let droeve lot der roode mannen Interessante ervaringen van Zweefvliegers met Arenden en Zwaluwen ANEKDOTEN CORRESPONDENTIE innenkort zullen de echte Indianen alleen nog maar in de herinnering bestaan. Als Je een echte jongen bent, clan heb al heel wat Indianenboeken verslonden! dan misschien vaak gewenscht: kon ik aar eens naar Amerika trekken om de hte Indianen te zien. de romantische 10de mannen met him vederbossen en el'.e paarden; de geharde krijgers, die rgiftige pijlen schieten en den adelaar de vlucht vangen! Prachtig dat alles, m een boek! En vroe- r heeft dat ook allemaal precies zoo be- aan. Maar nude echte Indianen leven et meer. Na een strijd van tweehonderd ren tegen de blanke veroveraars hebben als vrij volk het onderspit moeten del- n. De Indianen zijn tam, moe. armoedig worden Ze leven in reservaten, dat zijn oote gebieden, hun door de regeering toe wezen En als je in zoo'n Indianen-reser- at s'aat. dan zie je daar niets van al dat mantische, waarvan je boeken spreken: en buffeljachten meer over eindelooze eppen. geen sluipjachten door het woud, en krijgsraad meer en geen vredespijp De Amerikanen hebben hun roode broe rs in de reservaten opgesloten. In 24 van 48 staten van de V S. zijn van die re- c rvaten en overal is de bodem zandig en echt. In de V.S en in Canada tezamen enen een 440.000 Indianen. Laat ons eens kijken, hoe die nu leven, en en uren.ang moeten we door uitge rekte steppen rijden: armoedig grasland of ndwoestijn. Dan. eindelijk: een Indianen. it. Maar geen echte: een gebouwtje van iw hout en daarbinnen een rommeltje sin alles en nog wat: conservenblikken, tt ide Europeesche kleeren. gekocht op de larkw, gebarsten vensteruiten* 'n wand- b istje. gemaakt van treep'anken. van een itokerkhof opgediept, een oud benzineblik theepot, een oude haard als provisie- ist. En daartussehen de Indianen: vermoeide me. hongerige menschen en kinderen. De ouwen vlechten moccassins die de man- n dan in de steden gaan verkoopen. Het liefst zouden de roode broeders deze servaten ontvluchten In hun eigen land £tn zij vreemden geworden, de Amerikanen e'.en Indiaantje met hen Die vinden het uk. de toeristen uit vreemde landen hun innetou's te la'en zien. Maar 't zijn zie- e Winnetou's. Soms trekken ze weg, naar steden en worden daar gewoon werk- an. doch meestal moeten ze noodgedwon- n in de reservaten blijven en voorzien n in hun kari? onderhoud door het ver lopen van souvenirs. Alleen in het Zuiden Arizona en Nieuw-Mexlco kun je nog oolijke Indianengezichten tegen komen, ar werken de roode broeders als cowboys de boerderijen, dat is tenminste een entje naar hun aard! Het beste land voor de Indianen is lahama. Daar wonen de vijf edelste olammen: Cnerokesen. Creeks. Choktawen, lickasaws en Scmiolen. samen 10.000 enschen. En daar vindi \e zelfs nog rijke odhuiden. die mooie villa's bezitten, ten- sbanen en auto's. Hoe komt dat? Wel, den schijnbaar waardeloozen grond van ;t reservaat werden opeens petroleum- onnen ontdekt. En door dien grond aan ietrusts te vernachten, werden de India- n toen plotseling rijk In één jaar werd meer dan 35 millioen dollar verdiend. Maar zelfs de rijkdom maakt de Indianen meer tot een vrij. gelukkig ras De oude hoofdmannen, die den ouden tijd gekend hebben, zuchten weemoedig, als uitstaren ever hun rotswanden met de epblauwe schaduwen ..Hier hebben we als ngens op de loer gelegen om arenden te ngen. Maar nu zal er in heel Amerika ldra geen echte Indiaan meer te vinden i'Jin"» Pas op voor de zwaluwen. Het is nu precies vijfentwintig jaar ge leden, dat de eerste rondvlucht met mo torvliegtuigen werd uitgevoerd. Toen men den overwinnaar van deze vlucht vroeg, wat zijn sterkste indruk van den tocht was geweest, zei hij: „Boven de Alpen cirkelde een arend driemaal om mijn machine. Dan probeerde hij me bij te houden, maar hij moest het al gauw opgeven". De verhalen van piloten over grootere en kleinere vogels, die zij in de lucht, vaak ontzaglijk hoog, tegenkomen, zijn trouwens zeer talrijk. Het komt herhaalde malen voor, dat groote vogels, soms uit onvoor zichtigheid, soms ook uit woede tegen dat vreemde snorrende ding, in de propeller terechtkomen en 'n doodelijken tik krijgen. In tegenstelling met de vijandschap, die de meeste vogels tegenover een motor vliegtuig schijnen te koesteren, zijn ze meestal den zweefvlieger vriendelijk gezind en blijven vaak langen tijd naast hem meevliegen. De Duitsche zweefvlieger Hur- tig vertelt het volgende verhaal over zijn ontmoeting met een grooten arend: „De knaap vloog precies onder mij in dezelfde richting. Den kop kon ik niet zien, daar hij dezen blijkbaar uit angst naar beneden boog. Toen ik om vriendschap met hem te sluiten 'n sissend lokgeluid maakte, begon hij nog sneller te vliegen en toen ik de machine liet dalen en zachtjes tegen den zijwand klopte, keek hij naar boven, wendde zich plotseling af en verdween pijl snel in het bosch beneden ons": Voor de vriendschap tusschen zweef vliegers en vogels is