Uit den Leidschen Raad De Koninklijke familie uit de hoofdstad vertrokken LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 15 Juni 1937 Derde Blad No. 23686 Instantine |8sfe Jaargang De ontslagen aan de Lichtfabrieken Motie v.d. Voort aanvaard Prinses en Prins hedenavond voor de radio Dankbetuiging van H.M. de Koningin De lieer WILMER oordeelde de verdedi ging der motie nog onduidelijk. Dat er ont slagen zijn gegeven, dat is een, hoe is het tweede. Dat er ontslagen zijn gegeven is sen gevolg van de begrooting-behandeling, waarbij den wethouder van financiën zeifs tuide is gebracht. Niemand heeft zich toen terzet, hoewel ontslagen zeker waren. Bezwaren zijn wellicht te maken tegen de wijze waarop, dooh spr. kan dat nog niet overzien. Wanneer er geen overleg zou zijn gepleegd sluit spr. zich aan bij de genen, die daarop aanmerking maken. Doch iets anders is: B. en W. mogen zelf- slandig beslissen tegen 't overleg in. Spr. vraagt opheldering in dezen. Dc heer GOSLINGA sluit- zich aan bij het eerste deel van de rede van den heer Wil- mer. Op 24 Febr. besloot de raad tot be- juiniging op de Lichtfabrieken, waarbij zijn voorstel tot uitstel fel door de S.D.A.P.-lêden werd bestreden. Dat besluit beteekende een >00 snel mogelijke reorganisatie met per- soneel-afvloei en nu opeens verzet! Niet liet college gaf order tot bezuiniging doch de raad. Alle S.D.A.P.'ers stemden vóór bij de begrooting. B. en W. hebben nu uitvoe ring gegeven aan het raadsbesluit en zoo snel mogelijk, om het geraamd bedrag te verkrijgen en dus de begrooting sluitend te houden. De voorstelling van de heeren v. d. Voort en Schüller is daarom onjuist; dat i; een afschuiving van verantwoordelijk heid. Nu is het college van B. en W. de kop van Jut (vroeger was het de rechter zijde. maar dat gaat thans niet meer). Het onlslag was al lang gegeven voor de jneer- vserk-actie begon. Eerst het G. O. te hoo- ren. zou de bezuiniging op losse schroeven hebben gezet. Van ontslag op losse schroe ven is geen sprake, er is zorgvuldig gewikt en gewogen. Bij erkenning van het G. O. zou het niet anders zijn gegaan. (Geroep van S.D.AP.: daarom gaat het niet, alleen om het niet-erkennen der vakorganisaties). Waarom is van die zijde dan niet eerder op een afvloeiingssysteem aangedrongen? En hoe kan de raad zich nu uitspreken over een systeem, dat hij niet kent? Spr. dringt aan op vertrouwen in B. en W. in dezen. De raad zal daarover nooit kunnen beslis sen. De heer v. d. Voort wisit toch ook dat het. ambtenaren-reglement een afvloeiing niet kende. De heer WILBRINK oordeelt de kwestie zeer overdreven. Het gaat alleen hierom: was er een afvloeiingssysteem geweest, dan zou zonder woorden alles zijn goedgekeurd, nu dit er niet is. wordt het voorgesteld alsof getornd wordt aan de rechten der organisaties. Het gemeente-belang, i.e. de bij de begrooting aanvaarde bezuiniging wordt er zelfs aan geofferd. Men deinst blijkbaar terug voor de con sequenties van de begrootingsbeslissing en brengt daarom dc zaak op zijpaden. Al was hier een afvloeiingsregeling, dan zou over het plan zelf nog geen overleg noodig zijn; dat zou een onmogelijkheid zijn. Dat moet grootendeels aan de leiding worden overgelaten, zii het onder druk van het boven hen staande college en commis sarissen. Welbewust heeft het college en ook de soc.-dem. fractie de bezuiniging od perso neel aanvaard! Dat bedenke men. Een bui ging voor de vakorganisaties (een tegemoet koming meer niet) beteekent oractisch niets. Wanneer men de regeling zelf aan viel op degelijke gronden, dan was het anders, doch daarover gaat het niet. zooals gezegd. En waarom niet bij de vaststelling van het ambtenaren-reglement gewezen op het verzuim dat de afvloeiiing niet werd ver meld? Dat B. en W. niet hebben willen trai- neeren toen daarop achterna werd aange drongen, om de bezuiniging niet in ge vaar te brengen, is z.i. in het belang der gemeente geweest waarvoor men het college dankbaar moet zijn. (Reeds geplaatst in een deel onzer vorige oplage.) De heer HESSING meent, dat van rechts het wordt voorgesteld, alsof de soc.