De vlucht naar de
maan
Het Sneeuwmei; r
gelijk gehuil aan te hellen. Gewoonlijk
Beloont de eigenaar van een hond zulk een
lied met een krachtigen schop; maar thans
■was geen der zes mannen te bewegen den
tooverkring te verlaten.
Met een stalen gezicht en diepen ernst
verrichte oom Jan nog eenigen liokus-
pokus. Hij legde een stuk vermold hout op
eiken steen en teekende met zijn jachtmes
kabbalistische figuren in de lucht. Toen
wenkte hij ons naderbij. De geweren gereed
houdend, naderden wij de gevaarlijke
plaats. Oom Jan riep mij aan zijn zijde en
fluisterde
„Ik wil jou de eer van het schot gunnen,
Kees. Kijk, daar zit hij."
Ik tuurde naar de aangewezen plek, kon
echter niets ontdekken.
„Waar. oom? Ik zie alleen bladeren."
„Zijn lichaam kun je niet zien, want hij
ligt plat op den tak, maar de oogen. Schiet
midden tusschen de oogen! Het is maar
vijftien meter. Je kunt niet missen."
„Maar ik zie de oogen niet, oom" fluis
terde ik wanhopig.
„Schiet gij dan, Karei."
Maar ook Karei kon het doel niet ont
dekken.
„Wel, dan zal ik z^lf schieten. Dood
moet hij, ik zou anders voor altijd bij onze
Maleiers geblameerd zijn".
Hij hief de karabijn op en mikte. Het
schot knalde, en midden door het hoofd
getroffen, stortte het roofdier, het bloed
dorstige en gevaarlijkste van heel Suma
tra, uit den boom. Maar nog voordat het
lichaam den grond raakte, stoven de zes
honden als een wervelwind op hem af en
begonnen, woedend blaffend, krijschend en
gillend, groote lappen vel van rug, buik
en schouders te scheuren.
„Halt!" schreeuwde oom Jan, die gaarne
het vel onbeschadigd als zegeteeken naar
huis gebracht had. „Halt! Ruk de honden
los en leg ze vast! O, die wolven! Ver
draaid, het is al te laat!"
En zoo was het. Van het prachtige roof
dier was nog slechts een vormlooze, bloe
dige massa overgebleven. Zelfs al hadden
de Maleiers de honden nog tijdig kunnen
grijpen, ze zouden niet in staat geweest
zijn ze van hun doodsvijand los te rukken.
Tot in de opengescheurde buikholte had
den zij zich aan den panter vastgebeten.
De kramp in hun kaken belette hen los te
laten. De oeroude vijandschap, die tusschen
de leden van het katten- en het honden
geslacht heerscht, werd hier al heel duide
lijk gedemonstreerd.
Toen oom Jan zag dat hij het zonder
z'n panterhuid zou moeten stellen, riep hij
de drijvers bij zich. Schoorvoetend verlie
ten zij de veiligheid van den tooverkring,
bekeken eerst aarzelend, maar met innige
voldoening den gevreesden boschduivel en
zagen toen met eerbiedige bewondering op
naar den machtigen toovenaar, die in
waardige houding in hun midden stond. De
schele aanvoerder gaf aan de gevoelens
van allen uitdrukking met de woorden:
„La ilala Ua Allak!" fluisterde hij, als
vreesde hij dat zijn stem den selan tot
het leven terugroepen zou. „De heer heeft
den gevlekten duivel gedood! Het Is goed!
Maar laat de heer nu oppassen, want de
setan zal trachtten zich tc wreken".
1) Inlandsch districthoofd.
2) Booze geesten.
Zullen we er ooit in slagen dit
„bovenmenschelijke" record
te slaan?
Voorloopig nog fantastsche
droomen
Een paar jaar geleden kqn je in alle
kranten berichten lezen over pogingen, die
werden ondernomen om met raketvliegtui
gen ver weg in nog immer bereikte hoog
ten te vliegen, misschien wel.... tot op de
maan!
