Ons Kort
Verhaal
LEIDSCH DAGBLAD - Darde Blad
Zaterdag 17 Juli 1937
GEMENGD NIEUWS
Hoe ons le beveiligen
tegen den bliksem?
Het traiispireeren
De club der opsnijers
AUTOBOTSING TE AMSTERDAM.
Een wielrijder, die passeerde,
ernstig gewond.
Gisteravond om kwart over zes is in de
Marnixstraat bij de Leidsche Gracht te
Amsterdam een vrachtauto, die in de rich
ting van het Leidsche Plein reed, geslipt
en daardoor in botsing gekomen met een
personenauto, die aan de andere zijde van
de straat geparkeerd stond. De stilstaande
auto werd aan de achterzijde geraakt,
waarna beide voertuigen gedeeltelijk op
het trottoir terecht kwamen. Een vijftig
jarige wielrijder uit de Retlefstraat, die op
dat moment passeerde, kon niet meer uit
wijken en vloog tegen de auto's op. Hij
viel op den grond en bleef hevig bloedend
liggen. Met een groote hoofdwonde en in
wendige kneuzingen aan het hoofd is de
man in ernstigen toestand door den ge
neeskundigen dienst aar hét Wühelmina-
Gasthuis vervoerd.
De vrachtauto, welke voor het transport
van beenderen gebruikt wordt, en de an
dere wagen werden slecht licht bescha
digd.
KIND LIEP OP DEN WEG.
Door auto gedood.
Gistermiddag is op den Horsterweg te
Blerick. het. vijf-jarig dochtertje van den
heer Timmermans, door een vrachtauto
van den heer P M. P uit Oeffeit, aange
reden, toen het plotse'ing den weg overstak.
Zwaar gewond werd het kind opgenomen
en naar het ziekenhuis te Venlo vervoerd,
waar het kort na aankomst is overleden.
ONGELUK BIJ HET LOSSEN VAN
BOOMSTAMMEN.
Op het terrein van Corn. Swarttouw en
Co. aan de Merwehaven te Rotterdam was
men gisteren bezig met het lossen van
boomstammen uit het Finsche stoomschip
.Hollda Torden". Op den wal lag reeds een
stapel boomstammen en op dien stapel
stond de havenarbeider G. Hoornweg, wo
nende in de Cath. Beersmansstraat, om de
nog te lossen boomstammen in de juiste
richting te dirigeeren. Toen er beweging in
den stapel stammen kwam en enkele daar
van wegrolden, heeft de man getracht zich
voor verwondingen te vrijwaren door er af
to springen. Daarbij is hij gestruikeld met
het gevolg, dat hij een van de boomstam
den op het lichaam kreeg. Met ernstige
inwendige kneuzingen is hij naar het ha
venziekenhuis vervoerd, waar hij kort na
aankomst is overleden.
DOODELIJKE VAL OP EEN
V1SSCHERSVAARTUIG.
Gistermiddag is de 61-jarige visscher A.
Schilder, uit Volendam, ln een botter ge
vallen en dood opgenomen. Schilder was
knecht op den botter VD 3. waarvan J.
Bont schipper is. De botter vdschte ander
half uur uit de kust en is onmiddellijk
na het ongeluk naar de haven terugge
keerd. Vermoedelijk is het slachtoffer over
een vischje uitgegleden, terwijl door den
val hartverlamming schijnt te zijn opge
treden.
FICTIEVE INBRAAK.
Ora bezwarend materiaal te doen
verdwijnen?
Ruim twee jaren geleden werd door de
Varkenscentrale te Poeldijk bij het ont
vangen van ingeleverd spek fraude ontdekt
inzake de data, welke op het spek voor
kwamen. Deze data bleken met potlood
veranderd te zijn en de stempels waren
vervalscht. Door de Varkenscentrale wer
den verschillende strooken in beslap ge
nomen en de zaak werd bij den officier
van justitie aanhangig gemaakt.
De justitie nam de zaak in handen en
er werden verschillende getuigen opgeroe
pen. die echter tegenstrijdige verklaringen
aflegden, zoodat niet was uit te maken,
wie de dader was en men zette het onder
zoek tijdelijk slop.
