Ons Kort Verhaal LEIDSCH DAGBLAD - Darde Blad Zaterdag 17 Juli 1937 GEMENGD NIEUWS Hoe ons le beveiligen tegen den bliksem? Het traiispireeren De club der opsnijers AUTOBOTSING TE AMSTERDAM. Een wielrijder, die passeerde, ernstig gewond. Gisteravond om kwart over zes is in de Marnixstraat bij de Leidsche Gracht te Amsterdam een vrachtauto, die in de rich ting van het Leidsche Plein reed, geslipt en daardoor in botsing gekomen met een personenauto, die aan de andere zijde van de straat geparkeerd stond. De stilstaande auto werd aan de achterzijde geraakt, waarna beide voertuigen gedeeltelijk op het trottoir terecht kwamen. Een vijftig jarige wielrijder uit de Retlefstraat, die op dat moment passeerde, kon niet meer uit wijken en vloog tegen de auto's op. Hij viel op den grond en bleef hevig bloedend liggen. Met een groote hoofdwonde en in wendige kneuzingen aan het hoofd is de man in ernstigen toestand door den ge neeskundigen dienst aar hét Wühelmina- Gasthuis vervoerd. De vrachtauto, welke voor het transport van beenderen gebruikt wordt, en de an dere wagen werden slecht licht bescha digd. KIND LIEP OP DEN WEG. Door auto gedood. Gistermiddag is op den Horsterweg te Blerick. het. vijf-jarig dochtertje van den heer Timmermans, door een vrachtauto van den heer P M. P uit Oeffeit, aange reden, toen het plotse'ing den weg overstak. Zwaar gewond werd het kind opgenomen en naar het ziekenhuis te Venlo vervoerd, waar het kort na aankomst is overleden. ONGELUK BIJ HET LOSSEN VAN BOOMSTAMMEN. Op het terrein van Corn. Swarttouw en Co. aan de Merwehaven te Rotterdam was men gisteren bezig met het lossen van boomstammen uit het Finsche stoomschip .Hollda Torden". Op den wal lag reeds een stapel boomstammen en op dien stapel stond de havenarbeider G. Hoornweg, wo nende in de Cath. Beersmansstraat, om de nog te lossen boomstammen in de juiste richting te dirigeeren. Toen er beweging in den stapel stammen kwam en enkele daar van wegrolden, heeft de man getracht zich voor verwondingen te vrijwaren door er af to springen. Daarbij is hij gestruikeld met het gevolg, dat hij een van de boomstam den op het lichaam kreeg. Met ernstige inwendige kneuzingen is hij naar het ha venziekenhuis vervoerd, waar hij kort na aankomst is overleden. DOODELIJKE VAL OP EEN V1SSCHERSVAARTUIG. Gistermiddag is de 61-jarige visscher A. Schilder, uit Volendam, ln een botter ge vallen en dood opgenomen. Schilder was knecht op den botter VD 3. waarvan J. Bont schipper is. De botter vdschte ander half uur uit de kust en is onmiddellijk na het ongeluk naar de haven terugge keerd. Vermoedelijk is het slachtoffer over een vischje uitgegleden, terwijl door den val hartverlamming schijnt te zijn opge treden. FICTIEVE INBRAAK. Ora bezwarend materiaal te doen verdwijnen? Ruim twee jaren geleden werd door de Varkenscentrale te Poeldijk bij het ont vangen van ingeleverd spek fraude ontdekt inzake de data, welke op het spek voor kwamen. Deze data bleken met potlood veranderd te zijn en de stempels waren vervalscht. Door de Varkenscentrale wer den verschillende strooken in beslap ge nomen en de zaak werd bij den officier van justitie aanhangig gemaakt. De justitie nam de zaak in handen en er werden verschillende getuigen opgeroe pen. die echter tegenstrijdige verklaringen aflegden, zoodat niet was uit te maken, wie de dader was en men zette het onder zoek tijdelijk slop. Door een bijzondere gebeurtenis is thans meer licht in deze zaak gekomen. Ruim