De zee lokt - De Betuwe in bloei - Het vergaan van de „Alecto
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
HET ROODE KENTEEKEN
78ste Jaargang
FEUILLETON
dag met de Varsity in gebruik zal worden genomen. Overzicht
van de baan van het bootenhuis uit. Rechts de tribune.
EEN NIEUWTJE VOOIt NEDERLAND.
Vrouwelijke conducteurs bij de N.Z.H.
T.M. Verschillende meisjes zijn in
Haarlem in opleiding
ÜE GEREDDEN VAN DE „ALECTO", het Engelsche stoomschip, dat na een aanvaring met
de ,,Plavnik" is vergaan. De geredden in de Vlissingsche (haven.
EEN NIET ALLEDAAGSERE V tRUOOGING". - Een perceel
aan den Kometensingel te Amsterdam was verzakt. Door middel
van waterdruk is het huis 45 c.m. in de hoogte gebracht en
waterpas geplaatst.
BRITSCHINDISCHE SOLDATEN
bij aankomst met het stoomschip „Neruralia" te Southampton,
a.s. kronings plechtigheden.
in verband met de
OTTWELL BINNS.
66)
Hij hoorde een luid gekraak naast zich.
De lantaren, die de Kanaka vasthield,
aopfde onder het gerinkel van vallende
glasscherven en op hetzelfde oogenblikgaf
°e lantarendrager een gil, die verkondigde
aat hij geraakt was. Met die kreet ver
lengde zich de knal van het geweer, waar
ae kogel uit gevuurd was. Kapitein Amos
onmiddellijk wat dat schot te betee-
kennen had. Hij liet zich plat voorover vallen
en riep tegen Janey Wakinshaw, dat zij
hetzelfde moest doen. En toen ze, met hun
gezichten vlak bij elkaar op den grond
■agen, legde hij fluisterend uit:
„Dat zal Moy Song of zijn schoonzoon
ajin, of alle twee. Ze weten, dat we hier
hjn en trachten ons af te schrikken.
?°u.den ze wel willen I We blijven
t/ï. 'tegen en laten ze rustig schieten,
«wat we een kans krijgen om naar bin
nen te gaan."
Is niet veilig om je te bewegen, en
met een lantaren", antwoordde
m>5 Wakinshaw.
J' lagen een tijdje heel stil en toen
vloek de vrouw °P en fluisterde een
»,"™;eft iets je te pakken gekregen,
Jahey?" vroeg de schipper,
jvjhen of andere kriebelende verschrik-
De grond is er gewoon mee be
am bang voor te zijnHeb je
jan Chan gezien?"
\r gcoicii
gVf- antwoordde zij.
ietsïLï .onm'ddellijk echter kwamen zij
bova- 1 Pbbhel te weten. In het groene
een lilh.ac'lt€r het 'lu's zag d€ schipper
er dat °P en neer danste. Hij keek
een oogenblik naar en zei toen:
„Dat zal hem wel zijn met den Kanaka.
We moesten hem maar waarschuwen, dat
hij dat licht uitdoet."
„Dat lijkt me niet onverstandig".
De schipper richtte zijn hoofd een beetje
op om te schreeuwen, maar terwijl hij dat
deed zag hij een lichtflits in de lagune,
hoorde het geluid van een schot en den
scherpen kreet van een man, die onver
wachts getroffen wordt. Een seconde later
volgde een tweede schot en het licht in de
boschjes verdween. De schipper stootte een
nijdigen vloek uit.
„Heeft waarschijnlijk de Kanaka geraakt.
Die schreeuwde tenminste. Ik hoop, dat
Chan voorzichtig isDegene die het
schot gelost heeft, zit ergens in de lagune.
En hij heeft een geweer".
„En wij hebben alleen maar pistolen", zei
Janey. „Ziet er niet zoo mooi uit, hè?'
,We zullen hem wel krijgen als we het
jongetje maar eenmaal hebben".
„Denk je dat werkelijk?" Miss Wakin
shaw's klonk bedenkelijk.
„Ja", lachte de schipper. „We schuiven
dat jong voor ons uit en dan zal die schut
ter wel op houden met vuren, uit angst
hem te raken".