Door een bijzondere gebeurtenis is
thans meer licht in deze zaak gekomen.
Ruim drie weken geleden werd er bij de
firma Sch. ingebroken; aan geldswaarde
werd niets ontvreemd, alleen een bureau,
waarin zich allerlei papieren bevonden,
werd overhoop gjehaald.
Hierover werd de vroegere hoofdboek-
hoiider, N. uit Naaldwijk, door de politie
gehoord en dqze verklaarde de inbraak
zeer fictief te sichten, omdat juist in dit
bureau zich gegevens bevonden, welke met
genoemde fraude in verband stonden. Uit
de verklaringen van den heer N. zou vol
gen. dat deze „inibraak" gepleegd was om
het bezwarende Materiaal te doen ver
dwijnen.
Bij het huidige onderzoek heeft de po
litie drie personen opgespoord, die van de
fraude alles zouden afweten.
Het onderzoek is thans in vollen gang,
aldus de „Tel
LOODGIETER VAN HET DAK
GEVALLEN.
Gisteren is de 34-jarige loodgieter M.
Stoffel uit Stampersgat. gemeente Oud-
Gastel. bij werkzaamheden op het dak van
de Beetwortelsuikerfebriek „Dinteloord"
van een hoogte van zestien meter gevallen.
Tijdens het vervoer naar het St. Igna-
tius-ziekenhuis is het. slachtoffer aan de
bekomen verwondingen overleden. Stoffel
was gehuwd en vader van twee kinderen.
GEHEIMZINNIG ONGEVAL.
Gistermiddag te ongeveer 1 uur is op
liet rijwielpad, gelegen langs den in aan
leg zijnden rijksweg achter het dorp De
Bilt, ter hoogte van de kweekerij Groene-
wegen, een 12-jarig meisje aangetroffen,
dat met haar rijwiel naast zich op den
grond lag. Bedoeld meisjie is naar een
ziekenhuis in Utrecht vervoerd, alwaar zij
kort daarna is overleden. Daar men om
trent den aard van het ongeluk in het
duister tast, verzoekt de inspecteur van
politie te De Bilt aan eventueele getuigen
zich zoo spoedig mogelijBc tot hem te
wenden. „U.D."
BUITENLANDSCH GEMENGD.
TACHTIG SCHAPEN DOOR DEN
BLIKSEM GEDOOD.
Bij Marburg (Duitschlandi is gisteren de
bliksem in een kudde schapen geslagen.
Acht en zeventig dieren wedden gedood.
ONTPLOFFING IN BENZINETANKS.
Oo de terreinen van de Pure Oil Cy te
Atlantic City (New Jerseyi zijn twee ben
zinetanks ontploft, e k van een inhoud van
10 000 gallons (38.000 L.i.
De brandende benzine verspreidde zich
en dwong de bewoners van de in nabij
gelegen huizen deze te verlaten.
De brandweer bestreed uit alle macht het
vuur. Later zijn echter noé enkele benzine
reservoirs ontploft. Totaal brandde een
200.000 L. Na 3 uur was de brand gebluscht.
190 personen hebben brandwonden opge-
ge'oopen. een tiental zeer ernstige. In to
taal zijn 92 personen in het ziekenhuis
opgenomen.
HEVIG NOODWEER IN OOST-JAPAN.
Gisteren heeft een hevig noodweer ge
woed boven het Oostelijk deel van Japan
en Hokkaido.
De aangerichte schade is zeer groot.
Tokio werd niet getroffen.
Twintig personen werden in het district
Hakone bedolven, terwiil veertien personen
vermist worden. Het spoorwegverkeer moest
worden onderbroken.
Overzicht onzer belangrijkste
Veemarkten.