drie weken geleden werd er bij de firma Sch. ingebroken; aan geldswaarde werd niets ontvreemd, alleen een bureau, waarin zich allerlei papieren bevonden, werd overhoop gjehaald. Hierover werd de vroegere hoofdboek- hoiider, N. uit Naaldwijk, door de politie gehoord en dqze verklaarde de inbraak zeer fictief te sichten, omdat juist in dit bureau zich gegevens bevonden, welke met genoemde fraude in verband stonden. Uit de verklaringen van den heer N. zou vol gen. dat deze „inibraak" gepleegd was om het bezwarende Materiaal te doen ver dwijnen. Bij het huidige onderzoek heeft de po litie drie personen opgespoord, die van de fraude alles zouden afweten. Het onderzoek is thans in vollen gang, aldus de „Tel LOODGIETER VAN HET DAK GEVALLEN. Gisteren is de 34-jarige loodgieter M. Stoffel uit Stampersgat. gemeente Oud- Gastel. bij werkzaamheden op het dak van de Beetwortelsuikerfebriek „Dinteloord" van een hoogte van zestien meter gevallen. Tijdens het vervoer naar het St. Igna- tius-ziekenhuis is het. slachtoffer aan de bekomen verwondingen overleden. Stoffel was gehuwd en vader van twee kinderen. GEHEIMZINNIG ONGEVAL. Gistermiddag te ongeveer 1 uur is op liet rijwielpad, gelegen langs den in aan leg zijnden rijksweg achter het dorp De Bilt, ter hoogte van de kweekerij Groene- wegen, een 12-jarig meisje aangetroffen, dat met haar rijwiel naast zich op den grond lag. Bedoeld meisjie is naar een ziekenhuis in Utrecht vervoerd, alwaar zij kort daarna is overleden. Daar men om trent den aard van het ongeluk in het duister tast, verzoekt de inspecteur van politie te De Bilt aan eventueele getuigen zich zoo spoedig mogelijBc tot hem te wenden. „U.D." BUITENLANDSCH GEMENGD. TACHTIG SCHAPEN DOOR DEN BLIKSEM GEDOOD. Bij Marburg (Duitschlandi is gisteren de bliksem in een kudde schapen geslagen. Acht en zeventig dieren wedden gedood. ONTPLOFFING IN BENZINETANKS. Oo de terreinen van de Pure Oil Cy te Atlantic City (New Jerseyi zijn twee ben zinetanks ontploft, e k van een inhoud van 10 000 gallons (38.000 L.i. De brandende benzine verspreidde zich en dwong de bewoners van de in nabij gelegen huizen deze te verlaten. De brandweer bestreed uit alle macht het vuur. Later zijn echter noé enkele benzine reservoirs ontploft. Totaal brandde een 200.000 L. Na 3 uur was de brand gebluscht. 190 personen hebben brandwonden opge- ge'oopen. een tiental zeer ernstige. In to taal zijn 92 personen in het ziekenhuis opgenomen. HEVIG NOODWEER IN OOST-JAPAN. Gisteren heeft een hevig noodweer ge woed boven het Oostelijk deel van Japan en Hokkaido. De aangerichte schade is zeer groot. Tokio werd niet getroffen. Twintig personen werden in het district Hakone bedolven, terwiil veertien personen vermist worden. Het spoorwegverkeer moest worden onderbroken. Overzicht onzer belangrijkste Veemarkten. Er zit weinig „muziek" in den veehan del op 't oogenblik. De prijzen zijn zoowel van het slachtvee als van het gebruiksvee v/at vastgeloopen. De slachtveeprijzen zijn zelfs de laatste paar weken eenlgszlns in dalende richting. Het zijn niet de groote aanvoeren, noch het aanbod van het Deen- sche vleesch, welke in hoofdzaak de flau we en teruggaande stemming op de vleesch markt hebben veroorzaakt, doch we zijn momenteel geheel aangewezen op het bin- r.enlandsch afzetgebied en dat is gaande weg minder geworden, zoodat men wel door afslachting en teeltbeperking de prij zen omhoog heeft kunnen brengen, maar ten koste van de binnenlandsche