BINNENLAND
Het oordeel van Benesj
78sfe Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 23 April 1937
Derde Blad No. 23642
De kerkelijke liefdadigheid in
het Derde Rijk
Betere vercleeling van den
beschikbaren arbeid.
Mr. A. Fentener v. Vlissingen
75 jaar.
Gieloof in langzame consolidatie
Haar
arbeid door. de regeering
onmogelijk gemaakt
Hoe de caritas-collecte
verboden werd
Verdergaande voorzieningen
noodig geoordeeld.
Bij de overweging van het wetsontwerp,
houdende tijdelijke bepalingen, strekkende
tot het bereiken van een betere verdeelmg
van den beschikbaren arbeid in de afdee-
lingen der Eerste Kamer betuigden vele
leden daarmede hun instemming. Verschei-
denen hunner waren nochtans van oordeel,
dat het door verdergaande voorzieningen
zal moeten worden gevolgd.
Komt het tot uitvoering van de voorge
dragen wet, dan zal er alleen een zij het
zeer wenschelijke arbeidsverschuiving
plaats kunnen hebben, niet een verruiming
van het aantal werkers.
Sommige leden vroegen zich af, of de
noodzakelijkheid van dit wetsontwerp ge
noegzaam is aangetoond en of de bezwaren
van vervanging van volwassen arbeiders
door jongere en goedkoopere arbeidskrach
ten wel voldoende ernstig zijn.
Afgescheiden hiervan hadden deze leden
bezwaar tegen dit voorstel, omdat de toe
passing daarvan grootendeels aan de
regeering wordt overgelaten. Zij herinner
den er aan, dat in 1934 in België een soort
gelijke maatregel is getroffen, doch in
November j.l. is ingetrokken, „omdat de
toepassing grooten hinder van practischen
aard zou geven".
Eenlge leden hadden ernstig bezwaar te
gen de vervanging van vrouwelijk door
mannelijk personeel. Het is voor meisjes
en vrouwen, vooral in dezen tijd, even
moeilijk als voor jongens en mannen om
werk en een bestaan te vinden. Het be
perken van den vrouwenarbeid leidt tot
allerlei minder gewenschte toestanden en
gevaren.
NED. WERKLIEDENVERBOND
„PATRIMONIUM".
De 53e bondsvergadering.
Hedenmiddag is in „Artis" te Amster
dam de 53e verbondsvergadering aange
vangen van het Ned. Werkliedenverbond
„Patrimonium" onder presidium van het
Tweede Kamerlid, den heer C. Smeenk van
Arnhem.
De heer Smeenk opende de eerste zitting
op gebruikelijke wijze, waarna hij een
openingsrede hield waarin hij een rond
blik hield op sociaal-economisch terrein,
wees op de roeping van Patrimonium ook
in dezen tijd en vervolgens terwijl de aan
wezigen zich van hun zitplaatsen verhie
ven met een enkel woord herdacht den
voor eenige weken plotseling overleden
vice-voorzitter van het Verbond, wijlen
den heer J. Hollander te 's-Gravenhage.
die tal van jaren Patrimonium in woord en
geschrift heeft gediend.
De voorzitter riep het welkom toe aan
afgevaardigden van tal van verwante cor
poraties als het Chr. Nat. Vakverbond, de
Chr. Nat. Werkmansbond, het Luth. Ver
bond voor Chr. sociale actie, enz.
Hierna kwamen de jaarverslagen van
secretaris en penningmeester, de heeren J.
J Bossenbroek te Amsterdam en H. M.
Lutter, van Groningen, aan de orde. Dat
van den secretaris maakt melding van een
ledental op 1 Jan. J.l. van 12.486 en 207 af-
deelingen. Het verbond gaf naast zijn
weekblad een orgaan uit onder den titel
„Voor Waarheid en Recht" dat zesmaal het
licht zag in een oplaag van 110.000 ex. en
brochures van de heeren Smeenk en Hol
lander elk in 50.000 ex. De afdeelingen van
het Verbond hebben totaal 7711 woningen
gebouwd met een kapitaal van f. 39.933.380.