Er zit weinig „muziek" in den veehan
del op 't oogenblik. De prijzen zijn zoowel
van het slachtvee als van het gebruiksvee
v/at vastgeloopen. De slachtveeprijzen zijn
zelfs de laatste paar weken eenlgszlns in
dalende richting. Het zijn niet de groote
aanvoeren, noch het aanbod van het Deen-
sche vleesch, welke in hoofdzaak de flau
we en teruggaande stemming op de vleesch
markt hebben veroorzaakt, doch we zijn
momenteel geheel aangewezen op het bin-
r.enlandsch afzetgebied en dat is gaande
weg minder geworden, zoodat men wel
door afslachting en teeltbeperking de prij
zen omhoog heeft kunnen brengen, maar
ten koste van de binnenlandsche con
sumptie, hetgeen nu ook allerwege wordt
ingezien. Er is dan ook. in veehouderskrin
gen een sterken drang naar opheffing der
teeltbeperking en vermindering van crisis-
lasten, die op het vleesch drukken, ten
einde zoodoende de vleeschprijzen meer in
overeenstemming te brengen met de koop
kracht van het publiek, al heerscht er blij
kens de vele beschouwingen, welke er over
dit urgente vraagstuk in landbouwbladen
verschijnen, dan ook nog geen volkomen
eenstemmigheid, we krijgen echter toch
den indruk, dat er binnenkort wel eenige
verandering komt, hetzij in de crisishef
fing of de teeltregeling. Want men zal ten
slotte toch aan den drang der omstandig
heden moeten toegeven. Zoo niet, dan zal
blijken, dat bij een zoo zeer beperkte voor
raad. toch nog een hernieuwde prijsdaling
niet te keeren is.
Er zal dus om dit tegen te houden, iets
ten gunste van de binnenlandsche vleesch-
markt moeten worden gedaan. De geheele
marktpositie van het slachtvee was tot op
het einde der week weer uiterst flauw, on
danks dat de aanvoeren maar zeer matig
waren. Op de Vrijdagmarkt was zelfs een
klein aanbod, maar het aantal koopers was
naar verhouding nog kleiner. De gebruiks-
véehandel was in liet1 algemeen nog onver
anderd langzaam eti de prijzen bleven 'hoog
Noteeringen van slachtvee in doorsnee een
paar cent lager, doch voor het kalf- en
melkvee vrijwel constante pryzen.
De vette en nuchtere kalveren gingen
Gisteren hebben we kunnen lezen dat de
verraderlijke en meestal geheel onbereken
bare bliksem weer drie personen heeft ge
dood E'.ken zomer opnieuw maakt het
hemelvuur enkele slachtoffers hier te
lande worden op een bevolking van acht
millioen zielen jaarlijks ongeveer 40 perso
nen door den bliksem getroffen, waarvan
3/4 buitenshuis en 1/4 binnenshuis en
het ls begrijpelijk dat men speciaal na
zoo'n droeven dag als eergisteren alom de
vraag hoort stellen: Hoe kunnen we ons
tegen den bliksem beveiligen?
Bij de beantwoording daarvan dient
vooropgesteld te worden, dat een algeheele
beveiliging tegen het hemelvuur tot de
onmogelijkheden behoort.
Daarvoor is onze kennis van dit, door
velen zoo gevreesde, natuurverschijnsel te
gering. Sinds jaren zoekt de wetenschap
ijverig naar het wezen van den bliksem,
naar het antwoord op de vraag wat is
bliksem, doch telkens en telkens weer wordt
zij voor nieuwe raadselen gesteld. Wie her
innert zich b.v. niet het gebeurde in een
koestal van een Frieschen boer. waar de
b iksem eenige maanden geleden van de
tien op een rij staande koeien er om de
andere een trof? Waarom juist om de an
dere. waarom niet enkele naast elkaar
staande, waarom niet allemaal?
Talloos zün de veronderstellingen, die
geopperd worden, doch het blijft bij ver
onderstellingen, het juiste antwoord iaat
zich wachten
Het is dan ook juister onze vraag eenigs-
zins anders te formuleeren en aldus te
stellenHoe kunnen we ons het best
voor den bliksem vrijwaren?
Een op dit gebied zeer deskundig man,
professor van Everdingen directeur van
het Kon Ned. Meteorologisch Instituut te
de Bilt, heeft daarover in „de Auto" van
10 Juni een uitvoerig artikel geschreven,
waaraan wij het volgende ontleenen:
Wanneer men schuilen wil voor een bui
ls het 't veiligst dit binnenshuis te doen.
