BINNENLAND Het oordeel van Benesj 78sfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 23 April 1937 Derde Blad No. 23642 De kerkelijke liefdadigheid in het Derde Rijk Betere vercleeling van den beschikbaren arbeid. Mr. A. Fentener v. Vlissingen 75 jaar. Gieloof in langzame consolidatie Haar arbeid door. de regeering onmogelijk gemaakt Hoe de caritas-collecte verboden werd Verdergaande voorzieningen noodig geoordeeld. Bij de overweging van het wetsontwerp, houdende tijdelijke bepalingen, strekkende tot het bereiken van een betere verdeelmg van den beschikbaren arbeid in de afdee- lingen der Eerste Kamer betuigden vele leden daarmede hun instemming. Verschei- denen hunner waren nochtans van oordeel, dat het door verdergaande voorzieningen zal moeten worden gevolgd. Komt het tot uitvoering van de voorge dragen wet, dan zal er alleen een zij het zeer wenschelijke arbeidsverschuiving plaats kunnen hebben, niet een verruiming van het aantal werkers. Sommige leden vroegen zich af, of de noodzakelijkheid van dit wetsontwerp ge noegzaam is aangetoond en of de bezwaren van vervanging van volwassen arbeiders door jongere en goedkoopere arbeidskrach ten wel voldoende ernstig zijn. Afgescheiden hiervan hadden deze leden bezwaar tegen dit voorstel, omdat de toe passing daarvan grootendeels aan de regeering wordt overgelaten. Zij herinner den er aan, dat in 1934 in België een soort gelijke maatregel is getroffen, doch in November j.l. is ingetrokken, „omdat de toepassing grooten hinder van practischen aard zou geven". Eenlge leden hadden ernstig bezwaar te gen de vervanging van vrouwelijk door mannelijk personeel. Het is voor meisjes en vrouwen, vooral in dezen tijd, even moeilijk als voor jongens en mannen om werk en een bestaan te vinden. Het be perken van den vrouwenarbeid leidt tot allerlei minder gewenschte toestanden en gevaren. NED. WERKLIEDENVERBOND „PATRIMONIUM". De 53e bondsvergadering. Hedenmiddag is in „Artis" te Amster dam de 53e verbondsvergadering aange vangen van het Ned. Werkliedenverbond „Patrimonium" onder presidium van het Tweede Kamerlid, den heer C. Smeenk van Arnhem. De heer Smeenk opende de eerste zitting op gebruikelijke wijze, waarna hij een openingsrede hield waarin hij een rond blik hield op sociaal-economisch terrein, wees op de roeping van Patrimonium ook in dezen tijd en vervolgens terwijl de aan wezigen zich van hun zitplaatsen verhie ven met een enkel woord herdacht den voor eenige weken plotseling overleden vice-voorzitter van het Verbond, wijlen den heer J. Hollander te 's-Gravenhage. die tal van jaren Patrimonium in woord en geschrift heeft gediend. De voorzitter riep het welkom toe aan afgevaardigden van tal van verwante cor poraties als het Chr. Nat. Vakverbond, de Chr. Nat. Werkmansbond, het Luth. Ver bond voor Chr. sociale actie, enz. Hierna kwamen de jaarverslagen van secretaris en penningmeester, de heeren J. J Bossenbroek te Amsterdam en H. M. Lutter, van Groningen, aan de orde. Dat van den secretaris maakt melding van een ledental op 1 Jan. J.l. van 12.486 en 207 af- deelingen. Het verbond gaf naast zijn weekblad een orgaan uit onder den titel „Voor Waarheid en Recht" dat zesmaal het licht zag in een oplaag van 110.000 ex. en brochures van de heeren Smeenk en Hol lander elk in 50.000 ex. De afdeelingen van het Verbond hebben totaal 7711 woningen gebouwd met een kapitaal van f. 39.933.380. De heer Smeenk vierde zijn zilveren jubi leum als redacteur van het weekblad Patrimonium. Het finantieel verslag van den penning meester sluit over 1935 met een eindcijfer van f. 53.297.80 en over 1936 met f. 32.272.84. De balans heeft over deze Jaren een eind cijfer van resp. f. 35.853.11 en f. 32.554.0i. De verslagen werden na bespreking goedgekeurd, de penningmeester van zijn beheer gedéchargeerd en de begrooting vastgesteld met een eindcijfer van f. 31.900. Het aftredend bestuurslid, de heer G. Baas Kzn., webhouder van Amsterdam, werd