Daarna werd 't een heelen tijd stil. tot
dat nu, od dit oogenblik. de oude droom
der menschheid in Amerika weer wordt be
sproken en overwogen.
Zoolang de wereld draait ook al in de
tijden, dat de menschen nog niet wisten,
dat ze draaide! hebben menschen en
kinderen erover gepeinsd hoe heerlijk het
toch zou ziin om eens de reeds lang be
kende aarde te verlaten, op te zweven als
de vogels in de oneindige wereldruimte! En
in het einde der 18e eeuw. toen door de
onderzoekingen van geleerde sterrekundigen
als Giordano Brono en Kepler het wereld
beeld totaal veranderde tevoren had men
immers altijd gedacht, dat de aarde een
plat vlak was! namen die plannen in
den geest dei menschheid n groote plaats
in Brano. een Italiaansche monnik, offerde
zelfs ziin leven voor zijn ideeën omtrent de
bewoonbaarheid van alle planeten: hij
stierf op den brandstapel, daar datgene wat
hij verkondigde in strijd was met de leer
van de kerk.
Daarna kwam in Frankrijk de groote
Jules Verne, een geniaal schrijver, die in
boeiende romans beschreef, hoe een troepje
dappere mannen een tocht maakte naar de
maan. naar de planeet Mars. En als je die
boeken leest, waarin nauwkeurig de vaar
tuigen die hierbij gebruikt worden, staan
beschreven, dan denk ie bij jezelf: 't klinkt
toch nog zoo gek niet!
Helaas, een echte tocht naar de maan
heeft nog niemand tot dusver ondernomen!
We hebben hierbij een groote moeilijkheid
te overwinnen, n.l. de aantrekkingskracht
der aarde De geweldige bal. waarop wij
wonen, houdt ons met onweerstaanbare
kracht vast, als een ontzaglijk groote mag
neet een klein ijzerdeeltje Hoe zullen we
ons ooit kunnen losrukken?
Toch is het den mensch reeds gelukt, tot
groote hoogten omhoog te stijgen, zelfs tot
in de geheimzinnige stratosfeer, die boven
de wolken ligt; waarbij 50 tot 60 graden
vorst aan een helderen hemel de zon
schijnt en de sterren voortdurend zicht
baar zijn.
In Augustus 1932 bereikte prof. Piccard
in zijn stratosfeerballon een hoogte van
16.770 MFeddassejenko kwam tot op
21 000 M maar de-Amerikanen, die met de
stratosfeerballon „Explorer" opstegen,
brachten het in het jaar 1935 tot 23.400 M.
Nog hooger zijn onbemande ballons, die
door meteorologen gebruikt worden om met
behulp van zelfregistreerende apparaten de
bovenste luchtlagen te onderzoeken, geste
gen; soms haalden zij de 33.000 M.
Wanneer we echter deze prestaties eens
vergelijken met een „wereldruimvlucht"
zooals Ju'.es Verne die schetst, dan zijn het
allemaal, oneerbiedig uitgedrukt, toch nog
maar „kippe-eindjes".
De geniale Franschman laat zijn maan-
reizigers plaats nemen in een enorme gra
naat. die vanuit een reuzenkanon op de
maan wordt afgevuurd. Zooiets zou in wer
kelijkheid nooit mogelijk zijn want men zou
dit geschut een aanvangssnelheid van 11 300
secondemeter moeten geven om het de
aantrekkingskracht der aarde te doen over
winnen en het in de aantrekkingssfeer der
maan te slingeren die 384.400 K.M van ons
verwijderd is. Het modernste geschut heeft
slechts een aanvangssnelheid van één
tiende deel hiervan
Nog een ander fantastisch denkbeeld: in
1923 bedachten de Duitscher Hermann
O'oerth en de Amerikaansche professor
Goddard bijna gelijktijdig en zonder van
elkaar af te we'en het plan om met behulp
van raketten in de wereldruimte uit te
vliegen
Dit is niet zoo onmogelijk als het lijkt,
want de raket beweegt zich volgens een
ander principe als een gewone kanonskogel.
