De ronde van Purmerend - Première film „Nederland aan den arbeid
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
HET ROODE KENTEEKEN
78sie Jaargang
FEUILLETON
99
DE „CHR1STIVAN HUÏGENS"
vertrok uit Amsterdam met een deta
chement soldaten van de Koloniale
reserve naar Indië. ,,Nou tabeh dan
DE START DER NIEUWELINGEN IN DE RONDE VAN PURMEREND. Groot wa*
de belangstelling voor dit evenement in de wielersport, dat gisteren
plaats vond.
VOORJAARSPARADE IN WEENEN. In tegenwoordigheid van tal van auto
riteiten vond in Weenen een groote parade van het Oostenrijksche leger plaats.
Kleine tanks, bemand met twee personen, in lange rij opgesteld.
FILMPREMIÈRE „NEDERLAND AAN DEN ARBEID" IN DE RESIDENTIE. De galavoorstelling, welke gegeven werd
in het City-theater, werd bijgewoond door verschillende autoriteiten. In een der loges v.l.n.r. mevr. Slingenberg, minister
Slingenberg en minister Gelissen.
DE GENERALE REPETITIE VAN HET GROOTE GEBEUREN IN DE MU
ZIEKWERELD, DE OPVOERING VAN „GöTTERDaMMERUNG" IN AMSTER
DAM. Een der scènes. V.l.n.r. Harta Fuchs, als Brümhilde, Jaro Prohaska als
Gunther, Max Lorenz als Siegfried en Kate Heidersbach als Gutrune.
DE ROEM EEN SU 1IE PRINS BAZU CANTA CUZINO, - die
met zijn Caudron- Renault-vliegtuig een aanval wil doen op het
Londen'Kaapstad-record.
LONDEN'S EAST-END IN FEESTTOOI voor de Kronings
feesten. Ook de bewoners van dit deel van de Engelsche
hoofdstad beijveren zich den straten een feestelijken tooi te
geven. Een met vlaggen versierde straat.
OUT WELL BXNNS.
62)
Nadat hij dit gezegd had, draaide hij
ach om en liet Babbage alleen staan, die
Wet nietszlende oogen in de richting van
oe atol staarde, waar hij aan land gezet
*as en zich afvroeg of zijn bevrijding wel
goed was als hij eerst gedacht had,
Nn in datzelfde uur, dertig mijl verder in
een lijn recht als de vlucht van een vogel,
^et de „Dusty Miller" het anker uitvallen
a "e lagune van een lage atol, waar een
groote parellogger gemeerd lag, op korten
aistand van een uit riet en palmbladeren
samengesteld huis. Op de veranda van dat
tins stonden Kee Song en een klein jonge-
jls met bruine oogen en krullend kastanje
bom haar verbaasd naar 't schip te kijken
Terwijl ze met haar kleine hand haar
oogen tegen de stralen van de ondergaan
de zon beschutte, keek Kee Song ingespan-
5™,r°e, hoe er een boot te water gelaten
®jra. ze zag rujgen zeeman erin af-
oaien, gevolgd door 'n sierlijk, klein vrouw-
in het wit, dat op dien afstand ieder-
J™ kon Zijn en die Kee Song hield voor
die w n'et was. Toen holde ze 't
us binnen en kwam even later weer terug
in t ?en Sehavenden kijker, dien ze haastig
.telde en op het gezicht van het kleine
kept Je 111 wit richtte. Heel even maar
E zo. toen werd de kijker op kapitein
Amos gericht en zoodra ze de trekken van
dat heerschap duidelijk kon onderscheiden,
verscheen er een verschrikte blik op haar
mooi gezichtje. Ze liet den kijker vallen,
nam het kind op en vluchtte met hem het
huis binnen. Daar bleef ze echter niet. Er
was nog een andere deur, die naar de
schaduwrijke pandanus boomen achter het
huis leidde en daar haastte zij zich met
kind heen. Zonder op of om te zien ging
ze verder, totdat ze aan een plek kwam,
waar in een hevigen storm groote blokken
koraal, van de omringende riffen losge
slagen, torenhoog opgestapeld waren en
gedeeltelijk schuil gingen onder de blade
ren van de groene miki boschjes, die daar
wortel geschoten hadden. Door een nauw
gangetje tusschen twee blokken koraal, die
bijna geheel onder de miki verborgen wa
ren, liep ze naar een holte in de opgehoop
te koralen, die veel weg had van 'n klein
kamertje. De vloer bestond uit wit zand,
dat kurkdroog was. Er waren overal sple
ten waar het zonlicht door naar binnen
stroomde en de geheele plek was licht en
luchtig. Daar zei ze tegen het kind in vrij
behoorlijk Engelsch:
„Kleine Maulice wachten tot ik kom.
Slechte mannen gekomen in het gloote
schip. Kee Song je komt halen heel gauw,
ais slechte mannen weel weg zijn".
De bruine oogen van het kind keken
haar ernstig aan. Hij was te jong om de
volle beteekenls van haar woorden te be
grijpen; wel begreep hij, misschien ook
door Kee Song's ernstige gezicht, dat er
iets niet in orde was en dat hij hier moest
wachten. Hij knikte met de bezonnenheid,
die sommige kinderen eigen is en ant
woordde:
„Ik zal wachtén, Kee Song."