bij enkele candidaatstelling her kozen. Hierna werd een aanvang gemaakt met de behandeling van de ingediende voor stellen van de afdeelingen Ermelo, Delft, Hilversum. Utrecht. Amersfoort. Groningen en Arnhem. WEBER IN DUITSCHEN DIENST. Mr. A. Fentener v. Vlissingen. Heden viert mr. A. Fentener van Vlis singen te Den Haag. oud-president van den Hoogen Raad. zijn 75en verjaardag, Mr. Augustinus Fentener van Vlissingen werd geboren te Amsterdam, waar hij la ter ook aan de universiteit studeerde en op 9 Juli 1891 cum lande den doctors-titel verwierf op een proefschrift „Misbruik van cognossement-exemplaren". Na eerst eeni- gen tijd als plaatsvervangend-rechter te Amsterdam werkzaam te zijn geweest, werd hij 13 Febr. 1897 benoemd tot rech ter in de rechtbank aldaar en vervolgens op 31 Dec. 1906 tot Raadsheer in het Ge rechtshof daar ter stede. In Maart 1909 volgde zijn benoeming tot Raadsheer in den Hoogen Raad, terwijl hij op 4 Dec. 1924 tot vice-president en in December 1931 tot president van dat college werd aangesteld. Mr. Fentener van Vlissingen heeft zich steeds veel aan maatschappelijk werk van allerlei aard gewijd. Zoo was hij tal van jaren lid van het hoofdbestuur en jaren lang algemeen secretaris van het Ned. Ge nootschap tot zedelijke verbetering van gevangenen, voorzitter der Vereeniging v. Reclasseeringsinstellingen, lid van het Centraal college voor de Reclasseering. Mr. Fentener van Vlissingen is ridder in de Orde van den Ned. Leeuw en officier der Oranje-Nassau-orde. Bekend werktuigkundige bij de K.L.M. De heer Weber, chef-werktuigkundige bij de K.L.M., heeft ontslag aangevraagd en ls naar Brunswijk vertrokken, waar hij dienst zal doen bij de Duitsche luchtmacht. De heer Weber is zeker een der bekendste werktuigkundigen van de K.L.M. Met de heeren Geysendorffer en Scholte maakte hij deel uit van de bemanning van de Fok ker 7a H-NADP. die in 1927 gecharterd werd door den Amerikaanschen milllonnair van Nederlandsche afkomst den heer Van Lear Black en waarmee de eerste retour vlucht naar Nederlandsch Indië en terug gemaakt werd. Na de terugkeer in het vaderland werden zoowel de passagiers als de bemanning gedecoreerd met de Orde van Oranje Nassau. JACOB BEEN+ Een der dapperste redders van de Nederlandsche kust. Op 91-jarigen leeftijd is eergisteravond te Den Helder overleden Jacob Been. een van de dapperste redders van de Neder landsche kujj. Het stoffelijk overschot zal morgen om elf uur op de algemeene begraafplaats te Huisduinen ter aarde worden besteld. DE 500.000ste PASSAGIER VAN DE K. L. M. Omstreeks over een week verwacht de K.L.M. haar 500.000sten paësagier. Haar of hem zal een legpenning met inscriptie worden aangeboden, zoomede twee retour biljetten voor een buitenlandsche vlucht met verblijfkosten voor 5 dagen. WIERINGERMEER EN IJSELMEER. Aan het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer over het ontwerp van wet tot Instel ling van een openbaar lichaam voor den ingepolderden Wieringermeer en nader aan te wijzen ingepolderde of in te polderen ge deelten van het IJsselmeer, ls het volgende ontleend Eenige leden meenden, dat ter vervulling van de taak, volgens artikel 1 op te dragen aan een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam „De Wieringermeer", in de plaats hiervan zeer wel een gemeente en(of) een waterschap hadden kunnen wor den gesticht. Intusschen waren zij niet on geneigd mede te werken tot het nemen van de thans voorgestelde proef met een open baar lichaam, als bedoeld in artikel 194 der Grondwet, te minder, waar beoogd wordt aan de voorgedragen regeling geen duur zaam karakter te geven, al sluit weliswaar dit aanvankelijk oogmerk de kans op een niettemin lang leven niet uit. Andere leden betwijfelden of door de stichting van een gemeente en (ofl een waterschap een goede oplossing te verkrij gen zou zijn geweest. Verscheidene leden gaven hun voldoening te kennen over de beperking van het voor