Ingez. Med.) MERKWAARDIG TOEVAL. Een zeer interessant geval heeft zich in Dublin afgespeeld. De chauffeur Charles Moon had het ongeluk, zijn portefeuille te verliezen, waarin zes pond zat. Het ver lies was voor den man des te onaangena mer, daar deze zes pond zijn geheele ver mogen vormden. Hij hoopte, dat een eer lijke vinder het bedrag aan hem terug zou komen brengen. Inderdaad gebeurde dit. Een zekere jonge dame, Maud Brown .had de portefeuille gevonden en deze terugge stuurd. Een belooning wenschte zij daar voor niet aan te nemen, daar de chauffeur een arme kerel was. Een paar dagen later had Charles Moon echter de gelegenheid, de jonge dame zijn dank te betoonen. De chauffeur vond op een avond, toen hij naar huis terugkeerde een damestasch, die hu nieuwsgierig opende. Zij bevatte zptlg pond en eenige papieren, waaruit bleek, dat de eigenares van de tasch Maud Brown was. die eenige dagen tevoren zijn P0"®" feuille gevonden had. Onmiddellijk ging hu naar haar huis; zij was over zijn bezoek zeer verbaasd, maar nog meer toen zij hoorde, waarom hij kwam. Nu wenschte ook hij geen belooning aan te nemen, daar hij blij was, dat hij de jongedame een te genprestatie had kunnen bewijzen. 23

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 10