-dem. thans de verantwoordelijkheid voor de afvloeiing willen afschuiven (Spr. is het niet eens met den heer Schüller, dat di rectie of B. en W. schuld treft, hoogstens de vorige directies, als er tenminste van schuld sprake is). Daarvan is geen sprake. Alleen de vakorganisaties vroegen unaniem eerst een afvloeiingssysteem vast te stellen voor tot ontslag werd overgegaan. Daaraan is echter niet voldaan, van eenig overleg is zelfs geen sprake geweest. Dat vindt spr. in hooge mate onbehoorlijk. De vakorgani saties hadden niet genegeerd mogen wor den; dat is blijkbaar alleen in Leiden maar mogelijk. De soc.-dem. deinzen niet terug voor de bezuiniging, alleen erkennen zij de rechten der vakorganisatie! Dat destijds in het ambtenarenreglement geen afvloeiing is opgenomen is een ver zuim. doch dat was toch te verbeteren ge weest. (Geroep: behalve dat de tijd ontbrak!) Spr. erkent dit. Als men wilde, was alles best te regelen geweest. Mogelijk zou dan alles precies zoo zijn gegaan voor de ontslagenen, doch dat is nu niet te beoordeelen. Blijkbaar heeft de wethouder zijn toezeg- Ring voor zoo'n stelsel van afvloeiing te zullen pleiten in B. en W.. niet gestand ge daan. Dc heer v. WELZEN erkent, dat de raad volledig de verantwoordelijkheid heeft te dragen voor de bezuiniging, ook op perso neel. Maar de vakorganisaties zijn gepas seerd en dat is zeer betreurenswaardig; nader gaat spr. daarop in. Dat is 't zwakke Punt in den gang van zaken. De heer VAN ECK sluit zich volledig aan °'j den heer Hessmz. dat zijn fractie de verantwoordelijkheid mede draagt voor de personeel-bezuiniging. Herhaaldelijk heeft het personeel gevraagd gekend te worden en spr. had gedacht, dat daaraan tegemoet "TU.worden gekomen.Het..hooren-van. het. G. O. werd echter, trots aandrang, uitge steld en uitgesteld en toen het plaats vond, was het te laat; toen was het in te nemen standpunt al bepaald. Dat was een tacti sche fout en feitelijk onbehoorlijk, al wil spr. aannemen, dat geen opzet in het spel was, want inderdaad was spoed gewenscht, dat zij erkend. Slachtoffers zullen altijd anderen meer geëigende slachtoffers oor- deelen. maar juist daarom was overleg zoo wenschelijk geweest, ook in het belang der fabrieken. Zelfs eenig financieel nadeel als gevolg van uitstel had men daarvoor moe ten over hebben en nog oordeelt spr. dit gerechtvaardigd. De heer ELKERBOUT verdedigt, dat vroeg genoog per brief op een afvloeiings stelsel is aangedrongen. Waarom hebben B. en W. daarop niet gereageerd? Een ver keerde adresseering van een brief mag toch geen aanleiding zijn. 16 Maart werd een vergadering van het G. O. gevraagd; 30 April vond deze plaats! Het lijkt op trai- neeren. Z.i. is geen ongemotiveerd ontslag ge geven, doch feit is, dat het personeel niet is gehoord en dus niet weet, waaraan het toe is, hetgeen bij een afvloeiingsstelsel wel het geval zou zijn. De heer v. d. REYDEN wijst er op, hoe de afvloeiing plaats vond volgens rijksre geling, waarop hij 30 April j.l. in de verga dering van het G. O. aandrong. En B. en W. zullen daarin de raad toch niet be driegen. De heer LOMBERT oordeelt de houding van den lieer Schüller in strijd met het G. O. Dit laatste vreesde voor ontslagen zonder systeem, wist dat er ontslagen zou den vallen. Het G. O. had nuttig werk kun nen verrichten zoo het gekend was. Het erkende 't ontslag-recht en wilde ook niet traineeren, alleen gekend worden. Van soc.