staatsexploitatie bestemde gebied van den Wieringermeerpolder van 3000 ha. tot 1000 ha., waartoe in de Tweede Kamer door aan vaarding van een amendement Bongaerts c.s. werd besloten. Dat er ten deele exploi tatie van staatswege zal plaats hebben ge voelden zij, onder verwijzing naar het bij de steenkolenmijnen gevolgde stelsel niet als een bezwaar. Sommige leden vonden echter ook deze 1000 ha. te veel, daar zij staatsexploitatie onjuist achtten. Eenige leden waren van oordeel, dat het wenschelijk is een grooter gedeelte van de beschikbare oppervlakte te bestemmen voor bedrijven beneden 25 ha. Speciale G. P. D.-dienst). „Zlata Praha", het gouden Praag, zoo noemen de Tsjechen hun hoofdstad. En hun trotsch is gerechtvaardigd, want Praag maakt een onvergetelijken indruk op eiken bezoeker. Als men op de Karls- brücke staat dezelfde brug, vanwaar eens de heilige Nepomuk in het water van de Moldau geworpen is heeft men een prachtig gezicht op de oude stad. Ontel bare torens teekenen zich af tegen de lichtende lucht: de Hradschin, de Raad- hulstoren met zijn astronomische klok een bezienswaardigheid op zichzelf, waar ieder uur de twaalf apostelen rondom marcheeren, en die 's ochtends om vijf mi nuten over half tien om mysterieuze re denen zestien slagen deed hooren de Veitsdom, de Sankt Georgskerk en vele, vele anderen. Praag., stad van steengewordenschoon heid. Praag., de stad, waar het hart van de Kleine Entente klopt. En het brein van dezen statenbond, dr. Edouard Benesj, die gedurende ruim zes tien jaren Tsjecho-Slowakije's buitenland sche politiek geleid heeft, tot hij in De cember 1935 den grijzen Masarijk als pre sident opvolgde, zetelt in het Praagsche regeeringskwartier, dat hij slechts tijdens de week-ends verlaat voor zijn gerieflijk landhuis in Sezimovo Usti. Voor Benesj, die vroeger een van de meest reizende mi nisters van buitenlandsche zaken in Europa was, moet deze gebondenheid aan Praag wel eentonig zijn. En reeds uit de eerste woorden, die na de begroeting ge wisseld worden, blijkt overduidelijk, dat zijn reis naar Belgrado den president ook uit het oogpunt van afwisseling welkom is geweest. Benesj is klein, energiek, kortaf, en weet in een uur meer te zeggen dan eenig an-- der staatsman. Met zijn bril hij ls er trotsch op dat hij met zijn bijna drie en vijftig jaar haar nog slechts voor lezen hoeft te gebruiken in de korte, sterke vingers geklemd maakt hij korte, vlugge gebaren, die even pedant aandoen als die van een schoolmeester met zijn potlood. En ook zijn stem heeft wel iets van die van een schoolmeester wanneer hij uit legt dat men in vele plaatsen zijn bezoek aan de Joego-Slaafsche hoofdstad ver keerd geïnterpreteerd heeft: het was geen speciale reis om besprekingen te voeren naar aanleiding van het kortelings geslo ten Italiaansch-Joego-Slavisch verdrag, doch een protocolair bezoek aan de hoofd stad van een bevrienden buurstaat, dat reeds lang te voren vastgesteld was. Een- UIT NED. OOST-INDIË. VERDRONKEN. TJILATJAP. 22 April. (Aneta/A.N.P De Europeesche recruut van het eerste depot-bataljon Luyten, is bij het wasschen van zijn kleeren in zee verdronken. Zijn stoffelijk overschot werd heden ochtend gevonden. NEDERLANDSCH AMBULANCE PERSONEEL NAAR SPANJE. Uitgezonden door „Hulp aan Spanje". Gistermiddag zijn zes verpleegsters en een verpleger uit 's-Gravenhage naar Spanje vertrokken Zij worden uitgezon den door het comité „Hulp aan Spanje". Te Parijs zal deze Nederlandsche groep zich voegen bij een Amerikaansche van en een Tsjechoslowaaksche van 12 le den. Gezamenlijk zal men verder Spanje doorreizen. De Nederlanders zullen voorloopig wor den tewerkgesteld in het groote model ziekenhuis, dat te Onteniente, gelegen tusschen Valencia en Alicante, is inge- hcht met gelden, bijeengebracht door de soc. arbeiders-internationale en het inter nationaal verbond van vakvereenigingen. .Reeds bevinden zich in Spanje te Mur- eia en te Albacete vijf