Kee Song streek hem liefkoozend over
zijn haar en vast ervan overtuigd, dat hij
daar zou blijven, glipte ze door het nauwe
koraal gangetje terug, rende vrijwel onder
de pandanus-boomen door en haastte zich.
toen ze het huis bereikt had, naar de kleine
veranda. Ze was net op tijd om te zien, hoe
de boot op het witte strand landde en zag
dat de in het wit geikleede vrouw met het
goudblonde haar en aardige poppengezicht
de oogen op haar richtte, zooals ze daar op
de veranda te wachten stond, ze daarna
naar den zeeman wendde en iets zei wat
hem luidruchtig deed lachen. Het tweetal
klom het strand op en begaf zich onder de
schaduw van de schuinstaande palmen in
de richting van het huis.
Den geheelen weg over keek Kee Song
hen met haar donkere oogen bijna onbe
weeglijk aan. Haar blik was voornamelijk
op het kleine, in het wit gekleede vrouwtje
gerioht, wier blauwe oogen haar onbe
schaamd, strak aanstaarden. Haar knappe
gezichtje was ernstig, een beetje vragend,
maar zonder een zweem van angst en toen
die twee de veranda opkwamen, sprak ze
niet, maar in de donkere diepten van haar
oogen lag een onuitgesproken vraag. Het
was Miss Wakinshaw, die het gesprek
opende.
,En," zei ze vriendelijk, „jij bent zeker
Kee Song, niet meisje?"
Kee Song knikte zonder een woord te
zeggen en Miss Wakinshaw knikte eveneens.
„Dat dacht ik op het eerste gezicht al
en misschien mag ik me even aan je voor
stellen. Ik ben Norma Charlton, Maurice
Charlton's zuster en ik denk wel niet. dat
ik behoef te zeggen, wat me hierheen ge
bracht heeft. Dit zal het je wel vertellen."
Ze opende een welverzorgd handje en op
de kleine palm lag het roode kenteeken,
met het geschilderde motto boven. Kee
Song keek er ernstig onderzoekend naar,
hief toen haar donkere oogen naar het
aardige gezichtje van Miss Wakinshaw en
schudde haar hoofd,
„Nee," zei ze. „Ik niet beglijp."
Deze aankondiging had bijna Janey
Wakinshaw's pose vernietigd. Donkere vlek
ken verschenen op haar roze wangen en de
blauwe oogen schitterden van kwaadheid.
„O, kom nou, dat kan je niet meenen
Kapitein Amos Smith kuchte luidruchtig,
als een goed diplomaat en Miss Janey slik
te onmiddellijk haar booze woorden in
Toen glimlachte ze liefjes en gooide het
over een anderen boeg.
„Je bent zeker alleen maar voorzichtig,
niet Kee Song en daar heb je gelijk aan.
Maar ik zal het je uitleggen. Ik ben geko
men om het zoontje van mijn broer te
halen, zooals wel uit dit kenteeken blijkt.
Hij is hier, want ik hem daarnet bij je op
de veranda zien staan de kleine schat.
Ga hem eens gauw halen en stel hem aan
zijn tante en voogdes voor. dan ben je een
goed kind."
Kee Song bewoog zich niet. Haar donkere
oogen, die op het gezicht van de ander ge
richt waren, hadden een uitdrukking van
eenigszins verbaasde minachting, die Janey
Wakinshaw in hooge mate irriteerde, daar
ze geen idee had, wat de reden daartoe kon
zijn. Ze stampte ongeduldig met haar voet.
„Heb je me verstaan?"
„Ik verstaan," antwoordde Kee Song met
een lichte hoofdbuiging. „Ik hem niet blen-
gen."
„Je wilt hem niet brengen?" Janey
Wakinshaw's verhazing was ongeveinsd en
haar volgende vraag had een woedenden
klank „In Godsnaam, waarom niet, meisje?"
Kee Song vertoonde geen enkel teeken
van verwarring en begon met oneindige
kalmte op haar beurt vragen te stellen.
„U zegt, dat u Miss Cha'lton bent, Mau
lice Oha'lton zustel?"
„Natuurlijk! Wie dacht je dan, dat ik
was?"
Toen bracht Kee Song Miss Wakinshaw
een van de grootste schokken van haar
avontuurlijk leven toe. Haar hand ging
naar den hals van het zijden jakje, dat zij
aanhad, morrelde een oogenblik aan een
dun gouden kettinkje en bracht tenslotte
een klein rond medaillon van hetzelfde
metaal te voorschijn. Ze drukte op een veer
en toen het medaillon opensprong, hield
zij het de andere vrouw voor. Het bevatte
een portret, een op ivoor geschilderd
miniatuur en terwijl ze er met een ver
schrikte glans in haar blauwe oogen naar
keek, had ze geen moeite het origineel eruit
te ontdekken. Bovendien liet Kee Song's
uitleg geen twijfel over.
,Dat Miss Cha'lton, Maulice zuster. U niet
zij! Hey?"
Miss Janey had even tijd noodig, om zich
van den onverwachten schok te herstellen.
Toen haalde ze diep adem, lachte ruw en
zonder verder op Kee Song te letten, keek
ze den zeeman aan en schreeuwde haar
ergernis uit.
„Vervloekt! Dat heeft me de boel in het
honderd gegooid! Wie zou aan zoo iets nou
gedacht hebben." Ze hief haar hand op
en wierp 't kenteeken de kamer door, waar
het een koperen Buddha beeldje raakte,
vandaar op den grond terugviel en tot vlak
voor Kee Song's voeten rolde.
(Nadruk verboden). .(Wordt vervolgd).