Esther de Boer-van Rijk overleden De a.s. 3 October Optocht LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 8 September 1937 Derde Blad No. 23759 E2DHBBB Grieksche Mythen en Sagen 78ste Jaargang Na een ziekbed van enkele weken zacht en kalm ingeslapen DE NIEUWE RINSO EEN TOVERMIDDEL! VRAGENRUBRIEK Gisteravond om half twaalf Is mevrouw Esther de Boer-van Rijk in den ouderdom van ruim 84 jaar in haar woning aan het Oostelnde te Amsterdam, na een ziekbed van enkele weken, zacht en kalm ingesla pen. WIJLEN ESTHER DE BOER—VAN RIJK. Uit een rijk kunstenaarsleven. Met Esther de Boer-van Rijk is een bij zender mensch en een groot en zeldzaam actrice heengegaan, zeldzaam zelfs in Ne derland, waar ook andere tooneelmen- schen langer dan vijftig jaar en tot op hoogen ouderdom hun krachten aan het tooneel zijn blijven wijden. Weinigen echter kunnen terugzien op een bijna zestigjarigen tooneelloopbaan als die van mevrouw de Boer-van Rijk. Spelend tot slechts weinige maanden voor haar toch nog bijna onverwacht overlijden, was zij ook in den familiekring tot de laatste weken toe dezelfde vlugge, geestige vrouw gebleven, die zij de laatste tien jaren was. Een geboren actrice, door een onweer staanbare roeping gedreven haar het too neel, waar zij ondanks alle moeilijkheden op jeugdigen leeftijd kwam, van onder op begon, carriere maakte, roem oogstte, en dat zij trouw bleef tot in den dood. Op 29 Juli 1853 werd zij te Rotterdam geboren ais jongste dochter van een groot gezin, dat uit traditie en vanwege de toen nog bestaande vooroordeelen tegen het tooneel weinig ophad met de aspiraties van de jeugdige Esther, die haar tooneel- ambities aanvankelijk dan ook slechts kon uitleven bij het dilettanten-tooneel, waar zij echter zoodanig boven het gemiddelde uitstak, dat zij op 19-jarigen leeftijd tijdens een dilettanten-concours in de rol van „Mathilde of een vrouwen hart" als lid van het Rotterdamsche dilet tantengezelschap „Olympia", de verguld zilveren medaille verwierf van de rede rijkerskamer „Nut en Genoegen" te Go- rinchem. lil haar autobiografie „Ik kijk terug" vertelt zij hoe zij het jaar daarop bij het werkelijke tooneel debuteerde ln de inge- nuerol van Laura in „Emma Berthold", bij het gezelschap van Le Gras, van Zuy- len en Haspels. Bij dit gezelschap, dat toentertijd een vooraanstaande plaats in de Nederlandsche tooneelwereld innam, doorliep zij een voortreffelijke leerschool en tal van jeugdrollen speelde zij, ten deele onder leiding van de actrice mevr. Beersman. Haar streven om vooruit te komen bracht haar eenige jaren later buiten de landsgrenzen en in 1877 ver bond zij zich aan het gezelschap van Vic tor Drlessens te Antwerpen en ln 1880 trad zij zelfs eenigen tijd op ln het Imperial Theatre en in het Dury Lane Theatre te Londen. In 1881 keerde zij terug bij van Zuylen, die te Rotterdam een nieuw gezelschap vormde en in het zelfde jaar trad zij in het huwelijk met den musicus Henry de Boer. die op betrekkelijk Jeugdigen leef tijd stierf, nadat zij hem een dochter Sophie, geschonken had, die later zelf de tooneelloopbaan koos. Inmiddels waren het moeilijke jaren voor Esther de Boer-van Rijk, die mede door het overlijden van haar man, in het persoonlijke leven een periode van veel zorgen doormaakte, terwijl zij op het tooneel hard moest werken en de gezel schappen waaraan zij verbonden was dik wijls met tegenslagen te kampen hadden. In 1883 vestigde zij zich te Amsterdam en kreeg zij een engagement bij het be kende „Salon des Variété's" onder leiding van Bamberg en Charlier, later van Kreukniet en Poolman. In 1893 werkte zij mede aan de oprich ting van de Nederlandsche Tooneelveree- niging, waarvan zij tevens societaire werd. Het werd 'n periode