Luchthelden in het hooge Noorden Hoe de ambulancevlieger Gunnerfeldt twee vrouwen het leven redde Fluitjes snijden Hoe oud worden de dieren Moeder moest erom lachen. Maar ze vond toch dat ze flinke kinderen had. Niemand had nog met een woordje gezeurd ol ge klaagd. Toen ze nog steeds in den regen, thuiskwamen, stonden vader en Trees al naar hen uit te kijken. Toen gauw de natte kleeren uit en de pyama's aan. Dat was gezeliig zoo in je pyama aan tafel! Voor dezen keer mocht het, omdat ze allemaal zoo dapper waren geweest. .Een mislukte middag?" vroeg vader „Hoe kunt u het zeggen!" riep Zus. ,,'t Was zoo'n fijne natte tocht als 't maar kan! „En ik had drie dappere kameraden" be sloot moeder. „Met jullie wil ik nog wei eens uil, hoor!'' R. DE RUYTER v. d. FEER Een aardig zomersch vermaak. Natuurlijk heb je allemaal wel eens een fluitje gesnden van een wilgetak, ten minste als je buiten of in een kleinere plaats woont. De kinderen in grootere steden komen daar niet zoo toe. Wil je weten, hoe de Geldersche en Overijsselsche jongens van het platteland hun muziekinstrumenten maken? Luister clan maar. In den voorzomer, als de takken van de boomen nog zacht en saprijk zijn, snijden ze een dun twijgje van een wilge boom of lijsterbes. Nu maken ze een paar duim van het takeinde af een ringsnede, draaien het takje wat in de hand rond of bekloppen het met het heft van hun zak mes, en. de bast laat los. Er ontstaat een rond kokertje, dat alleen nog aan den eenen kant platgedrukt moet worden om een fluitje te geven. Ook een stukje van een sappigen, groe nen roggehalm of grasspriet, vlak boven een halmknoop weggenomen, geeft een fluitje; van wilgen-, elzen-, lijsterbessen- hout wordt het echter veel sterker. Soms maken de dorpsjongens ook een echte waldhoorn. Het vervaardigen van zulk een instrument kost het leven van een dikken elzentak. Over een meter lengte brengen de jongens bij zoo'n tak een rondloopende lengtesnede tot op het hout aan. scheuren dan de lange spiraal vormige baststrook af en winden die tot een hoorn, die met haagdorens in z'n mo del wordt gehouden. In het dunne uiteinde wcrdt dan een stevig wilgefluitje gestoken en de „luidspreker" is klaar! Wat een prachtig schallend geluid geeft dat, vooral wanneer je er op blaast boven een leege regenton of een diepen water put. Bij het uitkloppen van die wilge fluitjes zingen oo de Veluwe het oude liedje; Siepe, sappe houtje! 'k Sla je op je boutje! Wil je d'r niet of. Dan mot je d'r of. Van één-twee-drie! Als 't liedje uit is, moet dan het fluitje kunnen worden afgeschoven, maar 'tlukt niet altijd. Probeeren jullie 'took maar eens! Van onze huisdieren weten we wel zoo ongeveer, hoe oud ze gemiddeld worden. Moeilijker is het den levensduur te bepalen van dieren, die in 't wild leven. Van de zoogdieren schijnen de olifanten den hoogsten leeftijd te bereiken, nl. 150 tot 200 jaar. Regenwormen worden 10 en rivierparelmossels 50 tot 60 jaar oud, ter wijl de groote mossel 't wel tot een eeuw brengt. De bijenkoninginnen worden 5, de niie- renwijfjes 15 jaar. De groene kikvorsch brengt het tot 13. Onder de roofvogels ko men eerbiedwaardige leeftijden voor; zoo worden vele raven een eeuw oud, gieren zelfs 120 jaar en valken164! Als je denkt, dat er tegenwoordig geen echte helden meer zijn, dan heb je 't glad mis. Je nioogt dan een Jan van Schaffelaar, een Van Speyk, een De Ruyter bewonderen, ook in onzen tijd komen nog staaltjes van geweldigen moed en doodsverachting voor. waarvoor we den grootsten eerbied moeten hebben. Zoo'n staaltje leverde onlangs de Zweed- sche ambulancevlieger Gunnerfeldt, die in het hooge Noorden onder vreeselijke om standigheden twee Lappenvrouwen het leven redde. Zooals je weet, zijn de Noordelijkste stre ken van onzen aardbol zeer dun bevolkt. Er liggen daar bosschen van 20, 30 en 40 kilometer, diepte en door déze bosschen, die door bodemloos diepe meren, woeste beken en binnenzeeën