Nieuw zweefvliegrecord - Schuschnigg in Venetië - De Maas wast HET ROODE KENTEEKEN 7Ssfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON mMmmmimmmmtmtamimmmmmmmMM«w—mummmHKOMMMMM«y=»MM BE V OOIU AARS STIER EN KEURIX G TE ALKMAAR, werd bezocht door minister mr. dr. L. N. Deckers. Z.E. tracht met één der dieren vriendschap te sluiten. AA UI) BEIEN PLUK IN BEVERWIJK. In het centrum der aardbeien-cultuur, Beverwijk, is dc pluk der kasproducten in vollen gang. Geree<l voor verzending. ONTHULLING VAN EEN MONUMENT VOOR WIJ LEN KONING GEORGE TE AVINDSOR. - In het midden de Koning, rechts de Koningin-Moeder en links de Koningin. 0 0 STE N RIJKS CHE—IT V LI A A N S CHE BESPREKINGEN. Dr. Schuschnigg, bonds kanselier van Oostenrijk, is te Venetië aangekomen, voor het houden van besprekingen met Mussolini. De beide staatslieden op het station te Venetië. NOG. STEEDS WAST HET WATER VAN DE MAAS. Door den zwaren regenval is de rivier op verschillende plaatsen buiten haar oevers getreden. Vooral in de omge ving van Grave staan vele landerijen blank, zooals uit bovenstaande foto blijkt. NEDERL VNDSC'JI ZWEEF VLIEG RECORD GEBROKEN. De zweefvlieger Hoekstra, gefotogra feerd na zijn landing op het strand bij den Wassenaarschen Slag. Zeven uur en 13 minuten was de vlieger in de lucht geweest en had het record van zijn collega van Neyenhof verbeterd met 1 uur en 29 minuten. BRAND AAN BOORD VAN EEN MOTORSCHIP. In de lading van de ,,Gocd vertrouwen", bestaande uit vlas, brak op het Eemskanaal bij Delfzijl brand uit. Het MO ton metende schip met zijn brandende lading. OTTWELL BINNS. 68) Hij maakte zijn gedachten niet af. Blin delings rende hij de besmette hut uit, met zoo'n haast, dat hij tegen een man aan botste, die den anderen kant op holde. De schok was zoo hevig dat beiden er van wankelden en de andere man op den grond viel, maar met een gemompelde vloek sprong hij vliegensvlug weer overeind. In het licht, dat door het raam naar buiten viel, kon Terry den man duidelijk zien. Hij hiel esp enorm groot hoofd. Een oor was verdwenen en zijn neus het gezicht was een afzichtelijk plat masker, verschrikke lijker dan eenig gargouille ooit door een artist ontworpen, die zijn verbeelding den vrijen loop gelaten heeft. Terry week hui verend achteruit en rende verder de be schuttende duisternis in, terwijl de ramp zalige stumperd achter hem jankte als een hond. Terwijl hij voortholde, werd hij er zich vaag van bewust, dat het geraas, dat hij achter de wilde guaven boschjes in de nchting van de zee gehoord had, minder erg en van karakter veranderd was. Het aeed nu meer aan opwinding dan aan awijd denken en het drong tot hem door, al het minder ver weg was, of liever ge- ze.?o, dat het naderbij kwam. De man. dien "h omvergeloopen had, jankte nog steeds en de vrees, dat hij de terugkeerendè be woners van de nederzetting zou ontmoeten en door onreine handen gegrepen zou wor den, deed hem kalmer zijn en voorzichtiger voortgaan dan hij tot dusverre op zijn overhaaste vlucht gedaan had. Hij ging langzamer loopen, en bleef zooveel moge lijk in de schaduw, daarbij de verlichte ra men van de hutten vermijdend. Hij had het laatste huis achter zich ge laten en de grens van de guaven bereikt, toen. tot zijn groote ontzetting, een man recht in zijn armen liep. De man hijgde naar adem. jammerde in pure doodsangst en gilde toen bijna: „God zij me genadig!" Iets in die verschrikte stem maakte een herinnering bij Terry wakker. Hij was er- zeker van dat hij haar meer gehoord had, nog niet zoo heel lang geleden en terwijl hij den kerel vast bleef houden, vroeg hij kortaf „Wie ben je, man?" Hij voelde den man opschrikken, hoorde hem diep ademhalen en toen riep hij met gebroken, heesche stem uit: „Jij Jij bent Terry Dcmville of zijn geest!" Er ging Terry een licht op, toen de man die woorden uitte. Hij keek hem recht in zijn gezicht eii riep op zijn beurt uit: „Wel allemachtig, Parry!" „Ja. ik ben hetIk kan wel rajen waarvoor u hier bent.en u moet me helpen In Godsnaam, laat me niet in üe steek." „Wat is er gebeurd?" beet Terry hem toe. „We kwamen om Babbage te halen. Dat zal u ook wel weten. Een van die melaat- sche kerels kreeg ons in de gaten en maak te de boel aan den gang. Een heel stel kwam te voorschijn, voordat we met Bab bage weg konden komen. Het was een