Prins Bernhard lid van den Raad van State - Terugkomst „HertogHendrik HET ROODE KENTEEKEN 78ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON NA DB PLECHTIGE INSTALLATIE VAN Z.K.H. PRINS BERN HARD ALS LID VAN DEN RAAD VAN STATE. De Raad van State na de plechtige zitting. EEN INDIAANSCHE PRINSES, stewardess bij een Amerikaansche luchtvaartmaatschappij. NABIJ T WELL O O is een auto in een bocht tegen een boom gebotst, over den kop geslagen en in een sloot terechtgekomen. Een der inzittenden werd zwaar gewond. OTTWELL BINNS. 45) „Wat een knappe jongen!" zei ze sarcas tisch en ging om de een of andere reden weer naar haar slaapkamer terug. Toen ze er weer uit te voorschijn kwam. droeg ze een buitengewoon groot damestaschje. dat uit de manier, waarop ze het vasthield, zwaarder bleek te zijn dan meestal met dergelijke taschjes het geval is. Toen Ter ry dat zag, raadde hij onmiddellijk wat cr.n zat en begon opnieuw te lachen. „Kruier noodig, Janey?'' „Wees niet zoo vervloekt geestig" ant woordde Miss Wakinshaw. „Of een affuit soms? Het moet een zwaar wapen zijn, dat je onder die camouflage met je mee draagt". Het dametje wierp hem een venijnigen blik toe, maar hield zich in en na een kleine pauze begon Terry weer te spreken. ..Wat zou je er van zeggen als we den sleutel van deze deur eens te voorschijn haalden?" „Waarom?" vroeg ze. „Geloof je niet, dat het tijd wordt om hem in gebruik te stellen? Miss Wakinshaw keek op haar klokje en zei kort: „Nee. Nog niet". „Zoo, dat Terry bij zichzelf „ze hebben dus een bepaalden tijd afgesproken. Ik ben benieuwd wat er gaat gebeuren als het oogenblik gekomen is". Hij bleef hierover doordenken, terwijl Miss Wakinshaw een sigaret opstak, op den divan ging zitten en zonder een woord te zeggen haar kalm op begon te rooken, waar bij ze af en toe een blik op de klok wierp. Kort daarop sloeg het halve uur en stond Miss Wakinshaw op, liet het gloeiende eindje van haar sigaret in den aschbak val len en liep naar de deur. „Het uur van het begin van den aanval heeft geslagen!" grinnikte Terry. „We ver laten de loopgraaf". Jane Wakinshaw draaide zich met een ruk om. „Wel verdraaid, wat bedoel je daar mee?" „Als jij dat niet weet dan weet ik het ook niet!" gaf Terry haar ten antwoord. „Maar we zullen het ongetwijfeld spoedig zien". „Wat zijn we toch pienter, hè?" hoonde zij, terwijl ze den sleutel in het slot stak. De deur ging open, maar Terry bleef waar hij was, een berekenende blik in zijn oogen. Hij begreep in de verste verte niet, waarom het meisje haar kamers nog zoo laat op den avond verliet, maar was er wel zeker van dat ze het niet met goede bedoelingen deed. Toen hij aan het handtaschje en zijn inhoud dacht, vermoedde hij wel wat er zou gebeuren, maar hij zei niets, totdat ze de deur geopend had en toen vroeg hij on schuldig „Ga ik met je mee?" „Daarom ga ik juist uit. Om je uit te laten". „Het spijt me, dat je zoo veel moeite moet doen" zei Terry en volgde haar schijnbaar geheel onderworpen naar de lift. Daar stonden ze gedurende het korte oogenblik dat de lift noodig had om naar de hall af te zakken, tegenover elkaar en Terry staarde de vrouw recht in 't gezicht. Het was absoluut zonder eenige uitdruk king. De blauwe baby-oogen waren leeger dan die van een porseleinen pop. Maar hij was er zeker van. dat dit gebrek aan eenige levendigheid slechts een masker was, waar een heftige opwinding achter schuil ging en toen ze uit de lift stapten en samen naar de deur diepen, liet hij nadenkend een hand in de zak van zijn jasje glijden, en zijn vingers sloten zich om het kleine pis tool, dat hij zich toegeëindigd had. Het Waikiki Strand glansde wit in het maanlicht. Daarachter braken de aanrollen de golven in schitterende strepen uiteen. Ergens vlak bij was een band een foxtrot aan het spelen en uit den tuin van het hotel kwam het zachte gefluister van verliefde paartjes. Ze liepen de trap af en begaven zich tusschen de dansende schaduwen van de boomen, waar het gelukkige lachje van een meisje duidelijk hun ooren bereikte. Het was belachelijk te denken, dat er hier iets kon gebeuren, in zicht van het hotel, met fluisterende paartjes