De heer Smeenk vierde zijn zilveren jubi
leum als redacteur van het weekblad
Patrimonium.
Het finantieel verslag van den penning
meester sluit over 1935 met een eindcijfer
van f. 53.297.80 en over 1936 met f. 32.272.84.
De balans heeft over deze Jaren een eind
cijfer van resp. f. 35.853.11 en f. 32.554.0i.
De verslagen werden na bespreking
goedgekeurd, de penningmeester van zijn
beheer gedéchargeerd en de begrooting
vastgesteld met een eindcijfer van f. 31.900.
Het aftredend bestuurslid, de heer G.
Baas Kzn., webhouder van Amsterdam,
werd bij enkele candidaatstelling her
kozen.
Hierna werd een aanvang gemaakt met
de behandeling van de ingediende voor
stellen van de afdeelingen Ermelo, Delft,
Hilversum. Utrecht. Amersfoort. Groningen
en Arnhem.
WEBER IN DUITSCHEN DIENST.
Mr. A. Fentener v. Vlissingen.
Heden viert mr. A. Fentener van Vlis
singen te Den Haag. oud-president van
den Hoogen Raad. zijn 75en verjaardag,
Mr. Augustinus Fentener van Vlissingen
werd geboren te Amsterdam, waar hij la
ter ook aan de universiteit studeerde en
op 9 Juli 1891 cum lande den doctors-titel
verwierf op een proefschrift „Misbruik van
cognossement-exemplaren". Na eerst eeni-
gen tijd als plaatsvervangend-rechter te
Amsterdam werkzaam te zijn geweest,
werd hij 13 Febr. 1897 benoemd tot rech
ter in de rechtbank aldaar en vervolgens
op 31 Dec. 1906 tot Raadsheer in het Ge
rechtshof daar ter stede. In Maart 1909
volgde zijn benoeming tot Raadsheer in
den Hoogen Raad, terwijl hij op 4 Dec.
1924 tot vice-president en in December
1931 tot president van dat college werd
aangesteld.
Mr. Fentener van Vlissingen heeft zich
steeds veel aan maatschappelijk werk van
allerlei aard gewijd. Zoo was hij tal van
jaren lid van het hoofdbestuur en jaren
lang algemeen secretaris van het Ned. Ge
nootschap tot zedelijke verbetering van
gevangenen, voorzitter der Vereeniging v.
Reclasseeringsinstellingen, lid van het
Centraal college voor de Reclasseering. Mr.
Fentener van Vlissingen is ridder in de
Orde van den Ned. Leeuw en officier der
Oranje-Nassau-orde.
Bekend werktuigkundige bij de K.L.M.
De heer Weber, chef-werktuigkundige
bij de K.L.M., heeft ontslag aangevraagd
en ls naar Brunswijk vertrokken, waar hij
dienst zal doen bij de Duitsche luchtmacht.
De heer Weber is zeker een der bekendste
werktuigkundigen van de K.L.M. Met de
heeren Geysendorffer en Scholte maakte
hij deel uit van de bemanning van de Fok
ker 7a H-NADP. die in 1927 gecharterd
werd door den Amerikaanschen milllonnair
van Nederlandsche afkomst den heer Van
Lear Black en waarmee de eerste retour
vlucht naar Nederlandsch Indië en terug
gemaakt werd. Na de terugkeer in het
vaderland werden zoowel de passagiers als
de bemanning gedecoreerd met de Orde
van Oranje Nassau.
JACOB BEEN+
Een der dapperste redders van de
Nederlandsche kust.
Op 91-jarigen leeftijd is eergisteravond
te Den Helder overleden Jacob Been. een
van de dapperste redders van de Neder
landsche kujj.
Het stoffelijk overschot zal morgen om
elf uur op de algemeene begraafplaats te
Huisduinen ter aarde worden besteld.
DE 500.000ste PASSAGIER
VAN DE K. L. M.