Miss Wakinshaw dacht er niet zoo luch
tig over als de schipper. „En als hij nu eens
niet uitscheldt? Als hij nou eens tot mor-
ochtend doorgaat? Vanuit de lagune kan
hij het heele eiland beschieten. En je moet
niet vergeten, dat we nog naar de „Miller"
moeten. Ik weet nog niet hoe we dat klaar
zullen spelen met een kerel, die met een ge
weer op ons zit te vuren. Hij zou ons alle
maal te grazen hebben, voordat we ook
maar de kans kregen om aan boord te klim
men".
„Bang, Janey?" grinnikte de schipper.
„Dat had ik van jou nooit gedacht. Maar
luister! Daar is Chan".
Hij floot zachtjes en werd van ergens uit
de schaduwen beantwoord. Een paar minu
ten later voegde de bochel zich bij hen en
vertelde, dat de Kanaka aan zijn been ge
wond was en naar de boot terug kroop,
„Vervloekt", zei de schipper. „Maar als
hij toch niet meer te gebruiken is, kan hij
nog beter daar dan hier zijn". Toen voegde
hij er aan toe: „Moy Song of zijn schoon'
zoon zitten aan dat geweer. Maar het jochie
is hier".
„Waar?" vroeg Chan.
De schipper wees hem de schuilplaats in
het koraal aan en Miss Janey gaf inlich
tingen omtrent de engte van den ingang.
„Geeft niet", zei Chan. „Ik hem halen".
„Dat dacht ik wel, Chan. Maar wees voor
zichtig. Kee Song heeft een pistool".
Chan grinnikte zachtjes. „Maar in de
donkel dat is niets. Jij zien".
Hij sloop vooruit, geruischloos en vol ver
trouwen, Kee Song was een meisje van zijn
eigen ras, een minder soort wezen, hoog
stens iets waard als een vrouw, maar verder
van totaal geen belang. Het kon zijn, dat
ze een pistool had, maar in het donker was
een pistool niet zoo zeker als een mes en in
ieder geval was het niets voor hem om voor
een meisje van zijn eigen ras bang te zijn.
Bijna onhoorbaar bereikte hij den ingang
en had daar 'n kleinen meevaller. Hij trap
te bijna op een groote krab, die met veel
lawaai wegkroop, zoodat hij ongemerkt door
de opening van Kee Song's schuilplaats
naar binnen kon glippen. En daar, bijna
binnen het bereik van zijn buit, maakte hij
een fout. Zonder erbij te denken, dat het
maanlicht achter hem was, hield hij stil
om te zien waar hij was en terwijl hij dat
deed klonk uit de schaduwen Kee Song's
kalme stem.
„Jij weggaan. Of ik jou dooden".
Chan ging niet weg, verliet alleen vlug den
ingang en om precies te weten te komen,
waar het meisje zich bevond, sprak hij
tegen haar.
„Kee Song, geef mij het kind waalvool
het teeken geblacht en ik weggaan".
Nee!" zei het meisje rustig en Chan be
woog zich iets in de lichting vanwaar het
geluid kwam.
„Het is dwaas om te weigelen. De kleine
niet van jou
Hij deed onder het spreken twee stappen
vooruit en kon haar toen vaag zien zitten.
Ze zat doodstil in precies dezelfde houding,
waarin Miss Wakinshaw haar gevonden
had. en ongeveer dichtbij genoeg voor den
sprong, dien hij wilde maken. Maar hij kon
haar gezicht niet zien en hij hield geen reke
ning met het karaker van Kee Song, waar
van hij niets afwist. Ook was hij zich er
niet van bewust, dat hij recht voor een van
de spleten stond, waar t maanlicht door
heen viel en dat Kee Song hem dus beter
kon zien dan hij haar.
„Jij weggaan! Vlug!"
