en praatje over klokken Mijn vogelnestje j§8 CORRESPONDENTIE in den IJsselsteinschen „apenluider" en een koster, die geen eieren lustte. E.V.L. Ik wil wedden, dat je 't even als ik een jn plechtig gehoor vindt, wanneer op ondagmorgen de kerkklokken luiden, 't Is an zoo echt Zondag, een heel ander ge- Joel dan door de week! En als je in een tad woont, waar 'n klokkespel is, nu dan eb je heelemaal een extra'tje. Want er is aast niets vroolijkers te bedenken, dan et geklinkklank van al die klokjes op een ooien zomerdag! In dit opzicht was het in den goeden JJuden tijd nog heel wat gezelliger dan te- enwoordig. Want al waren er toen geen arillons, gebeierd en geluid werd er toen e]les te meer, zoodat de klokken en klokjes 1 roeger werkelijk een voorname plaats in fjpet leven der menschen innamen. Daar ga ik je eens iets van vertellen, ^feooals je wel eens gehoord hebt, hebben 'i Ie Romeinen het klokluiden eigenlijk voor t eerst uitgevoerd. Met klokgelui werden Ie menschen ervan verwittigd, dat de penbare badinrichtingen geopend waren, n dan stroomde alles daar naar toe. Reeds in de 4e eeuw werden de menschen lit de oude Christengemeenten met klok gelui naar de kerk geroepen, vooral in Ita- ië, dat zich er dan ook op beroemen kan, iet vaderland van de klok te zijn. Men vertelt, dat in Nola in de landstreek Cam- iana de allereerste klok werd gegoten. Nu, ils je nagaat, dat het Italiaansche woord nola" belletje en „campana" klok betee- kent, dan kan dit wel eens waar zijn. Omstreeks 400 werden in de Italiaansche nonnenkloosters overal klokken aange bracht om de inwoonsters te wekken. Te voren was het de gewoonte geweest, dat degene, die het eerst wakker werd, al haar huisgenooten riep, dus dit was een heele erbe tering. In de middeleeuwen stond de kerkklok In hooge eere, ja de menschen schreven er zelfs bovennatuurlijke krachten aan toe en geloofden stellig, dat het klokgelui booze geesten uit de buurt hield. Met zeer veel plechtigheid en omhaal werd dan ook in die tijden iedere klok gedoopt. De bisschop verrichtte deze heilige handeling, terwijl twee doopvaders de koorden van de klok vasthielden en haar naam nazeiden. Want de klok kreeg een naam en op den dag van den doop een lang doopkleed aan, net als een klein kindje. Men vertelt van Karei den Grooten, dat hij van deze plechtighe den niets wou weten: hij beschouwde ze eenvoudig als bijgeloof. In later eeuwen werd niet alleen voor de godsdienstoefening, maar ook bij alle mo gelijke andere gelegenheden de klok ge luid. Zoo had je het morgen-, middag- en avondluiden, het stormluiden als er boos weer op komst was, het brandluiden en het begrafenisluiden. Ook werd altijd, zoodra er iemand ge storven was, de klok in beweging gebracht. Naar aanleiding van dit oude gebruik worden nu nog altijd de bewoners van IJs- selstein „apenluiders" genoemd. Weet je hoe dat gekomen is? Er woonde te IJsselstein een boer, die Kees heette en een aap, die hij had, heette ook Kees. Eens op een dag werd er in het dorp verteld, dat Kees dood was en de kos ter snelde ijverig naar de kerk om de klok te luiden. Later bleek, dat niet de boer maar slechts het aapje was overleden en sindsdien noemde men dien IJsselstein schen kostST pftTgmd „de apenluider". Tot slot wil ik je nog iets vertellen over het beieren der klokken. Dit is heel iets anders dan het gewone luiden. Een touw werd aan de klepel der klok gebonden en dan trok men zoo hard als men kon. Het beieren was een echte uiting van feest vreugde; 't geschiedde alleen op hoogtij den. Heel vaak ging 't echter bij dit beieren zóó woest toe, dat de klokken barstten. En daarom werd het tenslotte maar afge schaft. Alleen het oude rijmpje: Bim-bam-beieren De koster lust geen eieren. Wat lust hij dan? Spek in de pan! herinnert er nog aan. Nu zul.je zeggen „maar wat hebben die eieren er eigenlijk mee te maken?" Wel dat zit zoo: in de stille week de week voor Paschen werden er drie dagen lang geen klokken geluid. De kinderen vertelden el kaar dan, dat de klokken naar Rome wan delden en met eieren terugkwamen. Grap pig hè? In de dakgoot van ons huis Klinkt een blij gesjiep-sjiep-sjiep. Is het niet of 't musschenpaartje Zachtjes tot elkander riep? In de dakgoot van ons huis Ligt een slordig hoopje takjes „Gaan we nu een nestje bouwen?' „Ja", zegt Pa musch „ik kom strakjesH* In de dakgoot van ons huls Zijn ze druk aan 't redeneeren. Paatje met z'n zwarte befje Zal aan Ma de kunst wel leeren! In de dakgoot van ons huis Zit ons grijze musschenmaatje Stil te broeden op de eitjes. „Zijn ze nog niet uit?" vraagt Paatje In de dakgoot van ons huis Komen strakjes weer geluidjes Van de teere vogelkindjes Met hun gele weeke snuitjes. In de dakgoot van ons huls Zullen ze zoo zoetjes droomen... Ik zal op 't nestje passen, Dat er niemand bij kan komen! MARIE MICHON. Beste Raadselnichtjes en -neefjes. Nu kan ik aan het aantal ingezonden oplossingen en