78ste Jaargang Zaterdag 26 Juni 1937 No. 25 'n Mislukte Woensdagmiddag Neen toch niet: het onverwachte avontuur was echt gezellig Ze hielden allemaal dapper vol Wim en Tom, Zus en Nelieke zaten mei moeder aan tafel. „Jongens, niei zoo schrokken'." vermaan de moeder. „Nee moes. Maar 't is toch ook zóó fijn, moes! En we moesten zoo reuze-hard op schieten! Hc moes?" brabbelde Tom met z'n mond vol. „Nog tijd genoeg om rustig en netjes af te eten" vond moeder. En ze smeerde kalm nog een sneetje voor kleine Nel en begon dan de bekers nog eens vol te schenken. De drie oudsten zaten te popelen. „Die groote menschen zijn ook altijd zoo ijselijk be daard!" dacht zus. „Juist als je zoo graag weg wilt!" Maar nu was de koffietafel loch afge- loooen en mochten zo opstaan. „Moeder, we nemen onze rugzakken mee. Mogen wc wat limonado ln de veldflesch- jes?" kwam Wim vragen. „Moeder, mag Sik mee?" pleitte Tom. „O. ik denk er niet over! Als hij een kuur krijgt „Hij heeft heuscli in geen maanden een kuur gehad en op den terugweg draaft hij altijd als een razende en dan zetten we Nel op 'i wagentje". Moeder dacht even na. 't Was toch wel gemakkelijk misschien. „Nu vooruit dan maar. Dan moet Wim hem maar vasthouden." De kinderen jubelden. Ze hadden er zich al zoo'n tijd op verheugd, om op een vrijen Woensdagmiddag met z'n allen over de hei naar .JHoutrust" te wandelen, waar tante Ida woonde, 't Was altijd zoo gezellig bij Tante en dan die heerlijke tocht ernaar toe! „Klaai, allemaal?" „Allang!" riepen de jongens. „Al een uur!" blufte zus. Maar ze had glad vergeten heur haar netjes op te kam men. 't Leek wel een ragebol! Nu, dan moest moes dat eerst nog maar even doen Dan nog vlug een afspraak met Treesje, het dienstmeisje, dat ze om zes uur zouden eten, en het troepje ging op weg. „Er zitten koppen aan de lucht, me vrouw", kwam Trees bezorgd. „Nu, we hebben cape'jes mee!"' Daar gingen ze. Eerst een smal paadje langs het dennebosch en toen dwars over de bruine hei, die lag te gloeien in de mid dagzon. Weten jullie wel, hoe heerlijk zoo'n heidewandeling is, als 't zomer is en een zonnige dag? De pittige, krachtige geuren van het dennebosch komen dan tot je over waaien, de lucht is stralend blauw. Om je heen zie je groene boschjes, hier en daar bloeit een witte vlier of een „kriekeboom" helgeel plekken de bremstruiken en in de heistruikjes aan je voeten wemelt het van leven: miertjes, sprinkhanen en allo mo gelijke andere kleine schepseltjes zijn daar druk in de weer. Om je heen fladderen vlindertjes, wit, geel, blauw, of prachtig gevlekt. O, de hei kan zoo heerlijk zijn! Zus kneep moes stilletjes in den arm. „Wat is 't hier toch fijn!" fluisterde ze. „Vort, Sik!" riep Tom, die op 't wagentje zat. Hij trok even aan de leidsels en de goeiige bok, die al jaren bij hen was, stap te flink voort. 't Was precies een uur naar „Houtrust". Sik bleef voorbeeldig loopen. Wim stapte met Nelieke vooruit en achteraan kwamen ,dc dames". „Nu een liedje" stelde moeder voor en al heel gauw klonk het „In 't groene dal, in 't stille daldan .Daar schommelt een wiegje in 't bloeiende hout" en daarna een leuk nieuw versje van een veldmuis die op een fietsje reed. Moeder lachte erom en wilde 't ook leeren! Zoo vloog de tijd om en ze waren ver rast, dat 't nog zóó vroeg was, toen ze „Houtrust" naderden. „Een prettige middag is gauw om" zucht te tante Ida, die genoeglijk met moeder onder de bruine beuk zat thee te drinken. „Ja, en we moeten nu weg hoor!" Even was 't stil. Toen suisde het in de takken, een windvlaag deed 't zand op waaien. Heel in de verte rommelde 't een beetje. „Jullie konden weieens een flink buitje krijgen!" „Niets aan te doen, dan stappen we maar flink door!" De jongens en zus kwamen gauw aan gedraafd uit den moestuin, waar aitijd van alles te zien en te beleven was. Ze wasch- ten hun handen en moeder kamde nog- eens zus' woeste krullen, terwijl tante Nel ieke van den divan tilde, waar ze een dutje had gedaan. Tien minuten later werd de terugtocht aanvaard. „Cape'jes om" zei moeder. „En allemaal stevig doorstappen. Kan ik op jullie reke nen?" „Natuurlijk, dat kunt u". „Goed. Nelieke op den wagen, zus er naast, Wim houdt Sik bij den kop en Tom achter 't wagentje aan. Vooruit maar! 't Weer was heelemaal veranderd. Grijza wolken joegen langs de lucht, windvlagen deden de struiken schudden en 't was op eens veel frisscher geworden. Maar moe der had de lucht eens afgekeken en be rekend, dat het onweer den anderen kant uittrok. Maar een flink buitje zouden za wel krijgen. Ja hoor, daar vielen de eerste zware droppels! Nelieke, die op 't wagentje zat te dutten, zoodat zus haar stijf vast hield, schrok ervan wakker en begon even- tjes to huilen. „Nelieke bang, Nelieke bij Wim" zei 't kleine ding „Goed schatje, kom naar bij Wim". En de groote broer liet het zusje op z'n schou ders klimmen en liep met haar vooruit, springend als een paard. Zonder iets te zeggen nam Tom Sik bij den bek on zus hielp 't wagentje duwen. „Nog een liedje, moes" zei Tom. En hun frisschc stemmen klonken weldra vroubik op in een marschlied. Tien minuten lang ging alles goed. Toen kletterde plotseling de regen bij straaltjes uit de lucht, 't Suis de, 't goot, 't fluisterde om hen heen; er scheen een dicht grijs waas te hangen voor de boomen in de verte. Sik rilde eens, draaide dan schichtig den kop om en bleef stokstijf staan Die natte vacht vond hij zóó dwaas, dat hij nu toch onmogelijk verder kon loopen. Tom keek wanhopig naar zijn broer. Wim gaf Nelieke aan moeder en de beide jongens probeerden met kleine rukjes aan den teugel, met kleine klopjes op den rug Sik tot voortgaan te bewegen. Nelieke sloeg haar armpjes sti'f om moeders hals, zuchtte eens en stak to n het duimpje ln den mond om te gaan slapen. Zoo stonden ze een poosje stil, druipend van den regen. „Afspannen." zei Wim, dan kort. De jon gens deden het. Tom nam 't karretje en Wim liep vlug vooruit. „Niet omkijken" zei hij, „dan volgt hij vanzelf". En zoo gmg het ook. Eerst bleef Sik nog een poos staan, maar toen hij zag, dat het stellet; J zonder hem verder trok, kwam hij weldra op een sukkeldrafje achter hen aan. Z'J wandelden zc wel een half uur lang dap per verder, steeds zlngendo, terwijl moe der en Wim om beurten Nelieke droegen „Een gekke dag", zei Zus. „Juist leuk", vond Tom .weer eens wat anders dan gewoon". E.NN I VAN Toen kletterde plotseling de regen bij straaltjes uit de lucht.....

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 15