Het bevel werd op een toon geuit, die den
bochel had moeten waarschuwen. Maar het
was de vaste overtuiging van zijn ras, dat
een meisje nooit een man neersloeg. Hij
lachte verachtelijk terwijl hij vooruit sprong
met zijn ontbloote mes in zijn hand. Kee
Song's pistool knalde en Chan, voortgedra
gen door de stuwkracht van zijn sprong,
stortte vlak voor haar voeten neer met den
kogel van de verachte vrouw in zijn hart,
terwijl zijn moorddadig mes tegen het blok
koraal kletterde, waar ze op gezeten was
Buiten hoorden Janey Wakinshaw en de
schipper het geluid van het schot en wach
ten gespannen. Toen verloor de man zijn
geduld en riep:
„Chan!Chan!.... Ben je O.K.?"
Er kwam geen antwoord en na nog een
paar oogenblikken geluisterd te hebben,
fluisterde de vrouw zonder het minste ge
voel:
„Het lijkt me wel dat Chan d'r geweest
is Dat gele katje heeft klauwen. En
nou ga jij naar binnen, Amos of
„Vervloekt!" viel de schipper haar in de
rede. „Wat is dat?"
Het geluid, dat de schipper zoo deed ont
stellen, zei Janey Wakinshaw niets, maar
zijn zeemansooren wisten onmiddellijk wat
het was, het rhytmische geluid van een
riem, die als wrik gebruikt wordt om een
boot voort te bewegen. Kapitein Amos ver
gat. dat hij voorzichtig moest zijn, sprong
op tuurde in de richting van de lagune en
zag hoe de boot waar hij en Janey mee
naar het eiland gekomen was, naar den
anderen kant van de lagune voortbewogen
werd door een eenzamen roeier, die achter
in stond. Eerst dacht hij, dat het de gewon
de Kanaka was, die naar het schip terug
ging, maar nog terwijl zijn lippen zich tot
een woesten vloek vormden, drong de .waar
heid tot hem door.
„Mijn God!" riep hij. „We worden van
de ouwe „Miller" afgesneden!'.
Hij brak uit de boschjes te voorschijn en
zette het op een loopen naar den binnen
sten rand van de lagune. Maar-hij had nog
geen paar meter geloopeu, toen in de lagu
ne een geweer knalde. De schipper hoorde
den kogel langs zich heen fluiten en liet
zich voorover vallen.
„Die vervloekte schutter!" gromde hij-te
gen Miss Wakinshaw, die op handen en voe
ten, zonder op de kruipende beesten te.let-
ten, naar hem toegekropen kwam. „Hij
heeft ons onder schot".
„Ja!" zei Miss Janey. „Het ziet er niet
zoo lollig uit. Maar wat is die kerel- in de
boot eigenlijk van plan? Het lijkt -wel,- of
hij recht op de „Dusty Miller" afgaat".
„Verdraaid!" zei de schipper, wat het
begin was van een duistere tirade waaruit
Miss Janey uit op meende te maken, dat-hij
dacht, dat het in de bedoeling van den on
bekenden man lag om de „Dusty Millèr"
in bezit te nemen. -
„Maar die Kanaka's van jou
„Kanaka's zijn zoo mak als schapen-als
er maar een man is, die weet hoe de baas
over ze te spelen. Ofschoon ik nog nooit
van een Chinees gehoord heb, die Bij
hield op daar die ombekende de „Dusty
Miller" bereikt had en een halve minuut
later weerklonk er duidelijk een stem met
een gebiedenden klank over het water, die
bevelen aan het uitdeelen was.
„Dat lijkt me geen Chinees," zei Janey
Wakinshaw.
„Ne-ee! Maar wat is die kerel in vredes
naam van plan?"
Een paar minuten later wist hij het.
Over de maanverlichte lagune kwam het
geluid van een Her en het gerinkel van
een ketting, die door het kluisgat getrok
ken werd.
„Dat lijkt net, of ie het anker geiicht
heeft. Mijn kop eraf, als hij haar niet
mee de zee op neemt." (Slot volgt).
1)E EERSTE BADGASTEN TE SCHE-
VEN1NGEN. Zoo'n eer6ten warmen
dag heelemaal zee in, is te veel gevergd,
't Blijft, nog even bij „pootjebaden"
DE BLOEIENDE BETUWE.
Een schilderachtig plekje in de omgeving van Etnspijk
en Beesd.