Zaterdag 17 Juli 1937 Ho. 28 Hoe Annebet een roodborstje werd 78ste Jaargang Sint Lucas was een booze man Maar het vogeltje was hem te slim af In een klein snoezig huisje v"ak bij een groot weiland woonde Annebetje met haar vader en moeder en haar belde broertjes Koentje en Klaasje. Annebetje was de oudste en een eigen wijsje dat was ze nee maar, daar heb je geen idee van! Als moeder haar doch tertje, dat nog geen zes jaar was. *s mor gens wilde aankleeden, dan riep Annebetje: „Nee moeder, ik kan het zelf wel, heusch, heusch heelemaal alleen!" En dan trok ze vlug haar kousen en schoentjes aan eri haar tjrk knoonte ze achterstevoren dicht, «n.... klaar was Annebetje. En dan ging het meisje vlug de hulskamer in. en smeerde zelf haar boterhammetjes met stroop. En als ze allemaal gegeten hadden, hie p ze moeder netjes afruimen. .Mijn kleine Annebet is altijd kwiek en net" zei Vader dan. En dan lachte Anne betje en schudde haar zwarte krulletjes. „Kom eens hier. m*n kind, En help me eens gezwind". En dan moest Annebetje Vader in z'n schildersjas helpen, de jas netjes dicht- moopen, Vader het laddertje onder z'n arm geven en goed kijken, of Vader nog iets ergeten had. De boterham voor om twaalf uur. of de piip misschien? Nee hoor alles was compleet. En vader nam zijn verfpotten mee en ging weg. .Schilder maar prettig "ïuisjes. Vader!" riep Annebetje „Als ik [root ben. „Ja, ja", zei vader, „dat weten we nu vel". En Annebetje huppelde naar binnen n riep: „Hè moeder, wanneer mag ik nu toch ens met Vader's verfpotten, spelen?" Ik zou goed kunnen schilderen, heusch. heusch léélemaal alleen! Ik weet het zeker! Toe lou. Moeder!" „Nooit", zei Moeder kort. „Hè. lieve schattige moeder.één keer de maar?" zeurde Annebetje. „Nee kindje. De verfpotten zijn geen >eelgoed". „Ben ik dan geen „groot kind?" „Dat ben je. hoor". „Kan ik niet netjes afwasschen?" „Keurig, Annebetje". ..Wanneer mag ik dan één enkel keertje hilderen met Vader's verfpotten?" Moeder chte en zei: „Nu. als de zon op de ven- iterbank schijnt en de kalveren op het ijs nsen" En Annebetje maakte een rondedansje, hudde haar zwarte krulletjes en riep fijn, fijn!" +- Eens. midden in den nacht, keek Anne- ïtje uit het raam naar buiten over de wei. Wat gek dacht Annebetje 't is nacht, want heb m'n ponnetje aan en tochkijk, zon schijnt op de vensterbank. Ik zie iet heel duidelijk! En toen ze nog beter keek. zag ze nog neer; de twee kalveren van boer Willems insten op het iis, dat in het slootje lag. fWat was dat een gek gezicht! voor- Jchtig gingen, ze op Hun acliterpooten taan, legden de vöorpooten op elkaar's schouders en huppelden, dat het een aard had. Annebetje schaterde 't uit van pret! maar toen opeens bedacht ze iets. iets héél fijns!! „De zon schijnt op de vensterbank en de kalveren dansen op het ijs en dus.mag ik nu schilderen met Vader's verfpotten'' Ze klapte in de handjes van pret Denken en doen was bij Anneke één en dus duurde t' maar een oogenblik, of ze was haar bedje uit en tripté in haar wit ponnetje de voordeur uit naar de schuur, waar Vader's verfpotten stonden. Wat had ze lang naar dit oogenblik ver langd! Daar waren ze nu. de prachtige potten met verf. wel tien op 'n rijtje, nee, wel twaalf! Ze stonden op een plank, die tegen den muur was gespijker: als Anne betje op haar teentjes ging staan kon ze net de k'euren zien. blauw, geel rood. groen, bruino, wat prachtig!! Vlug ging het meisje naar de plank toe. greep de pot met roode verf en.... liet hem meteen uit haar handjes glijden over haar wit ponnetje heen! Want ze had een vreeselijk geluld gehoord: een zware, booze stem riep vlak bij haar oor: .Hei. hei. wat moet dat?" En een groote. oude man in een hemelsblauwen mantel trad te voorschijn van%achter een kast, die daar stond en greep haar ruw bij den schouder. Hij had een witte baard en leek precies op Sinter klaas. vond Annebetje, beha've dat zijn mantel blauw was. „Dagdag. Sinterklaas" bibberde An- nebetje's stemmetje. „Ik ben Sinterklaas niet.; ik ben St. Lucas de beschermheer van de schilders" rei de booze man. „Nu zit ik hier expTes iederen nacht om op de verfpotten van je vader te passen en nu val ik héél eventjes in slaap en daar komt me zoo'n brutale meid als jij en gooit me een verfpot om. 't Is mooi, 't is mooi!" „Ik zal het niet meer doen. lieve Sint Lucas", beloofde Annebetje. „Een keer is erg genoeg". Dan had u ook maar niet in slaap moeten vallen Sint Lucas" zei Annebetje. Nu. toen werd de goede man heelemaal woedend „Wacht ik zal ie straffen" riep hij. En hij zwaaide een. zwart tooverstokje boven zijn hoofd en zei: „Hok-us pokus, pilatus, pas! Ik wou dat dit meisje een vogel was!". En opeens voelde Anebetje zich heel, heel klein worden. „O. lieve Sint Lucas, doe dat niet!" wilde ze zeggen, maar er kwam enkel piep, piep, piep, uit haar keeltje: Ze was een vogeltje met een mooi rood borstje geworden. Dat kwam door de verf die op haar ponne je Het roodborstje tikte met z'n snavel, je tegen 't raam van de slaapkamer, tik - tik - tik - .ik. Dat beteekende; moeder, moeder Maar Annebetje's moeder merkte het niet eens. Ze keek in het leege bedje van haar dochtertje en begon toen hard te huilen: „O, man. Annebetje is weg! Mijn lieve, kleine Annebetje!" „Och kom, dat kan niet", zei Vader. ,,'t Is echt waar!" „Laat dan eens kijken". En Vader keek ook en zag. dat 't bedje leeg was. Toen schudden vader en moeder radeloos het hoofd en begonnen to zoeken't Heele dorp en den weg en het bosch werd afge zocht en alle menschen uit het dorp hieV pen mee. maar geen Annebetje! 's Avonds zaten vader en moeder allebei bij de tafel te schreien. En het roodbors.je tikte tegen het raam. maar ze merkten heb Hokus, pokus, pilatus pas! Ik wou. dat dit meisje een vogel was!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 15