Uit den Leidschen Raad
De Koninklijke familie uit
de hoofdstad vertrokken
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 15 Juni 1937
Derde Blad No. 23686
Instantine
|8sfe Jaargang
De ontslagen aan de Lichtfabrieken
Motie v.d. Voort aanvaard
Prinses en Prins hedenavond voor de radio
Dankbetuiging van H.M. de Koningin
De lieer WILMER oordeelde de verdedi
ging der motie nog onduidelijk. Dat er ont
slagen zijn gegeven, dat is een, hoe is het
tweede. Dat er ontslagen zijn gegeven is
sen gevolg van de begrooting-behandeling,
waarbij den wethouder van financiën zeifs
tuide is gebracht. Niemand heeft zich toen
terzet, hoewel ontslagen zeker waren.
Bezwaren zijn wellicht te maken tegen
de wijze waarop, dooh spr. kan dat nog
niet overzien. Wanneer er geen overleg zou
zijn gepleegd sluit spr. zich aan bij de
genen, die daarop aanmerking maken.
Doch iets anders is: B. en W. mogen zelf-
slandig beslissen tegen 't overleg in. Spr.
vraagt opheldering in dezen.
Dc heer GOSLINGA sluit- zich aan bij het
eerste deel van de rede van den heer Wil-
mer. Op 24 Febr. besloot de raad tot be-
juiniging op de Lichtfabrieken, waarbij zijn
voorstel tot uitstel fel door de S.D.A.P.-lêden
werd bestreden. Dat besluit beteekende een
>00 snel mogelijke reorganisatie met per-
soneel-afvloei en nu opeens verzet! Niet
liet college gaf order tot bezuiniging doch
de raad. Alle S.D.A.P.'ers stemden vóór bij
de begrooting. B. en W. hebben nu uitvoe
ring gegeven aan het raadsbesluit en zoo
snel mogelijk, om het geraamd bedrag te
verkrijgen en dus de begrooting sluitend te
houden. De voorstelling van de heeren v. d.
Voort en Schüller is daarom onjuist; dat
i; een afschuiving van verantwoordelijk
heid. Nu is het college van B. en W. de
kop van Jut (vroeger was het de rechter
zijde. maar dat gaat thans niet meer). Het
onlslag was al lang gegeven voor de jneer-
vserk-actie begon. Eerst het G. O. te hoo-
ren. zou de bezuiniging op losse schroeven
hebben gezet. Van ontslag op losse schroe
ven is geen sprake, er is zorgvuldig gewikt
en gewogen. Bij erkenning van het G. O.
zou het niet anders zijn gegaan.
(Geroep van S.D.AP.: daarom gaat het
niet, alleen om het niet-erkennen der
vakorganisaties).
Waarom is van die zijde dan niet eerder
op een afvloeiingssysteem aangedrongen?
En hoe kan de raad zich nu uitspreken over
een systeem, dat hij niet kent? Spr. dringt
aan op vertrouwen in B. en W. in dezen.
De raad zal daarover nooit kunnen beslis
sen. De heer v. d. Voort wisit toch ook dat
het. ambtenaren-reglement een afvloeiing
niet kende.
De heer WILBRINK oordeelt de kwestie
zeer overdreven. Het gaat alleen hierom:
was er een afvloeiingssysteem geweest, dan
zou zonder woorden alles zijn goedgekeurd,
nu dit er niet is. wordt het voorgesteld
alsof getornd wordt aan de rechten der
organisaties. Het gemeente-belang, i.e. de
bij de begrooting aanvaarde bezuiniging
wordt er zelfs aan geofferd.
Men deinst blijkbaar terug voor de con
sequenties van de begrootingsbeslissing en
brengt daarom dc zaak op zijpaden.
Al was hier een afvloeiingsregeling, dan
zou over het plan zelf nog geen overleg
noodig zijn; dat zou een onmogelijkheid
zijn. Dat moet grootendeels aan de leiding
worden overgelaten, zii het onder druk van
het boven hen staande college en commis
sarissen.