Neaerlandschc ver pleegsters, eveneens door het comité uit gezonden. MARARADJA'S OP SCHIPHOL. De „Djalak", die gistermiddag omstreeks halfvier op Schiphol landde, had twee ■naharadja's aan boord, die op weg waren naar Londen om daar de kroningsfeesten te wonen. Het waren de maharadja 'an Jodhpoer. die vergezeld was van zijn echtgenoote, de maharini, en de maha- 'adja van Jaipoer. Het gevolg bestond uit "W heeren. Ra getankt te hebben is de „Djalak" om 'ler uur naar Londen gestart. Onze Berlijnsche correspondent schrijft d.d. 22 April: Monseigneur dr. Konrad Graaf von Preysing, bisschop van Berlijn, liet Zondag 1.1. in alle kerken van zijn ,bis- doin op den kansel bekend maken, dat dit jaar de Caritas-collecte niet op straat, doch in de kerk gehouden zal worden. Deze mededeeling is niet al leen voor de Berlijnsche of meer in het algemeen de Duitsche katholieken van belang, ook in protestantsche kringen heeft zij groot opzien gebaard. Het besluit om de Caritas-collecte niet meer op straat te houden, bewijst, dat dit officieel verboden is. En het recht, dat men de Caritas ontzegt, zal inen zeer zeker de protestantsche „Innere Mission" niet toekennen. De Caritas is de grootste organisatie der katholieke weldadigheid in Duitschland. Het nationaal-sociallsme had haar het be staan reeds lang zeer moeilijk gemaakt door nog slechts één enkele straatcollecte per jaar te dulden. Intusschen was de Ca ritas niet de eenige. die door het Derde Rijk in haar bewegingen sterk gehinderd, om niet te zeggen gesaboteerd werd. De protestantsche „Innere Mission" en an dere confessioneele vereenigingen van milddadigheid o.a. de katholieke en pro testantsche „Bahnhofstnission" zagen zich al even veel hinderpalen in den weg ge legd. Vijf verschillende collectes Het vorig jaar, in Juni, kreeg de Caritas voor het laatst verlof een straatcollecte te houden Men gunde haar echter niet het rijk alleen. Tegelijk met de Caritas moes ten ook „Innere Mission" en „Bahnhofs- mission" trachten, op één enkelen dag ge noeg middelen te verzamelen om een vol jaar haar ideëele taak te vervullen. Klaar blijkelijk opdat de confessioneele organisa ties het zoo moeilijk mogelijk zouden heb ben liet het Derde Rijk toe, dat op dien zelfden Zondag bovendien nog twee partij- organen honderdduizenden collectanten de straat op stuurden, zoodat den „milden gever" niets anders overbleef dan zijn gift in vijf deeler. te splitsen.... Want men kan nu wel denken, dat het een ieder vrijstaat zijn „Groschen" te stop pen in het busje zijner keuze, in den tota len staat is dat anders. Juist het feit, dat dien zonnigen Julidag van het vorig jaar vrijwel heel Berlijn zich getooid had met de blauwe Caritas-bloempjes en de zilveren „Innere-Mission" kruisjes, is vermoedelijk de reden geworden, waarom men thans tot deze collecte geen verlof meer gegeven heeft. De inzameling der partij-organen, die de actie der confessioneele orga nisaties moest verstoren, is op een fiasco uitgeloopen. Alleen de katholieke en de protestantsche liefdadigheid ver zamelde grootere en kleinere giften en het was opvallend te zien, hoe vrijwel niemand alleen maar het speldje droeg van de katholieken of van de protes tanten. Vrijwel ieder droeg beiden. Dc verkoop was bovendien zoo enorm, dat de Caritas in den loop van den dag nog inderhaast een paar honderdduizend bloempjes op moest koopen, die voor een heel ander doel gereed waren, daar haar voorraad volkomen was uitgeput. Een zeldzaam resultaat. Over officieele cijfers betreffende het resultaat der verschillende collecten be schikken wij niet. Wel echter vernamen wij, dat te Berlijn, in een stad dus, waar nauwelijks iedere tiende inwoner katholiek is, de Caritas tusschen een half en drie kwart millioen mark mocht ophalen. Het behoeft geen betoog, dat een en ander in zekere kringen met leede oogen werd aangezien. Het succes der confes sioneele bilddadigheid werd zooal niet officieel, dan toch zeer