overal om hen heen en tientallen feestvierders vlak bij. Toch bespeurde Terry Domville gevaar en waar de schaduwen het diepst waren, stak hij plotseling zijn hand door den arm van het meisje en toen zij trachtte zich los te maken, klemde hij haar als in een schroef. „Als je er niets op tegen hebt, Janey. zullen we zoo verder gaan. Deze schadu wen zijn bedriegelijk ik weet den weg niet erg goed hier." In de schaduw van een apenbroodboom dicht bij den uitgang van den tuin, stond een onbeweeglijke figuur. Terry zag hem net, voordat hij de schaduw binnentrad en voelde den arm, dien hij vasthield, ver stijven. „Zoo!Dus nu!" Terwijl die woorden onuitgesproken door zijn geest vlogen, maakte de gestalte onder den apenbroodboom een vlugge beweging vooruit en met een plotselmgen, krachti- gen ruk bevrijdde Janey Wakinshaw haar arm uit zijn greep. Ze gleed handig opzij en haar hand ging naar het taschje, dat, toen ze de sluiting aanraakte, wijd open sprong. Nog een seconde en ze zou het wapen te pakken hebben dat erin verbor gen zat.Dat ze het met de genadelooze koelbloedigheid van haar mannelijke soort- genooten zou gebruiken, daar was Terry van overtuigd en een ondeelbaar klein oogenblik wist hij niet wat te doen. Je kon nu eenmaal een vrouw niet neerschie ten. zelfs al was ze een tijgerin in men- schengedaante en niemand die Janey Wa kinshaw niet in haar ware gedaante ge zien had. zou gelooven dat dat poppege- zichtje en die onschuldige blauwe oogen iets tijgerachtigs verborgen. Maar hij moest haar onschadelijk maken, evenals die vage gestalte, die nu vlak bij hem was. Hij wist, dat er geen tijd was eers met de een en daarna met den ander at te rekenen, en daarom deed hij het met beiden tegelijkertijd. Op het oogenblik, dat Miss Wakinshaw's hand met een automa tische revolver uit het taschje te voor schijn kwam, deed hij een sprong vooruit, greep haar beet. draaide zich vliegensvlug om en smeet haar letterlijk naar zijn an deren tegenstander. Het pistool knalde, daarbij de vrede van den nacht verstorend en de man waar Janey tegen terecht kwam uitte een vloek, toen hij van de been ge- worpen werd met het kleine vrouwtje languit over zich heen, wat hem verhin derde onmiddellijk handelend op te tre den. En terwijl Terry Domville, die verdere verwikkelingen niet afwachtte, den tuin uitrende en als een breker van records naar zijn eigen hotel vloog, schreeuwde hij inwendig den naam van den man, wiens stem hij onmiddellijk herkend had: „Chan!" HOOFDSTUK XIII. Jimmy Babbage. Achter zich hoorde hij geschreeuw en het rumoer van opgewonden stemmen, maar niemand achtervolgde hem. Hij be reikte zijn eigen hotel een beetje buiten adem, maar volkomen opgewekt en zag op de verlichte veranda zijn vrienden om een klein tafeltje zitten, met de hoofden vlak bii elkaar gestoken. Terwijl hij nog in de schaduw stond zag hij Norma uit haar stoel opstaan en naar de balustrade loo- pen, waar ze in den maanverlichten nacht naar buiten staarde. Hij kon haar gezicht heel duidelijk zien en zag dat er 'n angstig bezorgde uitdrukking op lag. Hij vermoed de wel, dat die bezorgdheid hem gold en dat ze in de war zat over zijn lang uit blijven en daarom riep hij geruststellend tegen haar: „Cheerio, Norma!" ..Terry!" hoorde hij haar zijn naam te gen zijn vrienden roepen met een toon van onuitsprekelijke opluchting in haar stem. Toen verliet ze de balustrade en rende hem langs de veranda tegemoet. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). PRIN BERNHARD TOT LID VANDEN RAAD VAN STATE GEIN STAL- HR. MS. HERTOG HENDRIK", naden LEERD. De aankomst van de Koninklijke familie aan het gebouw van den dienst in de Spaansche wateren, weer in den Raad van State, waar Prins Bernhard door H.M. de Koningin tot lid van dit Helder terug. Het binnenloopen in de college werd geïnstalleerd. haven van Nieuwediep. DE OPENING VAN ,,DE HOFSTADBLOEM" in de nieuwe tentoonstellings gebouwen op „Houtrust" in de residentie. Tijdens den rondgang. Links minister Gelissen, naast hem de commandant van het veldleger luit.-generaal J. J. G. baron van Voorst tot Voorst.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 5