Een vrijbuitersavontuur in de Spaanschen tijd Strenge winters Hoe de geuzen de gierige Fytke schaakten Ei< ANEKDOTEN Dude almanakken hebben heel wat aardige herinneringen voer ons bewaard. De winter is weer voorbij en is ditmaal „gelukkig" zeggen de groote menschen en ..helaas" zeggen de jongens en meisjes die dol op schaatsenrijden zijn! niet heel streng geweest. Van strenge winters kunnen jullie haast niet meer meepraten; de laatste winter, die in dit opzicht meetelt, is geweest die van 1929. Toen begon het in Januari te vriezen en in Febr. bereikte de kou haar hoogtepunt. De meesten van jullie hadden toen echter den schaatsenleeftijd nog niet bereikt en de ijsliefhebbers hebben in dat jaar trouwens niet veel genoten, want er woei meestentijds een vinnig scherpe wind en het was zóó koud. dat de pret van het schaatsenrijden gauw af was. Strenge winters uit vroeger tijd, waar aan de herinnering voor het nageslacht bewaard is gebleven, door beschrijving in oude almanakken, waren die van 1435, 1687, 1684 en 1740 Van den eersten winter, die al buiten gewoon lang duurde, wordt verteld: „In 't Jaar onzes Heeren, doe men schreef 1435, was de wind omtrent half Februarij veel Oost of te Noord-Oost ende des nagts was het klaar weder tot zes of zeven uuren toe en des daags was het Donker graauw weder, tot 's avonds zeer koud tot zes of zeven uur toe ende het regende niet, noch het en daauwde niet in de maanden Maart April en nog in Mei. En op St. Pancras had het hard ijs gemaakt ende daar wiesch Lover noch Gras, noch Koorn. noch Prui- men-Boomen en bloeiden niet, Kersen, noch Appelen, noch Peeren, geen wijn gaard en was ontloken. En op St. Jean Baptistendag, den 24 Juny, zaten de oude wijven met groote koolpotten voor de kerke en het volk konde haar niet verwarmen die bij dc straat gingen En het begon te warmen des daags na St. Peter en Pauwelis (den 30 Juny) in die octase van St. Jan ende des daags zoo scheen de zonne helder en klaar ende des nagts zoo regende het zoetelijk, zoodat alle vrachten op het veld wieschen". Van den winter van 1667 bestaan ver schillende verhalen; het aardigst is wel het volgend? rijmpje: „Op St. Matthijs (24 Febr.) was cr nog geen ijs, En de achtste Maart, reden ze met slee en paard Over de Dordtschc waard. De strenge winter van 1674 begon eerst in Februari. De Zuiderzee lag weldra dicht cn nog op 16 Maart gingen er vier man te voet van Enkhuizen naar Stavoren. Op 25 Maart, den eersten Paaschd&g, begon het langzaam te dooien, maar nog op 3 April was het ijs hier en daar zóó sterk, dat naar de oude kroniek vermeldt ..eenige .schippers hare schepen hebben geteert rondom over het ijs gaande". In 1684 duurde de winter van 21 Jan. tot 27 Febr. Er gingen in dit tijdsverloop niet minder dan 963 sleden over de Zui derzee. Op 24 Februari, zoo staat er ge noteerd, is er 1 man op schaatsen naar Friesland gereden en op 27 Februari kwam er van Friesland 1 slede met 6 man te Enk- huizen aan Nog bekender is de barre winter van 1740 De Enkhuizer almanak geeft weer 't aan tal in die~~T51aats aangekomen sleden, n.l. 485, en vertelt o.a., dat op 26 Januari „een vrouwspersoon op een Priksleede, Prikken de van Hinlopen kwam en dezelve vrou is met haar Priksleedje nademiddag ten 3 Uren wederom herwaarts vertrokken". Een heel bekende koude winter was die van 1890'91, maar daarover moet je je grootouders maar eens wat laten vertel len. Die herinneren 't zich stellig nog wel, hoe koud het toen was! zwartje erbij, ,,'t Was een eenige middag!" ..Mooi" zei Vader. „En Henk heeft zeker ook genoten. Niet Henk?" En Ans en Kees keken verbaasd, toen Henk opeens hard begon te snikken. „Henk heeft een verkouden neus öh een slecht humeur gekregen. Verder een mod dervlek op z'n broek kaal getrapte schoe nen en een gat in z'n spaarpot", zei Va der droogjes. „De volgende keer maar wéér koppig zijn?" Maar Henk schudde heftig het hoofd. „Ik iben een akelige stijfkop! Maar de volgende ■keer doe ik niet zoo mal meer!" Wat denk je, zou hij woord gehouden hebben? Ik hoop het! R. DE RUYTER-v. d. FEER. 't Was in 1574. De Spanjaard woedde in de Nederlanden, belegerde de steden, plun derde en verbrandde de onverdedigde dor pen. Omstreeks dien tijd had-vooral Water land veel te lijden. De arme huislieden der Zaansche dorpen moesten voor den wree- den vijand vluchten en vonden bij hun terugkeer huis en haard geplunderd. Het ondervonden leed deed echter de haat tegen den onderdrukker nog dieper wortel schie ten en de eertijds zoo vreedzame boeren en ambachtslieden warden tot onvervaarde vrijbuiters, die den vijand afbreuk deden waar zij konden. Vooral de vrijbuiters van Westzaan kregen weldra een grooten naam. Onder hun aanvoerder, 't oude Hoen, een ook door de Spanjaarden hoog geachte en gevreesde geus, haalden zij menig stout stukje uit, dat den vijand op veel