con sumptie, hetgeen nu ook allerwege wordt ingezien. Er is dan ook. in veehouderskrin gen een sterken drang naar opheffing der teeltbeperking en vermindering van crisis- lasten, die op het vleesch drukken, ten einde zoodoende de vleeschprijzen meer in overeenstemming te brengen met de koop kracht van het publiek, al heerscht er blij kens de vele beschouwingen, welke er over dit urgente vraagstuk in landbouwbladen verschijnen, dan ook nog geen volkomen eenstemmigheid, we krijgen echter toch den indruk, dat er binnenkort wel eenige verandering komt, hetzij in de crisishef fing of de teeltregeling. Want men zal ten slotte toch aan den drang der omstandig heden moeten toegeven. Zoo niet, dan zal blijken, dat bij een zoo zeer beperkte voor raad. toch nog een hernieuwde prijsdaling niet te keeren is. Er zal dus om dit tegen te houden, iets ten gunste van de binnenlandsche vleesch- markt moeten worden gedaan. De geheele marktpositie van het slachtvee was tot op het einde der week weer uiterst flauw, on danks dat de aanvoeren maar zeer matig waren. Op de Vrijdagmarkt was zelfs een klein aanbod, maar het aantal koopers was naar verhouding nog kleiner. De gebruiks- véehandel was in liet1 algemeen nog onver anderd langzaam eti de prijzen bleven 'hoog Noteeringen van slachtvee in doorsnee een paar cent lager, doch voor het kalf- en melkvee vrijwel constante pryzen. De vette en nuchtere kalveren gingen Gisteren hebben we kunnen lezen dat de verraderlijke en meestal geheel onbereken bare bliksem weer drie personen heeft ge dood E'.ken zomer opnieuw maakt het hemelvuur enkele slachtoffers hier te lande worden op een bevolking van acht millioen zielen jaarlijks ongeveer 40 perso nen door den bliksem getroffen, waarvan 3/4 buitenshuis en 1/4 binnenshuis en het ls begrijpelijk dat men speciaal na zoo'n droeven dag als eergisteren alom de vraag hoort stellen: Hoe kunnen we ons tegen den bliksem beveiligen? Bij de beantwoording daarvan dient vooropgesteld te worden, dat een algeheele beveiliging tegen het hemelvuur tot de onmogelijkheden behoort. Daarvoor is onze kennis van dit, door velen zoo gevreesde, natuurverschijnsel te gering. Sinds jaren zoekt de wetenschap ijverig naar het wezen van den bliksem, naar het antwoord op de vraag wat is bliksem, doch telkens en telkens weer wordt zij voor nieuwe raadselen gesteld. Wie her innert zich b.v. niet het gebeurde in een koestal van een Frieschen boer. waar de b iksem eenige maanden geleden van de tien op een rij staande koeien er om de andere een trof? Waarom juist om de an dere. waarom niet enkele naast elkaar staande, waarom niet allemaal? Talloos zün de veronderstellingen, die geopperd worden, doch het blijft bij ver onderstellingen, het juiste antwoord iaat zich wachten Het is dan ook juister onze vraag eenigs- zins anders te formuleeren en aldus te stellenHoe kunnen we ons het best voor den bliksem vrijwaren? Een op dit gebied zeer deskundig man, professor van Everdingen directeur van het Kon Ned. Meteorologisch Instituut te de Bilt, heeft daarover in „de Auto" van 10 Juni een uitvoerig artikel geschreven, waaraan wij het volgende ontleenen: Wanneer men schuilen wil voor een bui ls het 't veiligst dit binnenshuis te doen. Onder boomen is het nu eenmaal gevaar lijk. maar toch zijn hier. blijkens de sta tistiek, nog groote gradueele verschillen in veiligheid te constateeren. Iepen en beuken worden zelden door den b'iksem getroffen, eiken daarentegen staan in