Beck in Boekarest - Engelsche koning opent zeevaartkundig museum
78sle Jd<sujj&^
LEiDiCH DAGBLAD
Tweede Blad
i—
SS9tt i
|1M|
HET ROODE KENTEEKEN
FEUILLETON
DE KONING VAN ENGELAND OPENDE HET SCHEEPT A ART-MUSEUM TE GREENWICH. De
vorst en de vorstin op weg naar Greenwich, aan boord van de Koninklijke sloep, welke door vier motor-
■Ét
^avrmfcL "jfcA
i 1
li ET FEIJ EN OORD-STA D10 N BIJNA GEREED DE TIENDUIZENDEN
TE ONTVANGEN, die Zondag a.s. den voetbal-wedstrijd Holland
Belgie zullen bijwonen. Het uitgestrekte parkeerterrein wordt in
gereedheid gebracht.
TIJDIG OP POST.
De eerste bezoeker op de tribunes voor de kroningspleohtigheden te Londen? Het is het standbeeld
van Lord Byron, dat omringd is door tribunes.
INGRID WIENGREEN,
dochter van den gezant
van Paraguay in Ween en,
bij Neunkirchen- vermoord
OP DE JACHTWERVEN heerscht in verband met het komende seizoen
een groote drukte. Een Sneekermeer-kruiser op een werf te
Sneek in aanbouw.
OTTWELL BINNS.
61)
Hierop hervond Terry zijn spraakver
mogen. „Daar zou ik maar niet zoo verd d
zeker van zijn. Dat was een deel van de af
spraak, waar jij je niet aan gehouden hebt
en nu zie ik niet In waarom wij het wel
zouden doen. We zijn op weg naar Faka-
rava en het kan best zijn dat we Je daar
als schipbreukeling aan de Fransche auto
riteiten uitleveren. Zij zullen er natuurlijk
naar informeeren, hoe je daar op dat on
bewoonde eiland terecht gekomen bent en
?e zullen willen weten van wat voor haven
Je gekomen bent. Als we ze vertellen
.•■Wel allemachtig.Dat zal je me toch
met aandoen?"
..Dat hangt ervan af!" zei Terry kortaf.
"Je hebt ons schandelijk behandeld. Je zult
ons vertellen, wat we weten willen, zoodra
we aan boord van het jacht zijn en let
wt'i als het voor ons te laat is om er nog
boms nut van te hebben, dan ga je recht-
t.o#+ naar Molokai terug en wat mij be-
mag je daar de rest van je leven lig-
kverrotten..Ik geef je den tijd om
bir ?v5r na denken, totdat we het jacht
«reikt hebben en zoodra we voet aan dek
ie ai Xertol le wat je weet of ik verzeker
1?at ie naar die hut in Kalawao terug
sit? a' *>u 'k je er in boeien heen moeten
jOopen nou Weet je precies waar je
van ii.bent en ik wil geen woord meer
*n ie hooren totdat je de touwladder op
cent, begrepen?"
„U bent ineens vervloekt onafhankelijk,"
gromde Babbage, maar in zijn oogen lag
een uitdrukking van vrees.
„Ik weet. wanneer ik de kaarten in han
den heb. En dit keer is het aan mij om te
spelen. Denk er dus maar eens over na en
doe het vlug. Het is je laatste kans en die
is even broos als het leven van het kind,
dat je aan den Dood zelf verkocht zou heb
ben, schurk die je Dent."
Babbage gaf een antwoord, maar schoof
ongemakkelijk op zijn bankje heen en weer
en keek niet naar Terry totdat de boot
langszij het jacht gekomen was en toen
deed hij plotseling een vraag.
„Ja! Je kunt zeker wel een ladder op
klimmen. Maak dat je boven komt!" zei
Terry.
Babbage klom de ladder op en Terry
volgde hem vlug. Aan dek vond de man
Norma, Boriase en Seabright, die op hem te
wachten stonden. Het meisje en de parel
handelaar waren slechts nieuwsgierig, de
eigenaar van het jacht echter opgewonden
van gespannen verwachting. Maar toen
Terry aan boord klom, deed Boriase een
stap vooruit met een uitdrukking van stom
me verbazing op zijn gezicht.
.Wel verdraaid!" riep hij uit. „Jimmy
Babbage. Heb ik ooit van mijn leven!"
En toen begon Seabright te lachen, al
hoewel hij zich verre van kalm voelde.
„Dus hebben mijn oogen me inderdaad
niet bedrogen! U bent welkom. Mr. Bab
bage, zeer welkom. Ik kan u niet zeggen
hoe blij ik ben u weer te zien!"
En Norma keek van den een naar den
ander en wendde zich tenslotte tot den
ïan, dien ze liefhad.
„Is het - is het
„Ja," antwoordde hij. „Het is kapitein
Babbage, uit Molokai." Toen draaide hij
zich met een ruk naar den. melaatsche om.
„Je tijd is om," zei hij grimmig. „Wat
ben je van plan te doen?"
HOOFDSTUK XVH.
Kee Song.
Babbage keek hem vechtlustig aan, want
de toon, waarop hij aangesproken werd
beviel hem niets.
