S/oor onze' Paaschtafel Amerika door de Noormannen ontdekt De dadelpalm: het brood der woestijn Hier is de beloofde teekening van het „midden stuk" met de eendjes en de hazen. drijven en reed een ziekenihnisauto voor om de juffrouw uit den winkel, die flauw gevallen was, weg te brengen, 't Werd zoo'n vreeselijke herrie dat niemand meer naar de arme Paaschhaasjes omkeek. Die zaten midden in de étalage od hun staartje en wisten niet hoe ze 't hadden. „Hoe komen we hier uit?" bibberde Tobias „Onze tooverstafjes!" zei Boudewijn. Ze raakten even de ruit aan en.weer ston den de haasjes op straat. „Hollen!" riep Tobias En meteen zetten ze het op een loopen. tusschen de beenen van een langen agent door. langs menschen en fietsen en auto's wegweg, de stad uit! Toen het avond werd gingen ze even uit rusten aan den grooten weg. in een klein boschje. waar het een beetje beschut was. Er woei een scherpe voorjaarswind. De beide haasjes huilden van teleurstel ling en van kou en Boudewijn sloeg zijn arm om Tobias heen om hem te troosten. „Hazen van mechaniek, Hazen van elec- tra" bromde Tobias. ..Brutale, vieze beesten" zei Boudewijn verontwaardigd Ze zuchtten nog eens diep en vielen toen van vermoeidfaeid in slaap. En toen kwam de fee van net nieuwe leven voorbij en zij nam de kleine vriendelijke haasjes in haar armen en droeg ze voorzichtig terug naar het land van het Wonder. R DE RUYTER-v. d. FEER. l>e Vikingen bezochten de Nieuwe Wereld 1 nog vóór Columbus. Wist je wel dat de oude Noormannen, de Vikingen, al 500 jaren vóór Columbus, op hun koene tochten over den Noorde lijken Atlantischen oceaan, behalve IJs land en Groenland, ook Noord-Amerika ontdekt hebben? Langen tijd heeft men dit niet willen gelooven, maar tegenwoor dig is alle twijfel verdwenen, omdat men over onwederlegbare bewijzen beschikt. Een oude geschiedschrijver, Adam van Bremen, schreef in het jaar 1075 een werk in het Latijn, waarin melding gemaakt wordt van de tochten der Noormannen en Friezen naar die streken. Daarin wordt gesproken over een land, toen bekend on der den naam van Vinland. en ontdekt door de Noormannen. De oude geschiedenis van IJsland bevat niet minder dan zeventien verhalen, waar in dit land wordt bedoeld. Deze verhalen vermelden de voortbrengselen van dat rijke land. o.a. de wijndruif, eigengezaaid koren, de ahorn (suikerboom), verschillend gevleugeld wild. als de eidergans, en ver der de zalm, de kabeljauw en andere vis- schen. De wilde wijnstok, waarvan Nieuw- Engeland (d.i. de staten ten Oosten van New-York) verschillende oorspronkelijke soorten heeft, wordt genoemd, terwijl deze in 't geheel niet in de veel minder vrucht bare landen der Noormannen voorkwam. Op de z.g. Piziganikaarten van 1367 is ten Westen van Ierland een land getee- kend, met den naam Brazilië, hetgeen op niets anders kan berust hebben dan op de verhalen der Noormannen. Een meer ge wone naam voor deze streken was in de Noorsche taal Nyja (nie'ja) land of Nieuw-Land. Erik de Roode, een Scandinavische ko ningszoon, wordt als een der wildste en stoutste zeevaarders beschreven. Hij ont dekte Groenland en gaf het zijn naam. Erik kreeg twist met zijn bootsvolk en koos daarom dat land tot zijn vaste woon plaats. Zijn oudste zoon, die den mooien naam van Leif de Gelukkige droeg, was een even stout ontdekker als zijn vader. In het jaar 1000 zeilde hij met 30 man van Groenland weg. Zij kozen hun weg west waarts door de IJszee, totdat zij land met heuvels, bosch en rivieren zagen. Waar schijnlijk was het de kust van New-Found- land. Dit land kon hen echter maar matig bekoren, waarop zij koers zetten naar het einden van Nova Scotia. Door den wind De vorige week heb ik je haarfijn uit gelegd, hoe je een paar leuke dieren, n.l. hazen en eendjes kunt maken voor de koffietafel met Paschen. Nu hoop ik maar, dat je 't gedaan hebt gekregen en dus al met gespannen ver wachting uitkijkt naar de krant, waarin je het heele middenstuk ziet afg^eeld. Hier zie je het dan: in het midden een vijver, gemaakt van een kleinen spiegel met mos er omheen. In den vijver twee eend jes van wit papier met een roze suiker eitje in den rug en tien schattige gele kuikentjes. begunstigd kwamen zij meer zuidwaarts en bereikten zij op die manier als de eerste blanken het tegenwoordige Nieuw-Enge- land. De overblijfselen van kampvuren en van dieren, die klaarblijkelijk tot voedsel gediend hadden, gaven hun de overtui ging, dat hier menschen woonden. De Vi kingen bouwden er hutten, en overwin terden in dit land. Het volgende jaar zeil de een jongere zoon van Erik, Thorwald, uit. Deze had dank zij de mededeelingen van zijn broeder, niet veel moeite dezelfde streken terug te vinden. Hij betrok met zijn mannen dezelfde hutten en zij deden van daaruit hun onderzoekingstochten, die zich uitstrekten tot Connecticut, Rhode- Island en zelfs de baai van New-York. Op zekeren dag strandde het schip bij kaap Cod, en hier kwamen de Noorman nen voor het