een kwaden reuk, maar populieren en wilgen spannen de kroon als bllksemaantrekkers. Gelukkig vormen ze nu ook juist niet zoo'n aanlokke'lik onderdak, uit den aard van hun groei, zoodat het maar zelden zal voorkomen, da' iemand het in zijn hoofd zal ha'en. onder een populier tegen den seven te gaan schuilen. Is men niet in de gelegenheid vóór het losbarsten der elementen binnenshuis te behoorlijk vlug van de hand, met over de geheele linie vaste prijzen. Voor de scheepvaart werd weer een kwan tum gekocht en naar we vernemen zullen voor de Nederlandsche Scheepvaartmaat schappijen ook weer een 800 stuks vette koelen worden aangekocht om ln de koel huizen op te slaan. Dit kan de markten weer wat steun ge ven Het wolvee werd deze week wel kalm, maar toch weer vrijwel prijshoudend verhandeld en de varkensmarkt was be paald zeer gunstig. Leeuwarden sloot gisteren weer hooger. van oksels, voeten en andere lichaamsdeelen wordt door Purolpoeder tegengegaan en het stukfloopen wordt er door voorkomen, Werkt verkoelend, opdrogend en reukwegnemend. Bussen 40 en 60 ct. Bij Apoth. en Drogisten. 4706 (Ingez. Med.) komen, dus gesteld dat men zich in een open vlakte bevindt, dan doet men het ver standigst plat op den grond te gaan liggen en zich op die manier als het ware aan het oog van den bliksem te onttrekken. Men ga echter nooit onder een eenzamen boom of een geheel alleen staand afdakje staan; een onaangenaam halfuurtje plat op den grond is in zoo'n geval veel ver kieselijker. Wat auto's betreft zegt prof. van Ever- dingen het volgende: Is men bang voor onweer, dan zet men zijn wagen stop en wacht ergens „binnens huis" af tot het overgetrokken ls. Wil men in den wagen blijven, dan sluit men de ramen en zit haast volkomen veilig tegen hevige ontladingen van het hemelvuur. Het doorrijden heeft geen Invloed op de trefkans. Wel dient men er rekening mee te houden, dat men door een hevgen blik semstraal verblind kan worden en evén zóó „buiten westen" kan raken, dat men enkele seconden de macht óver het stuur verliest en zoodoende een ongeluk door bot. sing of in het water rilden zou kunnen krijgen. Indien men dus doorrijdt, dan uiterst langzaam en met. de gedachten "geconcen treerd op onmiddellijk krachtig remmen. Het ontsteken der lampen heeft niet het minste nut als bescherming tegen bliksem inslag, maar vormt een beveiliging voor de lampen zelf en in zooverre dan ook voor de auto, omdat de kans op het optreden van vonken wordt verkleind. Ook droge banden, die, zooals bekend, uit iso'atiemateriaal bestaan, geven geen be veiliging tegen blikseminslag. Deze droge banden zullen, indien een auto door bliksem getroffen wordt, tot oorzaak hebben dat de metalen carrosserie een zekere spanning t.o.v. de aarde aanneemt, welke aangroeit totdat overslag, bijv. van de velgen langs den band. naar de aarde optreedt. De spanning, die de carrosserie aanneemt, zal voor de Inzittenden geen gevaar opleveren, indien de carrosserie goed gesloten is. Is de carrosserie dit niet (bijv. een open carros serie)dan ls, bij het treffen ervan door blikseminslag, eenig gevaar voor de inzit tenden niet denkbeeldig. Men kan zich tegen dit gevaar eenigszins beveiligen door het over den grond laten s'eepen van het eind van een aan het chassis verbonden stalen sleepkabel. Ook zou de uitlaatleiding aan het uiteinde van een naar den grond gerichte spits kunnen worden voorzien, teneinde door spitsontladine de afleiding naar den grond te vergemakkelijken. Resumeerende beveelt prof, van Ever- dingen bij onweer dus het volgende aan: le. Ga binnenshuis. 