/loeder Bertha in de muizenstad
Een olifant wilde ook eens sprietloopen,
maartoen gebeurde er een
vreeselijk ongeluk!
CORRESPONDENTIE
Iet was Zaterdagmorgen en doodstil in
tuin voor het olifanten-huis. O, wat
groot, groot huis was dat: reuze-
ren, reuze-deur, reuze-dak en reuze-
oorsteen er boven op; alles echt op zijn
ants dat kun je wel begrijpen!
dikke olifantenmoeder Bertha zat op
ir dooie gemak in een reuze-vouwstoel,
t een grooten mand kapotte sokken en
sjes naast zich, die waren van den
Ier-olifant Jumbo en van de drie kleine
antjes Flikkie, Flakkie en Flokkic. En
moesten nog allemaal gestopt worden!
'ader olifant was met de drie kinderen
bosch ingegaan om eens te kijken, of
nog wat boschbessen te vinden waren
nu zat moeder eens fijn kalmpjes alleen,
a, een olifantenmoeder heeft het nog
it druk, hoor! Niet in het oerwoud, waar
kleine olifantjes zoo-maar met bloote
nen ronddraven en bij iederen stap een
im uit den grond rukken, maar in het
te olifantenland, dat ver weg in het
ookjesland ligt, des te meer! Want de
antenkinderen moeten daar ook keurig
jes voor den dag komen, net als bij ons!
>at had je niet gedacht, hè?
■loeder Bertha had er haar bril maar
opgezet. Ze gaapte eens en flapte een
ar maal met haar groote ooren om een
?g weg te jagen en wilde juist de stop-
ald in een sokje van Flokkie steken,
nhè, wat was dat?
laar zat waarempeltjes een klein, grijs
r op moeder Bertha's slurf, zóó vlak bij
ar oogen, dat ze daardoor het sokje niet
is goed zien kon. Wat een brutaal beest,
durfde 't! Moeder veegde verwoed met
ar dikken linkerpoot langs haar slurf,
het brutale beest gleed vlug naar be
den, net als een stoute jongen, die door
a meester de klas wordt uitgestuurd en
nog eventjes dubbel stout langs de
pleuning omlaag glijdt.
Haar dacht je ,dat het brutale beest
v gliep? Nee hoor, 't kwam terecht op
ieder Bertha's schoot en bleef daar met
paar schitterende kraaloogjes zitten
ken naar dat geweldig groote monster,
„Toen werd de heuvel plotseling levend
en wilde je wegjagen", lachte de olifanten-
moeder.
„Maar de heuvel is toch nog zoo boos
niet als ik gedacht had", piepte 't muisje.
„En is het waar, dat jullie ook een echte
stad hebben, net als wij olifanten?"
„Natuurlijk", pochte Griseldo. „Een
prachtstad met breede straten, mooie
hooge huizen en een groot plein in het
midden. Komt u maar eens mee!"
„Maar foei toch, hoe kom je er bij? Ik
zou met één stap van m'n voorpoot de
heele stad fijnstampen! „Ja, mevrouw Oli
fant, zooals u nu bent. Maar zoo hoeft u
ook niet mee te gaan. Als u dit opeet, zult
u net zoo klein zijn als ik". En 't muisje
legde voorzichtig een rond, zwart toover-
balletje op moeder Bertha's schoot en keek
haar met z'n schitteroogjes zóó trouwhar
tig aan, dat de olifant het opgegeten had
voor ze het wist!
En toenverdwenen was de dikke
moederolifant en voor haar in de plaats
stond het kleinste, snoeperigste speelgoed
olifantje, dat je nog ooit gezien hebt. Al
leen, speelgoed was 't niet, maar spring
levend!
„En -nu vlug naar de muizenstad", piepte
Griseldo vroolijk, „komt u maar mee, dit
holletje door, dan komen we nog juist op
tijd voor het groote volksfeest, dat van
middag gehouden wordt!"
Eh beiden zetten het op een loopen: de
muis voorop en het snoezige kleine oli
fantje achter hem aan....
In de muizenstad, diep onder den grond
was 't een drukte van belang. Alle muizen
waren vreeselijk blij, dat de burgemeester
weer terug was en krioelden met z'n allen
om hem heen: groote en kleine muizen,
dikke en magere muizen, jongens en meis
jesmuizen en ook stokoude grootvaders
muizen met lange grijze snorren. En wat
een aardig, net stadje hielden die muizen
er op na! De huisjes waren van klei ge
maakt met rieten daken, en de straten
Moeder Bertha bekeek het diertje eens goed.
t hem daareven had weggejaagd.
Hoeder Bertha bekeek het diertje eens
ij ed. Nu het op haar bonte huishoudschort
I, kon ze het beter onderscheiden.
Wat een aardig vlug wezentje", dacht
„en het schijnt heelemaal niet bang te
ill!"
En terwijl ze dit dacht, was haar boos-
id plotseling verdwenen. Want de olifan-
imoeder was heusch zoo kwaad nog niet,
't er opaan kwam.
Wie ben je toch en hoe kom je hier!"
leg moeder Bertha.