Onder boomen is het nu eenmaal gevaar
lijk. maar toch zijn hier. blijkens de sta
tistiek, nog groote gradueele verschillen in
veiligheid te constateeren. Iepen en beuken
worden zelden door den b'iksem getroffen,
eiken daarentegen staan in een kwaden
reuk, maar populieren en wilgen spannen
de kroon als bllksemaantrekkers.
Gelukkig vormen ze nu ook juist niet
zoo'n aanlokke'lik onderdak, uit den aard
van hun groei, zoodat het maar zelden zal
voorkomen, da' iemand het in zijn hoofd
zal ha'en. onder een populier tegen den
seven te gaan schuilen.
Is men niet in de gelegenheid vóór het
losbarsten der elementen binnenshuis te
behoorlijk vlug van de hand, met over de
geheele linie vaste prijzen.
Voor de scheepvaart werd weer een kwan
tum gekocht en naar we vernemen zullen
voor de Nederlandsche Scheepvaartmaat
schappijen ook weer een 800 stuks vette
koelen worden aangekocht om ln de koel
huizen op te slaan.
Dit kan de markten weer wat steun ge
ven Het wolvee werd deze week wel
kalm, maar toch weer vrijwel prijshoudend
verhandeld en de varkensmarkt was be
paald zeer gunstig.
Leeuwarden sloot gisteren weer hooger.
van oksels, voeten en andere lichaamsdeelen
wordt door Purolpoeder tegengegaan en het
stukfloopen wordt er door voorkomen, Werkt
verkoelend, opdrogend en reukwegnemend.
Bussen 40 en 60 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
4706 (Ingez. Med.)
komen, dus gesteld dat men zich in een
open vlakte bevindt, dan doet men het ver
standigst plat op den grond te gaan liggen
en zich op die manier als het ware aan het
oog van den bliksem te onttrekken.
Men ga echter nooit onder een eenzamen
boom of een geheel alleen staand afdakje
staan; een onaangenaam halfuurtje plat
op den grond is in zoo'n geval veel ver
kieselijker.
Wat auto's betreft zegt prof. van Ever-
dingen het volgende:
Is men bang voor onweer, dan zet men
zijn wagen stop en wacht ergens „binnens
huis" af tot het overgetrokken ls. Wil men
in den wagen blijven, dan sluit men de
ramen en zit haast volkomen veilig tegen
hevige ontladingen van het hemelvuur.
Het doorrijden heeft geen Invloed op de
trefkans. Wel dient men er rekening mee
te houden, dat men door een hevgen blik
semstraal verblind kan worden en evén
zóó „buiten westen" kan raken, dat men
enkele seconden de macht óver het stuur
verliest en zoodoende een ongeluk door bot.
sing of in het water rilden zou kunnen
krijgen.
Indien men dus doorrijdt, dan uiterst
langzaam en met. de gedachten "geconcen
treerd op onmiddellijk krachtig remmen.
Het ontsteken der lampen heeft niet het
minste nut als bescherming tegen bliksem
inslag, maar vormt een beveiliging voor de
lampen zelf en in zooverre dan ook voor de
auto, omdat de kans op het optreden van
vonken wordt verkleind.
Ook droge banden, die, zooals bekend, uit
iso'atiemateriaal bestaan, geven geen be
veiliging tegen blikseminslag. Deze droge
banden zullen, indien een auto door bliksem
getroffen wordt, tot oorzaak hebben dat de
metalen carrosserie een zekere spanning
t.o.v. de aarde aanneemt, welke aangroeit
totdat overslag, bijv. van de velgen langs
den band. naar de aarde optreedt. De
spanning, die de carrosserie aanneemt, zal
voor de Inzittenden geen gevaar opleveren,
indien de carrosserie goed gesloten is. Is de
carrosserie dit niet (bijv. een open carros
serie)dan ls, bij het treffen ervan door
blikseminslag, eenig gevaar voor de inzit
tenden niet denkbeeldig. Men kan zich
tegen dit gevaar eenigszins beveiligen door
het over den grond laten s'eepen van het
eind van een aan het chassis verbonden
stalen sleepkabel. Ook zou de uitlaatleiding
aan het uiteinde van een naar den grond
gerichte spits kunnen worden voorzien,
teneinde door spitsontladine de afleiding
naar den grond te vergemakkelijken.