2e. Als dit niet mogelijk is, ga dan plat op den grond liggen. 3e. Zoek geen schuilplaats onder boomen, of een alleenstaand afdakje enz. 4e. Blijf in een gesloten auto zitten. 5e. Indien u doorrijdt, doe het dan langzaam en voorzichtig. door ELISE WESSELINK—RUTGERS. Zoo heette de club niet. maar zoo be hoorde zij eigenlijk wel te heeten. Zij bestond uit een achttal oude heeren met schaarsch begroeide schedels en krijgshaftige, witte snorren, die eenige malen per jaar bijéénkwamen, om gezellig samen te dineeren en oude herinneringen op te halen. Het toeval had die kleine schare eer- waardigen langs onnaspeurlijke wegen bijééngebracht en zij hadden een der def tigste, duurste restaurants van de wereld stad tot plaats van samenkomst uitverko ren. Zij allen hadden de een of andere eer volle loopbaan achter den rug, maar dat was niet de band, die hen samenbond. Die werd gevormd door de belangwekkende omstandigheid, dat zij allen in hun goede jaren op grof wild hadden gejaagd, zij het dan ook in verschillende werelddeelen en uit verschillende beweegredenen. De avonturen van den een waren nog wonderlijker dan die van den ander, hoewel heldenmoed, koelbloedigheid en geluk vrij wel gelijk onder hen verdeeld geweest schenen te zijn. Langzamerhand waren zij hun verhalen wat sterker gaan kleuren en zij vonden er telkens weer nieuwe versierinkjes voor uit, maar zij deden daarmede niemand kwaad en hielden alleen maar de traditie der Jachtavonturen hoog. Hun grootste genoegen was, een buiten staander tot gast te hebben, want dan kon alles, wat als reeds te dikwijls verteld in den doofpot was gedaan, weder worden opgerakeld tot nut en stichting van der. ongelukkige, die zijn uitgezochten maaltijd op die manier duur, heel duur moest beta len. Het oudste ltd had zich op een guren winterdag weten meester te maken van een niets kwaads vermoedend familielid van buiten. De ontmoeting vond plaats in de gezel lig warme hall van het door de club als domicilie gekozen restaurant. „Heb je plannen voor vanavond?" vroeg het eerwaardige lid, tevergeefs trachtend, zijn innerlijke opwinding onder het mom van hautaine onverschilligheid te verber gen. „Neen",antwoordde de ander, wiens ge woonte het was. de waarheid te spreken, ken. „Dan inviteer ik je. Je eet met ons en brengt daarna den avond verder met ons door". „U zegt „ons". Wie bedoelt U daar eigen lijk mee?" „Wel, wij hebben een clubje van acht; wij komen niet zoo heel dikwijls bijéén, maar het treft toevallig zoo. dat vandaag onze laatste samenkomst in dit jaar plaats heeft". „Ben ik als vreemde daarbij wel wel kom?" „O zeker, heel welkom. Ik sta ln voor mijn medeleden. Wij hebben gaarne gas ten". De bloedverwant van bulten weifelde. Als in een visioen zag hij de deftige tafelronde van acht. onberispelijk in rok, met kennersgezichten fijne sigaren dam pend, plechtig van gebaar en van stem met grooten omhaal van welgekozen woorden antieke wijsheden en geestighe den debiteerend. Zijn weifelen werd hem noodlottig. „Kom, je zult mij het genoegen niet onthouden, je aan mijn vrienden te mogen voorstellen, nietwaar?" klonk de overre dende stem en een overredende arm werd onder de zijne gestoken. Hij zwichtte. Aanvankelijk vielen de dingen nogal mee. Het diner was exquis, de wijnen niet minder en een en ander werd met gepaste aandacht onder luchtig, hoffelijk, nlet-af- leidend