Ik", zei 't kleine ding met een oolijke
ipstem, „ik ben Griseldo, de burgemees-
van de muizenstad, hier vlak bij. Ik
11 d een kleine morgenwandeling gemaakt
c iten de stadspoort en toen ik hier dezen
«ten grijzen heuvel zag, dacht ik: die
lk eens vlug beklimmen, en toen....
waren keurig netjes geveegd. Door een
paar straten en langs een mooie muizen-
kerk met een hoogen toren kwamen ze nu
aan een prachtig groot plein, waar in het
midden een ronde ruimte was afgerasterd
voor volksspelen. Er omheen waren tribu
nes opgericht, die met kleurige vlaggetjes
waren versierd en ook de bewoners van de
huizen om het plein heen hadden allen ter
eere van het feest de vlag uitgestoken. Op
de tribunes en voor de ramen van de hui
zen was geen plaatsje onbezet en het was
een gepieperdepiep, dat hooren en zien je
verging!
De burgemeester nam met zijn gast
plaats op een der voorste rijen en zoodra
ze zaten klonk er een oorverdoovend poot-
geklap: 't feest kon beginnen!
En nu kwamen zes groote sneeuwwitte
muizen het terrein opgestapt met tusschen
zich in een prachtige gro.ote houten
breinaald! Neen, geen muizenbreinaaldje,
maar een echte menschenbreinaald, die een
schoolmeisje in het bosch verloren had en
die de muizen hadden gevonden en naar
hun stad gesleept.
De breinaald werd op twee houten balk
jes gelegd en kon zoo prachtig dienst doen
als sprietplank, waarop de behendige
muisjes zich in het sprietloopen zouden
oefenen
Er was veel animo: zeker wel vijftig
muizen hadden zich voor den wedstrijd op
gegeven, want de prijs was een groot stuk
kaas, dat heel verleidelijk op een tafeltje
naast de sprietplank was tentoongesteld.
Moeder Bertha had dolle pret, toen ze al
die muisjes met hun dunne pootjes over
het zwiepende hout zag wandelen met op
geheven kopjes en balanceerend met de
voorpooten om het evenwicht te bewaren.
Ze deden vreeselijk hun best, maar
niemand kon het tot het einde van de
plank brengen. Telkens weer viel 'n muisje
er af en moest zijn kans op den heerlijken
prijs opgeven.
'tLeek toch zoo gemakkelijk, vond moe
der Bertha envóór ze 't wist, had ze
den burgemeester al aangestooten „mag ik
ook eens?"
Nu, dat vond burgemeester Griseldo
prachtig. Hij stond op en kondigde met
luider stem aan/dat nu ook hun gast, me
vrouw Olifant, eens een kansje wilde wa
gen. Dat gaf weer opnieuw gepiep en poot-
geklap onder de toeschouwers, die half van
hun plaatsen opstonden en hun halzen
uitrekten om niets van het ongewone
schouwspel te missen. En onder doodsche
stilte zette moeder Bertha haar dikken
linkerachterpoot op de sprietplank. De
voorpooten gingen omhoog, nu werd de
rechterachterpoot neergezetbom, nu
de linker bombombombom.
Daar wandelde moeder Bertha over de
zwiepende plank!
't Ging goed, 't ging prachtig, maar.
wat was dat? Krak, krak, krakkerdekrak,
bom! De breinaal was middendoor ge
broken en de arme mevrouw olifant lag op
haar rug te spartelen met alle vier haar
pooten in de lucht. O! O! O! 'tWas vree
selijk! En nu had je 't kabaal eens moe
ten hooren, dat toen losbrak! Piep, piep!
pieperdepiep! Foei, akelig beest, leelijke
lomperd, onze mooie prachtige spriet
plank. ga weg, naar beest, maak dat je
wegkomt! Piep, piep, piep!
In een oogenblik waren de tribunes leeg
en vielen ze met z'n allen op moeder
Bertha aan, trokken haar aan de ooren
overeind en begonnen haar te krabben en
te bijten.
„Au, au, au! 't Was bij ongeluk!" huilde
de arme olifant en.... keek in de lachende
snuitjes van de drie bengels Flikkie, Flak
kie en Flokkie, die haar duchtig aan de
ooren trokken om haar wakker te krijgen.
Hè, hè, wat een opluchting, dat alles
maar een droom was geweest!
R. DE RUYTERV. d. FEER.
Beste raadselnichtjes en -neefjes,
Allereerst iets over de raadsels: op het
eerste raadsel waren meer oplossingen
mogelijk: ik heb daarom oplossingen als
„klok" en „motor" ook als goed gerekend.
Ze waren niet moeilijk dezen keer. hè?
Veel kinderen hadden alles goed en de
meeste anderen meer dan hun voorge
schreven aantal drie of vier. En er was
deze week niemand bij. die te weinig had
en niet onder de goede oplossingen ge
plaatst kon worden. Is dat niet leuk'
Nu deze week lijken de raadsels weer
iets moeilijker. Of misschien vinden jullie
het heelemaal niet; jullie zijn zulke bolle-
boozen! In ieder geval heb ik er deze week
maar zeven opgegeven; er zijn enkele bij,
meer bewerkelijk; daar valt dus nogal wat
aan uit te zoeken. En voor die velen, die
niet met 3 of 4 oplossingen tevreden zijn
en alles in willen zenden, wat ik heel
prettig vind is er nu eentje minder,
alles bij elkaar niet meer werk dus dan
anders.
Er waren enkele nieuwelingen bij, al
thans voor mij; natuurlijk zijn zij van
harte welkom. Ik hoop hen vaker tegen te
komen en ook eens met hen te „corres-
pondeeren". Wat klinkt dat toch deftig, hè,
maar jullie begrijpen 't wel en dat is de
hoofdzaak.
Het is nog een komen en gaan onder
onze nichtjes en neefjes. Maar over eenlge
weken zullen we wel weer allen „op honk"
zijn, en dan, als we weer allen bij elkaar