ver- vloekte herrie Bah! Ik voel het nog, dat schilferige vleesch de man hield op en rilde van afschuw. „Ze zeggen dat het be smettelijk is en ze hebben me aangeraakt. Ik heb een krab op mijn pols, waar een van die beesten zich aan me vastgeklauwd heeft en ik durf het niet uit te zuigen want ik ben bang dat „Is jouw stel met Babbage weggekomen!" „En of. Maar mij hebben ze achter gela ten de gemeene rotkerels! De man werd weer bijna hysterisch van angst. „U bent een heer, Mi-, Domville. U moet me helpen. U kunt me hier niet alleen achter laten. Een nacht in dit pestgat en ik ben een verloren man. En u en ik zijn in hetzelfde schuitje „Dat zullen we zijn!" viel Terry hem grimmig in de rede. „Daar zal ik wel voor zorgen. Houd op met dat lawaai en ga mee, vlug wat." Hij ging voor door de guaven boschjes, door den doodelijk verschrikten stuurman als een trouwen hond op de hielen gevolgd. Hij raakte een oogenblik de richting kwijt, stond stil en floot. Zijn fluitje werd van rechts beantwoord en Seabright's stem vroeg bezorgd: „Ben jij dat Terry?" „Ja," antwoordde hij en ging op het ge luid af en bereikte zijn vrienden, met Parry vlak achter zich aan. „Wat is er gebeurd?" „Ze hebben Babbage." „Wie?" „Dat stel van de „Dusty Miller". Ze wa ren even voor ons, maar zijn in moeilijk heden geraakt. Dit is Parry, de stuurman. Ze hebben hem achter gelaten. Hij gaat met ons mee en als hij ons niet alles vertelt wat hij weet, dan zweer ik je dat ik hem hierheen terug zal brengen en tus- schen de melaatschen los laten „Ik zal je alles vertellen begon de stuurman, hield weer op en schudde zijn vuist in de richting van de duisternis. „Ik zal het ze wel betaald zetten, die kerels! Daar zijn ze! Ik hoop waarachtig, dal ze op een rif te pletter varen en door krui pend ongedierte opgevreten worden Terry negeerde het laatste gedeelte van de tirade. Ver weg in de duisternis zag hij een licht glimmen. „Daar gaat het schip, Seabright. We moeten vlug zijn. Misschien kunnen wij haar rook in de gaten houden en op die manier rechtstreeks naar de plek geleid worden waar we heen willen". Ze holden naar de boot en toen ze in het schuimende water gelaten werd zei Sea bright: „Ben jij aan branding gewend, Parry?" „Pak dan het roer vast en breng ons er door heen. Maar geen grapjes, begrepen?" „Grapjes! Denkt u nog, dat ik naar dat levende doodenhuis terug wil? Ik zou de boot nog liever door de poorten van de hel voeren, dan in die vuiligheid terug te gaan." Hij bracht de boot veilig door de bran ding heen en toen Seabright met een rak- lantarentje zwaaide, werden op de „Kes trel" de lichten ontstoken, om haar ligging duidelijk te maken, maar Parry's oogen dwaalden af door de duisternis, waar af en toe een glimp te zien kwam van een ander licht .Naar het Zuiden", bromde hij tegen Terry, „Dat zei Babbage". Terry's hoop leefde weer op. „Heeft Bab bage je de plaats verteld?" „Nee, hoor. Zoo'n ezel is hij niet. De schipper heeft geprobeerd hem te dwin gen het te zeggen, maar hij dacht er niet ever. „Niet voordat ik aan boord van die ouwe tank van je ben, Amos, zeg ik het je" zegt ie. Je moet koers zetten naar 't Zui den en als we goed en wel een eind van dit stinkgat weg zijn, dan zeg ik je misschien wat ik weet." De schipper heeft geprobeerd hem te overdonderen, maar Babbage was ais een rots. „Je ken doen wat je wilt Ainos", zegt ie grijnzend. „Ik heb nog een pijl op mijn boog en ik ben niet van plan hier achter gelaten te worden om te ver rotten, terwijl jullie vroolijk wegvaren om een fortuin in te pikken.... Ik zal doen vat ik beloofd heb, maar ik mag gehangen worden als ik me laat beduvelen en achter gelaten word. De koers, die je hebben moet is naar het Zuiden en ik zal je de plaats op de kaart aanwijzen als we in de buuri komen". „Zou Amos hem achter gelaten hebben, ais hij het verteld had?" „Vast en zeker. Maar al kan ik u niet meer vertellen, kunt u er wel op rekenen dat u naar het Zuiden moet varen". „Dat is tenminste beter dan niets" zei Seabright. „Ja", viel Borlase in, „ofschoon de term heel wat inhoudt ongeveer een half rond laten we zeggen". „Maar die ouwe schuit vaart voor u uit, heeren" zei Parry. „En haar pijp is zoo smerig, dat haar rookpluim als een vlag is, die je op mijlen afstand kan zien". i Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5