De rijksbegrooting voor 1938 ingediend 78 $fe Jaargang LEiDSCH DAGBLAD^ Woensdag 22 Sepiember 1937 Derde Blad No. 23771 Belastingverlaging gewenscht doch onmogelijk Zij ivordt belieerscht door de defensie-maat regelen Tekort van 13 millioen gedekt door perspectief •bezuinigingen DE Regeering heeft bij de Staten-Generaal ingediend de Rijks begrooting voor het dienstjaar 1938. Op den gewonen dienst zijn de uitgaven geraamd op 703.195.931, de inkomsten op f 689.950.275, zoodat er een nadeelig saldo is van f 13.245.656. De Regeering moet tot haar leedwezen vaststellen, dat de in vroeger jaren genomen bijzondere maatregelen nog niet gemist kunnen worden, al staat deze begrooting niet meer in het teeken van den aanhoudenden strijd tegen dalende inkomsten en stijgende behoeften. In totaal wijst deze begrooting aan 50.1 millioen gulden meer middelen, 34.1 millioen gulden meer uitgaven (waaronder 25.5 millioen gulden meer voor defensie) zoodat 15.7 millioen gulden voor budgetverbetering overblijft. Het nadeelig saldo van 13 millioen gulden zal worden ge dekt door z.g. perspectiefbezuinigingen. Van belastingverlaging kan voorloopig geen sprake zijn, evenmin als van verhooging van salarissen en loonen, van ver laging van de leerlingenschaal bij het lager onderwijs en van uitbreiding van de gelegenheid tot opneming in de ouderdoms- verzekering. Tijdelijke maatregelen kunnen niet gemist worden. De balans der ontwerp-begrooting voor het dienstjaar 1938 vermeldt de volgende totalen Titel A. Gewone dienst. Uitgaven f. 703.195.931 Middelen 689.950.275 Nadeelig saldo f. 13.245.656 Aanstonds moge er op worden gewezen, dat dit resultaat is bereikt door handha ving van de verschillende maatregelen, op een enkele uitzondering na, die in den loop der jaren zijn genomen tot vermin dering van het tekort op de begrooting, doch waarmede geen reëele verbetering van den financieelen toestand is verkregen. Deze maatregelen vonden uitsluitend in den exceptioneelen financieelen toestand hun oorzaak, tiet is zeer te betreuren, dat zij niettemin bij de opstelling van de rijks begrooting voor het tweede jaar van het economisch herstel vrijwel integraal moe ten gehandhaafd blijven. Voor het juiste inzicht in den werkelij- ken toestand van het rijksbudget is kennis van de financieele beteeken is dezer maat regelen dan ook onontbeerlijk. In het hier volgende overzicht zijn deze maatregelen beknopt weergegeven met vermelding van de bedragen, waarmede, indien zij werden ingetrokken, het tekort op den gewonen dienst der begrooting zou worden vergroot. 1. Stopzetting van de uitkeering der an nuïteit aan het spoorwegpensioen fonds f. 9.000.000 2. Ontlasting van den gewonen dienst van het werkloos- heidssubsidiefonds, door voor schotten ten laste van den kapitaaldienst te verstrekken 8.550.000 3. Overbrenging van uitgaven van den gewonen dienst van het verkeersfonds naar den kapitaaldienst u 8.000.000 4. Idem van uitgaven van den gewonen dienst van het De partement van Sociale Zaken naar den kapitaaldienst (kos ten van werkverschaffing).. 1.825.000 5. Overbrenging na^ir de ont vangsten van den gewonen dienst van de rente der be leggingen van 't Nederland- sche muntfonds 2.880.000 6. Gedeeltelijk achterwege la ten van de stortingen in de sociale verzekeringsfondsen 31.000.000 7. Stopzetting van ae bijzondere reserveering bij de Staatsbe drijven 7.720.000 8. Stopzetting van de reserve- vorming ten aanzien van woningenbouwvoorschotten 2.500.000 f. 71.475.000. Het werkelijk tekort is dus te stellen op f. 84.720.656. In de eerste plaats doet dit zeer ongun stige begrootingsbeeld nog eens duidelijk de noodzakelijkheid zien van de maatrege len, welke het vorige kabinet voor de ver betering van den budgetairen toestand heeft moeten treffen. Dat desondanks op dit oogenblik de positie niet gunstiger