Welbewust heeft het college en ook de
soc.-dem. fractie de bezuiniging od perso
neel aanvaard! Dat bedenke men. Een bui
ging voor de vakorganisaties (een tegemoet
koming meer niet) beteekent oractisch
niets. Wanneer men de regeling zelf aan
viel op degelijke gronden, dan was het
anders, doch daarover gaat het niet. zooals
gezegd.
En waarom niet bij de vaststelling van
het ambtenaren-reglement gewezen op het
verzuim dat de afvloeiiing niet werd ver
meld?
Dat B. en W. niet hebben willen trai-
neeren toen daarop achterna werd aange
drongen, om de bezuiniging niet in ge
vaar te brengen, is z.i. in het belang der
gemeente geweest waarvoor men het
college dankbaar moet zijn.
(Reeds geplaatst in een deel onzer
vorige oplage.)
De heer HESSING meent, dat van rechts
het wordt voorgesteld, alsof de soc.-dem.
thans de verantwoordelijkheid voor de
afvloeiing willen afschuiven (Spr. is het
niet eens met den heer Schüller, dat di
rectie of B. en W. schuld treft, hoogstens
de vorige directies, als er tenminste van
schuld sprake is). Daarvan is geen sprake.
Alleen de vakorganisaties vroegen unaniem
eerst een afvloeiingssysteem vast te stellen
voor tot ontslag werd overgegaan. Daaraan
is echter niet voldaan, van eenig overleg
is zelfs geen sprake geweest. Dat vindt spr.
in hooge mate onbehoorlijk. De vakorgani
saties hadden niet genegeerd mogen wor
den; dat is blijkbaar alleen in Leiden
maar mogelijk.
De soc.-dem. deinzen niet terug voor de
bezuiniging, alleen erkennen zij de rechten
der vakorganisatie!
Dat destijds in het ambtenarenreglement
geen afvloeiing is opgenomen is een ver
zuim. doch dat was toch te verbeteren ge
weest.
(Geroep: behalve dat de tijd ontbrak!)
Spr. erkent dit. Als men wilde, was alles
best te regelen geweest.
Mogelijk zou dan alles precies zoo zijn
gegaan voor de ontslagenen, doch dat is nu
niet te beoordeelen.
Blijkbaar heeft de wethouder zijn toezeg-
Ring voor zoo'n stelsel van afvloeiing te
zullen pleiten in B. en W.. niet gestand ge
daan.
Dc heer v. WELZEN erkent, dat de raad
volledig de verantwoordelijkheid heeft te
dragen voor de bezuiniging, ook op perso
neel. Maar de vakorganisaties zijn gepas
seerd en dat is zeer betreurenswaardig;
nader gaat spr. daarop in. Dat is 't zwakke
Punt in den gang van zaken.
De heer VAN ECK sluit zich volledig aan
°'j den heer Hessmz. dat zijn fractie de
verantwoordelijkheid mede draagt voor de
personeel-bezuiniging. Herhaaldelijk heeft
het personeel gevraagd gekend te worden
en spr. had gedacht, dat daaraan tegemoet
"TU.worden gekomen.Het..hooren-van. het.
G. O. werd echter, trots aandrang, uitge
steld en uitgesteld en toen het plaats vond,
was het te laat; toen was het in te nemen
standpunt al bepaald. Dat was een tacti
sche fout en feitelijk onbehoorlijk, al wil
spr. aannemen, dat geen opzet in het spel
was, want inderdaad was spoed gewenscht,
dat zij erkend. Slachtoffers zullen altijd
anderen meer geëigende slachtoffers oor-
deelen. maar juist daarom was overleg zoo
wenschelijk geweest, ook in het belang der
fabrieken. Zelfs eenig financieel nadeel als
gevolg van uitstel had men daarvoor moe
ten over hebben en nog oordeelt spr. dit
gerechtvaardigd.