-democratische zijde werden in het G. O. verstandiger woorden gehoord dan van vele raadsleden van die zijde. En dat erkennen had z.i. best gekend. Spr. be treurt, dat dit niet heeft plaats gevonden. Dan zou iedere grond voor agitatie zijn weggevalle" De VOORZITTER oordeelt de kwestie niet ingewikkeld, zoo men wil begrijpen en niet met G. O. enz. telkens wat anders be doelt. Wenschelijk wordt geoordeeld een afvloeiingssysteem, opdat men wete, waar aan men toe is. doch daarnaast staat, dat men meent, dat ook bij de afvloeiing bij ac Lichtfabrieken het systeem gevolgd had moeten worden. Spr. betwist, dat het G. O. gehoord behoort te worden bij de ten uitvoerlegging van zoo'n systeem, dat ge beurt elders ook niet. Die toepassing be hoort aan de bevoegde instanties te worden overgelaten. De fout is geweest, dat in het G. O. hier deze kwestie te berde is gebracht, alsof het G. O. op de plaats van college en raad kon gaan zitten. Het G. O. was volkomen onkundig in deze. ook wethouder Tepe zelfs als voorzit ter. Het had alleen moeten gaan over de vorming van zoo'n afvloeiingssysteem in de toekomst. Het G. O. had genoegen moe ten nemen met de toezegging, dat de rijks regeling zou worden gevolgd, zooals trou wens het geval is geweest. De motie is voor B. en W. onaanvaard baar en onuitvoerbaar. B. en W. zijn ver plicht het raadsbesluit van 24 Febr. uit te voeren, ook gelet op de goedkeuring van Ged. Staten na toezegging van uitvoering. Wenscht men een afvloeimgsstelsel. dan kan de raad die samenstellen, doch de raad kan niet op den stoel der directie gaan zitten. De raad heeft trouwens daar toe gelegenheid gehad bij de behandeling van 't ambtenaren-reglement, toen de af vloeiing door niemand ter sprake is ge bracht, trots een 175 amendementen Gaat het nu aan, de schuld op B. en W. te schuiven? Spr. maakt zeer ernstig bezwaar er tegen, dat nu B. en W.. commissarissen en direc tie tot het zwarte schaap worden gemaakt, terwijl slechts een raadsbesluit zoo zorg vuldig mogelijk is uitgevoerd. Wel is de zaak gebracht in de dienst commissies. in algemeenen zin. In het G. O. hoorde de zaak niet thuis. B. en W. staan echter geenszins vijandig tegenover het G. O., integendeel. Op de diverse vragen van den Schüller zal spr. niet ingaan. Wethouder TEPE oordeelt hetgeen de voorzitter zeide alleszins geschikt den raad weer terug te brengen uit den doolhof, waarin de heeren v. d. Voort en Schüller de zaak hadden gebracht. Spr. geeft nog een kort historisch overzicht om te doen uitkomen hoe gehandeld is alsof Leiden de regeerings-afvloeiingsregeltng reeds bezat cn B. en W. wilden die ook gaarne later invoeren, zoo men dat wenschte, zooals hij in het G. O. zelf heeft verklaard. Fout van spr. is geweest, de ontslagen aan de Lichtfabrieken in het G. O. ter sprake te hebben laten brengen. Nader gaat spr. in op het verloop van die vergadering. Van eenige toezegging in B. en W het standpunt der organisatie te verdedigen, was geen sprake. Feitelijk is zelfs geen besluit genomen, althans in concreto. Doch hoe het zij. in ieder geval is zake lijk beschouwd, geschied, hetgeen men wilde: toepassing van de regeeringsrege- ling. die B. en W. zoo men wil. in het ambtenaren-regiement willen overnemen, al of niet geamendeerd. Wethouder VERWEY verdedigt het be sluit va 24 Febr. en gaat niet op de vlucht voor de verantwoordelijkheid daarvoor. Zoo in andere bedrijven ook kon worden bezui nigd zonder schade voor de bedrijven, hij zou niet aarzelen zoo'n voorstel van de directies te aanvaarden. Behoefte is er wel aan een regeling die bevrediging schept, Ged. Staten hebben aangedrongen op uitvoering der