is. moet toegeschreven worden aan de gestaag voortgeschreden verslechtering gedurende de laatste jaren, veroorzaakt door de af nemende welvaart, welke bij voortduring belette, dat het gunstig effect van de po gingen ter verbetering van de financieele positie zich in de eindcijfers der begrooting demonstreerde. Achteruitgang tot staan gekomen. Uit de mededeelingen, welke hierom trent de middelen voor 't begrootings- jaar volgen, kan blijken, dat de ach teruitgang, waarop werd gedoeld, thans tot stilstand is gekomen en dat ten ge volge van de ingetreden conjunctuur- verbetering de Minister constateert zulks met voldoening thans van vooruitgang, hoofdzakelijk als gevolg van het ruimer vloeien der middelen, mag worden gesproken. Uit hetgeen hieronder voorts met betrekking tot de uitgaven nog zal worden opgemerkt, zal evenwel tevens blijken, dat ten gevolge van verschil lende omstandigheden, waarvan we- Totaal f. 71.475.000 Zwakke plekken. Bij de beoordeeling van deze zwakke plekken in de begrooting dient te worden onderscheiden tusschen die posten, waar voor de opneming in den gewonen dienst volstrekt onvermijdelijk is te achten en zulke, waarvan de onbetwistbaarheid niet zoo zeker is. Tot de eerste groep behooren de stop zetting van de uitkeering der annuïteit aan het Spoorwegpensioenfonds, de ontlasting van den gewonen dienst van het werkloos- lieidssubsidiefonds, door voorschotten ten laste van den kapitaaldienst te verstrek ken en het gedeeltelijk achterwege laten van de stortingen in de sociale verzeke ringsfondsen, te zamen 'n bedrag vormend van f. 48.550.000. Omtrent de overige pos ten, te zamen groot f. 22.925.000, zal de re geering nauwkeurig doen nagaan, in hoe verre ook van deze de onbetwistbaarheid van opneming in den gewonen dienst moet worden aangenomen. Voorshands meent de regeering totdat het onderzoek is afgeloopen, echter te moe ten vasthouden aan het bedrag van gens haar beslissenden invloed op het begrootingsbeeld afzonderlijk moeten worden genoemd de prijsstijging der materialen, de hoogere uitgaven voor de defensie en het natuurlijke accres, in de richting van de budgetsaneering nog weinig kon worden verricht. Om dit nader met cijfers aan te toonen, wordt op de verschillen tusschen de be grooting voor 1938 en voor 1937 eenigszins dieper ingegaan. t Inkomsten. De raming der kohierbelastingen is we derom gebaseerd op de uitkomsten der laatste jaren. Voor de grondbelasting en de belasting op de doode hand gaf dit geen aanleiding tot moeilijkheden. Voor de overige kohierbelastingen, welke in tegenstelling met de grondbelasting wel conjunctuurgevoelig zijn, moest, nu zich in den economischen toestand hier te lan de een verbetering vertoont, een oordeel worden gevormd over het toekomstige ver loop. Er moge op worden gewezen, dat in de thans aangeboden begrooting met ver wachtingen aangaande een verbetering in de opbrengst der hier genoemde middelen is rekening gehouden. Voor de niet-kohierbelastingen zijn, grootendeels als raming voor 1938 genomen de bedragen, welke in 1937 als jaar-op brengst kunnen worden verwacht. Afzonderlijke vermelding vinde hier de omstandigheid, dat België in 1937 het res tant der z.g. interneeringsschuld heeft vol daan, waardoor een belangrijk middel, dat gedurende een reeks van jaren f 4.466.064 per jaar heeft bedragen, is weggevallen. Uit vorenstaand overzicht zou de conclu sie getrokken kunnen worden, dat volgens raming aan de begrooting voor 1938 een bedrag van plm. f. 59.1 millioen meer aan middelen zal toevallen dan aan de begroo ting voor 1937. Deze gevolgtrekking is niet geheel juist. Onder de hoogere middelen komen tevens posten voor, welke in feite geen meerdere middelen opleveren, omdat tegenover deze posten meerdere uitgaven voor hetzelfde doel staan (z.g. correspon- deerende posten). Wanneer