De heer ELKERBOUT verdedigt, dat
vroeg genoog per brief op een afvloeiings
stelsel is aangedrongen. Waarom hebben
B. en W. daarop niet gereageerd? Een ver
keerde adresseering van een brief mag toch
geen aanleiding zijn. 16 Maart werd een
vergadering van het G. O. gevraagd; 30
April vond deze plaats! Het lijkt op trai-
neeren.
Z.i. is geen ongemotiveerd ontslag ge
geven, doch feit is, dat het personeel niet
is gehoord en dus niet weet, waaraan het
toe is, hetgeen bij een afvloeiingsstelsel
wel het geval zou zijn.
De heer v. d. REYDEN wijst er op, hoe
de afvloeiing plaats vond volgens rijksre
geling, waarop hij 30 April j.l. in de verga
dering van het G. O. aandrong. En B. en
W. zullen daarin de raad toch niet be
driegen.
De heer LOMBERT oordeelt de houding
van den lieer Schüller in strijd met het
G. O. Dit laatste vreesde voor ontslagen
zonder systeem, wist dat er ontslagen zou
den vallen. Het G. O. had nuttig werk kun
nen verrichten zoo het gekend was. Het
erkende 't ontslag-recht en wilde ook niet
traineeren, alleen gekend worden.
Van soc.-democratische zijde werden in
het G. O. verstandiger woorden gehoord
dan van vele raadsleden van die zijde. En
dat erkennen had z.i. best gekend. Spr. be
treurt, dat dit niet heeft plaats gevonden.
Dan zou iedere grond voor agitatie zijn
weggevalle"
De VOORZITTER oordeelt de kwestie
niet ingewikkeld, zoo men wil begrijpen en
niet met G. O. enz. telkens wat anders be
doelt. Wenschelijk wordt geoordeeld een
afvloeiingssysteem, opdat men wete, waar
aan men toe is. doch daarnaast staat, dat
men meent, dat ook bij de afvloeiing bij
ac Lichtfabrieken het systeem gevolgd had
moeten worden. Spr. betwist, dat het G. O.
gehoord behoort te worden bij de ten
uitvoerlegging van zoo'n systeem, dat ge
beurt elders ook niet. Die toepassing be
hoort aan de bevoegde instanties te worden
overgelaten.
De fout is geweest, dat in het G. O. hier
deze kwestie te berde is gebracht, alsof
het G. O. op de plaats van college en raad
kon gaan zitten.
Het G. O. was volkomen onkundig in
deze. ook wethouder Tepe zelfs als voorzit
ter. Het had alleen moeten gaan over de
vorming van zoo'n afvloeiingssysteem in
de toekomst. Het G. O. had genoegen moe
ten nemen met de toezegging, dat de rijks
regeling zou worden gevolgd, zooals trou
wens het geval is geweest.
De motie is voor B. en W. onaanvaard
baar en onuitvoerbaar. B. en W. zijn ver
plicht het raadsbesluit van 24 Febr. uit te
voeren, ook gelet op de goedkeuring van
Ged. Staten na toezegging van uitvoering.
Wenscht men een afvloeimgsstelsel. dan
kan de raad die samenstellen, doch de
raad kan niet op den stoel der directie
gaan zitten. De raad heeft trouwens daar
toe gelegenheid gehad bij de behandeling
van 't ambtenaren-reglement, toen de af
vloeiing door niemand ter sprake is ge
bracht, trots een 175 amendementen
Gaat het nu aan, de schuld op B. en W.
te schuiven?
Spr. maakt zeer ernstig bezwaar er tegen,
dat nu B. en W.. commissarissen en direc
tie tot het zwarte schaap worden gemaakt,
terwijl slechts een raadsbesluit zoo zorg
vuldig mogelijk is uitgevoerd.