eerst in aanraking met de inboorlingen, de bewoners van het land. Deze aanraking was al even onzacht als gewoonlijk, want de wilde Vikingen vielen de acht, in ruwe tenten liggende en niets kwaads vermoedende inboorlingen, ter stond zoo onstuimig op het lijf, dat slechts één van hen aan~ het zwaard ontkwam. Deze riep natuurlijk in allerijl zijn stam- genooten te wapen tegen de bloeddorstige bleekgezichten, die in hun land waren doorgedrongen. In grooten getale vielen zij weldra de Noormannen aan. Thorwald werd door een pijl doodelijk gewond en zijn mannen moesten al strijdend voor de overmacht terugtrekken. Na hun aanvoer der te hebben begraven, zeilden de Vikin gen noordwaarts terug, en daarna zetten zij koers naar Groenland. Verder vermeldden de oude kronieken nog de reis van Thorstein, Eriks derden zoon. die met 25 man en zijn vrouw, uit voer naar Vinland. Deze tocht liep echter niet best af. want het schip verging in de Baffinsbaai en Thorstein verloor daarbij het leven. Onder de latere emigranten wordt ook Treydisa, een dochter van Erik, genoemd, een sluwe, eigenzinnige vrouw, die geen erg lieftallig karakter bezat. Zij veroor zaakte hevige twisten in de kolonie, die eindigden met den dood van verscheidene kolonisten. Niet minder dan 30 hunner werden door de kwaadaardige Treydisa met eigen hand omgebracht. De overigen keerden naar Groenland terug. Ongeveer 30 jaar geleden is in- den staat Minnesota, d.i. ten Noordwesten van Chi cago. een steen gevonden, die den vorm heeft van de gedenksteenen, welke de Phoeniciërs op hun ontdekkingsreizen plachten op te richten. De steen draagt het volgende inschrift in de oud-Zweed- sche taal, die slechts weinig verschilt van het hedendaagsche Noorsch. „Acht Gothen en twee en twintig Noren op een ontdekkingsreis van Vinland west waarts. Wij hadden een kamp bij twee rotsachtige eilanden, één dagreis ten Noor den van dezen steen. Wij waren één dag uit visschen. Toen wij terug kwamen von Vijf mooie hazen, die ieder een gekookt ei dragen, dat je met eierverf hebt ge kleurd óf een grooter suikerei, staan op het gras rondom den vijver. Of wil je liever het andere plannetje uit voeren, dus een heuvel van mos maken, met een holletje vol eieren? Dan laat je de hazen ieder met een ei op den rug van den heuvel komen en plaatst bovendien bij ieder bord een eendje met een kuikentje! Veel pleizier met je Paaschtafel en in de vacantie! den wij tien mannen rood met bloed en dood. Ave Maria, beware ons voor onheil. Wij hebben tien man bij de zee om ons schip te bewaken, een en veertig dagrei zen van dit eiland. Jaar 1362." Als de steen gevonden is op de plaats, waar hij oorspronkelijk geplaatst was, dan bewijst dit, dat deze zwervers uit hethooge Noorden te land even onvermoeibaar wa ren als ter zee. Hiermede eindigt het verhaal van de Noormannen. Zij verdwenen uit de Nieu we Wereld, alsof ze er nooit een voet gezet hadden, en Amerika lag er meer dan een eeuw in eenzaamheid en vergetelheid, tot dat van Columbus' schepen de kreet weerklonk: „Land, land!". Zooals je weet heeten de vruchtbare plaatsen in de woestijnen oasen. Dat is de naam. dien de Egyptenaren haar hebben gegeven. Oeah beteekent in 't oude Egyp tisch een station, een rustpunt op de reis. De Grieken namen het woord over en wij praten de Grieken na. Rijk is de oase niet. maar alle waardeering is een kwestie van vergelijking! voor hem, die de troostelooze woestijn, die huilende wil dernis, is doorgetrokken, is de oase een paradijs. De groote rijkdom van de oase is de dadelpalm, een slanke boom van 15 tót 25, soms zelfs 50 meter hoog. Hij draagt een kruin van vedervormige bladeren, vele meters lang en daartusschen hangen zijn vruchten, verscheiden trossen, elk van een paar honderd dadels, zoodat één boom soms 100 K.G. vruchten geeft. Den groot- sten rijkdom aan vruchten schenkt de boom tusschen zijn vijf en dertigste en zijn honderdste jaar. De dadelpalm is een gekweekte boom, al sinds zulk een onheug- lijken tijd, dat sommige soorten zelfs geen zaden meer bevatten en dus alleen nog door scheuten uit de wortels voortgeplant kun nen worden. Maar de boom geeft nog veel meer dan vruchten. De jonge bladeren er> bloemknoppen worden als groente gebruikt De geweekte zaden dienen tot veevoeder of worden geroosterd en tot koffie ver werkt. De bladstelen verschaffen den rei zigers een wandelstok, de blad- en schors vezels worden gebruikt als vlechtmateriaal en als de boom geen vruchten meer dragen, kan, dient zijn hout om er woningen van tc bouwen. Palmwijn wordt gewonnen uit het sap van den stam en de vrucht geeft bij uitpersing een soort siroop, waaruit men door gisting een wijnachtige drank bereidt. Je ziet dus wel: de dadelpalm is in de woestijngebieden, evenals de kokespalm op de Zuidzee-eilanden, het groote geschenk van de natuur, waarbuiten in die streken anders geen dragelijk bestaan mogelijk was.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1937 | | pagina 20