Omstreeks over een week verwacht de
K.L.M. haar 500.000sten paësagier. Haar of
hem zal een legpenning met inscriptie
worden aangeboden, zoomede twee retour
biljetten voor een buitenlandsche vlucht
met verblijfkosten voor 5 dagen.
WIERINGERMEER EN IJSELMEER.
Aan het Voorloopig Verslag der Eerste
Kamer over het ontwerp van wet tot Instel
ling van een openbaar lichaam voor den
ingepolderden Wieringermeer en nader aan
te wijzen ingepolderde of in te polderen ge
deelten van het IJsselmeer, ls het volgende
ontleend
Eenige leden meenden, dat ter vervulling
van de taak, volgens artikel 1 op te dragen
aan een rechtspersoonlijkheid bezittend
openbaar lichaam „De Wieringermeer", in
de plaats hiervan zeer wel een gemeente
en(of) een waterschap hadden kunnen wor
den gesticht. Intusschen waren zij niet on
geneigd mede te werken tot het nemen van
de thans voorgestelde proef met een open
baar lichaam, als bedoeld in artikel 194 der
Grondwet, te minder, waar beoogd wordt
aan de voorgedragen regeling geen duur
zaam karakter te geven, al sluit weliswaar
dit aanvankelijk oogmerk de kans op een
niettemin lang leven niet uit.
Andere leden betwijfelden of door de
stichting van een gemeente en (ofl een
waterschap een goede oplossing te verkrij
gen zou zijn geweest.
Verscheidene leden gaven hun voldoening
te kennen over de beperking van het voor
staatsexploitatie bestemde gebied van den
Wieringermeerpolder van 3000 ha. tot 1000
ha., waartoe in de Tweede Kamer door aan
vaarding van een amendement Bongaerts
c.s. werd besloten. Dat er ten deele exploi
tatie van staatswege zal plaats hebben ge
voelden zij, onder verwijzing naar het bij
de steenkolenmijnen gevolgde stelsel niet
als een bezwaar. Sommige leden vonden
echter ook deze 1000 ha. te veel, daar zij
staatsexploitatie onjuist achtten.
Eenige leden waren van oordeel, dat het
wenschelijk is een grooter gedeelte van de
beschikbare oppervlakte te bestemmen voor
bedrijven beneden 25 ha.
Speciale G. P. D.-dienst).
„Zlata Praha", het gouden Praag, zoo
noemen de Tsjechen hun hoofdstad. En
hun trotsch is gerechtvaardigd, want
Praag maakt een onvergetelijken indruk
op eiken bezoeker. Als men op de Karls-
brücke staat dezelfde brug, vanwaar
eens de heilige Nepomuk in het water van
de Moldau geworpen is heeft men een
prachtig gezicht op de oude stad. Ontel
bare torens teekenen zich af tegen de
lichtende lucht: de Hradschin, de Raad-
hulstoren met zijn astronomische klok
een bezienswaardigheid op zichzelf, waar
ieder uur de twaalf apostelen rondom
marcheeren, en die 's ochtends om vijf mi
nuten over half tien om mysterieuze re
denen zestien slagen deed hooren de
Veitsdom, de Sankt Georgskerk en vele,
vele anderen.
Praag., stad van steengewordenschoon
heid.
Praag., de stad, waar het hart van de
Kleine Entente klopt.
En het brein van dezen statenbond, dr.
Edouard Benesj, die gedurende ruim zes
tien jaren Tsjecho-Slowakije's buitenland
sche politiek geleid heeft, tot hij in De
cember 1935 den grijzen Masarijk als pre
sident opvolgde, zetelt in het Praagsche
regeeringskwartier, dat hij slechts tijdens
de week-ends verlaat voor zijn gerieflijk
landhuis in Sezimovo Usti. Voor Benesj,
die vroeger een van de meest reizende mi
nisters van buitenlandsche zaken in
Europa was, moet deze gebondenheid aan
Praag wel eentonig zijn. En reeds uit de
eerste woorden, die na de begroeting ge
wisseld worden, blijkt overduidelijk, dat
zijn reis naar Belgrado den president ook
uit het oogpunt van afwisseling welkom
is geweest.