van belangrijk werk. Geleidelijk aan was Esther de Boer-van Rijk een actrice van het eerste plan in Nederland geworden die in 1895 de eer volle uitnoodiging kreeg om naar Berlijn te komen voor een optreden in het Neues Schauspielhaus" en die in 1899 onder veel belangstelling haar zilveren tooneeljubi- leum vierde als „Moeder Pierrot" in een muziekdrama van Wormser, „De verloren zoon". „DE" KNIERTJE. Omstreeks dezen tijd begon de voor het Nederlandsche tooneelleven zoo vrucht bare samenwerking van onzen grooten tooneeischrijver Herman Heyermans met de Nederlandsche Tooneelvereeniglng. In Heijerman's stukken vond mevrouw de Boer-van Rijk rollen, die haar alle gele genheid gaven haar bijzondere talenten ten volle te ontplooien en die met één slag haar naam als een der grootste ac trices van Nederland vestigden tot ver buiten onze grenzen, zoodat zij bij tal van gelegenheden deze rollen ook in het bui tenland vertolkte. Het begon in 1898 met de rol van Esther in „Ghetto". Ouderen herinneren zich welke groote gebeurtenis in die jaren op 24 December een nieuwe premiere van Heijermans was. Op ge noemden datum van 1900 ging voor de eerste maal Heijermans' „Op Hoop van Zegen" en^bracht Esther de Boer-van Rijk voor de eerste maal haar creatie van Kniertje, welke tragische figuur altijd on verbrekelijk aan haar herinnering ver bonden zal blijven. Kniertje was de rol, die zij het vaakst gespeeld heeft, Kniertje was de naam die zij op den duur in den volksmond ging dragen, „Kniertje - Hol land" was het adres, waaronder de post trouw eiken aldus verzonden voor haar bestemden brief of telegram uit welk deel van de wereld ook aan haar woning be zorgde, Kniertje was de figuur, als welke vele schilders en beeldhouwers haar in den loop der jaren uitbeeldden. In 1909 herdacht zij als Kniertje haar 35-jarig tooneeljubileum, nadat zij in 1908 in „Op Hoop van Zegen" en andere be kende stukken van Heijermans in het Hebbeltheater te Berlijn was opgetreden en reeds in 1912 speelde zij de rol van Kniertje voor de vierhonderdste maal. Inmiddels was zij in 1910 toegetreden tot het onder directie van Herman Heijer mans zelf gevormde tooneelgezelschap de „Tooneelvereeniging". In haar gedenk schriften vertelt zij veel over haar samen werking met Herman Heijermans en over de groote waardeering en sympathie doch ook over de onderlinge geschillen en moeilijkheden, die deze beide figuren als gevolg van hun krachtige en markante persoonlijkheid dikwijls met elkaar had den, wat echter niets afdeed aan de in nige vriendschap, die zij voor elkaar heb ben gekoesterd en die na Heijermans' dood bij mevrouw de Boer-van Rijk als vereering voor den grooten schrijver is blijven voortleven. In de volgende jaren vierde zij haar triomphen voornamelijk in zijn stukken, in de titelrol van „De Meid", als Eva Bonheur, als Engel in „Het Ze vende Gebod", in „De Opgaande Zon", en vele andere werken van Herman Heijer mans. Toen Maurits Binger in 1918 met zijn Hollandia-film te Haarlem 'n poging deed om hier te lande een Nederlandsche filmindustrie te vestigen en als eerste exemplaar niet minder dan „Op Hoop van Zegen" wilde verfilmen, had zij genoeg moed om aan dit experiment als Kniertje haar medewerking te verleenen. En toen in 1935 zich in Nederland een jonge ge luidsfilmindustrie had gevestigd verleen de zij wederom als zoodanig haar mede werking in de verfilming die de regisseur Benno van „Op Hoop van Zegen" maakte. Want zoowel op het tooneel als in den huiselijken kring, die in haar drukke leven ondanks alle tooneelbeslommeringen een groote plaats innam, frappeerde zij altijd weer opnieuw door haar elegante leven digheid en door haar friscliheid van geest, waardoor zij in alles, dat rondom haar ge