algemeen en open hartig ronduit verklaard tot een uiting van den oppositie-geest, welke er leeft onder het Duitsche volk. Of dit standpunt Juist is. valt moeilijk na te gaan. Natuurlijk zijn er massa's katholieken en protestan ten, die bij deze gelegenheid eens extra In hun beurs hebben getast. Maar of dit zon der meer tot een uiting van oppositie kan worden verklaard?! Veeleer gelooven wij, dat de onzeglijke nood, waarin allerlei in stellingen van liefdadigheid der beide groote confessies verkeeren, hier den door slag heeft gegeven. De houding der regecring. Wat het Derde Rijk betreft is het zeer de vraag, of het dezen nood niet eerder toejuicht dan wel betreurt. Door haar on telbare instituten van publieke weldadig heid ziekenhuizen en opvoedingsgestich ten, weeshuizen en inrichtingen voor ouden van dagen, klinieken, scholen, volkskeu kens en wat dies meer zij oefenen de beide groote confessies een grooten in vloed uit op ongetelde duizenden, waar onder er vele zijn, die het zou struis vogelpolitiek zijn, zulks te ontkennen niet in de laatste plaats door de onder vonden hulp en steun ten deele hechter aan het kerkverband worden verbonden en ten deele ook alleen maar daardoor niet geheel uit het kerkverband treden. En nu kan het Derde Rijk wel ont kennen, dat het ook maar eenige pres sie uitoefent op de Duitsche katho lieken en protestanten, om hun kerk te verlaten; in elk geval moet het toe geven, dat heel zijn streven er op is gericht, het Duitsche volk zooveel mo gelijk los te maken van de kerk en in ieder geval de kerk elke mogelijkheid te ontnemen, om haar geloovigen op elke andere dan zuiver geestelijke wijze aan zich te binden. Dc totale staat kent in principe de lief dadigheid niet. Iedere „volksgenoot" heeft dezelfde rechten op dat deel der nationale welvaart, hetwelk voor zijn levensonder houd noodzakelijk is. Tot zoover het ideaal. De werkelijkheid is. dat ook de totale staat niet zonder liefdadigheid kan, doch hij laat deze niet over aan particulieren. Integendeel, de machtsfactor, welke in de bedeeling schuilt, komt hem zeer te stade in zijn pogen om het volk absoluut en uit sluitend te beïnvloeden. De winterhulp. Zoo kent. het nationaal-socialistische Duitschland slechts één vorm van liefda digheid: de winterhulp. Nog dezer dagen kon de hoogste leider van het „Winter- hilfswerk", dr. Goebbels, den Führer mede- deelen, dat er in den afgeloopen winter voor rond 400 millioen mark was inge zameld. Het uiteindelijk doel van de winterhulp is heel de bedeeling van alle behoeftige volksgenooten in handen te krijgen, en krachtens het totaliteitsprincipe duldt de staatsbemoeiing in het Derde Rijk geen enkel soort van concurrentie. Maar niet temin is de particuliere liefdadigheid nog niet dood. Nauwelijks was het verbod der Caritas-collecte bekend, of overal begon nen lijsten te circuleeren, waarop zeer ijverig en gul geteekend wordt. zelfde bezoek heeft hij het vorige jaar aan Roemenië gebracht. Dit neemt natuurlijk niet weg, dat be wuste overeenkomst een grootere beteeke- nis dan anders aan zijn reis heeft gege ven, en de president is gaarne bereid er iets van te vertellen. „De dagbladen in sommige landen heb ben gemeend dat het verdrag, dat Joego slavië met zijn Zuiderbuurman gesloten heeft, speciaal in Tsjecho-Slowakije een onaangenamen indruk zou gemaakt heb ben. Er waren zelfs enkelen, die zoo ver gingen om te voorspellen dat dit het be gin van het einde van de Kleine Entente zou zijn. Mijn bezoek op zichzelf en de communiqué's, die er van uitgegeven zijn, moesten reeds voldoende zijn om het vol komen ongegronde van zulke beweringen aan te toonen, Bovendien getuigt het lan- ceeren van dergelijke meeningen van een groote onwetendheid van de geschiedenis der na-oorlogsjaren. Dit verdrag is na melijk niet het. eerste, dat tusschen Joego slavië en Italië is gesloten. Reeds in 1924 werd tusschen beide staten een „Pact van vriendschap en