Wel is de zaak gebracht in de dienst
commissies. in algemeenen zin. In het G. O.
hoorde de zaak niet thuis. B. en W. staan
echter geenszins vijandig tegenover het
G. O., integendeel.
Op de diverse vragen van den
Schüller zal spr. niet ingaan.
Wethouder TEPE oordeelt hetgeen de
voorzitter zeide alleszins geschikt den raad
weer terug te brengen uit den doolhof,
waarin de heeren v. d. Voort en Schüller
de zaak hadden gebracht. Spr. geeft nog
een kort historisch overzicht om te doen
uitkomen hoe gehandeld is alsof Leiden de
regeerings-afvloeiingsregeltng reeds bezat
cn B. en W. wilden die ook gaarne later
invoeren, zoo men dat wenschte, zooals hij
in het G. O. zelf heeft verklaard.
Fout van spr. is geweest, de ontslagen
aan de Lichtfabrieken in het G. O. ter
sprake te hebben laten brengen.
Nader gaat spr. in op het verloop van die
vergadering. Van eenige toezegging in B.
en W het standpunt der organisatie te
verdedigen, was geen sprake. Feitelijk is
zelfs geen besluit genomen, althans in
concreto.
Doch hoe het zij. in ieder geval is zake
lijk beschouwd, geschied, hetgeen men
wilde: toepassing van de regeeringsrege-
ling. die B. en W. zoo men wil. in het
ambtenaren-regiement willen overnemen,
al of niet geamendeerd.
Wethouder VERWEY verdedigt het be
sluit va 24 Febr. en gaat niet op de vlucht
voor de verantwoordelijkheid daarvoor. Zoo
in andere bedrijven ook kon worden bezui
nigd zonder schade voor de bedrijven, hij
zou niet aarzelen zoo'n voorstel van de
directies te aanvaarden. Behoefte is er wel
aan een regeling die bevrediging schept,
Ged. Staten hebben aangedrongen op
uitvoering der bezuiniging en bij uitstel
komt deze bezuiniging in gevaar. Men
rekent daarmede. Zoo men dit niet wil
doen en de motie wordt gehandhaafd, dan
zal spr. toch voor uitstel stemmen, gelet
op een komende tweede afvloeiing, opdat
de gewenschtc bevrediging kome.
De heer v. d. VOORT zal zich bepalen
tot hetgeen de voorzatter zeide. Spr. vindt
het geenszins fout, dat het G.O. de af
vloeiing bij de Lichtfabrieken besprak, het
ging daarbij niet om personen.
De VOORZITTER: het ging om afvloeiing
van al het personeel der gemeente.
De heer v. d. VOORT: zeker, maar in
verband met het a.s, ontslag bij de Licht
fabrieken. Daarom is door de organisaties
aangedrongen op spoed. Men wenschte be
vrediging en spr. steunt dit streven vol
komen.
Spr. betwist wethouder Tepe, dat men
niet verder had kunnen zijn, want waarom
is niet geantwoord op aanvragen van Ja
nuari j.l.?
Geenszins hebben de organisaties het
raadsbesluit ongedaan willen maken.
De heer WILBRINK meent dat de zaak
niet op 'n formaliteit mag afstuiten. Prac-
tisch zou de bezuiniging dezelfde zijn ge
weest, ook als er een afvloeiingssysteem
was geweest. Spr. is bereid zijn stem te
geven na een afkeuring van het niet-
aanwezig zijn van zoo'n systeem, doch wil
in ieder geval het raadsbesluit van Febr
en de gevolgen niet in gevaar brengen.
De raad is in groote meerderheid voor 'n
afvloeiingssysteem, welnu laten B. en W.
de toezegging doen voor zoo'n systeem vóór
de tweede afvloeiing.
Late men op deze wijze tot een bevre
digend compromis komen.
