D' 90 Zaterdag 1 Mei 1937 No. 17 LEIDSCH DAGBLAD Van het Prinsesje Rozemarijn Aan de Raadseljeugd sie Jaargang tl ontrouwe elfenprins en een eigenwijze kabouter :en ide de a lEua h alles liep nog goed af uist aan den rand van het bosch stond mooie roze roos en in die roos woonde elfenprinsesje Rozemarijn, wanden, de vloer en de zoldering van kamertje waren als van glanzend satijn en geurden zoo fijn, alsof er nd kleine fleschjes met odeur in en uitgestort. Als het prinsesje des ■gens wakker werd in haar bedje met roze satijnen dekentjes, dan was ze ijd zoo vroolijk en blij, dat ze soms zelfs gat, een paar druppeltjes honing te aken voor haar ontbijt. Ze nam dan een ongetje uit het venster en zweefde met- n op haar fijne gazen vleugeltjes de ht in om den heelen dag met de andere is te spelen en te zingen, jns op een dag in Mei. toen het Zui- windje zoo heerlijk door het bosch ide, dat alle blauwe klokjes van blijd- ip begonnen te klingelen, was het feest lfenland! De elfenprins zou op bezoek ten en al heel vroeg waren de elfen in de weer om alles voor een feestelijke 'angst gereed te maken, t prinsesje Rozemarijn stond precies acht uur, keurig netjes gekleed in haar dagsche jurk. met een klein bloem- lertje in de hand voor haar woning om ijk, daar kwam de stoet al aan! Voorop ifden twee elfen met lange bazuinen, rop ze lustig bliezen en dan volgde de prins te begroeten. gouden koets, waarin de elfenprins was ge zeten, en die getrokken werd door vier groote, bruine Mei-kevers. En daarachter kwam de hofhouding twee aan twee. Iedere elfenknaap hield een aardig elfen meisje bij de hand en allemaal droegen ze kansjes op het hoofd en lange slingers len tebloemen tusschen zich in. Rozemarijn had nog nooit zoo'n mooie, vroolijke stoet gezien. En den elfenprins vond ze prachtig in zijn pakje van mos groen fluweel, met goud geborduurd. ,,Hoe heet je, lief prinsesje?" vroeg de prins. .,Ik heet Rozemarijn, Hoogheid," zei het elfje. En toen kwam de prins haar huisje bekijken. Hij vond het een beeldig mooi huisje en zoo keurig onderhouden en toen hij weg zou gaan, vroeg hij haar opeens, of ze niet met hem zou willen trouwen en dan altijd samen in het huisje wonen. Nu, dat wilde Rozemarijn wel heel graag, want ze bedacht zich opeens, dat het toch altijd wel een beetje eenzaam was geweest, zoo alleen in de roos. En zoo gebeurde het, dat er de volgende week groote bruiloft werd gevierd in het elfenland, want prinses Rozemarijn trouwde met den elfenprins. Van de vrienden en vriendinnen kregen ze een prachtig hu welijksgeschenk, bestaande uit twee echte glimwormen, in een eikeldopje, dat met een lintje aan de zoldering van hun huisje werd gehangen om het 's avonds te ver lichten. Drie weken lang woonden de elfenprins en Rozemarijn samen heel prettig in hun roze huisje. Maar toen gebeurde er iets vreeselijks: de elf en prins vloog op een morgen het venster uit en kwam niet meer thuis. Den heelen dag zat Rozemarijn met een heerlijke honingsoep te wachten. Tegen den avond begon ze echt ongerust te worden en vloog ze uit om hem te zoeken. NNI VAN LAER) „Je bent een echt dom meisje", praatte kabouter Wijsneus, met zoo'n dwazen elf en prins te trouwen!" Tot ons leedwezen vernemen wij, dat de ongesteldheid van Mej. Koopmans van Boekeren van dien aard is, dat zij gedu rende de eerstvolgende we ken haar werk voor de kinder krant hoogstwaarschijnlijk niet zal kunnen verrichten. Wij hebben gemeend onze jeugd gedurende dien tijd niet zonder raadsels en correspon dentie te mogen laten en heb ben een stadgenoote bereid gevonden om als waarnemend Raadseltante op te treden. De brieven moeten evenwel uitsluitend gericht zijn aan het Bureau van ons Blad, afdee- ling Kinderkrant en uiterlijk Dinsdagmorgen 9 uur in ons bezit zijn. Wie dus voor a.s. Dinsdagmorgen een briefje schrijft, krijgt daarop in het eerstvolgend nummer ant woord. Ook raadsels kunnen worden toegezonden. Intusschen weten wij ons de tolk van onze geheele Raad seljeugd, wannneer wij Mej. Koopmans van Boekeren van harte een spoedige beter schap toewenschen. Red. „L. D." Kijk, daar kwam een heel troepje elfjes aan. „Zeg, elfjes, hebben jullie mijn prins niet gezien?" „O ja, Rozemarijn. Die is weggevlogen, heel ver weg. Hij zei, dat hij nooit meer terug kwam. Hij vond het zoo saai, altijd in diezelfde roos", babbelde een van de elfjes. Rozemarijn keerde zich vlug om, want de elfjes mochten niet zien. dat een paar dikke tranen over haar wangen rolden. Toen de elfjes weg waren, ging ze op een moskussentje zitten en barstte in snik*" uitl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 19