beurde. belang bleef stellen en nooit de zoo dikwijls door ouderen gekoesterde vooroordeelen tegen nieuwe dingen had. Zoo wekte het bijna sensatie in den lande toen bekend werd in 1923, dat zij op 70- jarigen leeftijd nog het zwemdiploma be haald had. Het is ondoenlijk en onnoodig. nauw keurig op te sommen aan welke gezel schappen zij in de volgende jaren nog ver bonden was en in welke stukken zij op trad. Belangrijk werk volbracht zij zoowel bij het Schouwtooneel onder leidüig van Jan Musch en Adriaan van der Horst, als bij het Vereenigd Tooneel. Successen wer den ook haar genre-rollen in „Tropen- adel" en „Suikerfreule" van Henri van Wermeskerken en onvergetelijk blijft haar optreden in „De medailles van een oude vrouw". Op 9 October 1923 vierde zij haar vijf tigjarig tooneeljubileum en eerde het Am- sterdamsche gemeentebestuur haar met Uw wasmachine hespaart U ongetwijfeld heel wat tijd en moeite, vergeleken bij het wassen met de hand. Maar een werkelijk verbluffend resultaat bereikt U, wanneer Rinso Uw wasmachine komt helpen. U zult het zien: Rinso tovert het vuilste wasgoed helderwit en werkt bovendien nog veel vlugger en veel zuiniger dan een gewoon zeeppoeder. Het tijdrovende voorweken is met de nieuwe Rinso overbodig, terwijl Rinso voorlj niet behoeft te worden aangemaakt. Rinso heeft een ongewoon hoog velgehalte, waardoor in een oogwenk een overvloedig schuim te voorschijn wordt getoverd. En tenslotte kan dit zo wonderbaarlijk werkzame Rinso-sop nog meerdere malen achtereen worden gebruikt, 7122 7-9 (Ingez. Meel.)' de zilveren medaille van de stad Amster dam. In 1928 vierde zij haar 55-jarig ju bileum bij het „Schouwtooneel" met een opvoering van „Moeder", een stuk van Cor Hermus. In hetzelfde jaar gewerd haar 'n Koninklijke onderscheiding door haar be noeming tot ridder in de Orde van Oranje- Nassau en een jaar daarop benoemde de koning der Belgen haar tot ridder in de Kroonorde van België. Reeds eenige malen in haar langdurige tooneelloopbaan had zij eigen gezelschap pen gevormd en in 1932 leidden de om standigheden opnieuw tot de vorming van een eigen ensemble, het de Boer-van Rijk ensemble, waarmee zij onvermoeid avond aan avond in alle deelen van het land en vaak ook daarbuiten, zooals in België, tot ln de verste uithoeken optrad. Naast re prises van oude stukken, voornamelijk van Heijermans, zag zij nimmer er tegen op, telkens weer nieuwe stukken in studie te nemen, waaronder verscheidene van Nederlandsche auteurs, wat aanleiding was voor den Bond van Ned. Tooneel- schrijvers om haar te benoemen tot bui tengewoon eerelid. Zelf kende zij tot het laatste toe haar rol het eerst! Onder zeer groote belangstelling vierde zij op 29 Juli 1933 haar tachtigsten ver jaardag en hetzelfde jaar haar zestigjarig tooneeljubileum. Ondanks haar hoogen leeftijd bleef zij onvermoeid en opgewekt spelen, verheugd dat zij het werk, dat haar zoo lief was, kon blijven voortzetten op een leeftijd, dat anderen tot rust gedwongen worden. Zij koesterde zich in 'n opgewekt familie leven in het gezin van haar dochter, waar zij mede een belangrijk aandeel had in de opvoeding van haar beide kleinkinderen. Eu toen haar kleindochter huwde en naar Palestina vertrok zag zij er verleden jaar zelfs niet tegen op een reis naar Palestina te ondernemen, waarmee zij tevens vol deed aan een hartewensch, om dit land nog eens te mogen aanschouwen. Kort daarna echter, verleden jaar, werd zij ziek en was operatief ingrijpen noodig. Hoe wel zij herstelde en in de afgeloopen win termaanden zelfs weer optrad, was zij niet meer geheel de oude. Haar voorne men om in den loop van September een afscheidstournee te beginnen, heeft zij niet meer kunnen uitvoeren. Langzaam is zij. nadat zij