een goede reden: im mers naar het voorbeeld van de vogel- v'.eugels leerden de uitvinders der kunst vogels de draagvlakken bouwen en steeds weer helpen de vogels hen bij het vliegen. Het is bekend, dat tallooze zweefvliegers er een gewoonte van maken, broodkorstjes voor de meeuwen mee te nemen en deze zijn daar spoedig aan gewend en vinden liet een gemakkelijke manier om aan den kost te komen. De vliegers hebben daarbij de interessante ontdekking gedaan, dat de meeuwen de stukjes brood, die buiten de bovenwindzone vallen, eenvoudig negeeren; alleen als ze in glijvlucht het stukje kun nen pakken grijpen ze ernaar. Moeten ze echter de bovenwindzone verlaten om een stukje brood machtig te worden, dan merkt de vlieger dit aan het sneller bewegen der vleugels. Hij kan hierdoor precies zien, waar deze luchtstroom eindigt, hetgeen voor zijn navigatie van groot belang is! Evenals de beginnelingen onder de zweefvliegers zich richten naar 't voorbeeld van de meer ervaren piloten, nemen zelfs de bekwaamste vliegers een voorbeeld aan de vogels. Als een zweefvlieger bijv. een meeuw voor zich uit ziet vliegen en hij precies den koers van het diertje volgt, kan hij er zeker van zijn, dat hij in den goeden bovenwind terechtkomt. Op dezen regel is één uitzondering, n.l. het gedrag van de zwaluwen. Wie op deze zonderlinge diertjes vertrouwt, aomt van een koude kermis thuis. Ze doen n.l. schijn baar alles glad verkeerd. Waarschijnlijk cm muggen te vangen, schieten ze maar wat heen en weer, nu links dan rechts. Maar we moeten erbij zeggen: schijn baar. Want er is toch nog nooit een zwaluw omlaag gevallen! Of de muggen, die zij vangen, ook zoo met zig-zagjes vliegen? Wie weet daar nu een antwoord op te geven? Ingezonden door Leendert Ravensbcrgen. Een lastig geval. „Ik kan mij maar niet herinneren, waar ik mijn bril heb gelaten", zei de man. „Heb je er dan al eens naar gekeken?" vroeg de vrouw. „Neen, dat zal ik doen, zoodra ik hem vind, want zonder bril kan ik niet zien bij het zoeken". Ingezonden door Leendert Ravensbergen. Uitgegaan. „Is Mijnheer thuis?'' vroeg iemand aan het dienstmeisje. „Neen, mijnheer is uitgegaan". „Mevrouw dan?" „Neen, die is ook uitgegaan". „Nu, dan mag ik me wel even warmen bij de kachel". „Onmogelijk, Mijnheer, de kachel is ook uitgegaan". Ingezonden door Gerrie Keinemans. Oom: „Zoo, Piet, en wat ben je nu van plan om te worden, als je groot bent?'' Piet: „Nadat ik advocaat ben geworden, om aan den wensch van mijn Vader te vol doen, en daarna dokter, om den wensch van mijn Moeder tegemoet te komen, ga ik naar zee, om mijzelf pleizier te doen". Beste raadselnichtjes en -neefjes, Weten jullie nog van mijn barometer? Nu, toen jullie pak brieven kwam, behoefde ik heelemaal niet meer te denken: „Wat was het ook voor weer Zondag?" Dat zei mijn „barometer" (jullie brieven) dadelijk: regen, volop regen. Want voor een vacantieweek waren er veel brieven. Toen ik Zondag aldoor in een troostelooze regenlucht keek, zag ik in mijn gedachten al velen van jullie over de kinderkrant gebogen. En ziet, het komt zoo uit ook. Zoodat ik weer heel veel gezel ligs te lezen heb gekregen. Voor mij had de regen dus toch een prettigen kant. En eigen lijk, ja, al willen we natuurlijk graag mooi weer zien, eigenlijk moesten we toch blij zijn met dezen regen. Want het was hóóg, hóógnoodig. Vele planten en het gras ver droogden, de wegen werden stoffigdan is flink regen toch heusch een verkwikking. Van dit weer-praatje spring ik over op het zoogenaamde achtste raadsel. De meesten hadden het goed geraden: en wie het niet wist, ziet de oplossing wel, als het zoover is. Popelen jullie nu niet heel erg? Nu begin ik maar gauw aan de vele ant woorden. Johan van Duuren - Je brief was te laat, jammer. Je raadsel zal ik bewaren voor een keer. Heb je het zelf zoo mooi getypt? Piet Kruysdijk Ja. je brief was ook te laat, maar dat kwam door het opsturen, en je kon er dus niets aan doen. Je staat nü bij de goede opl. daarom. Ik vond het toch prettig, nog wat van je te hooren heelemaal uit Arnhem. Viertal Hartevelt Was nu het briefje door Jannie geschreven? Het schrift leek wel op dat der vorige brieven, maar toch iets anders. Heb ik goed geraden? Nu zijn de rollen verwisseld: moet ik raden, en jullie mij de oplossing geven! Jullie zijn heerlijk uit geweest allemaal. Dank voor jullie raadsel. Drietal Laman Marietje. kind. ik felici teer je met zoo'n cadeau. Een fiets! Ben je er niet óver-gelukkig mee? Las je de cor respondentie aan jou in 't blad van 7 Aug.? En jongens, hoe vonden jullie het in den dierentuin? Gretha en Wim de Graaf Nu, óf Rietje veel gekregen heeft. En breide je het jurkje voor de pop, die je nu gaf, Gretha? 't Was een heerlijke middag, dat merk ik wel. Adriaan van Vliet Ben je prettig uit geweest? En is het niet stil in huis, nu er nog twee weg zijn? Het 1ste woordje van het 4de raadsel was niet verkeerd; die ij heeft je zeker in de war gebracht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 17