bezuiniging en bij uitstel komt deze bezuiniging in gevaar. Men rekent daarmede. Zoo men dit niet wil doen en de motie wordt gehandhaafd, dan zal spr. toch voor uitstel stemmen, gelet op een komende tweede afvloeiing, opdat de gewenschtc bevrediging kome. De heer v. d. VOORT zal zich bepalen tot hetgeen de voorzatter zeide. Spr. vindt het geenszins fout, dat het G.O. de af vloeiing bij de Lichtfabrieken besprak, het ging daarbij niet om personen. De VOORZITTER: het ging om afvloeiing van al het personeel der gemeente. De heer v. d. VOORT: zeker, maar in verband met het a.s, ontslag bij de Licht fabrieken. Daarom is door de organisaties aangedrongen op spoed. Men wenschte be vrediging en spr. steunt dit streven vol komen. Spr. betwist wethouder Tepe, dat men niet verder had kunnen zijn, want waarom is niet geantwoord op aanvragen van Ja nuari j.l.? Geenszins hebben de organisaties het raadsbesluit ongedaan willen maken. De heer WILBRINK meent dat de zaak niet op 'n formaliteit mag afstuiten. Prac- tisch zou de bezuiniging dezelfde zijn ge weest, ook als er een afvloeiingssysteem was geweest. Spr. is bereid zijn stem te geven na een afkeuring van het niet- aanwezig zijn van zoo'n systeem, doch wil in ieder geval het raadsbesluit van Febr en de gevolgen niet in gevaar brengen. De raad is in groote meerderheid voor 'n afvloeiingssysteem, welnu laten B. en W. de toezegging doen voor zoo'n systeem vóór de tweede afvloeiing. Late men op deze wijze tot een bevre digend compromis komen. De heer WILMER betreurt, dat niet alles is gedaan om bij overleg objectieve nor men vast te leggen. Maar practisch is be reikt wat men wilde, daar een rijksregeling is gevolgd. Ook in de gevolgen, die nu de zelfde zijn, alsof er een systeem zou heb ben bestaan. Spr. steunt daarom den heer Wilbrink. Laat men op een formaliteit, hoe belangrijk ook, het gemeentebelang niet laten vastloopen, dat op 't oogenbhk vraagt geen uitstel van de gegeven ontslagen. Daarom is spr verbaasd over de houding van wethouder Verwey. De heer ELKERBOUT dient een voor stel in om geen tweede afvloeüng te doen plaats hebben, alvorens er hier een rege ling tot stand is gebracht en zich neer te leggen bij hetgeen is geschied al betreurt men dit. De heer HESSING betwist dat het hier alleen gaat om een formaliteit. Het gaat om erkenning van het recht der vakver- eenigingen. Bovendien, gaat het aan, straks hij afvloeiing andere richtlijnen toe te passen dan in eerste instantie is ge schied? Dat zou onbillijkheden kunnen scheppen. De heer GOSLINGA is van oordeel, dat elke directie eenige bevoegdheden moet behouden om het personeel te schiften en daarom zijn volstrekt objectieve richtlijnen niet mogelijk. Spr. sluit zich aan bij den heer Wilmer in de veroordeeling van de houding van wethouder Verwey. Laat deze zijn eigen begrooting in den steek, dan zal de A.R. fractie deze niet verdedigen en voor de motie v, d. Voort stemmen. De heer SCHÜLLER betwist, dat de rijks regeling is gevolgd De ontslagen zijn ver leend wegens reorganisatie, zoodat beroep op 't ambtenaren-gericht niet mogelijk is! B. en W. willen geen afvloeiingssysteem, anders had deze best gereed kunnen zijn en het kan nog binnen de maand. Daarom is het voorstel Eikerbout volledig overbodig. Wethouder VERWEY verdedigt zijn hou ding. Hij verkoopt de erkenning der vak organisaties niet voor een schotel linzen. De VOORZITTER wil de motie Eikerbout aanvaarden, zoo de raad zoo'n stelsel wenscht. De motie-v. d. Voort wordt aangenomen met 17—11 stemmen. Voor de S.D.A.P. en de heeren v. d. Reyden, Goslinga en van Weizen. De motie Eikerbout wordt met alg. stem men aangenomen. Hierna ruim half zes sluiting. Z.K.H. Prins Bernhard heeft gistermor