De heer WILMER betreurt, dat niet alles
is gedaan om bij overleg objectieve nor
men vast te leggen. Maar practisch is be
reikt wat men wilde, daar een rijksregeling
is gevolgd. Ook in de gevolgen, die nu de
zelfde zijn, alsof er een systeem zou heb
ben bestaan. Spr. steunt daarom den heer
Wilbrink. Laat men op een formaliteit, hoe
belangrijk ook, het gemeentebelang niet
laten vastloopen, dat op 't oogenbhk vraagt
geen uitstel van de gegeven ontslagen.
Daarom is spr verbaasd over de houding
van wethouder Verwey.
De heer ELKERBOUT dient een voor
stel in om geen tweede afvloeüng te doen
plaats hebben, alvorens er hier een rege
ling tot stand is gebracht en zich neer te
leggen bij hetgeen is geschied al betreurt
men dit.
De heer HESSING betwist dat het hier
alleen gaat om een formaliteit. Het gaat
om erkenning van het recht der vakver-
eenigingen. Bovendien, gaat het aan,
straks hij afvloeiing andere richtlijnen toe
te passen dan in eerste instantie is ge
schied? Dat zou onbillijkheden kunnen
scheppen.
De heer GOSLINGA is van oordeel, dat
elke directie eenige bevoegdheden moet
behouden om het personeel te schiften en
daarom zijn volstrekt objectieve richtlijnen
niet mogelijk. Spr. sluit zich aan bij den
heer Wilmer in de veroordeeling van de
houding van wethouder Verwey. Laat deze
zijn eigen begrooting in den steek, dan
zal de A.R. fractie deze niet verdedigen en
voor de motie v, d. Voort stemmen.
De heer SCHÜLLER betwist, dat de rijks
regeling is gevolgd De ontslagen zijn ver
leend wegens reorganisatie, zoodat beroep
op 't ambtenaren-gericht niet mogelijk is!
B. en W. willen geen afvloeiingssysteem,
anders had deze best gereed kunnen zijn
en het kan nog binnen de maand. Daarom
is het voorstel Eikerbout volledig overbodig.
Wethouder VERWEY verdedigt zijn hou
ding. Hij verkoopt de erkenning der vak
organisaties niet voor een schotel linzen.
De VOORZITTER wil de motie Eikerbout
aanvaarden, zoo de raad zoo'n stelsel
wenscht.
De motie-v. d. Voort wordt aangenomen
met 17—11 stemmen. Voor de S.D.A.P. en
de heeren v. d. Reyden, Goslinga en van
Weizen.
De motie Eikerbout wordt met alg. stem
men aangenomen.
Hierna ruim half zes sluiting.
Z.K.H. Prins Bernhard heeft gistermor
gen een officieus bezoek gebracht aan het
Koloniaal Instituut aan de Mauritskade te
Amsterdam.
De Prins werd verwelkomd door den
Raad van Beheer.
Het bezoek droeg een algemeen oriëntee-
rend karakter en gold alle afdeelingen van
het instituut cn het museum
Nadat Zijne Koninklijke Hoogheid in 't
gebouw van het instituut de lunch had ge
bruikt, is hij omstreeks kwart over twee,
onder luide toejuichingen van de voor het
instituut verzamelde volksmenigte, ver
trokken.
Het vertrek.
Gistermiddag waren weer duizenden
met Oranje getooide Amsterdammers
naar den Dam gekomen om getuige te
zijn van het vertrek van de Vorste
lijke familie.
Het bezoek aan de hoofdstad was
weder ten einde en aanstonds zou de
Koninklijke standaard, die nog hoog
Overzicht.
We vreezen dat de raad weer eens een
volkomen vruchtelooze zitting achter den
rug zal hebben!
Men kent den strijd die door den raad
in speciale zitting beslist moest worden:
bij de begrooting is door den raad besloten
van het personeel. Het was een harde noot.
die gekraakt moest worden, doch om tot
een sluitende begrooting te geraken werd
het onafwendbaar geoordeeld, en zonder
uitzondering van politieke richting ten
slotte aanvaard.