eenige weken geleden op het ziekbed werd geworpen, zwakker geworden en tenslotte is zij heengegaan, waarbij 't haar ongetwijfeld een groote troost is ge weest. dat allen, die haar lief waren, in deze laatste dagen bij haar zijn geweest, want ook haar kleindochter, die met ver lof naar Nederland is gekomen, heeft zij voor haar verscheiden nog gezien en ge sproken'. Nederland verliest in haar een bijzon dere vrouw, een nobel en gaaf mensch van groot en sterk karakter en de too- neelkunst een begenadigd actrice van bij zondere begaafdheid en buitengewone werkkracht, die in ons volksleven een eigen en bijzondere plaats innam. Ook Leiden heeft ruimschoots deel ge had aan haar succes. Tot zelfs het dilet tanten-tooneel toe. wij herinneren aan haar medespelen bij het 75-jarig bestaan der K.V. .JLitteris Sacrum" in Bloemink's „Liefdesdaemon"; haar jubilea zijn hier steeds warm en enthousiast herdacht. In de tooneelwereld is een zware slag gevallen DE OVERLEDENE ALS DE MOEDER IN „LIEFDESDAEMON". Met „Kniertje" is een actrice heengegaan van zeldzame vitaliteit niet alleen, doch van een zuivere overgave vol natuurlijk heid aan het tooneel, waarvan zij niet scheiden kon. Op haar 70sten verjaardag schreef zij: „Mijn dood zal het zijn als ik afscheid moet nemen van het tooneel"; zij heeft het goed gevoeld. Natuurlijkheid, dat was haar gave voor plankenland, een haar aangeboren natuur lijkheid, waarmede zij woekerde. Gepaard aan „hart". Gevoel had zij voor drama en blijspel en als het ware van zelf scheen op te groeien en bloeien de zuivere mensche- lijkheid, in iedere rol gelegen. Zacht kon zij zijn en een furie, doch bijkans steeds klonk in zoo'n furie-rol toch als ondergrond nog iets warms, dat haar zoo eigen was. Een bijzondere loopbaan is afgesloten, een begenadigde in de kunst is heenge gaan K. v. d. S. te L. Het particulier adres van minister Van Dijk is: Willem de Zwijgerlaan 21, Den Haag. Abonné te K. U zult moeten infor- meeren bij de Koloniale Bank, Heeren gracht 21, te Amsterdam. H. Ook waakt hij over het huisgezin, als de grondslag van den staat. Ieder huisvader was dus in zekeren zin een priester van Zeus en bracht hem offers op het altaar, dat op het midden van den hof in ieder huis werd aangetroffen. Hij beschermt al len. die rondzwerven, die huloeloos zijn en straft hen, die den vreemdeling meedoo- 'genloos van hun drempel verjagen en het oude rechtvaardige recht der gastvrijheid niet eeren. Zeus is niet alleen een straf fende, maar ook een verzoenende god. Voor den drempel van zijn woning staan twee vaten, het eene met goede, het andere met slechte gaven gevuld: hij deelt daarvan toe aan ieder, naar hij wil. Wien hij uit beide vaten toedeelt, dien valt een leven te beurt, waarin voorspoed en rampen elkaar afwis selen. Ook over het lot der volken wordt door hem beslist. Toen voor Troje de strijd lang onbeslist bleef en noch Grieken noch Trojanen de zege konden behalen, nam Zeus, op den berg Ida gezeten, een gouden weegschaal, en aan de ééne zijde legde "ij het lot. dat den Grieken verderf aan bracht. aan de andere zijde een gelijk lot der Trojanen. Het lot der Grieken zonk en hun nederlaag in den slag, die geleverd tou worden, was daardoor besloten. Uit dit zelfde beginsel is het te verklaren, dat hij °°h in den oorlog wordt aangeroepen als ton god, die de overwinning schenkt, die do vijanden tot staan brengt, die het aan rijn vereerders gunt na de behaalde over winning een zegeteeken. hem ter eere, op k richten. Hij is niet alleen de redder uit do gevaren van den oorlog, maar de redder djt elk gevaar. Maar daarenboven was hij d°k, evenals zijn wettige gade Hera een be schermer van den echt. De liefde vond ln hem een beschermer, ook de vriendschap. Waar