gen een officieus bezoek gebracht aan het Koloniaal Instituut aan de Mauritskade te Amsterdam. De Prins werd verwelkomd door den Raad van Beheer. Het bezoek droeg een algemeen oriëntee- rend karakter en gold alle afdeelingen van het instituut cn het museum Nadat Zijne Koninklijke Hoogheid in 't gebouw van het instituut de lunch had ge bruikt, is hij omstreeks kwart over twee, onder luide toejuichingen van de voor het instituut verzamelde volksmenigte, ver trokken. Het vertrek. Gistermiddag waren weer duizenden met Oranje getooide Amsterdammers naar den Dam gekomen om getuige te zijn van het vertrek van de Vorste lijke familie. Het bezoek aan de hoofdstad was weder ten einde en aanstonds zou de Koninklijke standaard, die nog hoog Overzicht. We vreezen dat de raad weer eens een volkomen vruchtelooze zitting achter den rug zal hebben! Men kent den strijd die door den raad in speciale zitting beslist moest worden: bij de begrooting is door den raad besloten van het personeel. Het was een harde noot. die gekraakt moest worden, doch om tot een sluitende begrooting te geraken werd het onafwendbaar geoordeeld, en zonder uitzondering van politieke richting ten slotte aanvaard. B. en W. hadden den plicht dit besluit neer voeren en hebben dit dan ook ge daan. Edoch er is een kink in den ka bel gekomen. Van de zijde der vadkvereenl- gingen werd aangedrongen op het opne men in het ambtenaren-reglement van een stelsel van afvloeiing, opdat vaste objec tieve richtlijnen zouden worden vastgelegd en willekeur uitgesloten zou mogen worden geacht; althans in groote lijn. want precies is nooit een regeling te treffen, er zal altijd ietwat soepelheid in de toepas sing aan de hoofden van dienst, bij een afvloeiing betrokken, moeten gelaten wor den. Destijds toen het ambtenaren-reglement is vastgesteld, is daaraan weliswaar niet gedacht, maar veranderde omstandigheden wijzigen terecht de ideeën. B. en W. waren niet ongenegen aan dit op zich zelf niet onredelijke verzoek tege moet te komen, doch oordeelden een over haaste invoering, zoodat deze ook nog zou gelden voor deze ontslagen, ongewenscht, te meer waar zij bij de afvloeiing de rijks regeling hebben toegepast, waarvan de Leidsche toch grootendeels een copie zou worden. De vakvereenigingen oordeelden evenwel dat ook de afvloeiing bij de Lichtfabrieken onder vigeur van een Leidsche verordening moest plaats vinden en toen daaraan niet werd voldaan we laten nu daar, of B. en W. al dan niet in dezen hebben getrai neerd, iets waarop overigens het feit, dat van Chr. zijde in Januari al op zoo'n regeling was aangedrongen, wel wijst i werd een beroep gedaan op de politieke boven het oude paleis wapperde statig worden versterkt. lid staande mariniers, terwijl de pijpers den eeremarsch speelden. Daarop volgde het Wilhelmus van de Marinekapel, door alle aanwezigen met ontbloot hoofd aange hoord. Het oogenblik was nu gekomen, waarop de Koninklijke familie afscheid zou nemen. Vóór den ingang van den extra-trein groet ten de vorstelijke personen een laatste maal de aanwezige autoriteiten, het laatst bur gemeester De Vlugt. met wien de konink lijke familie zich ook na het instijgen voor het venster van haar coupé neg eenige oogenblikken onderhield. Toen de trein dan langzaam in beweging kwam, klonk krachtig een driewerf hoera op voor de Prinses en voor den Prins, die dezen laat- sten groet met hartelijk handgewuif be antwoordden. De trein was spoedig uit het gezicht verdwenen en hiermede was het einde gekomen van een feestweek. welke ongekende hoogtepunten van enthousiasme heeft gebracht en die inderdaad heeft be werkt, wat de Prins bij zijn aankomst op het Centraal Station nu bijna een week geleden gezegd had te