met deze boekingen rekening wordt gehouden, is het bedrag aan mid delen. dat voor 1938 in verhouding met 1937 meer beschikbaar is gekomen, te stel len op f. 50.1 millioen. Uitgaven. De uitgaven zijn in de begrooting voor 1938 rond f. 34.4 millioen hooger geraamd dan in de begrooting van 1937. Deze ver hooging is de resultante van verschillende factoren, zoowel van. gunstigen als van ongunstigen aard. In de begrooting 1938 is bereids reke ning gehouden met htt voordeel, hetwelk kan" voortvloeien uit de wijziging van de verdeeling van kosten van de zeemacht tusschen Nederland en Nederlandsch-Inaië ad f. 6.5 millioen. Wegens geëffectueerde perspectiefbespa ringen is in de begrooting 1938 verwerkt een verlaging van uitgaven met f. 3.3 mil- Wegens herstel van z.g. onvolkomenhe den van het budget, ontstaan als gevolg van de boven nader omschreven buitenge wone maatregelen, zijn de uitgaven ver hoogd met rond f. 5.5 millioen. Te weten voor steun aan noodlijdende gemeenten f. 3.05 millioen, en voor storting in het invaliditeits- en ouderdomsfonds f. 2.50 millioen. In de eerste plaats wordt de aandacht gevestigd op het bedrag der reëele verhoo ging van uitgaven, waarvoor een bedrag van f. 34.4 millioen is aangegeven. Dit be drag stelt voor het netto resultaat van een reeks verhoGgingen en verlagingen van uitgaven. Zooals hierboven reeds werd opge merkt, hebben dc uilgaven slechts in beperkte mate den gunstigen invloed van de conjunctuurverbetering onder gaan. Het bedrag, uitgetrokken wegens subsidie aan dc werkloozenkassen, kon met handhaving van de normen voor uitkeering en genoegzame reservevor ming, voorals als gevolg van teruggang van de werkloosheid met f. 1.650.000 verlaagd worden, en de scheepvaart en cambricsteun met f. 5.350.000. Het aanzienlijke bedrag, dat op het rijks budget drukt voor steun aan werkloo- zen, kon evenwel niet worden vermin derd. Het totaal bedrag der uitgaven is ondanks de genoemde verlagingen in beteckenende mate omhoog gedreven als gevolg van de-stijging der mate- riaalprijzen. Overigens moest in deze begrooting rekening worden gehouden met de meerdere uitgaven, welke op dc defensiebegrooting moesten worden ge raamd. Deze meerdere uitgaven beloo- pen plm. f. 25.5 millioen. Daar in deze verhooging mede zijn begrepen alle kosten van aanbouw van nieuw mate rieel voor de staatsmarine, waartegen over hoofdstuk XII een verlichting on dergaat, kan de nieuwe last uit hoofde van de aanspraken, welke de defensie, in vergelijking met de begrooting van 1937, stelt, op plm. f. 18.2 millioen wor den aangenomen. Bij de beoordeeling van dit bedrag mag niet uit het oog worden verloren, dat dit, hoewel het in zijn geheel voor den gewo nen dienst een hoogere uitgaaf is, ook be trekking heeft op uitgaven, welke even eens. doch niet ten laste van den gewonen dienst, in 1937 zijn gedaan. Hiermede zijn de voornaamste factoren, welke tot de reëele verhooging van uit gaven met f. 34,4 millioen hebben geleid, in het licht gesteld. 15 millioen voor budget verbetering. Van het bedrag aan meerdere middelen, ad f. 50,1 millioen, is f. 34,4 millioen benut voor reëele verhooging van uitgaven, zoo dat een bedrag van niet meer dan f. 15,7 millioen voor de verbetering van het budget kan worden aangewend. Van de hoogere opbrengst der belasting middelen ad f. 61,3 millioen kan derhalve niet meer dan f. 15,7 millioen dienen tot werkelijke verbetering van het budget. De minister betreurt het zeer, dat voorname lijk als gevolg van de reeds genoemde om standigheden geen voor het budget meer bevredigend resultaat kan worden bereikt. Vergelijking van dit bedrag met het bedrag van het ook na de verbetering nog res- teerende reëele tekort ad circa f. 84.7 mil lioen toont wel zonneklaar aan, dat, indien de verbetering niet in veel sterkere mate voortschrijdt en vooral