Benesj is klein, energiek, kortaf, en weet
in een uur meer te zeggen dan eenig an--
der staatsman. Met zijn bril hij ls er
trotsch op dat hij met zijn bijna drie en
vijftig jaar haar nog slechts voor lezen
hoeft te gebruiken in de korte, sterke
vingers geklemd maakt hij korte, vlugge
gebaren, die even pedant aandoen als die
van een schoolmeester met zijn potlood.
En ook zijn stem heeft wel iets van die
van een schoolmeester wanneer hij uit
legt dat men in vele plaatsen zijn bezoek
aan de Joego-Slaafsche hoofdstad ver
keerd geïnterpreteerd heeft: het was geen
speciale reis om besprekingen te voeren
naar aanleiding van het kortelings geslo
ten Italiaansch-Joego-Slavisch verdrag,
doch een protocolair bezoek aan de hoofd
stad van een bevrienden buurstaat, dat
reeds lang te voren vastgesteld was. Een-
UIT NED. OOST-INDIË.
VERDRONKEN.
TJILATJAP. 22 April. (Aneta/A.N.P
De Europeesche recruut van het eerste
depot-bataljon Luyten, is bij het wasschen
van zijn kleeren in zee verdronken.
Zijn stoffelijk overschot werd heden
ochtend gevonden.
NEDERLANDSCH AMBULANCE
PERSONEEL NAAR SPANJE.
Uitgezonden door „Hulp aan Spanje".
Gistermiddag zijn zes verpleegsters en
een verpleger uit 's-Gravenhage naar
Spanje vertrokken Zij worden uitgezon
den door het comité „Hulp aan Spanje".
Te Parijs zal deze Nederlandsche groep
zich voegen bij een Amerikaansche van
en een Tsjechoslowaaksche van 12 le
den. Gezamenlijk zal men verder Spanje
doorreizen.
De Nederlanders zullen voorloopig wor
den tewerkgesteld in het groote model
ziekenhuis, dat te Onteniente, gelegen
tusschen Valencia en Alicante, is inge-
hcht met gelden, bijeengebracht door de
soc. arbeiders-internationale en het inter
nationaal verbond van vakvereenigingen.
.Reeds bevinden zich in Spanje te Mur-
eia en te Albacete vijf Neaerlandschc ver
pleegsters, eveneens door het comité uit
gezonden.
MARARADJA'S OP SCHIPHOL.
De „Djalak", die gistermiddag omstreeks
halfvier op Schiphol landde, had twee
■naharadja's aan boord, die op weg waren
naar Londen om daar de kroningsfeesten
te wonen. Het waren de maharadja
'an Jodhpoer. die vergezeld was van zijn
echtgenoote, de maharini, en de maha-
'adja van Jaipoer. Het gevolg bestond uit
"W heeren.
Ra getankt te hebben is de „Djalak" om
'ler uur naar Londen gestart.
Onze Berlijnsche correspondent schrijft
d.d. 22 April:
Monseigneur dr. Konrad Graaf von
Preysing, bisschop van Berlijn, liet
Zondag 1.1. in alle kerken van zijn ,bis-
doin op den kansel bekend maken, dat
dit jaar de Caritas-collecte niet op
straat, doch in de kerk gehouden zal
worden. Deze mededeeling is niet al
leen voor de Berlijnsche of meer in
het algemeen de Duitsche katholieken
van belang, ook in protestantsche
kringen heeft zij groot opzien gebaard.
Het besluit om de Caritas-collecte niet
meer op straat te houden, bewijst, dat
dit officieel verboden is. En het recht,
dat men de Caritas ontzegt, zal inen
zeer zeker de protestantsche „Innere
Mission" niet toekennen.
De Caritas is de grootste organisatie der
katholieke weldadigheid in Duitschland.