B. en W. hadden den plicht dit besluit
neer voeren en hebben dit dan ook ge
daan. Edoch er is een kink in den ka
bel gekomen. Van de zijde der vadkvereenl-
gingen werd aangedrongen op het opne
men in het ambtenaren-reglement van een
stelsel van afvloeiing, opdat vaste objec
tieve richtlijnen zouden worden vastgelegd
en willekeur uitgesloten zou mogen worden
geacht; althans in groote lijn. want
precies is nooit een regeling te treffen, er
zal altijd ietwat soepelheid in de toepas
sing aan de hoofden van dienst, bij een
afvloeiing betrokken, moeten gelaten wor
den.
Destijds toen het ambtenaren-reglement
is vastgesteld, is daaraan weliswaar niet
gedacht, maar veranderde omstandigheden
wijzigen terecht de ideeën.
B. en W. waren niet ongenegen aan dit
op zich zelf niet onredelijke verzoek tege
moet te komen, doch oordeelden een over
haaste invoering, zoodat deze ook nog zou
gelden voor deze ontslagen, ongewenscht,
te meer waar zij bij de afvloeiing de rijks
regeling hebben toegepast, waarvan de
Leidsche toch grootendeels een copie zou
worden.
De vakvereenigingen oordeelden evenwel
dat ook de afvloeiing bij de Lichtfabrieken
onder vigeur van een Leidsche verordening
moest plaats vinden en toen daaraan niet
werd voldaan we laten nu daar, of B.
en W. al dan niet in dezen hebben getrai
neerd, iets waarop overigens het feit,
dat van Chr. zijde in Januari al op zoo'n
regeling was aangedrongen, wel wijst
i werd een beroep gedaan op de politieke
boven het oude paleis wapperde statig worden versterkt.
lid staande mariniers, terwijl de pijpers
den eeremarsch speelden. Daarop volgde
het Wilhelmus van de Marinekapel, door
alle aanwezigen met ontbloot hoofd aange
hoord.
Het oogenblik was nu gekomen, waarop
de Koninklijke familie afscheid zou nemen.
Vóór den ingang van den extra-trein groet
ten de vorstelijke personen een laatste maal
de aanwezige autoriteiten, het laatst bur
gemeester De Vlugt. met wien de konink
lijke familie zich ook na het instijgen voor
het venster van haar coupé neg eenige
oogenblikken onderhield. Toen de trein
dan langzaam in beweging kwam, klonk
krachtig een driewerf hoera op voor de
Prinses en voor den Prins, die dezen laat-
sten groet met hartelijk handgewuif be
antwoordden. De trein was spoedig uit het
gezicht verdwenen en hiermede was het
einde gekomen van een feestweek. welke
ongekende hoogtepunten van enthousiasme
heeft gebracht en die inderdaad heeft be
werkt, wat de Prins bij zijn aankomst op
het Centraal Station nu bijna een week
geleden gezegd had te hopen: dat de
band tusschen Oranje en de hoofdstad zou
langs den stok dalen....
Tegen half vier rijdt het eere-escorte
van ds huzaren het plein op en stelt zich
tegenover het paleis op.
De a la daumont bespannen calèche en
de rijtuigen van het gevolg wachten reeds
voor het paleis. Het carrillon laat vader-
landsche liederen hooren de eerewacht van
het zevende stelt zich voor het paleis op
evenals de muziek van het vijfde.
Kwart voor vier. De deuren van het pa
leis openen zich en onder daverend ge
juich van de menigte treden HJVI. de Ko
ningin, Prinses Juliana en Z.K.H. Prins
Bernhard naar buiten. De Koningin en de
Prinses dragen ieder een fraai bouquet. Be
velen weerklinken, de muziek speelt het
Wilhelmus, de stoet zet zich in beweging;
voorafgegaan door het eere-escorte huza
ren zwenken de rijtuigen het Damrak op.