vrienden een verbond voor het leven sloten, daar heiligden zij dat verbond door Zeus als bewaker daarvan aan te roepen. De groote macht en het groote ver stand. die de Grieken aan Zeus toekenden, beletten hun niet in hun legenden te ge wagen van moeilijkheden, waarmede hij te kampen had, somtijds zelfs van zwak heden, die het mogelijk maakten hem te misleiden en gebeurtenissen tegen zijn wil te doen plaats grijpen. Hiertoe behoort in de eerste plaats de samenzwering, tegen hem gesmeed door Hera (zijn vrouw), Po seidon (zijn broer) en Athena (zijn doch ter). Deze drie godheden waren na Zeus de machtigste en wilden zich soms een macht aanmatigen, gelijk aan de zijne. Zeus weigerde eohter, hun aanspraak te erkennen en toen besloten zij hem ten val te brengen en door list en gewéld te boeien. Maar Thetis haalde snel uit de zee één der honderdarmige goden, die zich ir. het volle gevoel zijner onmetelijke kracht naast Zeus plaatste en den goden zulk een schrik aanjoeg, dat zij het niet waagden, Zeus te boeien. Geen andere god is zoo vroeg de alge- meene, nationale god van het Grieksche volk geweest als Zeus. Zijn eeredienst was overal verbreid,, hoewel sommige plaatsen zijner vereering een hoogeren rang inna men dan andere. De alleroudste locale eeredienst, die een geregelden vorm aan nam, schijnt zich gevestigd te hebben in den omtrek van den Olympos bij Olympia. een stad in het landschap Elis. Daar werden om de vier jaar de beroemde spelen gevierd, welke naar die plaats hun naam dragen. De tempel van den god lag in een bosch en rondom dien tempel verrees lang zamerhand een groote menigte andere heiligdommen. Binnen die gewijde ruimte stond ook de heilige olijfboom, eens door Herakles (zoon van Zeus) geplant. Een tak van dien boom, tot een krans ge vlochten was het loon der overwinnaars in de spelen en' tevens de hoogste onder scheiding, die een Griek deelachtig kon worden. Niets heeft zoo grooten invloed uitge oefend op het bewaren der eigenaardigheid van het Grieksche volkskarakter als het veelvuldig samenkomen van tallooze Grie ken uit alle oorden der wereld op dezelfde plaats en als de gemeenschappelijke eere dienst door allen tezamen aan Zeus, den grootsten hunner goden, bewezen. Geen Griek, wien zijn omstandigheden dit maar eenigszins veroorloofden, zou verzuimen, ten minste, eenmaal in zijn ley^n, op te trekken naar Olympia, daar tot' Zeus te bidden en in lateren tijd het schoonste beeld te bewonderen, dat ooit van den grooten god vervaardigd werd, 't werk van den Atheenschen beeldhouwer Pheidias. Meestal werd als zijn eerste gemalin Metis (de schranderheid) genoemd. Hij verslond haar, omdat hem voorspeld was, dat zij hem een zoon zou schenken, die hem de wereldheerschappij, welke hij met zooveel moeite verworven had, weer zou ontrukken. Tengevolge nu van deze daad bracht hij uit zijn hoofd Pallas Athena voort, die met opgeheven lans en schild daaruit te voorschijn trad. Zijn jongste gemalin Hera. deelde met hem zijn macht en zijn eer. Zij zetelde naast hem als de koningin des hemels en als zijn eenige wet tige gade was zij ook de godin, die de heilige instelling van den wettigen echt onder haar hoede nam. Onder de dieren waren ..