Het nationaal-sociallsme had haar het be
staan reeds lang zeer moeilijk gemaakt
door nog slechts één enkele straatcollecte
per jaar te dulden. Intusschen was de Ca
ritas niet de eenige. die door het Derde
Rijk in haar bewegingen sterk gehinderd,
om niet te zeggen gesaboteerd werd. De
protestantsche „Innere Mission" en an
dere confessioneele vereenigingen van
milddadigheid o.a. de katholieke en pro
testantsche „Bahnhofstnission" zagen zich
al even veel hinderpalen in den weg ge
legd.
Vijf verschillende collectes
Het vorig jaar, in Juni, kreeg de Caritas
voor het laatst verlof een straatcollecte te
houden Men gunde haar echter niet het
rijk alleen. Tegelijk met de Caritas moes
ten ook „Innere Mission" en „Bahnhofs-
mission" trachten, op één enkelen dag ge
noeg middelen te verzamelen om een vol
jaar haar ideëele taak te vervullen. Klaar
blijkelijk opdat de confessioneele organisa
ties het zoo moeilijk mogelijk zouden heb
ben liet het Derde Rijk toe, dat op dien
zelfden Zondag bovendien nog twee partij-
organen honderdduizenden collectanten de
straat op stuurden, zoodat den „milden
gever" niets anders overbleef dan zijn gift
in vijf deeler. te splitsen....
Want men kan nu wel denken, dat het
een ieder vrijstaat zijn „Groschen" te stop
pen in het busje zijner keuze, in den tota
len staat is dat anders. Juist het feit, dat
dien zonnigen Julidag van het vorig jaar
vrijwel heel Berlijn zich getooid had met
de blauwe Caritas-bloempjes en de zilveren
„Innere-Mission" kruisjes, is vermoedelijk
de reden geworden, waarom men thans tot
deze collecte geen verlof meer gegeven
heeft.
De inzameling der partij-organen,
die de actie der confessioneele orga
nisaties moest verstoren, is op een
fiasco uitgeloopen. Alleen de katholieke
en de protestantsche liefdadigheid ver
zamelde grootere en kleinere giften en
het was opvallend te zien, hoe vrijwel
niemand alleen maar het speldje droeg
van de katholieken of van de protes
tanten. Vrijwel ieder droeg beiden.
Dc verkoop was bovendien zoo enorm,
dat de Caritas in den loop van den dag
nog inderhaast een paar honderdduizend
bloempjes op moest koopen, die voor een
heel ander doel gereed waren, daar haar
voorraad volkomen was uitgeput.
Een zeldzaam resultaat.
Over officieele cijfers betreffende het
resultaat der verschillende collecten be
schikken wij niet. Wel echter vernamen
wij, dat te Berlijn, in een stad dus, waar
nauwelijks iedere tiende inwoner katholiek
is, de Caritas tusschen een half en drie
kwart millioen mark mocht ophalen.
Het behoeft geen betoog, dat een en
ander in zekere kringen met leede oogen
werd aangezien. Het succes der confes
sioneele bilddadigheid werd zooal niet
officieel, dan toch zeer algemeen en open
hartig ronduit verklaard tot een uiting van
den oppositie-geest, welke er leeft onder
het Duitsche volk. Of dit standpunt Juist
is. valt moeilijk na te gaan. Natuurlijk
zijn er massa's katholieken en protestan
ten, die bij deze gelegenheid eens extra In
hun beurs hebben getast. Maar of dit zon
der meer tot een uiting van oppositie kan
worden verklaard?! Veeleer gelooven wij,
dat de onzeglijke nood, waarin allerlei in
stellingen van liefdadigheid der beide
groote confessies verkeeren, hier den door
slag heeft gegeven.
De houding der regecring.
Wat het Derde Rijk betreft is het zeer
de vraag, of het dezen nood niet eerder
toejuicht dan wel betreurt. Door haar on
telbare instituten van publieke weldadig
heid ziekenhuizen en opvoedingsgestich
ten, weeshuizen en inrichtingen voor ouden
van dagen, klinieken, scholen, volkskeu
kens en wat dies meer zij oefenen de
beide groote confessies een grooten in
vloed uit op ongetelde duizenden, waar
onder er vele zijn, die het zou struis
vogelpolitiek zijn, zulks te ontkennen
niet in de laatste plaats door de onder
vonden hulp en steun ten deele hechter
aan het kerkverband worden verbonden en
ten deele ook alleen maar daardoor niet
geheel uit het kerkverband treden.