indien de als ge volg daarvan beschikbaar komende midde len niet volledig voor een primair belang als de budgetsaneering beschikbaar wor den gehouden, deze voorshands niet kan worden bereikt. Steun aan de gemeenten. Gelijk reeds gezegd kunnen de tijdelijke maatregelen niet ongedaan worden ge maakt. Een uitzondering dient echter te worden gemaakt inzake den steun aan de noodlijdende gemeenten. Voor dezen rijkssteun werd voor 1937 een bedrag geraamd, dat beduidend lager was dan het totaal van de door deze groep van gemeenten benoodigde middelen. Ten ge volge hiervan zal de schuld van deze ge meenten worden verhoogd met het bedrag, dat zij voor het sluitend maken van den gwonen dienst harer begrootingen meer behoeven dan het rijk kan verstrekken. Naar het oordeel van den minister kan deze maatregel wegens de groote mpeilijk- heden, daaraan voor de betrokken ge meenten verbonden, niet gecontinueerd worden. Bereids is in de ontwerp-begroo ting voor steun aan noodlijdende gemeen ten het bedrag uitgetrokken, dat in ver band met de behoeften van de gemeenten noodig wordt geoordeeld. Dit bedrag is f. 30,5 millioen hooger dan het voor 1937 gevoteerde bedrag. Volledigheidshalve merkt hij voorts in dit verband nog op, dat ingevolge de wet tot verlaging van de openbare uitgaven, de helft van het bedrag, dat de omzetbelas ting meer opbrengt dan f. 70 millioen ten bate van het invaliditeits- en ouderdoms fonds behoort te worden gebracht. Op deze begrooting is een opbrengst van f. 75 mil lioen geraamd, zoodat f. 2,5 millioen aan voormeld fonds ten goede komt. Dit bedrog strekt dus in mindering van het bedrag der als noodmaatregel tijdelijk achterwege ge laten storting in bedoeld fonds. Met de hiervoren opgenomen beschou wingen meent de minister de cijfers van het algemeen budget voldoende te hebben toegelicht. Voorziening in het tekort Thans komende tot de bespreking van de voorziening in het tekort op de begroo ting, zcoals deze is ingediend, a f. 13.245.656, brengt de minister allereerst onder de aandacht, dat van de dekkingsmiddelen, welke voor de dekking van het tekort op de begrooting van 1937 in aanmerking zijn genomen, in dat dienstjaar geen effect hebben gehad: le. De besparing, te verwachten van de herberekening der pensioenen van burger lijke en militaire ambtenaren; 2e. De verhooging van inkomsten als gevolg van een bij de Staten-Generaal aanhangig gemaakt wetsontwerp, strek kende tot tijdelijke verhooging van som mige Nederlandsche invoerrechten. Waar de regeering het voornemen heeft eerstgenoemd wetsontwerp in te trekken en het laatstgenoemd wetsontwerp nog in beraad heeft gehouden, meent de minister met geen van beide maatregelen bij de op stelling van het dekkingsplan voor 1938 rekening te moeten houden. Wat nu tenslotte de zg. perspectief besparingen aangaat welke tot een bedrag van f. 27,8 millioen tegenover het tekort op de begrooting van 1937 waren gesteld, wordt in de eerste plaats opgemerkt, dat voor 1938 met een deel van dit bedrag, n.l. f. 3,3 millioen, als besparing, welke in dat jaar geëffectueerd zal worden, is rekening gehouden. Er resteert dan nog f. 24,5 mil lioen aan perspectief besparingen. Voor het jaar 1938 kunnen de pers pectiefbesparingen bij de opstelling van het dekkingsplan nog niet geheel ontbeerd worden. Na ernstige overwe ging kan de minister aanleiding vin den de niet geëffectueerde f. 24,5 mil lioen tot het bedrag van het tekort ad f. 13.245.656 als dekkingsmiddel aan te merken. Nog een lange weg. Bij vergelijking met de begrooting van 1937 kan nog ten gunste van de begroo ting 1938 worden opgemerkt dat deze be grooting niet meer in het teeken staat van den aanhoudenden strijd tegen dalende in komsten eenerzijds en stijgende behoeften onmiddellijk verband houdende met de ernstige tijdsomstandigheden anderzijds, met