gepraat genoten. Pas later bemerkte de gast, dat hij zich door den bedriegelijken schijn ln slaap had laten sussen De tabaksrook, die be gon op te dwarrelen, scheen een wonder baarlijke uitwerking te hebben op de ton gen, die het voorheen te druk hadden gehad met proeven. Het oudste lid zag zich genoodzaakt, spreekbeurten te geven; daarvan werd een zoo voordeellg gebruik gemaakt, dat de ongelukkige gast er duizelig van werd. Hij zag een gewirwar van leeuwen, tijgers, beren, olifanten, nijlpaarden, haaien, kro kodillen en dergelijke voor zijn oogen, die tot een kudde gedrochtelijke, nog nooit ver toonde monsters schenen samen te smelten. Hij wendde een noodzakelijk telefoonge sprek voor, om zich voor een oogenblik aan zijn tot beulen geworden gastheeren te kunnen onttrekken. Als een herboren mensch keerde hij van uit de rustige hall in hun midden terug. Zijn gelaat droeg een uitdrukking van vast beradenheid, zelfs zweefde er een glimlach om zijn lippen. Hij scheen volkomen bereid, om de rest van den avond met mannenmoed te doorstaan. „O, daar ls onze waarde gast weer," sprak een verheugde stem. „Hij moet bepaald eens hooren, hoe het mij bij een wreeden, ge vaarlijken negerstam is vergaan. Nimmer ben ik dichter bij een gruwelljken dood ge weest. dan toen ik in hun handen was ge vallen. Hoe dat zoo kwam? Wel, ik was jong, overmoedig, roekeloos. Ik dwaalde af van mijn gezelschap. Ik zette ln de wilder nis van Afrika een aangeschoten olifant na. Geheel alleen. Wat wilt ge? Vrees kende ik niet en ik zag niet gauw gevaar. Verder en verder raakte ik van Jagers en dragers af. Koppig hield ik vol Eensklaps werd ik in mijn vaart gestuit. Ut voelde een stekende pijn om mijn hals, werd op den grond ge trokken en verloor het bewustzijn." „De slurf van den olifant?" vroeg de gast beleefd belangstellend, toen de verteller even zweeg. „Neen. de lasso van een neger. De jacht op grof wild brengt nog andere gevaren mee dan alleen de woede van de opgejaagde die ren. Toen ik mijn oogen weer opsloeg, be vond ik mij in een negerdorp. aan de kust gelegen. Ik was een gevangene. Ik smeekte, dreigde, beloofde, bezwoer, maar niemand verstond mij en ik begreep, dat mijn einde nabij was." „Kannibalen?" vroeg de gast. „Neen, geen kannibalen," antwoordde de verteller met iets spijtigs in zijn toon. „Ik zou liegen, als ik zei, dat het kannibalen waren. Maar gemeene, bloeddorstige schur ken waren het wél en zij haatten de blan ken met een demonischen haat. Wie be schrijft u echter mijn verbazing, toen ik bemerkte, dat ik niet de eenige gevangene was? Een Engelschman, die de taal van den stam vrij aardig verstond, was reeds drie dagen in de macht van de inboorlingen. Wij begroetten elkander als broeders in den nood. „Wat gaan ze met ons doen?" vroeg ik hem. Niet uit angst, maar ik wilde het toch wel eens weten. „O. ze hebben mij be waard, tot zij een tweeden blanke te pak ken kregen. Nu kunnen zij een aardig spel letje spelen. Ziet u dat gebouwtje daar, dat op een groot schuitenhuis gelijkt? Daarin wordt een reusachtige haai bewaard, die zoo nu en dan eens op menschenvleesch wordt getracteerd." Ik rilde, ik beken eerlijk, dat ik rilde van ontzetting. „Maar waarom moe ten er twee slachtoffers tegelijk zijn?" vroeg ik. „Wel, het is van oudsher een ge bruik van dezen stam, om met hun gevan genen een aardig grapje uit te halen. Als zij er twee hebben wordt de een ingesmeerd met een soort olie, waarop de haaien dol zijn, de