En nu kan het Derde Rijk wel ont
kennen, dat het ook maar eenige pres
sie uitoefent op de Duitsche katho
lieken en protestanten, om hun kerk
te verlaten; in elk geval moet het toe
geven, dat heel zijn streven er op is
gericht, het Duitsche volk zooveel mo
gelijk los te maken van de kerk en in
ieder geval de kerk elke mogelijkheid
te ontnemen, om haar geloovigen op
elke andere dan zuiver geestelijke wijze
aan zich te binden.
Dc totale staat kent in principe de lief
dadigheid niet. Iedere „volksgenoot" heeft
dezelfde rechten op dat deel der nationale
welvaart, hetwelk voor zijn levensonder
houd noodzakelijk is. Tot zoover het ideaal.
De werkelijkheid is. dat ook de totale
staat niet zonder liefdadigheid kan, doch
hij laat deze niet over aan particulieren.
Integendeel, de machtsfactor, welke in de
bedeeling schuilt, komt hem zeer te stade
in zijn pogen om het volk absoluut en uit
sluitend te beïnvloeden.
De winterhulp.
Zoo kent. het nationaal-socialistische
Duitschland slechts één vorm van liefda
digheid: de winterhulp. Nog dezer dagen
kon de hoogste leider van het „Winter-
hilfswerk", dr. Goebbels, den Führer mede-
deelen, dat er in den afgeloopen winter
voor rond 400 millioen mark was inge
zameld.
Het uiteindelijk doel van de winterhulp
is heel de bedeeling van alle behoeftige
volksgenooten in handen te krijgen, en
krachtens het totaliteitsprincipe duldt de
staatsbemoeiing in het Derde Rijk geen
enkel soort van concurrentie. Maar niet
temin is de particuliere liefdadigheid nog
niet dood. Nauwelijks was het verbod der
Caritas-collecte bekend, of overal begon
nen lijsten te circuleeren, waarop zeer
ijverig en gul geteekend wordt.
zelfde bezoek heeft hij het vorige jaar aan
Roemenië gebracht.
Dit neemt natuurlijk niet weg, dat be
wuste overeenkomst een grootere beteeke-
nis dan anders aan zijn reis heeft gege
ven, en de president is gaarne bereid er
iets van te vertellen.
„De dagbladen in sommige landen heb
ben gemeend dat het verdrag, dat Joego
slavië met zijn Zuiderbuurman gesloten
heeft, speciaal in Tsjecho-Slowakije een
onaangenamen indruk zou gemaakt heb
ben. Er waren zelfs enkelen, die zoo ver
gingen om te voorspellen dat dit het be
gin van het einde van de Kleine Entente
zou zijn. Mijn bezoek op zichzelf en de
communiqué's, die er van uitgegeven zijn,
moesten reeds voldoende zijn om het vol
komen ongegronde van zulke beweringen
aan te toonen, Bovendien getuigt het lan-
ceeren van dergelijke meeningen van een
groote onwetendheid van de geschiedenis
der na-oorlogsjaren. Dit verdrag is na
melijk niet het. eerste, dat tusschen Joego
slavië en Italië is gesloten. Reeds in 1924
werd tusschen beide staten een „Pact van
vriendschap en vriendschappelijke samen
werking" gesloten, terwijl ook gedurende
de laatste jaren meer dan eens handels
overeenkomsten tusschen beide landen af
gesloten zijn.
„En voorts: het is toch in geenen
deele ooit de bedoeling van de Kleine
Entente geweest om te voorkomen dat
zijn leden vriendschapsverdragen met
andere staten sloten! Getuige de over
eenkomst tusschen Joego-Slavië en
Bulgarije, tusschen mijn land en de
Sovjet-Unie. Wij wenschen geen poli
tiek van afzondering en isolatie te voe
ren! Het doel van dc Kleine Entente
is altijd geweest, en dat doel is ook
nu nog onveranderlijk hetzelfde, de
aaneensluiting van haar leden en de
onderlinge samenwerking ervan te be
vorderen.