hopen: dat de band tusschen Oranje en de hoofdstad zou langs den stok dalen.... Tegen half vier rijdt het eere-escorte van ds huzaren het plein op en stelt zich tegenover het paleis op. De a la daumont bespannen calèche en de rijtuigen van het gevolg wachten reeds voor het paleis. Het carrillon laat vader- landsche liederen hooren de eerewacht van het zevende stelt zich voor het paleis op evenals de muziek van het vijfde. Kwart voor vier. De deuren van het pa leis openen zich en onder daverend ge juich van de menigte treden HJVI. de Ko ningin, Prinses Juliana en Z.K.H. Prins Bernhard naar buiten. De Koningin en de Prinses dragen ieder een fraai bouquet. Be velen weerklinken, de muziek speelt het Wilhelmus, de stoet zet zich in beweging; voorafgegaan door het eere-escorte huza ren zwenken de rijtuigen het Damrak op. Direct op het escorte volgen de rijtuigen van den burgemeester, dr. W. de Vlugt, en den hoofdcommissaris, den heer J. Ver steeg Daverende toejuichingen weerklinken op den Dam en langs het Damrak. Vriendelijk buigen en groeten de "Koningin en de Prinses stram salueert Prins Bernhard die den uniform van ritmeester draagt. Even voor vieren naderde de stoet, het Centraal Station, waarvoor zich honderden verdrongen om nog een laatsten blik op te vangen van het vorstelijk gezin, dat Am sterdam een week lang in zijn midden heeft gehad. De deuren van den koninklijken ingang waren geopend en de rijtuigen reden dooi de moumentale poort, welke naar de ko ninklijke wachtkamer leidt. Hier onderhielden de vorstelijke perso nen zich nog eenige oogenblikken met de autoriteiten, die hen uitgeleide kwamen doen. In 't bijzonder richtte H.M. de Koningin eenige woorden van dank tot den burge meester dr. W. de Vlugt. Op het tweede perron en op de beide niet-afgezette uitloopers had zich een vrij groote menigte belangstellenden verzameld. Toen ongeveer te vijf minuten over vier H.M. de Koningin het eerste perron betrad, hief deze menigte een luid gejuich aan. H.M. de Koningin, gevolgd door het, prin selijk paar, begaf zich onmiddellijk naar de eere-wacht. bestaande uit honderd LMj uc uc6iWtui5 "wirpan der Koninklijke Marine en de Marine- om over te gaan tot een reorganisatie bij IJK insnecteerde de keuris in het *e- de Lichtfabrieken. Ieder wist, dat dit be-f®11*1 en inspecteerde de Keurig m net &e teekende: ontslag aan een aantal leden De Dank voor Amsterdam. Prins en de Prinses hebben bij het afscheid op het Centraal Station aan burgemeester De Vlugt medege deeld, dat Zij zich voorstellen heden-» avond om 8,30 uur over beide zenders een woord van dank te spreken tot dc Amsterdamsche burgerij. Te Baarn. Precies op tijd te 4,50 uur stoomde de Koninklijke trein met den standaard op de locomotief, het station Baarn binnen. De trein stopte voor de Koninklijke wacht kamer op het eerste perron. Nadat eerst een gedeete van het gevolg was uitgestapt verscheen de Koningin, in het grijs gekleed, vervolgens de prinses, in 't blauw en als laatste van de konink lijke familie prins Bernhard. Na enkele oogenblikken in de wacht kamer te hebben vertoefd, begaf het ge zelschap zich naar het stationsplein. Hier werd het vorstelijk gezin door duizenden belangstellenden begroet. De Koningin begaf zich vervolgens met een hofdame in een voor haar gereed staande auto naar Het Loo. Bij het vertrek wuifde Zij Haar kinderen hartelijk toe. Na van enkele leden van het gevolg afscheid te hebben genomen, stapten de Prinses en de Prins in een auto om zich naar het paleis Scestdijk te begeven. Telegram van de Koningin, De burgemeester van Amsterdam heeft gisteravond van H.M. de Koningin het vol gende telegram ontvangen: „Teruggekeerd op Het Loo wenscli Ik U, mijnheer de burgemeester, nogmaals de verzekering te geven mijner vreugde en groote voldoening, getuige te heb ben mogen zijn van de blijde inkomste Mijner kinderen in de hoofdstad des rijks en van alles wat Hun in de afge- loopen dagen van de zijde van Amster dam's burgerij is ten deel gevallen en U mijn warmen dank te herhalen voor de zoozeer uit het hart gekomen ont vangst, welke ook Mij is bereid". WILHELMINA. ZULf OPKÜKEN hoe gauw je opknapt! Als ik hoofdpijn heb, neem ik altijd Instantine! Onthoudt daarom stilt en voorkomt pijnen! 