ander met een olie, die zelfs den hongerigsten haai op de vlucht jaagt. Lacht daar iemand? Ik vertel de waarheid. Niet te zeggen, welke wonderlijke kunstjes dat volk erop nahoudt. Den volgenden morgen zou de feestelijkheid plaats hebben. „Er is nog een flauw kansje voor ons." sprak mijn ka meraad in het lijden. „Mijn vrienden, wier Jacht ik dwaas genoeg verliet, om op avon tuur te gaan, zijn in de buurt. Misschien zijn zij op tijd hier. om ons te helpen." Bij het aanbreken van den dag was er nog niets van het jacht te zien. Wij werden ontkleed en met smerigen rommel ingesmeerd. Wij wisten niet, wie den prijs en wie de niet had getrokken. De wilden gingen met hun kano's in zee een halven cirkel vor mend; met hun lange lansen moesten zij den haal, die na verzadiging handelbaarder zou zijn, terugdrijven in zijn gevangenis. ZIJ wilden hem niet missen, hij was een soort mascotte van den stam. Wij werden in het water gegooid, het schuitenhuis werd opengetrokken en het monster kwam op ons af. Wij zwommen als razenden. Weldra bemerkte Ik, dat de haal het op mij had gemunt. Op hetzelfde oogenblik gaf mijn maat een schreeuw. Het Jacht was in zicht gekomen. Hij was zoo goed als gered, maar ik? Ik was verloren. Het monster was vlak achter mij. Ik keerde mij om, om niet van achteren gegrepen te worden. De haai schoot toe, ik dook onder hem door en kwam op zijn rug te zitten Als een razende ging hij te keer; hij gee- selde het water met zijn staart en rolde zich om en om. Ik werkte mij naar den staart toe, liet op een gegeven oogenblik los, vloog over den kring van kano's heen en kwam in de vrije zee terecht. Onmiddellijk begon ik te zwemmen. Volkomen uitgeput werd lk door de mannen, die mijn kameraad al hadden opgepikt, aan boord geheschen. Het was op het kantje af geweest." Een opgewonden debat volgde. Niemand was zoo onbeleefd, om openlijk twijfel te toonen aan het verhaal, dat voor allen nieuw scheen te zijn, maar men wilde toch gaarne zijn meening erover zeggen. Alleen de gast zweeg. Hij luisterde vervolgens naar de weder waardigheden van een achtenswaardig lid, dat door zijn sluwheid en lenigheid aan een dreigend doodsgevaar wist te ontsnappen, wat gezien zijn gelaatsuitdrukking en zijn tegenwoordige afmetingen al even weinig geloofwaardig was als de „als wip gebruikte haai"-geschiedenis! De gast was de eenige, die geen vragen stelde. Een slangen-avontuur deed daarop de aanwezigen huiveren. De gast toonde maar juist genoeg belangstelling, om niet voor onbeleefd te worden gehouden. Een verschrikkelijk gevecht met een ko ningstijger volgde. De gast scheen het heel gewoon te vinden. „Voor iemand die nooit zoo iets heeft meegemaakt, is het bijna niet te gelooven, nietwaar?" wendde eindelijk één der leden zich rechtstreeks tot hem. „Maar ik heb zelf ook op grof wild ge jaagd," luidde het op bedaarden toon ge geven antwoord. „JIJ?" riep het oudste lid uit met de roe rende ongeloovigheid, die alleen een familie lid of een goed vriend durft uiten. „Wist u dat niet?" „Neen, daar heb lk nooit van gehoord." „Wij hebben elkaar ook in verscheidene jaren niet ontmoet". „Dat ls zoo," gaf de oude heer, wiens twijfel nog volstrekt niet weggeblazen scheen, toe. „Maar waarop heb je dan ge jaagd? Op katten? Op eekhoorntjes?" „Op leeuwen." „Op opgezette leeuwen dan toch zeker". Dat geestlgheidje oogstte een welverdiend succes; toen het gelaoh bedaard was, keken de acht vrienden onwillekeurig naar den gast. Hij stak