Resumeerende beveelt prof, van Ever-
dingen bij onweer dus het volgende aan:
le. Ga binnenshuis.
2e. Als dit niet mogelijk is, ga dan
plat op den grond liggen.
3e. Zoek geen schuilplaats onder
boomen, of een alleenstaand afdakje
enz.
4e. Blijf in een gesloten auto zitten.
5e. Indien u doorrijdt, doe het dan
langzaam en voorzichtig.
door
ELISE WESSELINK—RUTGERS.
Zoo heette de club niet. maar zoo be
hoorde zij eigenlijk wel te heeten.
Zij bestond uit een achttal oude heeren
met schaarsch begroeide schedels en
krijgshaftige, witte snorren, die eenige
malen per jaar bijéénkwamen, om gezellig
samen te dineeren en oude herinneringen
op te halen.
Het toeval had die kleine schare eer-
waardigen langs onnaspeurlijke wegen
bijééngebracht en zij hadden een der def
tigste, duurste restaurants van de wereld
stad tot plaats van samenkomst uitverko
ren.
Zij allen hadden de een of andere eer
volle loopbaan achter den rug, maar dat
was niet de band, die hen samenbond. Die
werd gevormd door de belangwekkende
omstandigheid, dat zij allen in hun goede
jaren op grof wild hadden gejaagd, zij
het dan ook in verschillende werelddeelen
en uit verschillende beweegredenen.
De avonturen van den een waren nog
wonderlijker dan die van den ander, hoewel
heldenmoed, koelbloedigheid en geluk vrij
wel gelijk onder hen verdeeld geweest
schenen te zijn.
Langzamerhand waren zij hun verhalen
wat sterker gaan kleuren en zij vonden er
telkens weer nieuwe versierinkjes voor
uit, maar zij deden daarmede niemand
kwaad en hielden alleen maar de traditie
der Jachtavonturen hoog.
Hun grootste genoegen was, een buiten
staander tot gast te hebben, want dan kon
alles, wat als reeds te dikwijls verteld in
den doofpot was gedaan, weder worden
opgerakeld tot nut en stichting van der.
ongelukkige, die zijn uitgezochten maaltijd
op die manier duur, heel duur moest beta
len.
Het oudste ltd had zich op een guren
winterdag weten meester te maken van
een niets kwaads vermoedend familielid
van buiten.
De ontmoeting vond plaats in de gezel
lig warme hall van het door de club als
domicilie gekozen restaurant.
„Heb je plannen voor vanavond?" vroeg
het eerwaardige lid, tevergeefs trachtend,
zijn innerlijke opwinding onder het mom
van hautaine onverschilligheid te verber
gen.
„Neen",antwoordde de ander, wiens ge
woonte het was. de waarheid te spreken,
ken.
„Dan inviteer ik je. Je eet met ons en
brengt daarna den avond verder met ons
door".
„U zegt „ons". Wie bedoelt U daar eigen
lijk mee?"
„Wel, wij hebben een clubje van acht;
wij komen niet zoo heel dikwijls bijéén,
maar het treft toevallig zoo. dat vandaag
onze laatste samenkomst in dit jaar plaats
heeft".
„Ben ik als vreemde daarbij wel wel
kom?"
„O zeker, heel welkom. Ik sta ln voor
mijn medeleden. Wij hebben gaarne gas
ten".
De bloedverwant van bulten weifelde.
Als in een visioen zag hij de deftige
tafelronde van acht. onberispelijk in rok,
met kennersgezichten fijne sigaren dam
pend, plechtig van gebaar en van stem
met grooten omhaal van welgekozen
woorden antieke wijsheden en geestighe
den debiteerend.
Zijn weifelen werd hem noodlottig.
„Kom, je zult mij het genoegen niet
onthouden, je aan mijn vrienden te mogen
voorstellen, nietwaar?" klonk de overre
dende stem en een overredende arm werd
onder de zijne gestoken.
Hij zwichtte.
Aanvankelijk vielen de dingen nogal
mee.
Het diner was exquis, de wijnen niet
minder en een en ander werd met gepaste
aandacht onder luchtig, hoffelijk, nlet-af-
leidend gepraat genoten.