Jullie kent allemaal wel de vuurwerk
raketten, waarbij een klein busje met bus
kruit. dat zich op den bodem van de raket
bevindt, tot ontploffing wordt gebracht.
Het ontsnappen van de buskruitdampen
naar onderen doet de raket omhoog stijgen.
De weerstand van de lucht en de aantrek
kingskracht der aarde zijn de tegenwer
kende krachten; mén zou de raket d
geweldige aanvangssnelheid moeten
om deze krachten te overwinnen, of
nog beter zou zijn men zou steeds
■buskruitladingen tot ontploffing i
brengen: een soort machinegeweei
dus.
Heel wat berekeningen zijn reel
maakt over het afschieten van be
raketten, waarbij men echter geen bi
doch een mengsel van zuurstof en wa
als drijfkracht wil gebruiken. Men
uitgerekend, dat een kleine raket i
uur tijds reeds 6000 K.M van de
oppervlakte verwijderd kan zijn. Zou 1
met een snelheid van 11.300 M. per s i
de vrije wereldruimte kunnen bereike i
zou zenooit meer op aarde teruek D
Ze zou buiten de aantrekkingskracl
komen zijn en zou dus steeds maar
vliegen door het groote heelal!
Zouden jullie wel in zoo'n raket i
zitten? Ik niet hoor. ik blijf liever ni t
poosje hier.
In het Zuiden van Frankrijk, een 2
lijke landstreek, waar de zon bijna 1
schijnt, had eens in een kouden w e
nacht een hevige sneeuwstorm gewo< 3
Toen een boer en een boerin, die
woonden, 's morgens wakker werden, c
ze tot hun verbazing, dat hun heele !n
was ingesneeuwd. De sneeuw was b
ramen opgestoven en kwam bijna to 1
de dakgoot. v
„Prachtig, al dat wit!" riep de v E
„Maar een lastig karweitje om het
te ruimen", zei de man. 1
„Ik zal je wel helpen". 1
En samen ruimden ze de sneeuw
Terwijl ze dit deden, kwam de vrou
een goed idee. „Ik maak een meisje
de sneeuw", zei ze.
Want je moet weten, dat de boer
boerin al oud waren en in 't geheel
kinderen hadden. Het arme vrouwtje
altijd naar een klein meisje verlangd
„Ga jij je gang maar", zei de boer. 1
Toen nam de vrouw 'n heeleboel sn
en maakte er een sneeuwpopje van,
preciss leek op een lief, klein meisje. 1
zij had zich dit lieve dochtertje al
vaak voorgesteld, dat het nu vanzelf c
haar vlugge handen ontstond.
Toen de sneeuwpop klaar was, zei
meisje op eens: „Dank u wel, moede:
Ze gingen samen naar binnen en j(
grijpt, dat de boer en de boerin blij v
met hun dochtertje!
Maar het sneeuwmeisje wilde niet
bij de kachel zitten; ze zei, dat ze
volstrekt niet tegen kon. En dus sp-
ze altijd buiten of zat vlak bij het r
Alle menschen in den omtrek waren
wonderd; van uren ver kwamen ze g<
pen om het sneeuwmeisje te zien. En
dat het zoo'n lief, klein ding was h ie
alle kinderen uit de buurt veel van ha
's Winters was ze altijd het vrooli
maar in den zomer werd ze heel sti t
veel magerder dan gewoonlijk. Ze 1
niet van zon, zoodra die begon te schij
liep ze weg en verstopte zich in het rii
van het bosch. En wat haar moeder
meest ongerust maakte, ze huilde al
Eens op een zomeravond hadden de b
kinderen een groot vreugdevuur gems
waar ze omheen dansten.
„Waar is het sneeuwmeisje?" vroege;
elkander. En toen ze haar niet zagen,
gen ze haar zoeken.
Eerst liet het sneeuwmeisje zich r
tronen en danste net zoo blij om het 1
als haar kameraadjes. Maar toen ze vi
probeeren net als zij over de vlannne:
springen, was ze plotseling verdwenen
de beide kleine jongens, die haar had
vastgehouden, vonden niets dan een di
pel water in hun handen!