een nieuwe sigaar op en begon „Hoewel mijn geachte bloedverwant on kundig is van het belangwekkende feit, ben lk inderdaad eenige jaren buitenslands ge weest, deels voor mijn genoegen en deels ter behartiging van de overzeesche zaken van mijn vader Ik kwam ook in Zuid-Afrika terecht en werd uitgenoodigd, om aan een leeuwenjacht deel te nemen Ik nam de ult- noodlging natuurlijk aan. Ik was de eenige nieuweling van het clubje; de anderen had den allen hun sporen reeds verdiend. Er gin gen een paar dagen voorbij met het maken van de noodige toebereidselen: de kleine expeditie werd namelijk tot in de puntjes toe uitgerust, waarbij men op allerlei mo gelijkheden bedacht was, Mijn hart popelde van verwachting. Maar dat behoef ik u eigenlijk niet te vertellen. Gij allen zult u nog wel herinneren, met welke gevoelens gij uw eerste groote avontuur tegemoet zijt gegaan. Aanvankelijk verliep alles geheel volgens de gewone regels. Verder en verder trokken wij Matabelenland in, maar al wat wij ontmoetten, leeuwen niet. Het ras scheen uitgestorven. Nereens was eenig spoor van den Koning der dieren te vinden. Het was een gekke geschiedenis. Enkele leden van de expeditie waren aan tijd gebonden. Zij begonnen te vreezen, dat zij terug zouden moeten keeren. zonder iets van het wild, waarvoor zij uitgetrokken waren, te heb ben bemerkt. Een belachelijke posite. En tamelijk vervelend ook. Wij maakten ver moeiende] tochten, misten het comfort waaraan de meesten onzer waren gewend, bedierven onze magen door allerlei onge wone spijzen en dat alles voor niets. In mijn baloorigheid ging lk eens op ver kenning uit. De anderen wilden niet mee. Ook goed, dacht ik; ik heb mijn geweer bij mii, leeuwen zijn er niet en met de Matabelen is alles voor zoo'ang het duurt pais en vrée. Ik zal zoowat een uur van het kamp af zijn geweest, toen ik een open plek in het bosch bereikte. Ik stak die over en wilde mij opnieuw tusschen de boomen begeven: eensklaps hoorde ik ge ritsel en vóór ik besefte, wat er gebeuren ging. zag ik een reusachtige leeuw met gloeiende oogen en opgetrokken bovenlip tegenover mij staan. Gelukkig verloor lk mijn tegenwoordigheid van geest niet. Ik begreep, dat al'.een kalmte mij redden kon. Ik beantwoordde den blik van de groene oogen rustig, strak roerloos Wii verroer den geen van beiden een vin. Eindelijk keerde de leeuw zich om en verdween tus schen de struiken. De kracht van mijn oogen had het dier overwonnen. Nu weg. dacht lk Hii mocht eens terugkomen. Ik keerde mii om en kwam tegenover een nog groot er exemplaar te staan. Achter het monster hurkten twee leeuwinnen als te" vreden poezen neer. Ik was als verlamd van schrik. Maar mijn verdooving duurde niet lang". „U overwon dat drietal zeker ook door de kracht van uw oogen". merkte een niet langer te weerhouden luisteraar sarcas tisch op „Of u werd wakker en bemerkte, dat bet hpele avontuur maar een droom was ge weest". veronderstelde een ander niet min der spotachtig. „Allebei misgeraden", verklaarde de ver teller opgeruimd. „De grootste van liet drietal sprong naar mii toe, vrat mii met huid en haar op en deponeerde een ge denksteen op de plek, waar ik stierf". Ademlooze stilte. Toen begon er een te lachen, een tweede slemde ermede 'n en eensklaps rcnalde een daverend gelach omhoog Door dien lach erkende de club der op snijers. dat zii op dien gedenkwaardïgen avond haar meester had gevonden. 2—3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 10