Pas later bemerkte de gast, dat hij zich
door den bedriegelijken schijn ln slaap
had laten sussen De tabaksrook, die be
gon op te dwarrelen, scheen een wonder
baarlijke uitwerking te hebben op de ton
gen, die het voorheen te druk hadden
gehad met proeven.
Het oudste lid zag zich genoodzaakt,
spreekbeurten te geven; daarvan werd een
zoo voordeellg gebruik gemaakt, dat de
ongelukkige gast er duizelig van werd.
Hij zag een gewirwar van leeuwen, tijgers,
beren, olifanten, nijlpaarden, haaien, kro
kodillen en dergelijke voor zijn oogen, die
tot een kudde gedrochtelijke, nog nooit ver
toonde monsters schenen samen te smelten.
Hij wendde een noodzakelijk telefoonge
sprek voor, om zich voor een oogenblik aan
zijn tot beulen geworden gastheeren te
kunnen onttrekken.
Als een herboren mensch keerde hij van
uit de rustige hall in hun midden terug.
Zijn gelaat droeg een uitdrukking van vast
beradenheid, zelfs zweefde er een glimlach
om zijn lippen. Hij scheen volkomen bereid,
om de rest van den avond met mannenmoed
te doorstaan.
„O, daar ls onze waarde gast weer," sprak
een verheugde stem. „Hij moet bepaald eens
hooren, hoe het mij bij een wreeden, ge
vaarlijken negerstam is vergaan. Nimmer
ben ik dichter bij een gruwelljken dood ge
weest. dan toen ik in hun handen was ge
vallen. Hoe dat zoo kwam? Wel, ik was
jong, overmoedig, roekeloos. Ik dwaalde af
van mijn gezelschap. Ik zette ln de wilder
nis van Afrika een aangeschoten olifant na.
Geheel alleen. Wat wilt ge? Vrees kende ik
niet en ik zag niet gauw gevaar. Verder en
verder raakte ik van Jagers en dragers af.
Koppig hield ik vol Eensklaps werd ik in
mijn vaart gestuit. Ut voelde een stekende
pijn om mijn hals, werd op den grond ge
trokken en verloor het bewustzijn."
„De slurf van den olifant?" vroeg de gast
beleefd belangstellend, toen de verteller
even zweeg.
„Neen. de lasso van een neger. De jacht
op grof wild brengt nog andere gevaren mee
dan alleen de woede van de opgejaagde die
ren. Toen ik mijn oogen weer opsloeg, be
vond ik mij in een negerdorp. aan de kust
gelegen. Ik was een gevangene. Ik smeekte,
dreigde, beloofde, bezwoer, maar niemand
verstond mij en ik begreep, dat mijn einde
nabij was."
„Kannibalen?" vroeg de gast.
„Neen, geen kannibalen," antwoordde de
verteller met iets spijtigs in zijn toon. „Ik
zou liegen, als ik zei, dat het kannibalen
waren. Maar gemeene, bloeddorstige schur
ken waren het wél en zij haatten de blan
ken met een demonischen haat. Wie be
schrijft u echter mijn verbazing, toen ik
bemerkte, dat ik niet de eenige gevangene
was? Een Engelschman, die de taal van den
stam vrij aardig verstond, was reeds drie
dagen in de macht van de inboorlingen. Wij
begroetten elkander als broeders in den
nood. „Wat gaan ze met ons doen?" vroeg
ik hem. Niet uit angst, maar ik wilde het
toch wel eens weten. „O. ze hebben mij be
waard, tot zij een tweeden blanke te pak
ken kregen. Nu kunnen zij een aardig spel
letje spelen. Ziet u dat gebouwtje daar, dat
op een groot schuitenhuis gelijkt? Daarin
wordt een reusachtige haai bewaard, die zoo
nu en dan eens op menschenvleesch wordt
getracteerd." Ik rilde, ik beken eerlijk, dat
ik rilde van ontzetting. „Maar waarom moe
ten er twee slachtoffers tegelijk zijn?"