verlies van volk en geld kwam te staan. De groot ste kracht van deze vrijbuiters lag hoe kan het anders in Waterland op het water. Met hun kleine roeijachten. dikwijls aan de plecht voorzien van een ijzeren plaat tegen de musketkogels, zwalkten zij over het onstuimige IJ, overvielen de con- vooischepen, die van Amsterdam proviand brachten aan de belegeraars van Haarlem, bemoeilijkten de transporten, die zich langs de smalle, modderige dijken bewogen en verscholen zich op de binnenwateren in het Wijikermeer te komen, waaraan Fy woning lag. Zoodra zij het Assendelve hadden bereikt, waren de vrijbuiters midden van de vijanden en kon iedere doordachte beweging, iedere kreet hun dood beteekenen. Men streek het zeil, haalde de riemen het jacht schoot door de opening en 1 eenige oogenbllkiken daarna onhoor aan Fytke's erf aan. 't Hoen stapte wal met Goesinnen en een zoon van KI sorg. Een hond op het erf sloeg aan, n werd terstond tot zwijgen gebracht. Dei en vensters van de boerderij waren geg deld, behalve één aan de achterzijde een oogenblik was het venster geopeni stonden de drie mannen binnen. Een lii wees hun den weg naar Fytke's slaapka en daar stonden de vrijbuiters aan het der niets kwaads vermoedende oude bo< ..Een, twee, drie, hoepla!" en daar Fytke in haar dekens gerold als een oti op een draf over het erf naar den wa kant en geen minuut later lag zij op bodem van het vaartuig. Maar hos ook den schrik overmand, haar krijsche stem had zij nog niet verloren en toei zich de dekens wat van het hoofd had trokken, begon zij uit alle macht schreeuwen! Bedreigingen baatten niet en tot hun scl Ha EMM) V. LAER. Daax ging Fytke, in haar dekens gerold als een oublie. hooge -riet langs de wegen, om er iederen vijand op het lijf te vallen. De vrijbuiters van deze soort en de moeraskoortsen wa ren het, die den Spanjaarden het leven hier ondraaglijk maakten. We willen de misdaden van beide partijen in het ver leden laten rusten en hier liever eens een onbloedige, maar stoute geuzenstreek ver tellen, waarvan de herinnering in de his torie is bewaard. Op een Meidag van het jaar 1574 zaten in „De Guide Beker" te Zaandam, eenige van de bekendste voormannen van de vrijbui ters bij elkaar. ,,'t Wordt tijd, jongens", zei 't oude Hoen tegen zijn vrienden Goesinnen en Kleyn- song, „dat er weer eens wat werk aan den winkel komt. Als we 't gierige Fytke eens gingen schaken, daar zou een aardige los prijs op zitten." Gierige Fytke was een rijke boerin, die in het door den Spanjaard be zette Assendelft woonde. De oude boerin hielp en bevoordeelde de Spanjaarden, bleef daardoor zelf natuurlijk buiten schot, maar van 't Hoen zou de vrijbuiters in het hol van den leeuw voeren, maar de maats stemden toch zonder aarzeling toe. Eén ding hadden zij in hun voordeel: Fytke's woning stond aan het water en waar water was, daar waren 't Hoen en zijn mannen thuis. In een donkeren nacht, toen een flinke Zuidwester de golven van het IJ tegen den Westzanerdijk joeg en hevige regenvlagen het onmogelijk maakten verder dan een pas of tien voor zich uiit te zien, zou het waagstuk ondernomen worden, 't Hoen had zelf het roer ter hand genomen en stuurde de boot, die als een pijl, door de golven gleed, recht op het doel aan. Ter hoogte van Assendelft wa6 des tijds in den dijk, die het IJ omzoomde, een opening van eenige meters breedte, het z.g. Assendelver- gat. Daar moest men doorheen om op het bemerkten onze waaghalzen, dat het vij; öelijk kamp in beweging kwam. Lantaai werden ontstoken, de trom werd geroe musketkogels vlogen over hun hoofden zij waren ontdekt! Nu ging het spann Ieder voelde, dat wanneer de vijand vi hen den doortocht naar het ruime IJ reikte, het met hen allen gedaan was. een stormvogel vloog het jacht over Wijkermeer. Korter en korter werd de stand, maar ook de vijanden kwamen si nader. Daar was het Asesndelvergat. een paar krachtige riemslagen en het oogenblik, dat de eerste Spanjolen doorgang bereikten, schoot het jacht pi, snel door de opening naar het ruime wat Wel zond men hun nog eeniige kogels en liet de vijand booten te water om h te vervolgen, maar het doel was berei) Behouden keerden de vrijbuiters te We zaan terug, vanwaar Fytke later, tegen e flinken losprijs, naar haar vrienden terugkeeren. Ingezonden door Wim Nolles. Een buitenkansje. Jansen: Zeg vrouw nou hebben we eve; tjes geboft met die klok, die we in de lie dadigheidsloterij hebben gewonnen loopt zoo prachtig vlug, over een uur do ze maar vijf en vijftig minuten. Ingezonden door Jaap Krult. Kees wandelde met vader en hoort plo seline een hond hevig blaffen. Keesje wf bang. „Kom. kom, zei vader, niet bang zij 't spreekwoord zegt toch: blaffende hond; bijten niet". ,,Ja maar, zei Keesje, als die hond t spreekwoord nu eens niet kent".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 20