worden onderbro ken, voeren smalle paden, die slechts een gedeelte van 't jaar begaanbaar zijn. De eenzame boerderijen en kleine dorpjes lig gen er vaak dagreizen van elkaar ver wijderd. Maar., in dit onherbergame land wonen ook menschen, het nomadenvolk der Lap pen. En als die nu eens ernstig ziek wor den, wat dan? Tot voor korten tijd waren ze dan eenvoudig ten doode opgeschreven, doch thans kan er in de meeste gevallen hulp worden verleend. Dit komt door de ambulancevliegtuigen van het Zweedsche leger, die in geval van nood erop uit trekken om de zieken af te halen en naar een ziekenhuis te brengen. De vliegers die deze toestellen besturen, be- hooren tot de allerbeste krachten van het Zweedsche leger en zijn echte helden, die allen reeds tientallen keeren hun leven hebben gewaagd. Een paar weken geleden want dit ver haal is geen verzinsel, maar echt gebeurdl werd het ambulancestation te Boden 's morgens in de vroegte door den dokter van het ziekenhuis te Vittangi, ten Noor den van den Poolcirkel opgebeld. In het kleine dorpje Suijavaara, nog veel Noorde lijker gelegen, lag een meisje ziek; ze moest onmiddellijk voor een operatie naar Vittan gi worden gebracht. De ambulancevlieger Gunnerfeldt, die juist dienst had, wierp een blik op de kaart. ja, dat zou wel gaan. Hij startte en 's middags lag het meisje veilig en wel in 't ziekenhuis. Juist toen Gunnerfeldt naar Boden terug wou vliegen werd hij bij den directeur van het ziekenhuis geroepen. „Sergeant" zei deze, „ik word daareven op gebeld uit Frederiksröset. Daar ligt op 't oogenblik een Lappenkamp en een vrouw daar heeft zware longontsteking. Een kwestie van leven en dood. Kumt u haar halen?" Gunnerfeldt haalde een kaart voor den dag. Frederiksröset is het plekje aan de Noordelijkste punt van Zweden, waar de drie staten Noorwegen, Zweden en Finland aan elkaar grenzen. „Het is totaal onmogelijk, daar te landen, Groote losse rotssteenen stejten uit de sneeuw omhoog en het ijs begint juist te smelten. Ik sla te pletter met mijn machi ne. Er is slechts één mogelijkheid: ik moet landen op de rivier de Kilpisjaroi, die mis schien gedeeltelijk ijsvrij is en 'n berg- patrouille meenemen om de vrouw af te halen." Zoo gezegd, zoo gedaan. Links en rechts werd opgebeld en na een paar uur stond te Kiruna, ook een plaats in 't hooge Noorden, een patrouille van drie man gereed. Ze had den een pulka, een soort slee van rendier- vellen, bij zich. Nu stegen Gunnerfeldt en zijn mecani cien op en na een half uurtje vliegen kwa men ze te Kiruna aan. De patrouille stapte in en nu ging het naar het hooge Noorden. Werkelijk werd aan den benedenloop van de Kilvisjaroi een ijsvrij gedeelte ontdekt, waar' het vliegtuig met behulp van zijn pontons kon landen. Nu werd overleg ge pleegd. Een onderzoek van het ijs wees uit, dat het nagenoeg onbegaanbaar was; over al waren kleine, door de zon Ingebrande spleten, die 'n tocht levensgevaarlijk maak ten. Toch besloten de dappere mannen, het te wagen. Ze kropen uit het toestel, bonden zich ski's onder de voeten en vertrokken. Het bleek echter dat ze hierop niet skicn, ja zelfs niet eens loopen konden: heele afstanden moesten ze letterlijk vooruit- kruipen. De weg naar Frederiksröset aan afstand van 16 K.M. werd in zeven lange uren, onder voortdurend levensge vaar afgelegd. Je begrijpt, dat de Lappen verbaasd waren, toen ze de patrouille plotseling voor hun neus zagèn staan. De zieke werd in de pulka gelegd en de terugweg aanvaard. Het ijs was nu, na een heelen dag zonneschijn, nog gevaarlijker geworden. Om acht uur in den avond bereikten de mannen, meer dood dan levend, het vliegtuig. De expeditie had 12 uur geduurd, waarvan ze tien uren kruipend over het Ijs hadden doorgebracht. Het leven van de vrouw was echter gered. Is dat geen staaltje van waren helden moed? In die onherbergzame streken woont het Nomaden volk der Lappen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 16