vroeg ik. „Wel, het is van oudsher een ge
bruik van dezen stam, om met hun gevan
genen een aardig grapje uit te halen. Als zij
er twee hebben wordt de een ingesmeerd
met een soort olie, waarop de haaien dol
zijn, de ander met een olie, die zelfs den
hongerigsten haai op de vlucht jaagt. Lacht
daar iemand? Ik vertel de waarheid. Niet te
zeggen, welke wonderlijke kunstjes dat volk
erop nahoudt. Den volgenden morgen zou
de feestelijkheid plaats hebben. „Er is nog
een flauw kansje voor ons." sprak mijn ka
meraad in het lijden. „Mijn vrienden, wier
Jacht ik dwaas genoeg verliet, om op avon
tuur te gaan, zijn in de buurt. Misschien
zijn zij op tijd hier. om ons te helpen." Bij
het aanbreken van den dag was er nog niets
van het jacht te zien. Wij werden ontkleed
en met smerigen rommel ingesmeerd. Wij
wisten niet, wie den prijs en wie de niet
had getrokken. De wilden gingen met hun
kano's in zee een halven cirkel vor
mend; met hun lange lansen moesten zij
den haal, die na verzadiging handelbaarder
zou zijn, terugdrijven in zijn gevangenis. ZIJ
wilden hem niet missen, hij was een soort
mascotte van den stam.
Wij werden in het water gegooid, het
schuitenhuis werd opengetrokken en het
monster kwam op ons af. Wij zwommen
als razenden. Weldra bemerkte Ik, dat de
haal het op mij had gemunt. Op hetzelfde
oogenblik gaf mijn maat een schreeuw. Het
Jacht was in zicht gekomen. Hij was zoo
goed als gered, maar ik? Ik was verloren.
Het monster was vlak achter mij. Ik keerde
mij om, om niet van achteren gegrepen te
worden. De haai schoot toe, ik dook onder
hem door en kwam op zijn rug te zitten
Als een razende ging hij te keer; hij gee-
selde het water met zijn staart en rolde
zich om en om. Ik werkte mij naar den
staart toe, liet op een gegeven oogenblik los,
vloog over den kring van kano's heen en
kwam in de vrije zee terecht. Onmiddellijk
begon ik te zwemmen. Volkomen uitgeput
werd lk door de mannen, die mijn kameraad
al hadden opgepikt, aan boord geheschen.
Het was op het kantje af geweest."
Een opgewonden debat volgde. Niemand
was zoo onbeleefd, om openlijk twijfel te
toonen aan het verhaal, dat voor allen nieuw
scheen te zijn, maar men wilde toch gaarne
zijn meening erover zeggen. Alleen de gast
zweeg.
Hij luisterde vervolgens naar de weder
waardigheden van een achtenswaardig lid,
dat door zijn sluwheid en lenigheid aan een
dreigend doodsgevaar wist te ontsnappen,
wat gezien zijn gelaatsuitdrukking en zijn
tegenwoordige afmetingen al even weinig
geloofwaardig was als de „als wip gebruikte
haai"-geschiedenis! De gast was de eenige,
die geen vragen stelde.
Een slangen-avontuur deed daarop de
aanwezigen huiveren. De gast toonde maar
juist genoeg belangstelling, om niet voor
onbeleefd te worden gehouden.
Een verschrikkelijk gevecht met een ko
ningstijger volgde. De gast scheen het heel
gewoon te vinden.
„Voor iemand die nooit zoo iets heeft
meegemaakt, is het bijna niet te gelooven,
nietwaar?" wendde eindelijk één der leden
zich rechtstreeks tot hem.
„Maar ik heb zelf ook op grof wild ge
jaagd," luidde het op bedaarden toon ge
geven antwoord.
„JIJ?" riep het oudste lid uit met de roe
rende ongeloovigheid, die alleen een familie
lid of een goed vriend durft uiten.
„Wist u dat niet?"
„Neen, daar heb lk nooit van gehoord."
„Wij hebben elkaar ook in verscheidene
jaren niet ontmoet".
„Dat ls zoo," gaf de oude heer, wiens
twijfel nog volstrekt niet weggeblazen
scheen, toe. „Maar waarop heb je dan ge
jaagd? Op katten? Op eekhoorntjes?"
„Op leeuwen."
„Op opgezette leeuwen dan toch zeker".