3075 (Ingez. Med.) dat niet ter zake deed, maar men was eens weer in de politiek ondergedompeld en dan weet men het wel. Het logische betoog van den voorzitter had geen vat meer, evenmin als de zoo juiste woorden van den heer Wilbrink die er nog eens op wees, dat geen partij de verantwoordelijkheid voor de ontslagen afwees en dat bij een Leidsche regeling het resultaat hetzelfde zou zijn geweest dan thans, nu de Rijksregeling was toe gepast. waarop niemand gegronde klachten had kunnen uitbrengen, al hield men zich op de vlakte, verklarende zulks niet te kunnen beoordeelen. Een tusschenvoorstel Eikerbout wees wel een uitweg aan, maar werd niet voldoende geoordeeld om aan de vakvereenigingen eerherstel te verleenen en dies nam nien de motie v. d. Voort om de ontslagen op te schorten, althaps voor zoover niet vrij willig tot In Leiden een afvloeimgsregeling is tot stand gebracht met 1711 stemmen aan. Dat daardoor de gemeentebegrooting gevaar loopt niet meer te sluiten, zooals ook de wethouder van financiën - de heer al is ock hy met voor het brengen in het partijen, die natuurlijk niet doof bleken. Verwey erkende, dat dus zoodoende een G.O. van gevallen. Gaarne had spr. dan ook Toen de wind eenmaal uit dien hoek grooler gemecntebelr ng wordt geofferd gezien, dat deze kwestie geregeld was voor de ontslagen aan de Lichtfabrieken; hij heeft daarvoor ook geijverd, maar 't is anders .gelooppn„ tende begrooting zelfs voor den bewa ker der Leidsche schatkist. Deze kreeg daarover enkeie harde verwijten te hooren. De vraag is evenwel, wat er nu zal ge schieden. In de eerste plaats: zullen B. en W. de motie erkennen of naast zich neer leggen? Het laatste zou in dit geval tot ernstige botsingen kunnen leiden. Maar, bovendien, zullen Ged. Staten zich neer leggen bij deze beslissing, die de Leidsche begrooting in gevear brengt? Wij voor ons gelooven zeker dat dit niet het geval zal zijn, en en dat het raadsbe sluit zal worden vernietigd. In het belang der gemeente in haar geheel. Alsdan zou het voorstel Eikerbout waarde krijgen, dat, blijvend met de voeten op den beganen grond, in de toekomst aan de vakvereeni gingen beloofde, hetgeen zij voorstonden, zonder ongedaan te maken, wat practisch niet meer te veranderen is. Met alge^ieene stemmen en onder toezegging van B. en W. er naar te zullen handelen, is dit aanvaard. Dit zou de remedie wel eens kunnen blij ken te zijn. Het bezwaar, dat dan bij ver dere a'vice ;n-:en andere regelingen zou den gfhien clan v ter ?r>asi !'";t ons gering te n?.-L. --.r m-ge! i;]-' wijziging:grro:met t.rugwerken- woei was het pleit beslecht en de duur van aan het kleinere, het werd aanvaard, zelfs de kracht kunnen worden toegepast. Aan lipf. Hphaf. hpnaülfl drwvv ntotlinn/tov Vonuorr rtin oiolv Viii oiivi rïo rrononoti" lzovi Unf r* r het debat bepaald. Van tal van zijden werden totaal over bodige woorden gebezigd.. Met veel. omhaal door wethouder Verwey. die zich bij zijn fractie aansloot. Het recht der vakorgani saties gaat boven de waarde van een slui- de „gevallen" kan het G. O. immers nooit iets veranderen, daar deze daar terecht niet thuis hooren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 9