„Dat is geen manier om tegen een man
te spreken
„O nee? Het is beter nog dan je verdient.
Ileb je een besluit genomen?"
Terry Domville's stem had een ijskou-
den klank, zijn gezicht stond strak, maar
in zijn oogen lag een glans, die den melaat
sche waarschuwde, dat het nu geen tijd
was om aan een persoonlijke beleedfging
aanstoot te nemen. Hij gaf zich op genade
of ongenade over, maar trachtte nog zijn
figuur te redden.
„Ik zal maar op het aanbod ingaan" zei
hij. „Op de oude vaarwaarden natuurlijk!"
„Dat is heelmaal niet natuurlijk" zei
Terry streng. „Als we het kind in ons be
zit krijgen, dan gaat de, oude afspraak door
Als dat niet het geval is, dan zweer ik je,
dat je naar Kalawao terug gaat. Als je
dat begrepen hebt, dan kan je ons nu
vertellen wat we willen weten. Naar welk
eiland heb je Kee Song en Charlton's kind
gebracht?"
Jimmy Babbage wist, dat de ander in
beide gevallen zijn woord zou houden en
ook dat het gevaar naar Molokai terugge
bracht te worden als een dreigende wolk
aan den horizon verscheen en elke seconde
die vooibijging grooter werd Hij verspilde
daarom verder geen tijd.
„Het lijkt wel chantage!" bromde hij.
„U weet dat u met me doen kunt wat u
wilt. Maar ik zal het maar riskeeren, dat
u me eerlijk behandelt. Kee Song en
Charlton's zoontje zijn op een van de
atellen, waar niemand komt. Ik weet den
naam er niet van, misschien heeft het er
wel heelemaal geen, maar het is ten Oos
ten van Takaros en ik kan het op de kaart
doodgemakkelijk vinden. Daar heb ik hen
en de oude Moy Song aan land gezet,
voordat ze me in Molokai opsloten".
„En weet kapitein Amos Smith dat?"
„Ja! Gemeene verrader dat hij is. Gis
teren heb ik het hem verteld, omdat hij
zulk mooi weer speelde en me beloofde, dat
ik de helft van den buit zou krijgen, en
een half uur later zette hij me neer op dat
vergeten stuk koraal en lachte me alleen
maar uit, toen ik hem in zijn gezicht uit
vloekte".
„Jimmy" zegt ie, „jij bent de gans, die
de gouden eieren legt heusch waar en
ik hoop dat je een paar echte vindt, die je
op dit sprookjes-eiland op kunt eten. In
ieder geval", lachte ie, „zijn er kokosnooten
cn dat is veel beter dan niks en als het
water je niet bevalt, dan is het vrijwel ze
ker, dat je den tijd hebt om er aan te
winnen". Toen zei hij me overdreven vrien
delijk goedendag en weg ging ie om dat
jochie te vindenIk had hem van
woede kunnen vermoorden".
„Maar een ding begrijp ik niet. Ze heb
ben mij verteld dat Moy Song deelgenoot
is geworden van een anderen Chinees op
een handelsfactory. Op een onbewoond
eiland kan toch geen handel gedreven
worden"
„Dat dacht je maar Er is handel en han-
dei en Moy Song's compagnon probeert
heusch niet zijn geld te verdienen met 't ver-
koopen van haaienvleesch in blikjes, onder
den naam van zalm. of copra te koopen,
waar de markt al zoo ontzettend van over
voerd is. Hij pikt het veel handiger in. Ik
heb dat in Takaroa gehoord, nadat ik Moy
Song aan wal gezet had, zonder dien an
deren knaap gezien te hebben. Hij kweekt
parels net zooals de Japanners en ver
koopt ze in Honolulu als echt. want de
toeristen dragen toch geen violette stralen
bij zich om te weten, of het waar is of niet
Goed zaakje en eerlijk ook, want de oes
ters maken de parels."
Terry knikte en zei tegen Seabright. „La
ten we naar Takaroa koers zetten. Ik zal
Babbage direct naar het kaartenkamertje
brengen en dan kan hij de atol aanwijzen,
waar Moy Song en zijn dochter zitten".
Hij draaide zich om en liep met Norma
weg en Babbage keek hem met benauwde
blikken na. „Als Amos Smith dat jochie
heeft begon hij tegen Boriase.
De parelhandelaar lachte hard. „Ik zou
maar bidden als je dat tenminste nog
kunt dat hij dat niet heeft, Jimmy Bab
bage. Anders ga je zoo vast als een huis
naar Molokai terug."
„Maar ik kan het toch niet helpen? Het
is niet eerlijk als
„Eerlijk?" Boriase lachte weer. „Dat
woord zou ik maar niet noemen, Jimmy,
als ik jou was. Dat klinkt uit jouw mond
een beetje vreemd, nadat je dat stukje pa
pier in de hut to Kalawao op den muur ge
prikt hebt. Houd je nou maar kalm en bid
God. dat die Amos Smith zijn smerige
klauwen niet in den kleinen Maurice
Chariton geslagen heeft."
(Nadruk verboden).
(Wordt vervolgd).