welk beeld 's ministers ambtsvoorgan ger in de vorige millioenennota het karak ter van het gedurende de afgeloopen vier jarige periode gevoerde financieele beleid kenschetste en dat de dekkingsmiddelen, welke in het dekkingsplan van 1938 zijn gebracht, in meerdere mate de verwach ting wettigen, dat zij ook inderdaad gerea liseerd zullen worden. De conclusie van vorenstaande beschou wingen zal moeten zijn, dat nog een lange weg zal moeten worden afgelegd, vóór en aleer het reëel sluitende budget is bereikt. Slechts verlaging enkele indirecte belastingen overwogen. Waarschuwing tegen optimisme. In de Memorie van Toelichting od de Rijksbegrootinz geeft de Minister van Fi nanciën nog eenige beschouwingen met betrekking tot den algemeenen financieelen toestond van ons land. Wii ontleenen daar. aan het volgende: De Minister betreurt het in hooge mate, dat er voorloopig niet aan ge dacht kan worden de belastingen, die zwaar op het Nederlandsche volk druk ken, te verlagen. iHoe wenschelijk zulk een verlaging ook moge zijn, toch zou men zich schuldig maken aan een roe- kelooze politiek, indien men daartoe overging, zonder dat de begrooting van inkomsten en uitgaven in het juiste evenwicht is gebracht. Wel is er aanleiding te overwegen enkele indirecte belastingen te verlagen, die, uit fiscaal oogpunt beschouwd, te hoog zijn opgevoerd. Met name wordt hier gedacht aan enkele accijnzen. Maar ook tot zulk een verlaging zal alleen het initiatief genomen worden als met groote waarschijnlijkheid ver wacht mag worden, dat de verlaging geen aanmerkelijke vermindering in de opbrengst zal ten gevolge hebben. Mogelijkheid van conversie. Een tweetal vragen, welke naar aanlei ding van de vorenstaande beschouwingen min of meer voor de hand liggen, mogen thans nog worden behandeld. In de eerste plaats zal wellicht de vraag worden gesteld of eventueel door conversie van staatsschuld budgetaire perspectieven voor de naaste toekomst zouden kunnen worden geopend. Hoewel de mogelijkheid van conversie ten gevolge van de op de kapitaalmarkt inge treden belangrijke daling van het rente niveau geenszins denkbeeldig is te achten, geeft de minister met het beeld voor oogen van den nog niet-geschoten bee/ en diens reeds vooraf verkochte huid. er de voorkeur aan deze vraag voor het oogenblik onbe sproken te laten. Niettemin worde er reeds thans op gewezen, dat de eventueel uit conversie voortspruitende verlichting van den rentelast, bij hervatting van normale aflossingen, waarnaar immers dient ge streefd te worden, althans gedurende ae eerstvolgende jaren, voor een belangrijk ge deelte zal worden gecompenseerd door hoogere schuldaflossing, die uit deze con versie zal voortvloeien. Geen optimisme. In de tweede plaats ligt de vraag voor do hand. of de reeds in het jaar 1936 ingetre den verbetering van den economischen toe stand hier te lande, welke vooral in ae laatste maanden tot uiting kwam in een niet onaanzienlijke stijging der middelen, het budgetaire toekomstbeeld niet gun .t.g beïnvloedt. Inderdaad is tengevolge van 't ingetreden conjunctuurherstel de budge taire positie verbeterd en is dan ook de raming der middelen in de ontwerp-begroo ting reëel met een bedrag van niet minder dan f. 50.1 millioen verhoogd Niettemin is voor optimisme in dit op zicht geen plaats en wel. omdat de uit gavenkant van het budget zelfs afgezien van den invloed van de verhooging der defensie-uitgaven nog slechts zeer weinig van de conjunctuurverbetering heeft ge profiteerd. Integendeel, op menig begroo- tingsonderdeel moest de raming der uitga ven ten gevolge van de reeds genoemde factoren niet onaanzienlijk worden ver hoogd. Voeg daarbij de omstandigheid, dat on danks conjunctuurherstel nog steeds een aanzienlijk deel der valide Nederlandsche arbeidskrachten werkloos blijft, zoodat uit dien hoofde op