Dat geestlgheidje oogstte een welverdiend
succes; toen het gelaoh bedaard was, keken
de acht vrienden onwillekeurig naar den
gast.
Hij stak een nieuwe sigaar op en begon
„Hoewel mijn geachte bloedverwant on
kundig is van het belangwekkende feit, ben
lk inderdaad eenige jaren buitenslands ge
weest, deels voor mijn genoegen en deels
ter behartiging van de overzeesche zaken
van mijn vader Ik kwam ook in Zuid-Afrika
terecht en werd uitgenoodigd, om aan een
leeuwenjacht deel te nemen Ik nam de ult-
noodlging natuurlijk aan. Ik was de eenige
nieuweling van het clubje; de anderen had
den allen hun sporen reeds verdiend. Er gin
gen een paar dagen voorbij met het maken
van de noodige toebereidselen: de kleine
expeditie werd namelijk tot in de puntjes
toe uitgerust, waarbij men op allerlei mo
gelijkheden bedacht was, Mijn hart popelde
van verwachting. Maar dat behoef ik u
eigenlijk niet te vertellen. Gij allen zult u
nog wel herinneren, met welke gevoelens gij
uw eerste groote avontuur tegemoet zijt
gegaan. Aanvankelijk verliep alles geheel
volgens de gewone regels. Verder en verder
trokken wij Matabelenland in, maar al wat
wij ontmoetten, leeuwen niet. Het ras scheen
uitgestorven. Nereens was eenig spoor van
den Koning der dieren te vinden. Het was
een gekke geschiedenis. Enkele leden van
de expeditie waren aan tijd gebonden. Zij
begonnen te vreezen, dat zij terug zouden
moeten keeren. zonder iets van het wild,
waarvoor zij uitgetrokken waren, te heb
ben bemerkt. Een belachelijke posite. En
tamelijk vervelend ook. Wij maakten ver
moeiende] tochten, misten het comfort
waaraan de meesten onzer waren gewend,
bedierven onze magen door allerlei onge
wone spijzen en dat alles voor niets.
In mijn baloorigheid ging lk eens op ver
kenning uit. De anderen wilden niet mee.
Ook goed, dacht ik; ik heb mijn geweer
bij mii, leeuwen zijn er niet en met de
Matabelen is alles voor zoo'ang het duurt
pais en vrée. Ik zal zoowat een uur van
het kamp af zijn geweest, toen ik een
open plek in het bosch bereikte. Ik stak
die over en wilde mij opnieuw tusschen de
boomen begeven: eensklaps hoorde ik ge
ritsel en vóór ik besefte, wat er gebeuren
ging. zag ik een reusachtige leeuw met
gloeiende oogen en opgetrokken bovenlip
tegenover mij staan. Gelukkig verloor lk
mijn tegenwoordigheid van geest niet. Ik
begreep, dat al'.een kalmte mij redden kon.
Ik beantwoordde den blik van de groene
oogen rustig, strak roerloos Wii verroer
den geen van beiden een vin. Eindelijk
keerde de leeuw zich om en verdween tus
schen de struiken. De kracht van mijn
oogen had het dier overwonnen. Nu weg.
dacht lk Hii mocht eens terugkomen. Ik
keerde mii om en kwam tegenover een nog
groot er exemplaar te staan. Achter het
monster hurkten twee leeuwinnen als te"
vreden poezen neer. Ik was als verlamd
van schrik. Maar mijn verdooving duurde
niet lang".
„U overwon dat drietal zeker ook door
de kracht van uw oogen". merkte een niet
langer te weerhouden luisteraar sarcas
tisch op
„Of u werd wakker en bemerkte, dat bet
hpele avontuur maar een droom was ge
weest". veronderstelde een ander niet min
der spotachtig.
„Allebei misgeraden", verklaarde de ver
teller opgeruimd. „De grootste van liet
drietal sprong naar mii toe, vrat mii met
huid en haar op en deponeerde een ge
denksteen op de plek, waar ik stierf".
Ademlooze stilte.
Toen begon er een te lachen, een tweede
slemde ermede 'n en eensklaps rcnalde een
daverend gelach omhoog
Door dien lach erkende de club der op
snijers. dat zii op dien gedenkwaardïgen
avond haar meester had gevonden.
2—3