brieven toch goed merken, dat het Zondag prachtig weer is geweest, want er waren er minder dan anders. Na tuurlijk begrijp ik dat best; het oplossen der raadsels schiet er wel eens bij in, als je zoo heerlijk buiten kunt spelen, of zelfs zwemmen, of naar het strand gaan. Maar komt er een regen-Zondagje, dan hoop ik van alle nichtjes en neefjes weer iets te hooren, ook van de vroegere, die ik deze weken mis bij de inzendingen. We mogen Elkaar toch niet vergeten in onze familie! Topie Lasschuit. Nee, je bent heusch niet ontrouw, al schrijf je niet iedere week. Ook als je af en toe instuurt, ben je r.og mijn nichtje, dan houden we toch contact En je besteedt je vrijen tijd mooi, bij je nichtje. Groet ook haar van mij. Rietje Kettenis. Nu ken ik je heelemaal goed! Wat aardig, me dat kiekje te sturen. Heel hartelijk bedankt er voor! Je weet onze afspraak; 't is al beter, maar ik moet nog wel zwijgen.... Op volgenden keer maar hopen. Bedankt voor je aardig raad sel. Jan Ravensbergen. Je laat me heelemaal meeleven in jullie dierenfamilie. Erg aar dig! Ik houd van jong en oud! Dat was een goed idee, in een teil water. Dank voor je raadsels; twee zijn tè bekend, (van de visch en den kapper), de andere geschikt. Leendert Ravensbergen. Ja, nu is de drukste tijd voor Vader. Mag je ook in 't hooi rollen, heerlijke zomerpret! Over je vraag: 't spijt me, dat ik je nu een beetje moet teleurstellen, maar ik zal je verhaal toch maar niet plaatsen. Het was heel aar dig, dat wel; maar kijk. dan hebben je an dere raadselnichtjes en -neefjes evenveel rechten, en zouden we te veel krijgen. Ik ben al erg blij met al je raadsels en anek doten. Jullie zijn beiden al zóó trouw. Leny Hartwijk. Wat schrijf je keurig, een pleizier, om te lezen. Ik verheug me al op je „ellenlangen" brief. Dank voor je anekdote; stel je voor, wat een vergissing. Jettie de Bree. Bedankt voor je raadseL Be heb het iets verduidelijkt, zooals je ziet. Ja. de zomer brengt ook vaak verkoud heidjes. Direct, en flink afdrogen na het zwemmen. En nu niet weer ziek worden! Johanna en Herman Seriier. Heerlijk, dat jullie Zondag zoo hebben genoten. En Herman, heb je je boek „Boem" uit? Ge noten? Geertrui en Emma de Groot. Nou, dat leek me eenig voor jullie op die werf. Warm was het overal, behalve in 't water, maar daar kun je niet den heelen dag in zittenf Prettig, dat ik weer wat van jullie hoorde. Jannie van Groeningen. Nee, kindlief, dat kon ik niet weten; 't is erg goed, dat je me dit alles over jezelf schrijft. Ik hoop van harte, dat het verblijf in de kolonie je heel, heel veel goed zal doen. En we blij ven dus „correspondeeren". Alida Stikkelorum. Zoo, dus Jan Brons geest is een dubbel neefje van je, een écht neefje en een raadselneefje! En nu blijf ik nóg nieuwsgierig naar je album van de Juffrouw! Dat had je zeker niet van me gedacht. Groeten aan Koosje. Jan Bronsgeest. Dus de ware hengelaar ben je nog niet. Maar dat komt wel. Ook daarvoor geduld! Kan je Vader goed vis- schen? Niesje Martijn. Vind je het fijn, op zang te zijn. Je kunt zeker goed zingen? Was jij maar de gelukkige met dat kinderameu- blement. Sta je nog vaak bij de kuiken tjes, 't zijn zeker al weer haast kippetjes. Kitty Dreef. Vergeet nooit meer je naam onder brief en oplossingen; nu wist ik het gelukkig door je mooie postpapier. Ja, met een luchtbandenstep kun je er ook fijn ou uit. Jo Dreef. Idem, idem, meiske! Je zag t al bij de namen onder „Goede Opl." Fijn, dat je nu eigen papier hebt. En nóg veel fijner, dat je een fiets hebt; wat een heer lijk bezit. En dan zwemmen! Je geniet volop. Bennie de Bruin. Ik hoop je verjaardag te onthouden, dat is een bijzondere datum. Alle jongens zijn dol op voetballen, hè! Is Vader weer beter? Jaques van Leeuwen. Dit spreekwoord raadsel was me al toegezonden. Dat kon je natuurlijk niet- weten. Bedenk je er nog eens een ander voor? Tine v. d. Pot. Ja, ik heb het onweer ook gehoord; zulk weer maakt iedereen wel wakker. Fijn, dat het dan telkens overdag weer mooi was, net zooals we wensch- ten, hè? Gerrie Keinemans. Nu, ik ben maar blij, dat jij wèl van raadsels houdt. Ja. ik ben ook gezond, dank je wel; aardig, dat je daarnaar zoo geregeld en belangstellend informeert. Letta en Jaantje Vet. Met de raadsels wil het nog niet erg, hè? Jullie hadden er nu twee goed, maar dat is niet genoeg, om onder „Goede Opl." geplaatst te worden. Blijf je best ritaar doen. Hebben jullie van „Wachter ahoi" gezongen op Meesters ver jaardag? 't Was zeker een fijne feestdag. Houdt Henkie zooveel van muziek? Trijntje Bergman. Nu begrijp ik. waar door je ons raadselnichtje bent, al woon je in Haarlem. Al weer een weekje dichter bij je vacantie! 't Is te begrijpen, dat je er zoo naar verlangt. Abraham Fakkel. Zoo, kleine teekenaar, t is weer mooi, wel bedankt er voor. En je lost steeds veel raadsels op, knap. Waar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 21