Dit klemt temeer daar onze belangen in
de meeste opzichten indentiek zijn. Over
duidelijk is dat toch ook tijdens de bij
eenkomst van den Permanenten Raad ge
bleken, waarbij uitdrukkelijk geconsta
teerd werd, dat de politiek van de drie
leden zich zal blijven ontwikkelen langs
de lijnen, die reeds in 1933 vastgesteld
waren. En de voldoening, die er in den
Raad heerschte over het tot stand komen
van het Italiaansch-Joego-Slavische Pact
was oprecht gemeend. Want het hoofd
doel van de Kleine Entente is het behoud
van den vrede in het Donaubekken. en
het kan ons niet anders dan verheugen,
dat de staten in dit gebied in hechte on
derlinge samenwerking dit doel nastreven.
En het verheugt mij, dat ik tijdens mijn
bezoek aan Belgrado heb mogen bemerken
dat ook het Joego-Slaafsche volk hiermede
van harte instemt."
„In 1934 hebt u mij uw oordeel over
den internationalen toestand gegeven,
Excellentie, die u toen hoopvol inzag, on
danks de groote hoeveelheid conflictstof,
die toen opgehoopt lag. Uw meening was
toen dat juist de ernst van dat oogenblik
aanleiding tot bezinning zou geven. Is u
nog steeds hetzelfde standpunt toege
daan?"
„Ja en neen. Ik geloof nog steeds dat de
huidige Europeesche staatslieden bij ern
stige conflicten in staat zullen zijn den
vrede te handhaven. Want bij dreigende
gevaren wordt men zich het gevaar van
overhaaste beslissingen te beter bewust.
En het ongeduld, dat bij de vele en lang
durige conferenties wel eens van buiten
staanders merkbaar wordt, is dan zeker
misplaatst. Het op de spits drijven van
conflicten is tegenwoordig een veel groo
ter gevaar dan de zoogenaamde traagheid
en lijdzaamheid waarmede men confe
reert.
„Toch is de toestand thans anders dan
voor drie jaar.
Conflictstof is er ook nu nog te over.
ik behoef zeker geen voorbeelden te
geven! Maar er is niettemin in de in
ternationale situatie een vooruitgang
waar te nemen, die reden geeft tot de
hoop, dat de gevaarlijkste periode
voorbij is. De toestand is eenigszins op
gehelderd, het tijdperk van gevaarlijke
en plotselinge verrassingen schijnt
voorbij te zijn. Er is een zij het nog
aarzelend begin van economische
stabilisatie en heropleving te merken,
die ook op de politiek zijn invloed zal
doen gelden. Het optimisme van van
daag heeft in elk geval vastere en
betere fundamenten dan dat van voor
enkele jaren."
„Kunt u mij zeggen hoe zich naar uw
meening Europa's toestand in de komende
jaren zal ontwikkelen?"
De president lacht.
„In Parijs woont een dame, die dat ieder
jaar reeds aan de persvertegenwoordigers
vertelt, heb ik eens gelezen. Als u zich eens
tot. haar wendde? Ik kan slechts gissen,
en het is zeer wel mogelijk, dat ik onge
lijk krijg met mijn voorspellingen....
Maar ik ben geneigd aan te nemen dat
langzaam aan! de toestand zich zal
consolideeren en het extremisme veel van
zijn aantrekkingskracht zal verliezen. Wij
staan, naar ik hoop, aan den vooravond
van- een tijdperk van meerdere welvaart.
Mits deze ontwikkeling, die zich thans
reeds aarzelend bemerkbaar maakt, niet
door ruwe schokken onderbroken wordt!
„Maar u moet toch maar liever naar
Parijs gaan. Die dame daar zal u ongetwij
feld méér kunnen vertellen...."
K. A.
(Alle rechten voorbehouden).
(Nadruk verboden).