-ui vooral ge heiligd de adelaar, die zich fier in de hoogte verheft en durft doordringen tot de plaats, waar Zeus zijn troon heeft op geslagen. ,maar ook met de snelheid van den bliksem, het vreeselijkste wapen van den god, uit de wolken naar de aarde nederschiet. en een ander, de ram, het offerdier, dat steeds bij zoenoffers ter eere van Zeus werd geslacht. Hera, de vrouw van Zeus. Tweede hoofdfiguur van groep I is Hera (Juno), de jongste gemalin van .Zeus, te gelijk zijn zuster, daar zij beiden kinderen waren van Kronas en Rheix. Oorspronke lijk was zij de godin der natuur, doch haar beteekenis als zoodanig is reeds zeer vroeg op den achtergrond getreden. Zij betee- kende de lucht, de atmospheer, die de vruchtbaarheid op de aarde doet neder dalen, maar tevens het veranderlijkste aller elementen is. Haar huwelijk met Zeus is de kern, waarom al, wat betreffende haar wordt medegedeeld, zich vereenigt. In dat huwelijk is geluk en zegen, maar ook wrevel en twist. Zoo ook is de lucht nu eens liefelijk en vol zegen en vrucht baarheid, dan Weer somber en onheilstich tend. Als de gade Van Zeus is zij de be- heerscheres van hemel en aarde. Met haar gemaal voer zij het gebied over de ver schijnselen des hemels, over donder en bliksem, over de stormen die ook zij kan nederzenden. Ook wordt zij door de overige goden met bijzonderen eerbied behandeld Zij staan ook voor haar op, als zij de zaal binnentreedt. De betrekking tusschen Zeus en Hera dagteekende reeds van een vroeger tijd perk dan dat, waarop Zeus de heerschappij over hemel en aarde had verworven. Bui ten weten van haar ouders sloot zij een echtverbond met Zeus, dat gedurende 30' jaren geheim bleef. Eerst toen Zeus haar als koningin des hemels de haar waar dige plaats kon schenken, maakte hij zijn huwelijk aan de andere goden bekend. Wat het huwelijksleven van Zeus en Hera betreft, weten de dichters evenzeer te ver halen van de liefde, die zij voor elkander gevoelden, als van huiselijken twist en oneenigheid. Maar hoeveel stoornis er ook in haar huwelijksleven met Zeus mocht voorko men, Hera was en bleef diens trouwe, wettige gade en werd ln de allereerste plaats naast hem als koningin des hemels vereerd. Zij is de eerwaardigste onder de godin nen op den Olympos, zij zetelt daar óp den gouden troon, en denken haar gemaal en zij eenstemmig, dan is er geen macht in het heelal, die hun weerstand kan bieden. Ook haar uiterlijk wekt den diep- sten eerbied. Vandaar, dat zij het wagen kon op den appel aanspraak te maken, die door de godin van den twist, Eris, op den bruiloftsdisch van Peleus en Thetis, waar zij alleen niet genoodigd was, geworpen was met het opschrift: „aan de schoonste". Hera, Athena en Aphrodite betwistten el kaar het bezit daarvan, doch toen Paris door Zeus tot scheidsrechter was aange steld, wees hij den appel toe aan Aphro dite, daartoe geleid door de onwederstaan- bare schoonheid der godin en door de belofte, die zij hem deed, dat zij hem de liefde zou verschaffen van de schoonste vrouw der aarde. Altijd bleef Aphrodite Paris beschermen, tot hij kort vóór den val van Troje door het zwaard der Grieken viel. De miskenning van Hera op den eere- prijs door Paris, maakte haar tot de on- verzoenlijkste vijandin der Trojanen. Een tweede, zeer voorname beteekenis, welke aan het wezen van Hera ten grond slag ligt is deze, dat zij de godin is van den echt. Zij is het ideaal van de vrouw in het algemeen, maar vooral der gehuwde vrouw. Haar schoonheid is daarom streng, ernstig, kuisch en waardig. Reeds in haar vroege jeugd schonk zij haar liefde aan Zeus en van een andere liefde heeft zij nooit iets willen weten. Maar evenzeer dat zij zelve kuisch was. vorderde zij kuisch- heid en trouw van de aardsche vrouwen. Haar echt is het voorbeeld voor elk hu welijk. op aarde gesloten; zij is de godin van den echt; de huwelijkstrouw staat onder haar bescherming. Maar zij geeft ook den zegen des huwelijks. Haar beide dochters Hebe en Eileithyia vertegenwoor digen geheel en al datgene, wat zij aan de vrouwen schenkt. Hebe is de personifi catie van de bloeiende, jeugdige kracht des levens, Eileithyia is de godin, die aan de barende vrouwen haar bijstand ver leent. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 9