het budget zoowel van rijk als van gemeenten een aanzienlijke druk blijft bestaan, terwijl ook in de toekomst het normaal accres der uitgaven ten gevolge van den bevolkingsaanwas (te schatten op ongeveer f.10 millioen 'sjaars). hetwelk op den duur niet volledig door bezuiniging op andere uitgaven zal kunnen worden opge vangen, wederom zijn invloed zal doen gelden, dan ligt de conclusie voor de hand. dat voor budgetair optimisme voorloopig niet de minste reden bestaat. Ook daarom meent de minister tegen een te groot optimisme, gebaseerd op de verbeterde conjunctuur hier te lande, te moeten waarschuwen, omdat in het verleden zeer duidelijk is ge bleken, dat deze conjunctuur in zekeren zin parallel loopt met de ontwikkeling van de wereldconjunctuur. M.a.w. tus schen het verloop der middelen hier te lande en het verloop der wereld conjunctuur bestaat verband. Daar er geen zekerheid bestaat, dat de ontwik keling der wereldconjunctuur voor de naaste toekomst in stijgende lijn door zal gaan, schijnt ten aanzien van het toekomstig verloop van 's rijks middelen een voorzichtig beleid op zijn plaats. Werkverruiming. Voor zoover de regeering het in haar macht heeft, door middel van beïnvloe ding der kosten van levensonderhoud mede te werken tot behoud van werkgelegen heid, zullen de noodige voorzieningen, ook al mogen deze budgetaire offers (mits binnen redelijke grenzen blijvend) vorde ren, worden getroffen. Ook ten aanzien van een stimuleering der uitbreiding van werkgelegenheid, mits deze op zoodanige wijze plaats vindt, dat zij niet leidt tot werkverschuiving, geldt, dat hiervoor, on danks den weinig gunstigen budgetairen toestand, middelen beschikbaar moeten zijn. Deze belangen toch vallen naar het oordeel der regeering binnen hetzelfde kader als het defensiebelang. Overigens worde in dit verband niet uit het oog ver loren. dat herstel der door de crisis aan getaste financieele fundamenten voor de volksgemeenschap van gelijke orde is als de behartiging der evengenoemde andere belangen. Resumeerende luidt de conclusie, bij de vaststelling van den financieelen koers, dien de regeering in de naaste toekomst meent te moeten sturen, dat voor de vol voering van de taak, die zij zich heeft ge steld met betrekking tot het behoud van de volkskracht, budgetaire saneering on vermijdelijk is. Uiteraard zullen hierbij de eventueel ruimer vloeiende middelen in principe allereerst beschikbaar moeten blijven voor de verbetering van het budget en zal uitzetting der uitgaven dan ook slechts daar mogen plaats hebben, waar zij, gelijk bij de uitgaven voor de defensie, en eenige economisch-sociale maatregelen als een onvermijdelijke noodzakelijkheid is te beschouwen. Uitzetting van de uitgaven voor een bepaald doel in zoo belangrijke mate als thans voor de defensie is voorge nomen, moet, zelfs in normale omstandig heden, noodzakelijk leiden tot beperking van de uitgaven voor de andere onderdeelen van regeeringszorg. In de huidige omstan digheden echter is deze beperking dubbel geboden. Veel blijft nog rusten. Het zal dus duidelijk zijn, dat voorhands ook de mogelijkheid ontbreekt tot het doen van allerlei belangrijke uitgaven, die op zichzelf gewenscht of nuttig zouden zijn, zooals: verhooging van salarissen en loo nen, verlaging van de leerlingenschaal bij het lager onderwijs, uitbreiding van de gelegenheid tot opnemine: in de ouderdoms- verzekering en meer andere. De regeëring heeft vertrouwen, dat. in dien het verloop van de middelen zich in gunstige richting blijft ontwikkelen en ook de cririsuitoaven. wel^e on de riiksbegroo- ting drukken, els er*"-'--' v-»n voort gaande "in d°n economischen to: n"-: worden verlaogd. bij een b^eid. als de regeering heeft aangegeven, het reëel sluitende bud get zal worden bereikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 9