vriendschappelijke samen werking" gesloten, terwijl ook gedurende de laatste jaren meer dan eens handels overeenkomsten tusschen beide landen af gesloten zijn. „En voorts: het is toch in geenen deele ooit de bedoeling van de Kleine Entente geweest om te voorkomen dat zijn leden vriendschapsverdragen met andere staten sloten! Getuige de over eenkomst tusschen Joego-Slavië en Bulgarije, tusschen mijn land en de Sovjet-Unie. Wij wenschen geen poli tiek van afzondering en isolatie te voe ren! Het doel van dc Kleine Entente is altijd geweest, en dat doel is ook nu nog onveranderlijk hetzelfde, de aaneensluiting van haar leden en de onderlinge samenwerking ervan te be vorderen. Dit klemt temeer daar onze belangen in de meeste opzichten indentiek zijn. Over duidelijk is dat toch ook tijdens de bij eenkomst van den Permanenten Raad ge bleken, waarbij uitdrukkelijk geconsta teerd werd, dat de politiek van de drie leden zich zal blijven ontwikkelen langs de lijnen, die reeds in 1933 vastgesteld waren. En de voldoening, die er in den Raad heerschte over het tot stand komen van het Italiaansch-Joego-Slavische Pact was oprecht gemeend. Want het hoofd doel van de Kleine Entente is het behoud van den vrede in het Donaubekken. en het kan ons niet anders dan verheugen, dat de staten in dit gebied in hechte on derlinge samenwerking dit doel nastreven. En het verheugt mij, dat ik tijdens mijn bezoek aan Belgrado heb mogen bemerken dat ook het Joego-Slaafsche volk hiermede van harte instemt." „In 1934 hebt u mij uw oordeel over den internationalen toestand gegeven, Excellentie, die u toen hoopvol inzag, on danks de groote hoeveelheid conflictstof, die toen opgehoopt lag. Uw meening was toen dat juist de ernst van dat oogenblik aanleiding tot bezinning zou geven. Is u nog steeds hetzelfde standpunt toege daan?" „Ja en neen. Ik geloof nog steeds dat de huidige Europeesche staatslieden bij ern stige conflicten in staat zullen zijn den vrede te handhaven. Want bij dreigende gevaren wordt men zich het gevaar van overhaaste beslissingen te beter bewust. En het ongeduld, dat bij de vele en lang durige conferenties wel eens van buiten staanders merkbaar wordt, is dan zeker misplaatst. Het op de spits drijven van conflicten is tegenwoordig een veel groo ter gevaar dan de zoogenaamde traagheid en lijdzaamheid waarmede men confe reert. „Toch is de toestand thans anders dan voor drie jaar. Conflictstof is er ook nu nog te over. ik behoef zeker geen voorbeelden te geven! Maar er is niettemin in de in ternationale situatie een vooruitgang waar te nemen, die reden geeft tot de hoop, dat de gevaarlijkste periode voorbij is. De toestand is eenigszins op gehelderd, het tijdperk van gevaarlijke en plotselinge verrassingen schijnt voorbij te zijn. Er is een zij het nog aarzelend begin van economische stabilisatie en heropleving te merken, die ook op de politiek zijn invloed zal doen gelden. Het optimisme van van daag heeft in elk geval vastere en betere fundamenten dan dat van voor enkele jaren." „Kunt u mij zeggen hoe zich naar uw meening Europa's toestand in de komende jaren zal ontwikkelen?" De president lacht. „In Parijs woont een dame, die dat ieder jaar reeds aan de persvertegenwoordigers vertelt, heb ik eens gelezen. Als u zich eens tot. haar wendde? Ik kan slechts gissen, en het is zeer wel mogelijk, dat ik onge lijk krijg met mijn voorspellingen.... Maar ik ben geneigd aan te nemen dat langzaam aan! de toestand zich zal consolideeren en het extremisme veel van zijn aantrekkingskracht zal verliezen. Wij staan, naar ik hoop, aan den vooravond van- een tijdperk van meerdere welvaart. Mits deze ontwikkeling, die zich thans reeds aarzelend bemerkbaar maakt, niet door ruwe schokken onderbroken wordt! „Maar u moet toch maar liever naar Parijs gaan. Die dame daar zal u ongetwij feld méér kunnen vertellen...." K. A. (Alle rechten voorbehouden). (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 9