Direct op het escorte volgen de rijtuigen
van den burgemeester, dr. W. de Vlugt, en
den hoofdcommissaris, den heer J. Ver
steeg
Daverende toejuichingen weerklinken op
den Dam en langs het Damrak. Vriendelijk
buigen en groeten de "Koningin en de
Prinses stram salueert Prins Bernhard die
den uniform van ritmeester draagt.
Even voor vieren naderde de stoet, het
Centraal Station, waarvoor zich honderden
verdrongen om nog een laatsten blik op te
vangen van het vorstelijk gezin, dat Am
sterdam een week lang in zijn midden
heeft gehad.
De deuren van den koninklijken ingang
waren geopend en de rijtuigen reden dooi
de moumentale poort, welke naar de ko
ninklijke wachtkamer leidt.
Hier onderhielden de vorstelijke perso
nen zich nog eenige oogenblikken met de
autoriteiten, die hen uitgeleide kwamen
doen.
In 't bijzonder richtte H.M. de Koningin
eenige woorden van dank tot den burge
meester dr. W. de Vlugt.
Op het tweede perron en op de beide
niet-afgezette uitloopers had zich een vrij
groote menigte belangstellenden verzameld.
Toen ongeveer te vijf minuten over vier
H.M. de Koningin het eerste perron betrad,
hief deze menigte een luid gejuich aan.
H.M. de Koningin, gevolgd door het, prin
selijk paar, begaf zich onmiddellijk naar
de eere-wacht. bestaande uit honderd
LMj uc uc6iWtui5 "wirpan der Koninklijke Marine en de Marine-
om over te gaan tot een reorganisatie bij IJK insnecteerde de keuris in het *e-
de Lichtfabrieken. Ieder wist, dat dit be-f®11*1 en inspecteerde de Keurig m net &e
teekende: ontslag aan een aantal leden
De
Dank voor Amsterdam.
Prins en de Prinses hebben bij
het afscheid op het Centraal Station
aan burgemeester De Vlugt medege
deeld, dat Zij zich voorstellen heden-»
avond om 8,30 uur over beide zenders
een woord van dank te spreken tot dc
Amsterdamsche burgerij.
Te Baarn.
Precies op tijd te 4,50 uur stoomde
de Koninklijke trein met den standaard op
de locomotief, het station Baarn binnen.
De trein stopte voor de Koninklijke wacht
kamer op het eerste perron.
Nadat eerst een gedeete van het gevolg
was uitgestapt verscheen de Koningin, in
het grijs gekleed, vervolgens de prinses,
in 't blauw en als laatste van de konink
lijke familie prins Bernhard.
Na enkele oogenblikken in de wacht
kamer te hebben vertoefd, begaf het ge
zelschap zich naar het stationsplein. Hier
werd het vorstelijk gezin door duizenden
belangstellenden begroet.
De Koningin begaf zich vervolgens met
een hofdame in een voor haar gereed
staande auto naar Het Loo. Bij het vertrek
wuifde Zij Haar kinderen hartelijk toe. Na
van enkele leden van het gevolg afscheid
te hebben genomen, stapten de Prinses en
de Prins in een auto om zich naar het
paleis Scestdijk te begeven.
Telegram van de Koningin,
De burgemeester van Amsterdam heeft
gisteravond van H.M. de Koningin het vol
gende telegram ontvangen:
„Teruggekeerd op Het Loo wenscli Ik
U, mijnheer de burgemeester, nogmaals
de verzekering te geven mijner vreugde
en groote voldoening, getuige te heb
ben mogen zijn van de blijde inkomste
Mijner kinderen in de hoofdstad des
rijks en van alles wat Hun in de afge-
loopen dagen van de zijde van Amster
dam's burgerij is ten deel gevallen en U
mijn warmen dank te herhalen voor de
zoozeer uit het hart gekomen ont
vangst, welke ook Mij is bereid".
WILHELMINA.
ZULf OPKÜKEN
hoe gauw je opknapt! Als
ik hoofdpijn heb, neem ik
altijd Instantine!
