Zaferdag 19 Juni 1937 No. U ief en leed om Ina's rolschaatsen Iste Jaargang Ze moest eerst leeren, ze op de goede manier te gebruiken Tante was zoo ziek en toen Lna was pas jarig geweest! Een heerlijke lijde dag, waaraan ze zoo'n herinnering ad, dat ze, naar ze moeder met een kus ad verzekerd, er wel weer jaren op teren on! Eén Jaar is genoeg" had moeder lachend eantwoord. „En, vertel eens Ien, wat- was u wel 't fijnste van den heelén verjaar- ag?" Ina had moeder met een lachend snuitje erwonderd aangekeken. Net of je dat nog ragen moest.de rolschaatsen natuur lik! „Toen ik die in vader's hand zag, dacht r, dat ik haast barsten zou van blijdschap! wat heb ik daarnaar verlangd. Ik geloof 'el m'n heele leven", zuchtte ze, niet wel ig overdreven, maar echt gemeend. „Nu wees er dan maar zuinig op". „Ja, moes Ze rijden verrukkelijk, in één roord! Ik rijd op één na 't hardste van de leele klas. alleen Truus Everts nog een eetje harder. Maar die haal ik ook nog wel o, als 'k maar flink oefen. Denkt u niet, noes?" „Misschien wel, je moet maar je best loen". ,Ja. Gaat u nu eventjes, heel eventjes oee kijken, hoe hard ik 't al kan?" Moeder keek op de klok, ,,'k heb nog érg 'eel te doen, maar vijf minuutjes gaat wel. 'ooruil dan maar, dan neem ik de fiets oee". Ina straalde en tien minuten later waren ie in de breede laan bij school. Rrrt, rrrt? zoo zwierde Ina op haar ste- ige beenen over 't asfalt. Eerst een eind ioor moeder uit, terug achter de fiets aan n tot slot nog eens om 't hardst. Moeder lad heusch moeite om haar al trappende lij te houden. „Gaat het niet fijn, moes?" „En óf" zei moeder. „Je bent een echte ampioene! Zorg maar, dat je niet over- noedig wordt! Want dan val je, en dan irijg je verdriet van de rolschaatsen, in- ilaats van plezier. Zul je daaraan denken, neke en je schaatsen op de goede ma nier gebruiken?" „Tuurlijk, moes", zei Ina lachend, maar iigenlijk luisterde ze maar half. O, daar ling de schoolbel, vlug de schaatsen af en naar binnen. Met een liefkoozend gebaar teegde ze de mooie nieuwe leertjes even II met haar zakdoek. Eenlg waren ze! - Ina kreeg tóch verdriet van haar rol- fchaatsen maar op een heel andere manier, Jan moeder gevreesd had, ,,'s Middags, vlak na 't koffiedrinken, was tr groote ruzie in den tuin. Moeder hoorde i en luisterde zwijgend toe. „Niemand krijgt nu eenmaal m'n rol schaatsen. Niemand, dus jij ook niet!" riep Ina. „Je bent een akelige draak met je rol schaatsen, Een echte krent! Krijg je lekker m'n bal ook nooit meer! Nooit meer!" dreigde Reinout. ,,'k Hoef jouw bal heelemaal niet. Hou jij je ouwe, vuile bal zelf maar." „Eerst wou je 'm wel, eerst wou je 'm graag! En nu Je rolschaatsen hebt, gun je niemand meer Iets. Akelige stijve nuf, trot- sche pauw, wacht maar!" schold Ina's broer. En toen liep hij met een gezicht, rood van woede naar binnen. „Ina!" riep moeder. „Ja moes?" „Ik heb gehoord, dat tante Trees een beetje ziek is. Loop er vlug even aan, vraag hoe 't met tante is en of ik soms iets voor haar doen kan". „Best, moes", beloofde Ina. Ze keek moe der tersluiks eens aan. Moes keek zoo ernstig, zou ze iets van 't gekibbel gehoord hebben? Nee. gelukkig niet. Fijn, dan hoefde ze ook haar rol schaatsen niet af te staan. En Ina pakte ze netjes in een linnen zakje, dat ze er zelf voor genaaid had en stak de straat over naar tante Trees. Tante was een jongere zuster van moeder en een echte schat, vonden de kinderen. Ze was onderwijzeres en woonde alleen in een aardig klein woninkje, schuin aan den overkant. Met haar schaatsen onder den arm stap te Ina 't bloeiende tuintje door en liet de klopper vallen. Allen Raadselkinderen en hunnen Ouders, die ons op eenigerlei wijze hun deelne ming in ons droevig verlies hebben kenbaar gemaakt, onzen hartelijken dank. De Familie KOOPMANS v. BOEKEREN „Wie is daar?" klonk een schorre stem uit de kamer. „Ik tante. Ina!! „Kom maar binnen". 't Meisje zag, dat de bovendeur open was. Ze schoof nu ook 't knipje van de onder deur af en ging naar binnen. Tante lag in bed en zag er erg vreemd uit, vond Ina. Heelemaal bleek, terwijl ze anders altijd zoo'n frisschen kleur had. „Tante, hoe is 't met u? Bent u ziek?" ,Hu, zoo'n gangetje. Ik ben vreeselijk verkouden en heb erg hoofdpijn. En nu ben ik vandaag maar in bed gebleven in de hoop, dat ik morgen weer aan 't werk kan". „Ligt u hier heelemaal alleen?" „Ja kind. dat kon niet anders. De Juf frouw van hiernaast, die het huisje schoonhoudt, moest boodschappen doen. Maar ik lig hier fijn, hoor". Ina ging op een stoel zitten, 't Leek haar heelemaal niet fijn, zoo alleen te zijn als je ziek was. Verbeeld je, dat je niemand roepen kon, als je iets noodig had! „Ineke?" „Ja, Tante?" „Och, wil je even een frisschen kan wa ter voor me halen en die naast 't bed zet ten?" „Natuurlijk". Ze was al weg en kwam spoedig met de volle kan terug. Wat was het doek, dat op tante's voorhoofd lag, warm geworden.. Voorzichtig nam Ina het eraf, doopte 't flink in 't water en wrong het wat uit. Toen ze 't weer op tante's hoofd legde, zuchtte deze van opluchting. „Hè, dat is heerlijk. Dank je wel hoor!" Etirtt v/M-i LAE-R. „Ik ga naar tante Truus; wil jij zoolang m'n rolschaatsen?'"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 19