Onthoudt daarom
stilt en voorkomt pijnen!
3075
(Ingez. Med.)
dat niet ter zake deed, maar men was
eens weer in de politiek ondergedompeld
en dan weet men het wel.
Het logische betoog van den voorzitter
had geen vat meer, evenmin als de zoo
juiste woorden van den heer Wilbrink die
er nog eens op wees, dat geen partij de
verantwoordelijkheid voor de ontslagen
afwees en dat bij een Leidsche regeling
het resultaat hetzelfde zou zijn geweest
dan thans, nu de Rijksregeling was toe
gepast. waarop niemand gegronde klachten
had kunnen uitbrengen, al hield men
zich op de vlakte, verklarende zulks niet
te kunnen beoordeelen.
Een tusschenvoorstel Eikerbout wees wel
een uitweg aan, maar werd niet voldoende
geoordeeld om aan de vakvereenigingen
eerherstel te verleenen en dies nam nien
de motie v. d. Voort om de ontslagen op
te schorten, althaps voor zoover niet vrij
willig tot In Leiden een afvloeimgsregeling
is tot stand gebracht met 1711 stemmen
aan.
Dat daardoor de gemeentebegrooting
gevaar loopt niet meer te sluiten, zooals
ook de wethouder van financiën
- de heer
al is ock hy met voor het brengen in het partijen, die natuurlijk niet doof bleken. Verwey erkende, dat dus zoodoende een
G.O. van gevallen. Gaarne had spr. dan ook Toen de wind eenmaal uit dien hoek grooler gemecntebelr ng wordt geofferd
gezien, dat deze kwestie geregeld was voor
de ontslagen aan de Lichtfabrieken; hij
heeft daarvoor ook geijverd, maar 't is
anders .gelooppn„
tende begrooting zelfs voor den bewa
ker der Leidsche schatkist. Deze kreeg
daarover enkeie harde verwijten te hooren.
De vraag is evenwel, wat er nu zal ge
schieden. In de eerste plaats: zullen B. en
W. de motie erkennen of naast zich neer
leggen? Het laatste zou in dit geval tot
ernstige botsingen kunnen leiden. Maar,
bovendien, zullen Ged. Staten zich neer
leggen bij deze beslissing, die de Leidsche
begrooting in gevear brengt?
Wij voor ons gelooven zeker dat dit niet
het geval zal zijn, en en dat het raadsbe
sluit zal worden vernietigd. In het belang
der gemeente in haar geheel. Alsdan zou
het voorstel Eikerbout waarde krijgen, dat,
blijvend met de voeten op den beganen
grond, in de toekomst aan de vakvereeni
gingen beloofde, hetgeen zij voorstonden,
zonder ongedaan te maken, wat practisch
niet meer te veranderen is. Met alge^ieene
stemmen en onder toezegging van B. en W.
er naar te zullen handelen, is dit aanvaard.
Dit zou de remedie wel eens kunnen blij
ken te zijn. Het bezwaar, dat dan bij ver
dere a'vice ;n-:en andere regelingen zou
den gfhien clan v ter ?r>asi !'";t ons
gering te n?.-L. --.r m-ge! i;]-'
wijziging:grro:met t.rugwerken-
woei was het pleit beslecht en de duur van aan het kleinere, het werd aanvaard, zelfs de kracht kunnen worden toegepast. Aan
lipf. Hphaf. hpnaülfl drwvv ntotlinn/tov Vonuorr rtin oiolv Viii oiivi rïo rrononoti" lzovi Unf r* r
het debat bepaald.
Van tal van zijden werden totaal over
bodige woorden gebezigd.. Met veel. omhaal
door wethouder Verwey. die zich bij zijn
fractie aansloot. Het recht der vakorgani
saties gaat boven de waarde van een slui-
de „gevallen" kan het G. O. immers nooit
iets veranderen, daar deze daar terecht
niet thuis hooren.